Alessandro de' Medici's wanbeleid en wangedrag
Alessandro de’ Medici’s wanbeleid en wangedrag
In tegenstelling tot wat sommige auteurs beweerd hebben was het bewind van Alessandro de’ Medici (de eerste hertog van Firenze) absoluut geen zegen voor zijn stadsgenoten. Na de inname van de stad door de keizerlijke troepen in 1530 kregen de Florentijnen te maken met de dictatuur van de natuurlijke zoon van paus Clemens VII die tevens de schoonzoon van keizer Karel V was (zie fig.1).
Omwille van zijn uiterlijk werd hij Alessandro il Moro genoemd. Van een economische politiek of een financieel herstelbeleid na de oorlogsjaren was er tijdens zijn regering (1532-37) geen of nauwelijks sprake.
De schaarse positieve hervormingen die hij heeft doorgevoerd (die grotendeels door zijn pauselijke vader waren voorbereid), zoals het creëren van een degelijke administratie en het benoemen van betrouwbare functionarissen, waren in de eerste plaats een middel om zijn persoonlijk gezag te versterken. Het belang van de burgers en de staat kwam pas op de 2de plaats en elke vorm van protest werd (met militair geweld) onderdrukt.
Om zijn positie als alleenheerser duidelijk te maken had hij de grote klok uit de toren van het Palazzo Vecchio, die de burgers moest verwittigen bij gevaar of hen voor een parlamento (volksraadpleging) naar de piazza kon oproepen, laten weghalen.
Alessandro had zich bij zijn stadsgenoten ook zeer onpopulair gemaakt door af te kondigen dat de Florentijnen al hun wapens moesten inleveren. Dat werd beschouwd als een maatregel van een tiran en de constant in de straten patrouillerende soldaten maakten van de gelegenheid misbruik om tijdens hun zogezegde zoektochten naar wapens te plunderen en te stelen: bovendien was het niet moeilijk om iemand te beschuldigen van rebellie door wapens in zijn huis binnen te smokkelen. Een overtreding op het verbod van wapendracht werd zwaar beboet en vele Florentijnen dumpten hun wapens nog liever in de Arno dan ze in te leveren.
Aanvankelijk bleven de vroegere instellingen bestaan, maar toen bleek dat de hertog zich niet meer als een “primus inter pares” (zoals de Medici uit de tijd van il Magnifico) ging gedragen, maar als een soort van dictator, begon er bij de oligarchen wrevel te ontstaan. Hun klasse werd stilaan uitgezuiverd en het aantal verbanningen oversteeg de 1.000. Diegenen waarvan hij niet zeker was dat ze aan zijn kant stonden gaf il Moro functies in het Florentijns territorium (bijvoorbeeld als gouverneur) waardoor ze de contacten met de andere malcontenten verloren. Op die manier werden zij stilaan volgzame hovelingen, die scherp in het oog gehouden werden. Zijn trouwe aanhangers kregen een zitje in de nieuw opgerichte Senaat. Ook het feit dat hij steun zocht bij de middenklasse (de popolani) tegen de gevestigde aristocratie viel niet in goede aarde bij de oligarchen.
In 1535 gingen de bannelingen (de fuorusciti) op initiatief van Alessandro’s neef, Ippolito de’ Medici, bij het keizerlijk tribunaal in Napels zelfs een proces aanspannen tegen de hertog wegens wanbeleid, maar dat is, aangezien Alessandro de schoonzoon was van de keizer, zonder resultaat gebleven.
Behalve met zijn wanbeleid had Alessandro il Moro de Florentijnen ook gechoqueerd met zijn losbandig gedrag. Zijn braspartijen en nachtelijke escapades (zelfs de nonnen waren niet veilig in hun kloosters!) waren een alledaags verschijnsel geworden in de stad. In ruil voor seksuele tegenprestaties was Alessandro ook bereid vermindering van belasting toe te staan.
