Chiappino Vitelli en de citadel van Antwerpen
Chiappino Vitelli en de citadel van Antwerpen
Giovan Luigi Vitelli werd in 1520 in Città di Castello (in het huidige Umbrië) geboren in een familie van militairen. Zijn vader Niccolò en zijn grootvader Paolo hadden hun sporen verdiend als condottieri en zelf had hij op jonge leeftijd samen met zijn oom Alessandro de wapens opgenomen voor hertog Cosimo I van Toscane. Giovan Luigi wordt meestal “Chiappino” Vitelli genoemd, waarbij men zou kunnen denken dat die naam misschien kan verwijzen naar de hoed (chapeau) waarmee hij werd geportretteerd (zie fig.1), maar het is echter ook mogelijk dat zijn bijnaam iets te maken had met zijn capaciteiten als een sluwe “vanger” van vijanden of tegenstanders (chiappare betekent vangen, strikken, beetnemen) (zie verder). Meer dan waarschijnlijk heeft hij zijn bijnaam overgeërfd van zijn verre oom Giovan Luigi di Giovanni Vitelli, die over dezelfde capaciteiten beschikte.
Chiappino had zijn reputatie als militair verdiend met zijn deelname aan de oorlogen tegen de Barbaresken (hij werd in dat verband de “verlosser van Toscane” genoemd) en zijn aandeel in de strijd tegen Siena. Onder het commando van Gian Giacomo il Medeghino, de condottiere uit de Milanese tak van de Medici, was hij aanwezig bij de zegerijke Slag in Scanagallo (1554) die geleid heeft tot de annexatie van Siena bij het hertogdom Toscane. Vijf jaar later had hij een einde gemaakt aan de republiek van Montalcino waar de laatste tegenstanders van het bewind van Cosimo zich verschanst hadden. Als beloning kreeg Vitelli van Cosimo de titel van markies van Cetona en werd hij één van de eerste ridders (en gran connestabile) van de Ridderorde van Santo Stefano die Cosimo in 1562 had opgericht.
Vasari en Stradano hebben Chiappino een aantal keren vereeuwigd in de Zaal der 500 van het Palazzo Vecchio. Hij verschijnt op il Trionfo della guerra di Siena (zie fig.2), la Rotta dei Turchi a Piombino en la Presa di Porto Ercole.
In Firenze had Vitelli in 1558 het Palazzo di Gualfonda (Valfonda), in de buurt van Santa Maria Novella, gekocht van de familie Bartolini. Hij woonde er samen met zijn vrouw Leonora Cybo (een achterkleindochter van Lorenzo il Magnifico) met wie hij in 1548 gehuwd was op voorspraak van Cosimo.
Chiappino werd een trouwe medewerker en vertrouwensman van de hertog die behalve zijn militaire ervaring ook zijn capaciteiten als diplomaat en bouwkundige wist te appreciëren.
In april 1567 kreeg hertog Cosimo het verzoek van koning Filips II van Spanje, om Vitelli naar de Nederlanden te sturen waar hij ging samenwerken met de nieuwe gouverneur don Fernando Alvarez de Toledo y Pimentel, beter bekend als de hertog van Alva. Chiappino voerde het bevel over een aantal Italiaanse infanterieregimenten en vervoegde de “ijzeren hertog” begin juni in Genua om dan samen met een leger van 10.000 man langs de camino español eind augustus de Nederlanden te bereiken. Alva verdeelde zijn grote troepenmacht dan verder over de garnizoenen van Antwerpen, Gent, Diest, Luik, Enghien, Doornik en Brussel.
