Battista Frescobaldi en het complot van 1481 tegen Lorenzo de’ Medici.
Battista Frescobaldi en het complot van 1481 tegen Lorenzo de’ Medici.
De Frescobaldi zijn in de 13de eeuw uit de Val di Pesa naar Firenze gekomen en hebben zich daar als wolhandelaars en bankiers snel rijk gemaakt. Achteraf hebben zij veel grond en landerijen gekocht in de contado waar zij begin 14de eeuw aan wijnbouw zijn beginnen doen, waarvoor zij momenteel nog steeds bekend zijn
Als belangrijke Grandi waren de Frescobaldi zeker geen vrienden van de Medici, maar toch kan er niet van een echte vijandschap gesproken worden. De relaties tussen de Frescobaldi en de Medici waren er op vooruit gegaan toen Giovanni di Niccolò Frescobaldi (uit de tak van Neri) voor Lorenzo il Magnifico vertegenwoordiger van de Medici-bank werd in Brugge en Venetië.
Zeer merkwaardig is het verhaal van Battista Frescobaldi (waarschijnlijk de zoon van Bardo di Tommaso uit de tak van Lamberto) die in 1479 in Constantinopel verbleef en die zijn medewerking verleend had bij de arrestatie van Bernardo Bandini Baroncelli, de moordenaar van Lorenzo’s broer Giuliano.
Bandini was na de Pazzi-aanslag (april 1478) eerst naar Napels en van daaruit naar de stad aan de Bosporus gevlucht waar hij hoopte bescherming te krijgen van zijn familieleden die er deel uitmaakten van de Florentijnse kolonie in het stadsdeel Pera (of Galata). Carlo di Jacopo Baroncelli was daar van 1472 tot 1476 consul geweest, een functie die Lorenzo Carducci had overgenomen in 1477.
Op 11 juli 1479 stuurde il Magnifico zijn neef Antonio di Bernardo de’ Medici naar Constantinopel (Istamboel) om er sultan Mehmet te bedanken voor zijn tussenkomst en Bandini in de boeien te slaan en hem naar Firenze te brengen. Samen met Bandini en Antonio de’ Medici keerde ook Battista Frescobaldi terug naar Firenze, waar Bandini op 29 december 1479 werd opgehangen in het Palazzo del Bargello.
Verrassend genoeg werd Battista op 2 juni 1481 zelf gearresteerd op verdenking van het organiseren van een complot tegen Lorenzo de’ Medici. Het was het opzet van de samenzweerders geweest om il Magnifico te vermoorden op Pinksterzondag (10 juni) in de kathedraal of in de kerk van de Carmine. Sommige auteurs situeren de geplande aanslag op Hemelvaartsdag, einde mei.
Behalve Battista di Bardo Frescobaldi werden ook Marotto (Amoretto) di Guido Baldovinetti en Antonio di Giovanni Balducci in hechtenis genomen. Marotto had contacten gehad in Rome met Girolamo Riario (één van de leiders van het Pazzi-complot en Lorenzo’s aartsvijand) en Battista behoorde tot zijn vriendenkring.
Bovendien stond Frescobaldi al sedert zijn terugkeer uit Constantinopel onder speciaal toezicht. Hij heeft waarschijnlijk veel contacten gehad met Bandini en misschien heeft die hem kunnen overtuigen dat er aan de tirannie van Lorenzo een einde moest gesteld worden. Het is niet uitgesloten dat Battista verdacht en beschuldigd geworden is van samenzwering door Antonio de’ Medici, die wellicht van zijn gesprekken met Bandini getuige geweest is en die hem daarna scherp in de gaten gehouden heeft.
Battista heeft onder tortuur bekentenissen afgelegd en als hoofdschuldige Neri di Agnolo Acciaiuoli aangewezen, die toen echter veilig in Rome vertoefde. De Acciaiuoli’s waren geen nieuwkomers inzake complotteren want Neri’s vader Agnolo was reeds betrokken geweest bij de Pitti-samenzwering tegen Piero de’ Medici in 1466 en zijn overgrootvader stond aan het hoofd van de samenzwering van 1396 tegen de oligarchen (zie art. Donato Acciaiuoli en de samenzwering van 1396).