Kronikeur Bernardo Segni vertelt in zijn Storie Fiorentine hoe de hertog zich liet helpen door zijn kompanen Giomo da Carpi en zijn neef Lorenzino de’ Medici (zijn latere moordenaar) om de koord vast te houden wanneer hij over de muren van huizen of kloosters wilde klimmen. Francesco Vettori, senator en gerespecteerd politicus, had Alessandro er voor gewaarschuwd dat het gedrag van iemand die ‘s nachts over muren klom om weerloze vrouwen te gaan molesteren, hun vriendschap ernstig in de weg stond. De hertog nam echter geen aanstoot aan zijn woorden en lachte Francesco’s opmerking weg.
Van Alessandro is geweten dat hij verscheidene affaires met Florentijnse dames en ook aanrandingen op zijn actief had. Alessandro heeft o.a. een verhouding gehad met Alessandra de’ Mozzi, de vrouw van Lamberto Sacchetti. Zij had er reeds verscheidene minnaars op na gehouden (o.a. Filippo Strozzi) en toen Alessandro haar wilde inruilen voor Alessandrina Acciaiuoli, besloot Alessandra de hertog een liefdesdrankje te geven om hem voor zich terug te winnen. Dat werd echter beschouwd als een poging tot vergiftiging (die wellicht was opgezet door Filippo Strozzi?) en Alessandro liet de vrouw 2 dagen lang door 2 van zijn handlangers in de hertogelijke stallen verkrachten. Daarna lieten zij haar achter aan de poort van haar woning, waar ze enkele dagen later stierf.
Toch waren er meer dan genoeg kandidates om met de hertog het bed te delen en Alessandro maakte er een hobby van om deugdzame echtgenotes te verleiden. Zo had hij op een bepaald moment zijn oog laten vallen op de mooie Luisa Strozzi (de dochter van Filippo en de vrouw van Luigi Capponi). Toen zij echter al zijn toenaderingspogingen constant afweerde, besloot de hertog om haar naar een gemaskerd dansfeest te lokken dat georganiseerd werd door zijn kamerheer Guglielmo Martelli, die met Luisa verwant was.
Alessandro had zich verkleed als een monnik, maar nog voor hij met Luisa alleen in een kamer was en haar had kunnen benaderen werd Luisa verwittigd en kon ze vluchten. Daarop liet hij Giuliano Salviati, zijn metgezel en partner in crime, de vrouw stalken en haar goede naam door het slijk halen. Toen enkele tijd later Giuliano Salviati werd neergestoken, werden de zonen van Strozzi (terecht?) van de moord beschuldigd. De vendetta was nog niet ten einde want op 4 december 1534 werd Luisa Strozzi tijdens een maaltijd bij haar zus Maria en haar schoonbroer Lorenzo di Piero Ridolfi het slachtoffer van een vergiftiging. Daderes zou de weduwe van Giuliano Salviati geweest zijn, maar het gerucht deed de ronde dat Alessandro de opdrachtgever of de medeplichtige achter de schermen was.
Ook Alessandrina Acciaiuoli was vergiftigd geworden, maar dat haar moord en die van Luisa in opdracht van de hertog gebeurd zijn is niet bewezen. Het moet ook wel gezegd dat de meeste van deze verhalen pas geschreven werden na Alessandro’s dood wat sommige auteurs doet besluiten dat ze deel uitmaakten van een lastercampagne. Maar waar er rook is, is er meestal vuur…
Ondanks al zijn liefdesaffaires werd er van Alessandro gezegd dat hij aan één van zijn minnaressen, Taddea Malaspina, was trouw gebleven (zie fig.2). Ook nadat hij getrouwd was met Margareta van Habsburg, de natuurlijke dochter van keizer Karel.
Taddea was de mooie dochter van Antonio Malaspina, de markies van Massa en Lucrezia d’Este (die waarschijnlijk afgebeeld is op een fresco van Bernardo Luini in de Pinacoteca Malaspina van Pavia).