Vitelli woonde in Brussel waar hij op 5 juni van het volgende jaar getuige was van de terechtstelling van de Graven van Egmont en Horne. Hij was betrokken geweest bij de arrestatie van de 2 edellieden in september 1567 toen die waren ingegaan op een uitnodiging (van Chiappino in opdracht van Alva?) om deel te nemen aan een maaltijd en een vergadering over de toestand van de fortificaties in Thionville en Luxemburg. De goedgelovige Egmont en Horne waren in de val getrapt en hadden zich op kinderlijke wijze laten “vangen”. Ze werden opgepakt en in het “Spanjaardenkasteel” van Gent opgesloten. Vitelli heeft met dit bedrieglijk opzet zijn bijnaam (die hij al had in 1548 toen Cosimo hem Chiappino noemde in een brief aan Maximiliaan van Habsburg) alle eer aangedaan. Prins Willem van Oranje had blijkbaar onraad geroken want die was niet ingegaan op de uitnodiging.
Om verdere opstanden (zoals de Beeldenstorm van 1566) te onderdrukken liet Alva nieuwe fortificaties aanleggen. Zijn voorgangster Margareta van Parma had reeds de noodzaak van de bouw van een citadel in Antwerpen ingezien (“om de moeilijke inwoners in bedwang te houden”) en een ontwerp laten maken door haar vertrouweling, de bouwkundige Francesco de’ Marchi, maar toen Alva haar als landvoogd kwam vervangen in augustus 1567 gaf hij de opdracht aan Francesco Paciotto die de citadel van Turijn had gebouwd. Chiappino ging op zoek naar een perfecte locatie voor het fort en kreeg samen met de Milanese generaal Gabrio Serbelloni de supervisie van de bouw volgens de plannen van Paciotto en diens opvolger Bartolommeo Campi. Serbelloni was door Alva tot gouverneur van Antwerpen (dat toen 100.000 inwoners telde) benoemd en hij was ook de eerste bevelhebber van de citadel. Zijn opvolger als commandant was Sancho d’Avila, de man die verantwoordelijk was voor de Spaanse Furie in november 1576.
De citadel was een uitbreiding van de Spaanse omwalling en een perfect vijfhoekig bolwerk met 5 bastions die de namen Fernando, Toledo, Paciotto, Alva en Duc hadden gekregen. Het geheel was 5 ha groot en omgeven door een gracht (zie fig.3) en kon ca. 1500 soldaten herbergen in crisistijd. Vóór de bouw van de citadel werden de soldaten, tot algemene onvrede, bij de burgers ondergebracht.
Terwijl het Antwerpse stadhuis in 1565 nog ca.150.000 gulden (carolus) gekost had, hing aan het ganse citadel-project een prijskaartje van meer dan 800.000 gulden (ca. 45 miljoen euro) vast. Er werd een nieuwe belasting geheven en de Antwerpenaars mochten meteen 400.000 gulden ophoesten. Het project had wel enkele honderden arbeiders werk bezorgd gedurende 4 jaar waarbij terloops kan vermeld worden dat een metselaar in die tijd 151 gulden per jaar en een metserdiender 89 gulden per jaar verdiende. Hoofdingenieur Paciotto ontving 50 gulden per maand (600 per jaar).
De citadel werd gebouwd aan de zuidpunt van de stadsmuur, tegenwoordig de wijk “Het Zuid”. Een Archeologisch onderzoek in de tuin van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in 2016 bracht de exacte ligging van de dwangburcht van Alva aan het licht. Onder het museum werden toen de resten van het bastion Fernando gevonden.
Toen de laatste bezettingstroepen, na de Pacificatie van Gent, de citadel in augustus 1577 hadden verlaten begonnen de Antwerpenaren met het afbreken van de gehate dwangburcht, maar in 1588 werd ze heropgebouwd nadat Alexander Farnese (een andere Italiaan) de stad in 1585 voor Filips II heroverd had.
Tijdens de Belgische Revolutie werd de citadel in oktober 1830 andermaal het toneel van oorlogsgeweld. In 1870 werd besloten de in puin geschoten citadel volledig af te breken en in 1881was de sloop voltooid. Op de vrij gekomen grond werd dan het Zuiderkwartier opgericht.
De werken aan de citadel waren gereed in 1571 en ondertussen had Vitelli zich opnieuw verdienstelijk gemaakt op het slagveld. Nadat hij met een Spaans contingent de Staatse troepen o.l.v. Lodewijk van Nassau had kunnen afhouden van de inname van Groningen en wegens zijn aandeel in de Spaanse zege tijdens de Slag bij Jemmingen (in juli 1568) kreeg hij van Alva in opdracht van koning Filips II de titel van maestro di campo generale (hoofd van het leger).
