Aurelio Scetti, een Toscaanse galeislaaf in dienst van de hertog.

Aurelio Scetti, een Toscaanse galeislaaf  in dienst van de hertog.

Op 7 oktober 1571 vond in de Golf van Patras in Nafpaktos (Lepanto voor de Italianen) de beroemde zeeslag plaats, waarbij een christelijke vloot de Turkse vloot een zware nederlaag toebracht. De constante dreiging van de Ottomaanse vloot in de Middellandse Zee had uiteindelijk geleid tot de vorming van een Heilige Liga die door paus Pius V in het leven geroepen was. Het Toscane van hertog Cosimo I was in een coalitie gestapt met de Republiek Venetië, Spanje en haar Italiaanse bezittingen, de Pauselijke Staten, de Republiek Genua, het hertogdom Savoye en de ridders van Malta.  Terwijl de Venetianen hun handel verstoord zagen in de Middellandse Zee, was de paus uitermate bezorgd over de grote dreiging van de Islam en zag Spanje met lede ogen aan tegen het terreinverlies in Noord-Afrika.

Zowel de Turkse als de christelijke vloten bestonden hoofdzakelijk uit galeien die door roeiers werden aangedreven. In Lepanto namen er aan beide zijden meer dan 200 galeien aan het gevecht deel (zie fig.1). Spanje en de Italiaanse bezittingen hadden 50 galeien gestuurd, Genua had voor 27 galeien gezorgd, maar het leeuwenaandeel, 117 schepen (inclusief de 6 galjassen of zware schepen met geschut), kwam uit Venetië. De hertog van Savoye en de ridders van Malta hadden ieder nog voor 3 galeien gezorgd.
De pauselijke vloot, die onder leiding stond van Marcantonio Colonna, bestond uit 12 galeien, die door groothertog Cosimo I waren uitgerust en die behoorden tot de Toscaanse marine en de Orde van Santo Stefano: die 12 schepen luisterden naar de namen van la Toscana, la Fiorenza, la Grifona, la Vittoria, la Pace, la Pisana, la San Giovanni, la Santa Maria, la Serena, la Padrona, la Suprema  (ook La Elbigina genoemd) en la Reina.

Fig. 1 Slag bij Lepanto (Anoniem, 17de eeuw, Staatliche Museen Berlin).

Aan boord van één van deze schepen bevond zich ook Aurelio Scetti, een Florentijnse musicus, componist en dichter die na de moord op zijn vrouw naar de galeien gestuurd was en een dagboek geschreven heeft over de 12 jaar die hij als roeier uitgezeten heeft.
Scetti had zijn vrouw Caterina Dagli op 20 augustus 1565 in Arezzo (om onbekende reden) het hoofd ingeslagen. Hij werd ter dood veroordeeld, maar zag zijn onthoofding op het laatste moment omgezet worden in een levenslange straf als galeislaaf. Die “gunstmaatregel” had voorzeker te maken met zijn relaties, die hij in hogere kringen had en wellicht ook met het feit dat hertog Cosimo roeiers nodig had om zijn galeien te bemannen. Het is niet met zekerheid bekend op welk schip Aurelio tijdens de slag bij Lepanto gediend heeft en waarom hij na 12 jaar vrij gekomen is: zijn dagboek eindigt in dat jaar (1).

Scetti’s werk is autobiografisch en was vooral bedoeld als een smeekschrift aan groothertog Francesco I om amnestie te verkrijgen (2). Door de nadruk te leggen op zijn loyaliteit en zijn grote inzet op de galeien hoopte hij op vergiffenis en een terugkeer in de maatschappij. Hij eindigt zijn dagboek met de vermelding dat de stadsraad van Portoferraio hem een job als schoolmeester had aangeboden, maar of hij die aanvaard heeft is niet geweten.
Aurelio citeert de namen van de kapiteins die de leiding hadden over de christelijke vloot, maar geeft weinig details over het verloop van de slag zelf. Dat is vrij logisch aangezien hij vastgeketend zat in het ruim van het schip (3).

