De gevangene van het alberghetto

De gevangene van het alberghetto

Fig. 1 Het alberghetto (Palazzo Vecchio)

 Het alberghetto (het “hotelletje”) is een kleine ruimte in de toren van het Palazzo Vecchio van Firenze die als gevangenis gebruikt werd en waar o.a. Girolamo Savonarola en Cosimo de’ Medici respectievelijk “te gast” zijn geweest in 1498 & 1433 (zie fig.1 & 2)
Cosimo had zich omwille van de problemen met Rinaldo degli Albizzi een tijdlang teruggetrokken in zijn villa van Trebbio (in de Mugello), maar toen de lastercampagne die tegen zijn persoon in Firenze gevoerd werd steeds erger werd, was hij op 5 september 1433 teruggekeerd naar de stad om er een onderhoud te hebben met de nieuwe gonfaloniere Bernardo Guadagni.  Albizzi, die ervoor gezorgd had dat Guadagni’s schulden aan de stadskas waren betaald, zodat hij verkiesbaar werd, had hem op 1 september laten “uitloten” tot voorzitter van de signoria en was ervan overtuigd dat hij de man volledig in zijn greep had.
Cosimo van zijn kant had geprobeerd om Guadagni tijdens hun gesprek duidelijk te maken dat hij geen dictatoriale en anti-republikeinse plannen koesterde, maar toch werd de Medici-bankier toen hij 2 dagen later gesommeerd werd op het Palazzo Vecchio gearresteerd en opgesloten. Ondanks de waarschuwingen van zijn vrienden, die wisten wat er te gebeuren stond, was hij toch op de “uitnodiging” ingegaan.
Wanneer Lorenzo de’ Medici, die met de rest van de familie in Trebbio verbleef, het nieuws van de arrestatie vernomen had liet hij in de Mugello manschappen ronselen om zijn broer te gaan bevrijden. Hij kreeg daarbij de hulp van de condottiere Niccolò da Tolentino, een vriend van Cosimo, die met zijn legertje vanuit Pisa naar Lastra (in de buurt van Firenze) gekomen was.  Toen Cosimo echter liet weten dat hij geen militaire interventie wenste uit angst voor een burgeroorlog, trok Tolentino zich terug naar Pisa en nam Lorenzo met Cosimo’s zonen (Piero en Giovanni) de wijk naar Venetië.

Rinaldo wilde zijn opponent nu definitief uitschakelen en Guadagni kon hem daarbij helpen. Er moest een parlamento (een plenaire volksraadpleging) gehouden worden en een balìa (een urgentieraad) geïnstalleerd worden die Cosimo wegens “het zich boven de wet stellen” ging veroordelen. Rinaldo en enkele van zijn medestanders, met name Guido di Bese Magalotti, Priore Risaliti, Antonio di Piero Benizzi en Francesco di Tommaso Soderini eisten de doodstraf, maar toen een meerderheid van de balìaleden een verbanning als een voldoende straf beschouwde, dachten zij er aan om Cosimo in zijn cel te laten wurgen of te laten vergiftigen.
Guadagni liet Cosimo in het alberghetto bewaken door de kapitein van de paleiswacht Federigo dei Malavolti, die hem echter ook moest beschermen tegen mogelijke aanslagen. Aangezien Cosimo bevreesd was dat men hem wilde vergiftigen, wilde hij eerst niet eten. Malavolti stelde toen voor om het voedsel dat hij kreeg samen met hem te delen en daarna gaf hij zelfs de toestemming om eten uit het Palazzo Medici te laten overbrengen. Er ontstond een soort van vriendschap tussen beide mannen en Malavolti, die ook wel wist dat die vriendschap hem geen windeieren zou leggen, zorgde ervoor dat Cosimo in zijn cel bezoek kreeg van een bediende van het Palazzo, een zekere Farganaccio, die verwant was met Guadagni.

Machiavelli vertelt dat Cosimo Farnagaccio een briefje meegaf waarmee hij 1.100  florijnen kon gaan ophalen bij de spedalingo (de rector) van het hospitaal van Santa Maria Nuova. Van die som moest hij er 1000 geven aan de gonfaloniere en mocht hij er zelf 100 houden. In zijn Riccordi vermeldt Cosimo dat hij ook prior Mariotto Baldovinetti met 800 florijnen had omgekocht. In tegenstelling met deze laatste, die Cosimo uiteindelijk toch had willen laten vergiftigen, heeft Guadagni zich, wegens een voorgewende ziekte, teruggetrokken uit de balìa die Cosimo moest veroordelen nadat hij eerst gepleit had voor een mildere straf.