Tijdens het onderzoek was ook de naam van Francesco di Giovanni Balducci gevallen (Roscoe noemt hem Filippo), maar aangezien die naar Siena gevlucht was, werd zijn broer Antonio, die waarschijnlijk niets met de zaak te maken had, in zijn plaats geëxecuteerd. Samen met Baldovinetti en Frescobaldi werd hij op 6 juni opgehangen aan de vensters van het Palazzo del Bargello.
Nog steeds is niet iedereen overtuigd van Battista’s echte moordplannen aangezien zijn bezwarende bekentenissen waren afgelegd onder tortuur. Wat Frescobaldi zou bezield hebben om een aanslag te plannen (met slechts enkele medestanders) terwijl hij zeer goed wist hoe moeilijk dat was en wat de gevolgen waren bij een mislukking, blijft een mysterie. Bovendien was de aanslag ook helemaal niet goed voorbereid en dus snel ontdekt.
Naast een ideologische reden (de vrees voor een tirannie van Lorenzo) heeft Battista misschien ook nog een andere reden voor zijn optreden gehad en vond hij dat hij onvoldoende beloond was geworden voor de vangst van Bandini. Misschien had hij gedacht aan een financiële compensatie * of aan een zetel in de Tre Maggiori, en is dat ijdele hoop geweest.
Nadat Leonardo di Stoldo Frescobaldi (uit de tak van Neri) in maart 1480 nog prior geweest was, moesten de Frescobaldi wachten tot in september 1496 (na de verjaging van de Medici in 1494) vooraleer zijn broer, Gherardo di Stoldo, opnieuw mocht zetelen in het stadsbestuur als lid van de 12. Ook voor de familie Baldovinetti was dat het geval; Guido di Francesco, prior in mei 1475, werd pas opgevolgd door Giovanni di Guido (de halfbroer van Marotto) als lid van de 12 in juli 1495.
Op 13 maart 1482 werd in Firenze Nicola Capponi, bijgenaamd Cola Montano, geëxecuteerd. Hij werd beschouwd als een spion van Girolamo Riario en had op de pijnbank bekend dat hij samen met Neri Acciaiuoli reeds een aanslag tegen Lorenzo de’ Medici beraamd had in Napels toen die daar in 1480 op bezoek was bij koning Ferrante. Voor de Florentijnen was het duidelijk dat Riario achter al die samenzweringen tegen il Magnifico zat en er werd meteen een verband gelegd met het complot van Frescobaldi, maar die had (ook onder tortuur) eerder in 1481 verklaard dat hij niets met Riario te maken had gehad. Geduld is echter een mooie deugd en toen in 1488 Riario zelf het slachtoffer van een dodelijke aanslag werd (zie art. Caterina Sforza, de Tijgerin van Forli), werd er luidop gefluisterd dat het zeer waarschijnlijk een wraakactie van Lorenzo was.
De bedoeling van de samenzwering van Frescobaldi in 1481 was om na de moord op Lorenzo in Firenze een volksopstand te doen losbarsten, die de oude republiek terug in ere zou herstellen. Men kan zich daarbij afvragen of een dergelijke actie, die zelfs in 1478 bij de Pazzi-aanslag (toen zwaargewichten als paus Sixtus IV, Girolamo Riario, Francesco Salviati, de ganse Pazzi-clan en Federigo da Montefeltro hun steun aan het complot verleend hadden) geen succes had gekend, wel zou gelukt zijn in 1481. Lorenzo was nu veel meer op zijn hoede, liet zich omringen door lijfwachten en liet mogelijke tegenstanders bespioneren en zonder ernstige reden oppakken
Frescobaldi en zijn kompanen waren veroordeeld voor misdrijven tegen de staat, maar ook tegen de persoon van il Magnifico. Op die manier kan er dus voor het eerst sprake zijn van “majesteitsschennis” en werd Lorenzo niet meer beschouwd als de primus inter pares (de eerste tussen zijn gelijken), maar als de onbetwiste leider van de staat die boven alles en iedereen stond. Zeker dat laatste was een doorn in het oog van de republikeinen.
Uiteindelijk paste het optreden van Frescobaldi in het rijtje van mislukte republikeinse revoltes tegen het bewind van Lorenzo. Behalve de Pazzi-aanslag van april 1478 waren er ook nog de moordpogingen geweest van Piero Baldinotti in november van hetzelfde jaar en van diens zoon Baldinotto in juli 1485.
