Bernardetto de' Medici, bondgenoot van de Albizzi of spion van Cosimo?

Bernardetto de’ Medici, bondgenoot van de Albizzi of spion van Cosimo?

Bernardetto (Bernardo) d’Antonio di Giuliano de’ Medici wordt soms wel eens  “ één van de vergeten mannen van de renaissance” genoemd. Hij was een tijdgenoot en verre neef van Cosimo; hun beider  overgrootvaders (Giovenco en Salvestro) waren broers, maar hij wordt nogal eens verward met Bernardo d’Andrea en Bernardo d’Alamanno de’ Medici (beide afstammelingen uit de tak van Alamanno di Lipo). Eerstgenoemde (1403-1456) was werkzaam in het Medici-bankfiliaal van Ancona en laatstgenoemde (ca.1400-1461) was samen met Cosimo in september 1433 in ballingschap gestuurd.
In sommige publicaties wordt Bernardetto zelfs verkeerdelijk geïdentificeerd met zijn achterkleinzoon, Bernardetto di Ottaviano (zie verder).

Bernardetto d’ Antonio was een bijzonder veelzijdig man, hij was ridder en militair, politicus, kunstliefhebber en koopman-bankier. Hij was één van de 7 kinderen van Antonio di Giuliano de’ Medici en Cilla di Giovanni Buonaccorsi en werd geboren in Firenze in 1393. Hij is er gestorven in 1465 en zijn graf bevindt zich in de San Lorenzo, de familiekerk van de Medici.

Bernardetto de rijke koopman-bankier:

Bernardetto was sedert juli 1429 lid van het Arte della Lana (het Wolgilde) en runde samen met zijn broers Giovenco, Giuliano en Giovanni (en hun zonen) een florisserend wolbedrijf dat o.a. zaken deed met Venetië (via de Medici-bank). Hij is ook verscheidene keren op zakenreis gegaan naar de Marken. Zijn 5 zonen (Lorenzo, Antonio, Averardo, Domenico en Francesco) waren eveneens lid van het Wolgilde en hebben de negotie van hun vader verdergezet.
Antonio, die in 1469 ook bankier was in het Medici-filiaal van Brugge, was de man die in 1479 Baroncelli, één van de moordenaars van Giuliano de’ Medici tijdens de Pazzi-aanslag, is gaan arresteren in Istamboel.  
Averardo was getrouwd met Camilla, de zus van Guglielmo de’ Pazzi de schoonbroer van Lorenzo il Magnifico.
Lorenzo was gehuwd met Caterina di Tanai de’ Nerli en de grootvader van de latere Medici-paus Leo XI (Alessandro di Ottaviano de’ Medici).
Bernardetto zelf was zeer gefortuneerd, had verscheidene huizen en gronden in de Mugello en woonde in Firenze op de hoek van de huidige Via Cavour en de Via Guelfa (zie fig.1)

Fig.1 De canto di Bernardetto de’ Medici

Bernardetto de militair en ridder:

Bernardetto had de Florentijnse republiek verschillende keren de nodige diensten bewezen. Zo had hij er tijdens de militaire campagne van 1423 in Emilia en de Marken voor gezorgd dat de nodige geldtransporten konden gebeuren naar het Florentijnse leger, met aan het hoofd legercommissaris Rinaldo degli Albizzi.  In juni 1433 werd op zijn advies zijn vriend, de condottiere Niccolò Mauruzzi da Tolentino, door Cosimo aangesteld tot capitano generale van de Florentijnse strijdmacht. In 1438 werd hij op missie gestuurd naar Francesco Sforza (condottiere en bondgenoot van Cosimo) die de Florentijnen steunde in hun strijd tegen Filippo Maria Visconti, de hertog van Milaan.
Wanneer Niccolò Piccinino aan het hoofd van de Milanese troepen Toscane binnenviel in de lente van 1440 werd Bernardetto, samen met Neri Capponi benoemd tot legercommissaris. Hij was aanwezig bij de Slag te Anghiari op 29 juni en bij de daarop volgende herovering van de Casentino. Als beloning voor de bewezen diensten werd hij samen met Capponi bij zijn terugkeer geridderd.
In 1442 onderhandelde hij als afgezant van Francesco Sforza bij de vredesbesprekingen met Alfonso V van Napels en in 1452 was hij andermaal Florentijns legercommissaris in de oorlog met Venetië.