Toen zij na de dood van haar vader en haar echtgenoot Gianbattista Biario di Scandiano samen met haar moeder in het begin van de jaren 30 naar Firenze was afgereisd, nam zij daar haar intrek in het vroegere Palazzo Pazzi dat sedert 1478 in het bezit van de familie Cybo gekomen was.
Behalve Taddea en haar moeder verbleven hier ook kardinaal Innocenzo Cybo, zijn broer Gian Battista (de aartsbisschop van Marseille) en zijn zus Caterina (de hertogin van Camerino).
Taddea had zich al vrij snel een reputatie van een zeer “lustige weduwe” opgebouwd en was uiteindelijk ook in de armen van Alessandro terecht gekomen.
Op het schilderij van Pontormo uit 1534 (Museum of Art, Philadelphia) dat de hertog haar als geschenk gegeven had, is Alessandro een vrouwenprofiel aan het tekenen, waarvan men zegt dat het zeer waarschijnlijk Taddea is (zie fig.3).
Taddea Malaspina heeft Alessandro 2 kinderen geschonken; een zoon Giulio (1533-1600) en een dochter Giulia (1535-88). Giulio werd onder de hoede van kardinaal Innocenzo Cybo geplaatst, maar was amper 4 jaar toen zijn vader vermoord werd. Volledig in de lijn van de vaderlijke en grootvaderlijke traditie heeft ook Giulio voor een aantal bastaardjes gezorgd.
Giulia trouwde in 1559 met Benedetto de’ Medici en volgde haar echtgenoot naar Napels waar hij het feudum van Ottaiano kocht en er de gelijknamige tak van de Medici stichtte.
Alessandro had ook nog een dochter, Porzia (1537-65) van onbekende moeder, die na de dood van haar vader geboren is en in het klooster van San Clemente in de Via San Gallo werd opgevangen waar zij dan later abdis geworden is.
Behalve voor Taddea heeft Alessandro ook voor haar zuster Ricciarda amoureuze interesses gehad. Ricciarda (die haar vader opgevolgd was als markiezin van Massa en in 1520 gehuwd was met Lorenzo Cybo) was in 1533 naar Firenze gekomen waar zij zich bij haar familieleden in het Casa Malaspina gevoegd had. Alessandro bracht haar geregeld nachtelijke bezoeken en toen er in mei 1535 een aanslag beraamd werd tegen de hertog had men in Ricciarda’s kamer een kist met springstof geplaatst, maar de samenzwering werd ontdekt en Alessandro ontsprong de dans (zie art: De mysterieuze dood van Ippolito de’ Medici).
Gaetano Pieraccini, die Alessandro in zijn werk over de Medici bestempelde als een ordinaire crimineel en vrouwenverkrachter, was van oordeel dat de ongebreidelde libido van de hertog ook te maken had met zijn sterk ontwikkeld reukorgaan en zijn interesse voor parfums. Net zoals bij de dieren heeft de reuk een duidelijke seksuele functie. Het volgen van zijn lage instincten was volgens Pieraccini te wijten aan de zeer nederige afkomst van Alessandro’s moeder (zie art: Was Alessandro il Moro werkelijk een moor?).
Toen Alessandro il Moro op 6 januari 1537 vermoord werd, had dat ook alles te maken met een liefdeshistorie. Op een bepaald moment had de hertog zijn wellustig oog had laten vallen op Caterina Ginori Soderini, een tante van zijn neef Lorenzino di Pierfrancesco die eens te meer als koppelaar moest optreden. Er werd ook verteld dat Lorenzino zijn zuster Laudomia aan Alessandro aangeboden had, maar die bewering blijkt onjuist te zijn.