In januari 1569 had Alva de “Vitelli-commissie” (waarvan behalve Chiappino ook Serbelloni en Campi deel van uitmaakten) naar Holland en Zeeland gestuurd om er de toestand van de vestingswerken te inspecteren. Gianbattista Guicciardini rapporteerde over dat bezoek in zijn brieven aan Cosimo’s oudste zoon, Francesco de’ Medici (zie art. Lodovico Guicciardini, een Florentijn in Antwerpen). Vitelli zelf onderhield een drukke correspondentie met hertog Cosimo.
In datzelfde jaar werd Vitelli met een diplomatieke missie naar Engeland gestuurd, waar hij bij koningin Elisabeth I de teruggave van een aantal Spaanse schepen (en hun kostbare inhoud) moest gaan bepleiten. Het was één van zijn weinige opdrachten die hij niet tot een goed einde wist te brengen.
In 1572 werd hij aan het been gekwetst toen hij samen met don Fadrique de Toledo (de zoon van Alva) deelnam aan het beleg van Bergen in Henegouwen, dat uiteindelijk door de Spanjaarden veroverd werd.
Van de nieuwe landvoogd don Luis Requesens y Zuniga kreeg Chiappino de heerlijkheden van Merksem en Dambrugge die het eigendom geweest waren van de in 1568 terechtgestelde burgemeester van Antwerpen, Antoon Van Straelen.
Zijn laatste militair optreden vond plaats in oktober 1575 in Zeeland waar hij aanwezig was bij de Slag te Zierikzee tegen de Watergeuzen. Vitelli werd na een zware val uit zijn draagstoel (hij leed aan obesitas en moest rondgedragen worden aan het front) naar Antwerpen gebracht, waar hij aan de gevolgen van zijn kwetsuren overleed op 3 november. Het was niet direct een eervolle dood voor een groot militair, maar sommige bronnen beweren dat die val niet per ongeluk zou gebeurd zijn maar op instigatie van enkele jaloerse Spaanse officieren . Zijn lichaam werd overgebracht naar zijn geboortestadje Città di Castello waar het in de familiekapel van de kerk van San Francesco werd bijgezet.
JVL
Stamboom Vitelli
Niccolò (1414-86)
________________|_________________________
| | |
Camillo (1459-96) Vitellozzo (1458-1502) Paolo (1461-99)
| ______|_____________
Vitello (1480-1528) | |
Alessandro (1500-54) Niccolò II (1496-1529
________________|______ | |
Giovan Luigi Paolo II (1519-74)
“Chiappino” (1520-75)
Chiappino Vitelli and the citadel of Antwerp
Giovan Luigi Vitelli was born in 1520 in Città di Castello (in present-day Umbria) into a family of condottieri. His father Niccolò and his grandfather Paolo had earned their spurs as military leaders and together with his uncle Alessandro the young man had taken up arms for Duke Cosimo I of Tuscany. Giovan Luigi was usually called "Chiappino" Vitelli and one could think that this name might refer to the hat (chapeau) with which he was portrayed (see fig.1). However, it is also possible that his nickname had something to do with his abilities as a cunning "catcher" of enemies or opponents (chiappare means to catch, to grab, to trick). He probably inherited his surname from his distant uncle Giovan Luigi di Giovanni Vitelli, a man who exhibited the same abilities.
Chiappino had fought in the wars against the Barbaresques (he was called “the liberator of Tuscany”) and he had his part in the conquest of Siena. Under the command of Gian Giacomo il Medeghino, the condottiere from the Milanese branch of the Medici, he was present at the victorious Battle of Scanagallo (1554) which led to the annexation of the city to the Duchy of Tuscany. Five years later he had put an end to the republic of Montalcino where Cosimo’s last opponents had entrenched themselves. As a reward, Vitelli received the title of Marquis of Cetona and became one of the first knights (and gran connestabile) of the Order of Santo Stefano that Cosimo had founded in 1562.