Bernardetto de politicus:

Bernardetto was prior in september 1436, lid van de 16 in 1437, lid van de 12 in 1444, gonfaloniere di giustizia in januari en lid van de 16 in september 1447 en tenslotte opnieuw gonfaloniere in september 1455. Dat schitterende parcours had hij voornamelijk te danken aan Cosimo.
Wanneer Cosimo in september 1433 verbannen werd, was Bernardetto één van de weinige kopstukken van de familie die niet samen met hem was uitgewezen. Rinaldo degli Albizzi was immers van oordeel dat hij aan Bernardetto, die hem zijn financiële diensten nog had aangeboden tijdens de campagne in de Marken, een betrouwbare bondgenoot had die hem in zijn conflict met Cosimo van groot nut kon zijn.
Bovendien was Bernardetto een goede vriend van capitano Tolentino, die met zijn leger gereed stond om na Cosimo’s arrestatie gewapenderhand op te treden (zie art. Cosimo de’ Medici’s verbanning en terugkeer) en dat zal in Firenze ook wel de nodige indruk gemaakt hebben.
Bernardetto was in 1433 getrouwd met Costanza Guasconi, die behoorde tot een Albizzi-gezinde familie (haar vader Tinori di Nicola en neven Jacopo di Bernardo en Zanobi di Jacopo Guasconi werden in 1434 verbannen) en Rinaldo was ervan overtuigd dat hij aan zijn kant stond.
Blijkbaar had Bernardetto achter de schermen echter contacten met Cosimo (die uiteraard mondeling gebeurden via tussenpersonen en waarvan derhalve geen schriftelijke bewijzen zijn) en eigenlijk was hij dus één van zijn spionnen in Firenze. Hij zetelde niet in de balìa van 1433, maar in de balìa van september 1434 werd hij als vervanger van Nicola di Vieri de’ Medici opgenomen en daar zal hij ongetwijfeld voor Cosimo’s terugkeer geijverd hebben.
Bernardetto’s zoon Averardo is vanaf 1465 in de politieke voetsporen van zijn vader getreden en heeft verscheidene malen het ambt van prior en gonfaloniere bekleed.

Bernardetto de kunstliefhebber:

Van Bernardetto werd gezegd (door Vasari) dat hij de talenten van Andrea del Castagno ontdekt had. Hij zou op een dag in de Mugello, waar hij eigendommen had en Florentijns vicaris was, de jonge kunstenaar aan het werk gezien hebben toen die dieren aan het tekenen was. Het verhaal doet sterk denken aan het verhaal van de jonge Giotto en is daarom niet voor iedereen geloofwaardig.
Bernardetto heeft Castagno (ca. 1450?) de opdracht gegeven om een (verloren gegaan) fresco met een Caritas te penselen boven het portaal van het vicariaat in Scarperia. Hij heeft hem ook geïntroduceerd bij Filippo di Giovanni Carducci toen die Castagno (rond 1450) in zijn villa in Legnaia  zijn “Beroemde mannen en vrouwen” liet schilderen (nu in de Uffizi). Carducci was gonfaloniere geweest in 1439 en  samen met Cosimo lid van de Dieci della guerra (de Tien van de Oorlog) in 1440.
Andrea del Castagno had, mede op initiatief van Bernardetto, na de Slag te Anghiari van het stadsbestuur de opdracht gekregen om de impicati (de opgehangen verraders) te schilderen op de muren van het Palazzo del Podestà (nu Bargello). Daar had Castagno ook zijn bijnaam “Andrea van de gehangenen” aan te danken. Andrea heeft in 1442 in Venetië gewerkt, in de San Zaccaria en San Marco, zeer waarschijnlijk toen Bernardetto daar op zakenreis was.

Fig. 2 Portret van een onbekende man (A. Castagno, Washington).

Toen Bernardetto in 1455 gonfaloniere was heeft hij Castagno in de dom een fresco laten schilderen van Niccolò da Tolentino, de reeds genoemde condottiere die voor de Florentijnen de veldslagen bij Maclodio (1427) en San Romano (1432) gewonnen had. Het fresco werd naast dat van een andere huurlingenleider Giovanni Accuto (John Hawkwood) geplaatst dat Paolo Uccello (de leermeester van Castagno?) in 1436 geschilderd had.
Van Bernardetto zelf is geen portret bekend, want het schilderij van Bernardetto de’ Medici uit het Bode Museum van Berlijn dat Vasari geschilderd heeft in 1549 is dat van zijn achterkleinzoon, de stichter van de Medici-tak van Ottaiano uit Napels (zie art. Ottaviano de’ Medici, de “hertogmaker” uit de andere tak).