Dat Battista in een republikeinse reflex tegen Lorenzo in opstand was gekomen wekt geen verwondering als men weet dat zijn voorvader Bardo di Simone al in 1340 betrokken was bij een staatsgreep tegen de Parte Guelfa en dat Berto di Stoldo Frescobaldi 3 jaar later een leidende rol gespeeld had bij de verjaging van de tiran Gualtieri di Brienne (zie art. Firenze en de hertog van Athene).
Het verlangen van de Frescobaldi naar een terugkeer van het oude republikeinse regime en hun afkeer voor elke vorm van tirannie had Battista’s leven gekost en de positie van de Medici alleen maar verstevigd.
JVL
Battista Frescobaldi and the plot against Lorenzo de’ Medici in 1481.
The Frescobaldi were originally from the Val di Pesa and emerged in 13th century Florence as wealthy wool traders and bankers. Afterwards they became landowners in the contado where they started at the beginning of the 14th century their wine business which is still famous today As important Grandi, the Frescobaldi were certainly not friends of the Medici, but yet here was no real enmity. Relations between the Frescobaldi and the Medici had improved when Giovanni di Niccolò Frescobaldi (from Neri's branch) became representative of the Medici bank for Lorenzo il Magnifico in Bruges and Venice.
Very curious is the story of Battista Frescobaldi (probably the son of Bardo di Tommaso from Lamberto's branch) who was staying in Constantinople in 1479 and had cooperated in the arrest of Bernardo Bandini Baroncelli, the murderer of Lorenzo's brother Giuliano.
After the Pazzi-attack (in April 1478), Bandini had first fled to Naples and from there to the city on the Bosphorus where he hoped to get protection from his relatives who were part of the Florentine colony in the district of Pera (or Galata). Carlo di Jacopo Baroncelli had been consul there from 1472 to 1476, a position that Lorenzo Carducci had taken over in 1477.
On July 11, 1479, il Magnifico sent his nephew Antonio di Bernardo de' Medici to Constantinople (Istambul) in order to thank sultan Mehmet for his intervention and to take over Bandini and bring him to Florence. Together with Bandini and Antonio de' Medici, Battista Frescobaldi returned to Florence, where Bandini was hanged in the Palazzo del Bargello on December 29, 1479.
But surprisingly, Battista himself was arrested on June 2, 1481, on suspicion of organizing a plot against Lorenzo de' Medici. It was the intention of the conspirators to murder il Magnifico on Pentecost Sunday (June 10) in the cathedral or in the church of the Carmine. Some authors are dating the planned attack on Ascension Day, at the end of May.
In addition to Battista di Bardo Frescobaldi, Marotto (Amoretto) di Guido Baldovinetti and Antonio di Giovanni Balducci were also taken into custody. Marotto had had contacts in Rome with Girolamo Riario (one of the leaders of the Pazzi plot and Lorenzo's nemesis) and Battista belonged to his circle of friends. Yet Frescobaldi had been under special supervision since his return from Constantinople. He probably had had a lot of contact with Bandini and perhaps the latter had been able to convince Battista that Lorenzo's tyranny had to be brought to an end. It is not excluded that Battista was suspected and accused of conspiracy by Antonio de' Medici, who may have witnessed his conversations with Bandini and who subsequently kept a close eye on him.
Battista made confessions under torture and identified Neri di Agnolo Acciaiuoli, who was safely in Rome at that time, as the main culprit. The Acciaiuoli were not newcomers to conspiracy because Neri's father Agnolo had already been involved in the Pitti conspiracy against Piero de' Medici in 1466 and his great-grandfather was leading the 1396 plot (see art. Donato Acciaiuoli and the Conspiracy of 1396) against the oligarchs.
During the investigation, the name of Francesco Balducci was also mentioned (Roscoe calls him Filippo). but since he had fled to Siena, his brother Antonio, who probably had nothing to do with the case, was executed in his place. Together with Baldovinetti and Frescobaldi, he was hanged from the windows of the Palazzo del Bargello on June 6.
Still, not everyone is convinced of Battista's real murder plans as his incriminating confessions were made under torture. What would have inspired Frescobaldi to plan an attack (with only a few companions), while he knew very well how difficult it was and what the consequences of failure were, remains a mystery. Moreover, the conspiracy was not well prepared at all and therefore quickly discovered.