Zoals eerder gezegd vond Alessandro het een uitdaging om fatsoenlijke, eerbare vrouwen te verleiden en toen Lorenzino met het voorstel kwam om de zeer mooie en deugdzame Caterina aan het hertogelijk lijstje toe te voegen, was il Moro direct overtuigd. Caterina was getrouwd met Leonardo Ginori en was de zus van Maria Soderini de moeder van Lorenzino. Zij was al verscheidene keren niet op de avances van de hertog ingegaan en totaal niet op de hoogte van de machinaties van haar neef. Lorenzino had de hertog wijs gemaakt dat, vermits Caterina’s echtgenoot Leonardo op reis was naar Napels, zij zich eenzaam voelde en dan toch bereid was om hem te ontmoeten. Lorenzino loog dat Caterina echter niet naar het Palazzo Medici wilde gaan (zij wenste immers niet gezien te worden) en er werd afgesproken dat zij naar Lorenzino’s woning zou komen in de Via Larga op zaterdagavond 6 januari 1537.
Maar daar werd Alessandro niet opgewacht door de mooie Caterina maar door Lorenzino en een huurmoordenaar genaamd Scoronconcolo. Alessandro bezweek onder de dolksteken en de moordenaars konden ontkomen. Waarom Lorenzino zijn neef vermoord heeft is nog altijd niet duidelijk: hijzelf beweert (in zijn Apologia) dat hij Firenze wilde bevrijden van een tiran, maar dat verhaal gelooft niet iedereen.
Met alles wat Alessandro op zijn kerfstok had, is het niet verwonderlijk dat hij op een gewelddadige wijze aan zijn einde is gekomen.. Hij is echter niet het slachtoffer van een revolte of een staatsgreep geworden, maar van een laffe moord . Zijn grote zwak voor vrouwen en onverzadigbare libido hebben hem onvoorzichtig gemaakt en zijn tenslotte de oorzaak van zijn ondergang geworden.
JVL
Alessandro de Medici’s mismanagement and misconduct
Contrary to some authors who claim that his reign was not that bad, the government of Alessandro de' Medici (the first Duke of Florence) was by no means a blessing for his fellow-citizens. After the conquest of the city by the imperial forces in 1530, the Florentines had to deal with the dictatorship of the son of Pope Clement VII, who was also the son-in-law of Emperor Charles V (see fig.1). Because of his looks, he was called Alessandro il Moro.
One can hardly speak of an economic policy or a financial recovery movement during his government. The scarce positive reforms he has implemented (largely prepared by his papal father), such as creating a proper administration and appointing reliable officials, were primarily a means of strengthening his own personal authority. The well-being of the citizens and the state was of a minor importance. Any form of protest was suppressed by military force.
To invigorate his position as an absolute ruler, he had the large bell, that had to warn citizens in case of danger or invite them to the piazza for a parlamento (consultation of the people) removed from the tower of the Palazzo Vecchio.
Alessandro had made himself also very unpopular by proclaiming that the Florentines should deliver all their weapons. This was considered a measure of a tyrant, and his soldiers constantly patrolling the streets took advantage of the opportunity to loot and steal during their search. Moreover, it was not difficult to accuse someone of rebellion by smuggling weapons into his home. A violation was heavily penalized and many Florentines dumped their weapons in the Arno rather than hand them over to the authorities.
Initially the republican institutions continued to exist, but then it became apparent that the Duke was no longer going to behave like a "primus inter pares" (“the first of his peers” as were the Medici in the times of il Magnifico) but as a kind of autocrat and many oligarchs began to feel resentment. Their class was gradually purified and the number of banishments exceeded 1.000. Those of whom he wasn't sure received remote assignments (for example as governor) which caused them to lose contact with the other dissidents. In this way they gradually became docile courtiers, who were closely watched.
His loyal supporters were seated in the newly created Senate. The fact that he sought support from the middle class (the popolani) against the established aristocracy did not go down well with the oligarchs either. In 1535, the exiles (the fuorusciti) even went to the imperial tribunal in Naples and accused the Duke of mismanagement, but that was, since Alessandro was the emperor's son-in-law, completely useless.
Alessandro de' Medici also shocked the Florentines with his profligate behavior. His bacchanals and nocturnal escapades (even the nuns were not safe in their monasteries!) had become an everyday phenomenon in the city. In exchange for sexual counter-performance, Alessandro was even willing to allow tax relief.