Het zou wellicht overdreven wishful thinking zijn om in Castagno’s Portret van een onbekende man (National Art Gallery, Washington) Bernardetto te willen herkennen (zie fig.2). De man draagt een toga van een Florentijns magistraat en het zou niet ongewoon zijn dat Castagno een schilderij van zijn beschermheer zou gemaakt hebben. Maar indien het werk dateert van ca. 1450, zoals algemeen wordt aangenomen, kan het moeilijk Bernardetto zijn aangezien die toen al diep in de 50 was. Misschien is het een portret van een lid van de familie Carducci of van de familie del Nero die het schilderij in eigendom had in de 18de eeuw. Maar ook zonder portret is het niet onbelangrijk geweest om  Bernardetto de’ Medici, deze “vergeten man van de renaissance” terug in de aandacht gebracht te hebben.

Stamboom van Bernardetto de’ Medici

Averardo (ca.1260-1319)
        ________|___________________
       |                                                    |
   Giovenco (+1321)               Salvestro (+1346)
       |                                                     |
   Giuliano (+1377)                 Averardo Bicci (+1363)
       |                                                     |
   Antonio (+ na 1393)           Giovanni di Bicci (1360-1429)             
       |                                                     |
Bernardetto (1393-1465)      Cosimo il Vecchio (1389-1464)                          

 JVL

Bernardetto de' Medici, ally of the Albizzi or spy of Cosimo?

Bernardetto (Bernardo) d'Antonio di Giuliano de' Medici is sometimes called "one of the forgotten men from the Renaissance". He was a contemporary and distant cousin of Cosimo;  their great- grandfathers (Giovenco and Salvestro) were brothers, but he is sometimes confused with Bernardo d'Andrea and Bernardo d'Alamanno de' Medici (both descendants from the branch of Alamanno di Lipo).  The former (1403-1456) worked in the Medici bank branch of Ancona and the latter (ca.1400-1461) was sent into exile together with Cosimo in September 1433.
In some publications Bernardetto is even misidentified with his great-grandson, Bernardetto di Ottaviano (see below).

 Bernardetto d’ Antonio was a very versatile man, he was a knight and soldier, a politician, an art lover and a merchant-banker.  He was one of the 7 children of Antonio di Giuliano de' Medici and Cilla di Giovanni Buonaccorsi and born in Florence in 1393. He died there in 1465 and was buried in the San Lorenzo, the family church of the Medici.

Bernardetto the rich merchant-banker:

Bernardetto had been a member of the Arte della Lana (the Wool guild) since July 1429 and, together with his brothers Giovenco, Giuliano and Giovanni (and their sons), he managed  a flourishing wool company that did business with Venice (trough the Medici bank). He also went on commercial trips to the Marches several times. His 5 sons (Lorenzo, Antonio, Averardo, Domenico and Francesco) were also members of the Wool guild and continued their father's business.
Antonio, active in 1469 in the branch of the Medici Bank in Bruges, was the man who in 1479 arrested Baroncelli, one of the murderers of Giuliano de' Medici during the Pazzi attack, in Istanbul.
Averardo was married to Camilla, the sister of Guglielmo de' Pazzi the brother-in-law of Lorenzo il Magnifico.
Lorenzo was married to Caterina di Tanai de' Nerli and the grandfather of the future Medici Pope Leo XI (Alessandro di Ottaviano de' Medici).
Bernardetto himself was very wealthy, he owned several houses and lands in the Mugello, and lived in Florence on the corner of the current Via Cavour and the Via Guelfa (see fig.1).

Bernardetto, soldier and knight:

Bernardetto had rendered services to the Florentine republic several times. During the military campaign of 1423 in Emilia and the Marches, he had ensured that the necessary money transports could be made to the Florentine army, headed by army commissioner Rinaldo degli Albizzi.  On his advice, his friend, the condottiere Niccolò Mauruzzi da Tolentino, was installed as capitano generale of the Florentine army by Cosimo in June 1433. In 1438 he was sent on a mission to Francesco Sforza (condottiere and ally of Cosimo) who supported the Florentines in their struggle against Filippo Maria Visconti, the Duke of Milan.

When Niccolò Piccinino, at the head of the Milanese troops, invaded Tuscany in the spring of 1440, Bernardetto, together with Neri Capponi, was appointed army commissioner. He was present at the Battle of Anghiari on June 29 and at the subsequent reconquest of the Casentino. As a reward he was knighted by the Florentine government together with Capponi on his return.
In 1442 he negotiated as an emissary of Francesco Sforza at the peace talks with Alfonso V of Naples and in 1452 he was again Florentine army commissioner in the war with Venice.