"Op de zevende dag van oktober, in het jaar des Heren 1571, brak de hel los op de zee. Onze galei schudde van de klappen der kanonnen, en het zweet gutste van mijn voorhoofd terwijl ik, geketend aan mijn roeibank, het bevel kreeg om harder te roeien dan ooit tevoren. De lucht was dik van rook en kruit, en boven ons, op het dek, hoorde ik het ijzeren gekletter van zwaarden en het geschreeuw van stervende mannen (4). De zon stond hoog, maar ik kon haar nauwelijks zien door de dampen van vuur en bloed. Ik bad in stilte, niet om mijn leven, maar om de kracht om te blijven trekken, om niet de ketenbroeder naast mij ten val te brengen. Want wie instortte, sleurde een ander mee, en dan was het einde nabij. Toen het gevecht luwde, waren we nog in leven. Mijn rug was gebroken van uitputting, mijn handen bebloed van het hout en ijzer van de riem. Maar ik leefde. En dat, zo dacht ik, moest een teken zijn van God."

Aurelio Scetti geeft geen details over de moord op zijn vrouw, maar hij is zich bewust van zijn schuld en verzoent zich met zijn straf. In zijn pleidooi voor zijn rehabilitatie herinnert hij de groothertog aan zijn bijdrage aan de Slag bij Lepanto in 1571. Hij doet dat niet voor een aantal andere campagnes, die hij gedurende de volgende 6 jaar meegemaakt had, maar die niet zo gunstig waren verlopen. Zo ging o.a. het in 1573 door de Spanjaarden veroverde Tunis het volgende jaar opnieuw verloren en moesten de Venetianen Cyprus in handen laten van de Turken.

Fig.2 Illustratie (zelfportret)  uit het manuscript van Scetti.

"Ik ben een man van zonden, dit weet ik goed. Mijn hand heeft bloed doen vloeien, en het recht heeft gesproken. Toch, na twaalf jaren geketend aan hout en ijzer, geslagen door zon en storm, vraag ik mij af of genoeg boete is gedaan. Mijn rug draagt de littekens van de roeibank, maar mijn ziel – o mijn ziel – draagt de zwaardere last. Niet de honger of de pijn doen mij wankelen, maar de herinnering aan wie ik was, en de vraag of ik ooit weer iemand mag zijn. Daarom neem ik de pen ter hand, niet als vrij man, maar als dienaar van berouw. Moge mijn woorden u bereiken, Hoogwaardige Heer Francesco, zoals een verloren zoon zijn vader aanroept. Niet om genade af te dwingen, maar om gehoord te worden, mens tot mens. Laat deze bladzijden getuigen van mijn strijd, mijn spijt, en mijn hoop. Want als ik, een roeiende gevangene onder de zon van Lepanto, nog iets heb – dan is het dat: hoop."

In het manuscript van zijn dagboek, dat pas in 1999 werd uitgegeven door Luigi Monga, zijn ook enkele tekeningen van Scetti overgenomen (zie fig.2). Dat hij zijn dagboek geschreven heeft terwijl hij vastgeketend zat aan een roeiersbank kan als een fantasierijke dichterlijke vrijheid geïnterpreteerd worden, maar zijn relaas is een interessante getuigenis van een overlevende van de beroemde zeeslag (5).