Apart from an ideological reason (the fear of Lorenzo’s tyranny), Battista may also have had another reason for his action when he felt that he had not been sufficiently rewarded for Bandini's capture. Perhaps he had hoped, in vain however, for financial compensation or a seat in the Tre Maggiori.
While Leonardo di Stoldo Frescobaldi (from the Neri branch) was elected prior in March 1480, the Frescobaldi had to wait until September 1496 (after the expulsion of the Medici in 1494) before his brother, Gherardo di Stoldo, was allowed to be part again of the city council as a member of the 12.
On March 13, 1482, Nicola Capponi, nicknamed Cola Montano, was executed in Florence. He was said to be a spy of Girolamo Riario and had confessed on the rack that he and Neri Acciaiuoli had already planned an attack against Lorenzo de’ Medici in Naples during his visit to King Ferrante in 1480. For the Florentines it was clear that Riario was behind all this plotting against il Magnifico and a connection was immediately made with Frescobaldi's conspiracy, but the latter had stated (also under torture) earlier in 1481 that he had had nothing to do with Riario. However, patience is a beautiful virtue and when in 1488 Riario himself became the victim of a deadly attack (see art. Caterina Sforza, the Tigress of Forli), it was whispered aloud that it was most likely an act of revenge by Lorenzo.
The intention of the Frescobaldi conspiracy in 1481 was to provoke a popular rebellion after Lorenzo's murder in Florence, which would restore the old republic. One wonders whether such an action, which had not been successful during the Pazzi attack in 1478 (when heavyweights such as Pope Sixtus IV, Girolamo Riario, Francesco Salviati, the entire Pazzi clan and Federigo da Montefeltro had given their support to the plot), would have succeeded in 1481. Lorenzo was much more wary, surrounded by bodyguards and had possible opponents spied on and arrested without a valid reason.
Frescobaldi and his companions were convicted of crimes against the state, but also against the person of il Magnifico. In this way, for the first time, one can speak of "lese majesty". Lorenzo was no longer the primus inter pares (the first among his peers), but the undisputed leader of the state who stood above everything and everyone. Certainly that last item was a thorn in the side of the republicans.
In the end, Frescobaldi's action fitted in the line of failed republican revolts against Lorenzo’s rule. Apart from the Pazzi attack in April 1478, there had been also the murder attempts of Piero Baldinotti in November of that same year and of his son Baldinotto in July 1485.
The fact that Battista had rebelled against Lorenzo in a republican reflex is not surprising when one knows that his ancestor Bardo di Simone was already involved in a coup d'état against the Parte Guelfa in 1340 and that Berto di Stoldo Frescobaldi had played a leading role in the expulsion of the tyrant Gualtieri di Brienne 3 years later (see art. Florence and the Duke of Athens).
The Frescobaldi's desire for a return to the old republican regime and their aversion to any form of tyranny had cost Battista’s life and had only reinforced the position of the Medici
Literatuur:
Babinger, F. Lorenzo de’ Medici e la Corte Ottomana. In: Archivo Storico Italiano,
vol. 12 nr.3, 1963.
Devi, R. Glass Bridges. Cross-cultural Exchange between Florence and
the Ottoman Empire (Paper Univ.Edinburg, 2009).
Houssaye, I. Les milieux d’affaires florentins, le commerce du drap et les marchés
ottomans à la fin du XVe et au début du XVI siècle.
Mélanges de l’Ecole Française de Rome (Open Edition Journal 2015).
Lappler, K. Die Herrschaft der Medici über Florenz (BoD, mei 2020).
Luzzati, M. Frescobaldi, Battista. In: Dizionario biografico, vol.50 (1998).
Martines, L. Bloed in April. Amsterdam, 2005.
Roscoe, W. The Life of Lorenzo de’ Medici called the Magnificent. Londen, 1846.
Van Laerhoven, J. De Medici & hun relaties met de andere Florentijnse families
in de 15de en 16de eeuw. Dl.1. Herk-de-Stad, 2015.
Lorenzo & Giuliano, de magnifieke Medici-broers. Kermt, 2019.
zie art. Caterina Sforza, de Tijgerin van Forli.
zie art. Firenze en de hertog van Athene
zie art. Lorenzo de’ Medici, Mehmet de Veroveraar, prins Djem,
sultan Qaitbay en de giraf.
Virgilio, C. Florence, Byzantium and the Ottomans (1439-81).
(Thesis Shandong Univ. 2018)