Bernardetto the politician:

Bernardetto had been prior in September 1436, member of the 16 in 1437, member of the 12 in 1444, gonfaloniere di giustizia in January and member of the 16 in September 1447 and finally again gonfaloniere in September 1455. He owed that brilliant carrier mainly to Cosimo.
When Cosimo was exiled in September 1433, Bernardetto was  one of the few leaders of the family who had not been expelled with him. Rinaldo degli Albizzi was convinced that Bernardetto, who had offered him his financial services during the campaign in the Marches, was a reliable ally who could be of great use to him in his conflict with Cosimo.
Moreover, Bernardetto was a close friend of capitano Tolentino, who was ready with his army to take action after Cosimo's arrest (see art. Cosimo de' Medici's exile and return) and that must have made quite an impression in Florence.
Bernardetto was married in 1433 to Costanza Guasconi, who belonged to an Albizzi-minded family (her father Tinori di Nicola and cousins Jacopo di Bernardo and Zanobi di Jacopo Guasconi were exiled in 1434) and Rinaldo was convinced that he was on his side.
But apparently Bernardetto had contacts with Cosimo behind the scenes (which of course happened orally through intermediaries and of which there is no written evidence) and so he was in fact one of his spies in Florence. He did not have a seat in the balìa of 1433, but he had replaced  Nicola di Vieri de' Medici in the balìa of September 1434 where he had labored for Cosimo's return.
Bernardetto's son Averardo followed in his father's political footsteps in 1465 and held the office of prior and gonfaloniere  several times.

Bernardetto the art lover:

Bernardetto was said (by Vasari) to have discovered the talents of Andrea del Castagno. Being Florentine vicar in the Mugello, where he owned many properties, he had seen the young artist at work one day when he was drawing animals. The story is strongly reminiscent of the story of the young Giotto and is therefore not credible for everyone.
Bernardetto commissioned Castagno (ca. 1450?) to paint a (lost) fresco with a Caritas above the portal of the vicariate in Scarperia. He also introduced him to Filippo di Giovanni Carducci who had Castagno paint his "Famous Men and Women" in his villa in Legnaia (now in the Uffizi). Carducci had  been a gonfaloniere in 1439 and, together with Cosimo, a member of the Dieci della guerra (the Ten of War) in 1440.
Andrea del Castagno, partly on Bernardetto's initiative, had been commissioned by the city council after the Battle of Anghiari to paint the impicati (the hanged traitors) on the walls of the Palazzo del Podestà (now Bargello). Castagno also got his nickname "Andrea of the hanged" to this.  Andrea worked in Venice in 1442, in the San Zaccaria and San Marco, most likely when Bernardetto was there on a business trip.

When Bernardetto was gonfaloniere in 1455, he had Castagno paint a fresco in the cathedral of Niccolò da Tolentino, the aforementioned condottiere who had won the battles of Maclodio (1427) and San Romano (1432) for the Florentines. The fresco was placed next to that of another mercenary leader Giovanni Accuto (John Hawkwood) that Paolo Uccello (Castagno's teacher?) had finished in 1436.

No portrait of Bernardetto himself is known, because the painting by Bernardetto de' Medici from the Bode Museum of Berlin that Vasari painted in 1549 is that of his great-grandson, the founder of the Napolitan Medici branch of Ottaiano (see art.  Ottaviano de' Medici, the "duke maker" from the other branch).
It would probably too much wishful thinking by recognizing Bernardetto in Castagno's Portrait of an Unknown Man (National Art Gallery, Washington) (see fig.2). The man is wearing a gown of a Florentine magistrate and it would not be uncommon for Castagno to have made a painting of his patron. But if the work dates from around 1450, as is generally assumed, it can hardly be Bernardetto since he was already well into his 50s at the time. Perhaps it is a portrait of a member of the Carducci family or of the del Nero family who owned the painting in the 18th century. But even without a portrait, it has not been unimportant to have brought Bernardetto de’ Medici, this "forgotten man of the Renaissance", back into the spotlight again.

 Literatuur:

Damiani, R.         I condottieri di Ventura. Condottieri di ventura new - Condottieri di ventura
Grassellini, E.     Profili Medicei.  Firenze, 1982.
Guasti, C.            Commissioni di Rinaldo Degli Albizzi per il Comune di Firenze dal
                            MCCCXCIX al MCCCCXXXIII / Vol. 1.  Firenze, 1867.
Plebani, E.           I Tornabuoni, una famiglia fiorentina del Medioevo.  Milaan, 2002.
Spencer, J.          Andrea del Castagno and his patrons.   Durkham, 1991.
Van Laerhoven, J     De Medici en de ridders van Santo Stefano.  Kermt, 2018.
                                 Florentijnse wandelingen, XIII (Andrea del Castagno).   
                                 zie art. Cosimo de Medici’s verbanning en terugkeer.
                                  zie art. Giorgio Vasari en de moord op Domenico Veneziano.
                                  zie art. Firenze en de verbanningen van 1434.