(1)     Hij had op verschillende galeien gevaren en tijdens vroegere campagnes had hij geroeid op La Pisana, maar het is niet zeker dat dit ook het geval was in Lepanto. Daar zou hij misschien aan boord van La San Giovanni gezeten hebben. Hij is waarschijnlijk na 12 jaar “wegens goed gedrag” vervroegd vrijgekomen. Zijn leeftijd is niet bekend, maar men kan veronderstellen dat hij dan bijna vijftig moet geweest zijn.
(2)     Francesco I was zijn vader Cosimo I als groothertog van Toscane opgevolgd in 1574. Of hij Scetti dan uiteindelijk toch nog amnestie gegeven heeft in 1577 is niet duidelijk.
(3)     De Toscaanse galeien hadden gemiddeld 200 roeiers aan boord en een 60-tal zeelui. Daar werden bij een militaire operatie een paar 100 soldaten aan toegevoegd. Meestal waren de roeiers gevangen vijanden (moslims) of veroordeelde misdadigers zoals in het geval van Aurelio.
(4)     Nadat een vijandelijke schip geënterd werd, vochten de soldaten verder lijf-aan-lijf op het dek. Blijkbaar was dat hier goed afgelopen want de mannen in het ruim konden blijven verder roeien. Wanneer hun schip tot zinken gebracht werd, wachtte hen de verdrinkingsdood.
(5)     Een andere overlevende van de slag was de Spaanse militair Miguel de Cervantes, de schrijver van Don Quijote. Hij was aan boord van het Spaanse schip “La Marquesa” en heeft een standbeeld gekregen in de haven van Nafpaktos. Voor Aurelio was die eer niet weggelegd.

JVL

                                                                       

Aurelio Scetti, a Tuscan galley slave in the service of the Duke.

The famous battle of Lepanto (Nafpaktos in Greek), took place in the Gulf of Patras on October 7, 1571 when a Christian fleet inflicted a heavy defeat on the Turkish fleet. The constant threat of the Ottomans in the Mediterranean had eventually culminated in the creation of a Holy League. Under the leadership of Pope Paul V, Grand Duke Cosimo I of Tuscany had joined a coalition with the Republic of Venice, Spain and its Italian possessions, the Republic of Genoa and the Duchy of Savoy.  While the Venetians saw their trade disrupted in the Mediterranean, the pope was extremely concerned about the increasing power of Islam and Spain was embittered by the loss of territories in North Africa.

Both the Turkish and Christian fleets consisted mainly of galleys powered by rowers. In Lepanto, more than 200 galleys took part in the battle on each side (see fig.1).
Spain and its Italian possessions had sent 50 galleys, Genoa had provided 27, but the lion's share, 117 ships (including the 6 galleasses or gunboats), came from Venice. The Duke of Savoy and the Knights of Malta had each sent 3 more galleys into the battle.
The papal fleet, led by Marcantonio Colonna, consisted of 12 galleys, belonging to the Tuscan navy and the Order of Santo Stefano and equipped by Grand Duke Cosimo I.  These 12 ships were named la Toscana, la Fiorenza, la Grifona, la Vittoria, la Pace, la Pisana, la San Giovanni,  la Santa Maria, la Serena, la Padrona, la Suprema (also called La Elbigina) and la Reina.

On board of one of these ships was Aurelio Scetti, a Florentine musician, composer and poet who was sent to the galleys after murdering his wife (for unknown reasons). He wrote a diary about the 12 years he spent as a rower.
Scetti had killed his wife Caterina Dagli in Arezzo on August 20, 1565. He was sentenced to death, but saw his beheading commuted to life imprisonment on the galleys at the last minute. This “favour” certainly had to do with his contacts, which he had in higher circles, and perhaps also with the fact that Duke Cosimo needed rowers to man his galleys. It is not exactly known on which ship Aurelio served during the battle of Lepanto and why he was released after 12 years of hard labour; his diary ends in that year (1).

Scetti’s work is autobiographical and was mainly intended as a petition to Grand Duke Francesco I to obtain amnesty (2). By emphasizing his loyalty and his great commitment to the cause he hoped for forgiveness and a return to society. He ends his diary by mentioning that the city council of Portoferraio had offered him a job as a schoolmaster, but it is not known whether he accepted it.
Aurelio cites the names of the captains in charge of the Christian fleet, but gives few details about the course of the battle itself. This is quite logical since he was chained in the hold of the ship (3).