Uiteindelijk werd Cosimo door de balìa op 28 september (na 4 zittingen) veroordeeld tot een verbanning naar Padua, een bestemming die hij zelf had mogen kiezen. Die stad was immers gelegen op het grondgebied van Venetië, waar de Medici-bank een lucratief filiaal had. Mede dankzij de tussenkomsten van de Venetiaanse ambassadeur en de vertegenwoordiger van paus Eugenius IV en zeer waarschijnlijk ook uit angst voor Tolentino, had de balìa geopteerd voor een verbanning en niet voor de doodstraf. Rinaldo had nochtans gehoopt op dat laatste door Cosimo in extremis nog te laten aanklagen voor hoogverraad na een aantal verkregen "bekentenissen" van Niccolò Tinucci. Die was notaris van de Dieci della Guerra (de 10 van de Oorlog) geweest en was omwille van zijn Medici-sympathieën (hij was goed bevriend met Cosimo’s neef Averardo di Francesco) gearresteerd geworden. Uit zijn correspondentie met Averardo zou gebleken zijn dat de Medici het regime van Albizzi hadden willen ondermijnen. Op de pijnbank van de Otto di Guardia (de 8 van de Veiligheid) keerde hij zich tegen zijn oude vriend Cosimo, maar zijn beschuldigingen konden het vonnis echter niet meer beïnvloeden.

Na 3 weken opsluiting moest Cosimo op een veilige manier uit het Palazzo geloodst worden. Ormanno degli Albizzi, de broer van Rinaldo, stond immers klaar om Cosimo bij zijn vrijlating te vermoorden. Guadagni liet hem in de nacht van 3 oktober met een escorte van de paleiswacht en 2 priori (zeer waarschijnlijk Zanobi di Michele Acciaiuoli en Carlo di Tommaso Redditi) tot aan de Porta San Gallo begeleiden. Van daaruit kon hij aan zijn ballingschap beginnen die hem naar Padua en Venetië bracht, en die eerder het karakter van een glorieuze rondreis had. Exact een jaar later zou hij in triomf terugkeren naar Firenze (zie art. Cosimo de’ Medici’s verbanning en terugkeer).

JVL

The prisoner of the alberghetto

Fig. 2 The “alberghetto” in Palazzo Vecchio

 The alberghetto (the "small hotel") is a narrow space in the tower of the Palazzo Vecchio in Florence that was used as a prison and where, among others, Girolamo Savonarola and Cosimo de' Medici have been “guests" respectively in 1498 & 1433 (see fig.1 & 2)..
Cosimo had retreated for a while to his villa of Trebbio (in the Mugello) because of the problems with Rinaldo degli Albizzi, but when the smear campaign against his person in Florence became worse and worse, he had returned to the city on September 5, 1433 to have a meeting with the new gonfaloniere.  Bernardo Guadagni. 
Albizzi, who had ensured that Guadagni's debts to the city treasury were paid so that he could stand for election, had him "drawn" as chairman of the signoria  on September 1 and was convinced that he had the man completely in his grip. Cosimo, for his part, had tried to make it clear to Guadagni during their conversation that he had no dictatorial and anti-republican means, yet the Medici banker was arrested and imprisoned when he was summoned to the Palazzo Vecchio 2 days later. Despite the warnings of his friends, who knew what was about to happen, he had accepted the "invitation".

When Lorenzo de' Medici, who was staying in Trebbio with the rest of the family, had heard the news of the arrest, he had men recruited in the Mugello to free his brother. He received the help of the condottiere Niccolò da Tolentino, a friend of Cosimo, who had come with his troops from Pisa to Lastra (near Florence).  However, when Cosimo announced that he did not want any military intervention for fear of civil war, Tolentino withdrew towards Pisa and Lorenzo departed with Cosimo's (Piero and Giovanni) sons towards Venice.
Rinaldo now wanted to eliminate his opponent for once and for all and Guadagni could help him with that. A parlamento (a plenary plebiscite) had to be held and a balìa (an emergency council) had to be installed that would condemn Cosimo for "putting himself above the law". Rinaldo and some of his supporters, notably Guido di Bese Magalotti, Priore Risaliti, Antonio di Piero Benizzi and Francesco di Tommaso Soderini, demanded the death penalty, but when a majority of balìa members considered exile a sufficient punishment, they thought of having Cosimo strangled or poisoned in his cell.