Vasari and Stradano immortalized Chiappino a number of times in the Hall of the 500 of the Palazzo Vecchio. He figures in il Trionfo della guerra di Siena (see fig.2), la Rotta dei Turchi a Piombino and la Presa di Porto Ercole.
In Florence, Vitelli had bought the Palazzo di Gualfonda (Valfonda), near Santa Maria Novella, from the Bartolini family in 1558. He lived there with his wife Leonora Cybo (a great-granddaughter of Lorenzo il Magnifico) to whom he was married in 1548 upon recommendation of Duke Cosimo.
Chiappino became a loyal associate and confidant of the duke who, in addition to his military experience, also appreciated his abilities as a diplomat and structural engineer.
In 1567, at the request of King Philip II of Spain, Cosimo sent Vitelli to the Low Lands where he became a valued collaborator of the new governor don Fernando Alvarez de Toledo y Pimentel, better known as the Duke of Alva. Chiappino commanded a number of Italian infantry regiments and joined the “iron duke” early June in Genoa. With an army of 10.000 men they marched along the camino español to reach the Netherlands by the end of August. Alva then divided his large force between the garrisons of Antwerp, Ghent, Diest, Liège, Enghien, Tournai and Brussels.
Vitelli was living in Brussels where he witnessed the execution of the Counts of Egmont and Horne on June 5 of the following year. He had been involved in the arrest of the 2 noblemen in September 1567 when they had accepted an invitation (from Chiappino on behalf of Alva?) to take part in a meal and a meeting on the state of the fortifications in Thionville and Luxembourg. The gullible Egmont and Horne had fallen into the trap and had allowed themselves to be "caught" in a childlike way. They were arrested and locked up in the "Spaniards' Castle" of Ghent.
With this deceitful intent Vitelli has lived up to his nickname, which he already had in 1548 when Cosimo called him Chiappino in a letter to Maximilian of Habsburg. Prince William of Orange had apparently smelled treachery because he had not accepted the invitation.
In order to suppress new uprisings (such as the Iconoclasm of 1566), Alva had reinforcements built .His predecessor Margareta of Parma had already recognized the need for the construction of a citadel in Antwerp ("to keep the difficult inhabitants under control") and had a design made by her confidant, the architect Francesco de' Marchi, but when Alva came to replace her as governor in August 1567, he handed the matter over to Francesco Paciotto, who had built the citadel of Turin. Chiappino went in search of a perfect location for the fort and was given, together with the Milanese general Gabrio Serbelloni, the supervision of its construction according to the plans of Paciotto and his successor Bartolommeo Campi. Serbelloni had been appointed governor of Antwerp (which then had a population of 100.000) by Alva and he was also the first commander of the citadel. His successor as commander was Sancho d'Avila, the man who was responsible for the Spanish Fury in November 1576.
The citadel was an extension of the Spanish ramparts and a perfect pentagonal stronghold with 5 bastions that were given the names Fernando, Toledo, Paciotto, Alva and Duc. The whole was >12 acres in size and surrounded by a moat (see fig.3) and could accommodate about 1.500 soldiers in a time of crisis. Before the construction of the citadel, the soldiers were, to general dissatisfaction, housed with the civilians.
While the Antwerp city hall had cost around 150,000 guilders (carolus) in 1565, the entire citadel project had a price tag of more than 800,000 guilders (about 45 million euros). A new tax was levied so that the people of Antwerp were immediately obliged to cough up 400,000 guilders. The project had provided work to several hundred labourers for 4 years and it may be interesting to know that a mason at that time earned 151 guilders per year and a mason’s servant 89 guilders per year. Principal engineer Paciotto recieved 50 guilders per month (600 per year).
The citadel was built at the southern tip of the city wall, nowadays the district "Het Zuid". An archaeological survey in the garden of the Royal Museum of Fine Arts in 2016 revealed the exact location of Alva's stronghold. Beneath the museum were found the remains of the bastion Fernando.