In his Storie Fiorentine, chronicler Bernardo Segni reveals us how the Duke was helped by his companions Giomo da Carpi and his cousin (and later murderer) Lorenzino de' Medici to hold the cord as he tried to climb over house walls or monastery walls. Francesco Vettori, a senator and respected politician, had warned Alessandro that the behavior of someone who climbed over walls at night to molest defenseless women could harm their friendship . However, the Duke took no offense to his words and laughed off Francesco's remark.
Alessandro is known for his several affairs with Florentine ladies and he did not flinch for sexual assaults. Amongst others he had an affair with Alessandra de' Mozzi, the wife of Lamberto Sacchetti. She had already had many lovers (including Filippo Strozzi) and when Alessandro dumped her for Alessandrina Acciaiuoli, Alessandra de’ Mozzi decided to give the Duke a love potion to regain his affection. However, this was considered as an attempt to poison him (which may have been set up by Filippo Strozzi?) and Alessandro had the woman raped by two of his accomplices in the ducal stables for 2 days. Then they left her at the doorstep of her house, where she died a few days later.
Yet there were more than enough candidates to share the bed with the Duke, and Alessandro made it a habit to seduce virtuous wives. One day he had his eye on the beautiful Luisa Strozzi (the daughter of Filippo and the wife of Luigi Capponi). However, when she constantly resisted all his attempts at rapprochement, the Duke decided to lure her to a masked dance party organized by his chamberlain Guglielmo Martelli, who was related to Luisa.
Alessandro was disguised as a monk, but before he could isolate her in a room and approach her, Luisa was notified and able to flee. He then ordered Giuliano Salviati, his companion and partner in crime, to stalk the woman and drag her good name through the mud. When a bit later Giuliano Salviati was stabbed to death, Strozzi's sons were charged with the murder. The vendetta had not yet come to an end because on December 4, 1534, Luisa Strozzi was the victim of poisoning during a meal in the company of her sister Maria and her brother-in-law Lorenzo di Piero Ridolfi. Perpetrators would have been Giuliano Salviati's widow, but it was rumored that Alessandro was the man behind the scenes.
Alessandrina Acciaiuoli had also been poisoned, but that her murder and Luisa's were done at the Dukes’ command has not been proven.
It must also be said that most of these stories were only written after Alessandro's death, which makes some authors conclude that they were part of a smear campaign. But there is usually no smoke without fire....
Despite all his love affairs, Alessandro was said to have remained faithful to one of his mistresses, Taddea Malaspina. Taddea was the beautiful daughter of Antonio Malaspina, the Marquis of Massa and Lucrezia d'Este ( probably depicted on a fresco by Bernardo Luini in the Pinacoteca Malaspina at Pavia, see fig.2). After the death of her father and her husband Gianbattista Biario di Scandiano, Taddea travelled to Florence with her mother in the early 1530s, and took up residence in the former Palazzo Pazzi, which had been owned by the Cybo family since 1478.
Together with Taddea and her mother, Cardinal Innocenzo Cybo, his brother Gian Battista (the Archbishop of Marseille) and his sister Caterina (the Duchess of Camerino) were also staying here. Taddea quickly gained a reputation as a very "merry widow" and ended up inevitably in Alessandro's arms.
In the 1534 painting of Pontormo (Museum of Art, Philadelphia) that the Duke had given her as a gift, Alessandro is drawing a woman’s profile, which is said to be most likely Taddea (see fig.3).
Taddea Malaspina bore Alessandro 2 children, a son Giulio (1533-1600) and a daughter Giulia (1535-88). Giulio was placed under the care of Cardinal Innocenzo Cybo, but he was only 4 years old when his father was murdered. Completely in line with the paternal and grandfatherly tradition, Giulio fathered a number of bastards.
Giulia married Benedetto de' Medici in 1559 and followed her husband to Naples where he bought the feudum of Ottaiano and founded the eponymous branch of the Medici.
Alessandro also had another daughter, Porzia (1537-65) of unknown mother, who was born after the death of her father and was taken care of in the monastery of San Clemente in Via San Gallo where she later became abbess.