Guadagni had Cosimo guarded in the alberghetto by the captain of the palace guard Federigo dei Malavolti, who also had to protect him from possible attacks. Since Cosimo was afraid that people wanted to poison him, he did not want to eat at first. Malavolti then suggested sharing the food he received with him and then he even gave permission to have meals transferred from the Palazzo Medici. A kind of friendship arose between the two men and Malavolti, who also knew that this friendship would not hurt him, ensured that Cosimo was visited in his cell by an employee of the Palazzo, a man called Farganaccio, who was related to Guadagni.

Machiavelli writes that Cosimo gave Farnagaccio a note with which he could go and pick up 1,100 florins from the spedalingo (the rector) of the hospital of Santa Maria Nuova. Of that sum he had to give 1,000 to the gonfaloniere and he was allowed to keep 100 for himself.  In his Riccordi, Cosimo mentions that he had also bribed prior Mariotto Baldovinetti with 800 florins. Unlike the latter, who wanted to poison Cosimo anyway, Guadagni, due to so-called illness, withdrew from the balìa that had to condemn Cosimo after pleading for a more lenient sentence.

Finally,  on  September 28 (after 4 sessions), Cosimo was exiled by the balía to the city of Padua, a destination at his own choice. After all, that city was located on the territory of Venice, where the Medici bank had a thriving business branch. Partly thanks to the interventions of the Venetian ambassador and the representative of Pope Eugene IV and most likely also out of fear of Tolentino, the balìa had  opted for an exile and not for the death penalty.

Rinaldo had hoped for the latter by having Cosimo in extremis charged with high treason after a number of forced "confessions" from Niccolò Tinucci. He had been notary of the Dieci della Guerra (the 10 of the War) and had been arrested because of his Medici sympathies (he was good friends with Cosimo's nephew Averardo di Francesco). His correspondence with Averardo would have shown that the Medici had wanted to undermine the Albizzi regime. On the rack of the Otto di Guardia (the 8 of the Security) he turned against his old friend Cosimo, but his accusations could no longer influence the verdict.

After 3 weeks of confinement, Cosimo had to be safely smuggled out of the Palazzo because Ormanno degli Albizzi, Rinaldo's brother, was ready to kill Cosimo upon his release. Guadagni had him escorted to the Porta San Gallo on the night of October 3 with an escort of the palace guard and 2 priori (most likely Zanobi di Michele Acciaiuoli and Carlo di Tommaso Redditi). From there he started his exile which took him to Padua and Venice, and looked more like a glorious journey. Exactly one year later he would make his triumphal return to Florence (see art. Cosimo de’ Medici’s exile and return).

Literatuur:

Gaupp, F.                    Cosimo de’ Medici’s Banishment – A Farce? In: The Mississipi Quarterly,
vol.14, nr.1 (1960/61)
Cavalcanti, G.             Della carcere dell'ingiusto esilio e del trionfal ritorno di Cosimo padre
Field, A.                      The oligarchs and Their Opponents, 1378-1426 (Oxford Academic, juli 2017.
Hibbert, C.                  The Rise and Fall of the House of Medici.  Londen, 1987.
Kent, D.                      Medici, Cosimo de’.  In Dizionario biografico, vol. 73 (2009).
Lorenzi, C.                  Tinucci, Niccolò. In: Dizionario biografico, vol. 95 (2019).
Santi, S.                       Cosimo de’ Medici.   Firenze, 2006.
Van Laerhoven, J.        De opkomst van de familie de’ Medici in de Florentijnse republiek
(13de-15de eeuw). Herk-de-Stad, 2012.
zie art. Cosimo de’ Medici’s verbanning en terugkeer.
Zaccaria, R.                 Guadagni, Bernardo. In: Dizionario biografico, vol. 60 (2003).