When after the Pacification of Ghent, the last occupying forces had left the citadel in August 1577, the people from Antwerp started tearing down the hated castle, but in 1588 it was rebuilt when Alexander Farnese (another Italian) had recaptured the city in 1585 for the Spanish king.
During the Belgian Revolution, the citadel once more became the scene of war violence in October 1830. In 1870 it was decided to demolish the ruined citadel and in 1881 the destruction was complete. The “Zuiderkwartier” was then erected on the vacant land.
The works on the citadel were finished in 1571 and in the meantime Vitelli had made himself worthy on the battlefield again. Because he could prevent the taking of Groningen by the “Staatse” troops of Louis of Nassau and thanks to his part in the Spanish victory at the Battle of Jemmingen (in July 1568) he received from Duke Alva the title of maestro di campo generale (supreme head of the army) by order of King Philip II.
In January 1569, Alva had sent the “Vitelli Commission” (Serbelloni, Campi and Chiappino) to Holland and Zeeland to inspect the condition of the fortifications. Gianbattista Guicciardini reported on that visit in his letters to Cosimo's eldest son, Francesco de' Medici (see art. Lodovico Guicciardini, a Florentine in Antwerp). Chiappino himself maintained a busy correspondence with Duke Cosimo.
In the same year, Vitelli was sent on a diplomatic mission to England, where he had to plead with Queen Elizabeth I for the return of a number of Spanish ships (and their precious contents). It was one of his few assignments that he did not manage to complete successfully.
In 1572 he was wounded during the siege of Mons in Hainaut when he was fighting at the side of don Fadrique de Toledo (the son of Duke Alva).
From the new governor don Luis Requesens y Zuniga Chiappino received the lordships of Merksem and Dambrugge that had been the property of the mayor of Antwerp, Antony Van Straelen, who was executed in 1568.
His last military action took place in October 1575 in Zeeland where he was present at the Battle of Zierikzee against the “Watergeuzen”. After a heavy fall from his sedan chair (he suffered from obesity and had to be carried around at the front), Vitelli was taken to Antwerp where he died of the consequences of his injuries on November 3. This was not at all an honorable death for a great soldier, but some sources claim that his fall did not happen by accident but at the instigation of some jealous Spanish officers. His body was transferred to his hometown of Città di Castello where it was interred in the family chapel of the church of San Francesco.
Literatuur:
Campaña del Duque de Alba. https://caballipedia.es/campaña_del_duque_de_Alba
Dekker, C Zeeland en Holland 1569. Een rapport voor de hertog van Alva.
In: Nederlandse historische bronnen dl.2 www.dbnl.org
Lainez, F Un pica en Flandes, Madrid 2007
Lodone, M. Vitelli, Giovanni Luigi, in: dizionario biografico, vol.99 (20
Mavilla, F. Chiappino Vitelli e i fratelli Guicciardini (Horti Hesperidum, 2018).
Pye, M Antwerpen, de gloriejaren. Amsterdam, 2021
Reijner, C. Het eerste Italiaanse geschiedwerk over de opstand. Francesco Bocchi’s kroniek.
In: Revue Belge de Philologie et d’Histoire, 2017, pp.297-320.
Rooms, E. Politieke, sociale en economische studie van het garnizoen van Antwerpen.
Bijdrage tot de militaire geschiedenis der Nederlanden 1567-1577 (Uni.Gent 1969).
Scholliers, E. Loonarbeid en Honger. De levensstandaard in de XVe en XVIe eeuw te Antwerpen.
Antwerpen, 1960.
Soly, H. De bouw van de Antwerpse citadel (1567-1571). Sociaal-economische aspecten.
In: Belgisch Tijdschrift voor militaire geschiedenis 21, 6 (1976) 549-578.
Van den Heuvel, C. Vitelli, Chiappino, markies van Cetona, in: Dutch revolt
(Leiden) https://dutchrevolt.leiden.edu/
Van Laerhoven, J. zie art. Lodovico Guicciardini, een Florentijn in Antwerpen