Alessandro had also amorous interests for Ricciarda, Taddea’s sister. Ricciarda (who succeeded her father as the Marquise of Massa and married Lorenzo Cybo in 1520) came to Florence in 1533 and joined her relatives at the Casa Malaspina (formerly Palazzo Pazzi).
Alessandro regularly visited her at night, and when in May 1535 an attempt to kill the Duke was planned, the conspirators placed a trunk with explosives in Ricciarda's room. However the conspiracy was discovered and Alessandro escaped barely (see article: The mysterious death of Ippolito de' Medici).
Gaetano Pieraccini, who described Alessandro as a common criminal and a rapist in his work on the Medici, felt that the Duke's unbridled libido was related to his highly developed olfactory organ and his interest in perfumes. As with the animals, the smell has a clear sexual function. His low instincts had, according to Pieraccini, everything to do with the very humble origins of Alessandro's mother (see article: Was Alessandro il Moro really a moor? )
Alessandro was murdered on January 6, 1537 in connection with a love affair. When he had set his mind on Caterina Ginori Soderini, an aunt of his cousin Lorenzino di Pierfrancesco, the latter had to act as a matchmaker. It is also said that Lorenzino had offered his own sister Laudomia to Alessandro, but that turns out not to be true.
As mentioned earlier, Alessandro found it a challenge to seduce decent, honorable women, and when the very beautiful and virtuous Caterina came into the picture, il Moro was immediately convinced. Caterina was married to Leonardo Ginori and was the sister of Maria Soderini the mother of Lorenzino. She had not responded to the Duke's advances at several occasions and was not at all aware of the plot. Lorenzino had told the Duke that since Caterina's husband Leonardo was travelling to Naples, she was lonely and willing to meet him. Lorenzino lied that Caterina did not want to go to the Palazzo Medici (she did not wish to be seen) and it was agreed that she would come to Lorenzino's home in the Via Larga on Saturday evening January 6, 1537. However Alessandro was not welcomed by the beautiful Caterina but attacked by Lorenzino and a hitman named Scoronconcolo. The duke was stabbed to death and the killers managed to escape.
Why Lorenzino killed his cousin is still not very clear. He claims (in his Apologia) that he wanted to free Florence from a tyrant but not everyone is ready to accept that story.
With such a bad reputation and criminal record it was no surprise that il Moro was killed in a violent way. However, he has not become the victim of a revolt or a coup d'état, but of a cowardly murder. His great love for women and insatiable libido had made him careless and had finally brought him down.
Literatuur:
Bettoni, N. Storie de Bernardo Segni e di Giovambattista Adriani.Vol.1. Milaan, 1834,
Cesati, F. I Medici, Prato, 1999.
Dall’Aglio, S. Truth and Lies of a Renaissance Murder, in: Murder in Renaissance Italy,
part III, p.130. Londen, 2017.
Dorini, U. I Medici e i loro tempi. Firenze, 1989.
Hale, J.R. Florence and the Medici. Londen, 2001.
Lucas-Dubreton, J. Zo leefden de Florentijnen. Baarn, 1982.
Milanesi, G. Storia Fiorentina di Benedetto Varchi, libro 14. Firenze, 1857
Pieraccini, G. La Stirpe dei Medici di Cafaggiolo, dl.I. Firenze, 1924.
Romagnoli, G. A Ceccherelli: delle attioni e sentenze del S. Alessandro de’ Medici.
Bologna, 1865.
Strathern, P. The Medici, Godfathers of the Renaissance. Londen, 2003.
Van Laerhoven, J. Alessandro de’ Medici il Moro (1532-37). Kermt, 2019.
De Medici: moorden en complotten. Herk-de-Stad, 2014.
zie artikel: Was Alessandro de’ Medici il Moro werkelijk een moor?
zie artikel: De mysterieuze dood van Ippolito de’ Medici.
Vannucci, M. I Medici. Una famiglia al potere. Rome, 1989.