"On the seventh day of October, in the year of our Lord 1571, all hell broke loose on the sea. Our galley shook with the blows of the cannons, and the sweat gushed from my forehead as I, chained to my rowing bench, was ordered to row harder than ever before. The air was thick with smoke and powder, and above us, on the deck, I heard the iron clash of swords and the screams of dying men. The sun was high, but I could hardly see it because of the fumes of fire and blood. I prayed silently, not for my life, but for the strength to keep pulling, not to bring down the chain brother next to me. Because whoever collapsed, dragged someone else with him, and then the end was near. When the fighting subsided, we were still alive. My back was broken from exhaustion, my hands bloodied from the wood and iron from the belt. But I was alive. And that, I thought, must be a sign from God."

Aurelio Scetti does not give details about the murder of his wife, but he is aware of his guilt and reconciles himself to his punishment. In his plea for his rehabilitation, he reminds the Grand Duke of his contribution to the Battle of Lepanto in 1571. He does not speak about other (less successful) campaigns that he had experienced during the following 6 years; the Venetians had to give up Cyprus in 1573 and Tunis, which was conquered by the Spaniards the year before, was lost again in 1574.

"I am a man of sins, I know this well. My hand has shed blood, and justice has spoken. Still, after twelve years chained to wood and iron, beaten by sun and storm, I wonder if enough penance has been done. My back bears the scars of the rowing bench, but my soul – oh my soul – carries the heavier burden. It is not the hunger or the pain that makes me falter, but the memory of who I was, and the question of whether I can ever be someone again. That is why I take up the pen, not as a free man, but as a servant of repentance. May my words reach you, Most High Lord Francesco, as a prodigal son calls on his father. Not to enforce grace, but to be heard, person to person. Let these pages bear witness to my struggle, my regrets, and my hopes. Because if I, a rowing prisoner under the sun of Lepanto, have anything else – it is that: hope."

In the manuscript of his diary, which was only published in 1999 by Luigi Monga, some drawings by Scetti were included (see fig.2). The image that he wrote his diary while he was chained to a rower's bench can be interpreted as an imaginative poetic license, but his account is an interesting testimony of a survivor of the famous naval battle (5).

 (1)    He had sailed on several galleys and during earlier campaigns he had been rowing on La Pisana, but it is not certain that this was also the case in Lepanto. There he would have been on board of La San Giovanni.
He was probably released early after 12 years "because of good behaviour". His age is not known, but one can assume that he must have been almost fifty by then.
(2)    Francesco I had succeeded his father Cosimo I as Grand Duke of Tuscany in 1574. It is not clear whether he finally gave Scetti amnesty in 1577 or not.
(3)    The Tuscan galleys had an average of 200 rowers and 60 sailors on board. A few 100 soldiers were added during a naval battle. Mostly rowers were enemy prisoners or convicted criminals such as Aurelio.
(4)    When an enemy ship was boarded, the soldiers fought hand-to-hand on deck. Apparently that ended well in this case because the men in the hold could continue rowing. When their ship was sunk, drowning awaited them.
(5)    Another survivor of the battle was the Spanish soldier Miguel de Cervantes, the author of Don Quijote. He was on board of the Spanish ship "La Marquesa" and received a statue in the port of Nafpaktos. Aurelio did not.

Literatuur:
Guarnieri, G.               I Cavalieri di Santo Stefano nella storia della Marina Italiana (1562-1859).
                                          Pisa, 1960.
Mancini, A.                  The Journal of Aurelio Scetti. A Florentine Galley Slave at Lepanto (1565-77) 
www.thefreelibrary.
Mellini, M.                   Aurelio Scetti, uxoricida, galeotto, memorabilista e aspirante maestro nella
Pontaferraio del 1565-77. www.mucchio-selvaggio.
Monga, L.                    Galee toscane e corsari barbareschi. Il diario di Aurelio Scetti galeotto   
             fiorentino (1565-1577). Fornacette, 1999.
Van Laerhoven, J.       De Medici en de Ridders van Santo Stefano. Kermt, 2018.