Caterina Sforza, de tijgerin van Forli

Caterina Sforza, de tijgerin van Forli

Caterina Sforza was de in 1463 geboren natuurlijke dochter van Galeazzo Maria Sforza en Lucrezia Landriani, de vrouw van graaf Gian Pietro Landriani, een hoveling van de hertog van Milaan. Zij is omwille van haar vechtlust en dapperheid, maar ook haar omwille van haar bloeddorstigheid en wreedheid, de geschiedenis ingegaan als de “Tijgerin van Forli”.

Fig.1  Caterina Sforza  (Lorenzo di Credi (Pinacoteca Forli)

Fig.1 Caterina Sforza (Lorenzo di Credi (Pinacoteca Forli)

Aanvankelijk werden Caterina en haar zussen en broer opgevoed door de familie Landriani, maar toen Galeazzo Maria in 1466 zijn vader Francesco Sforza opvolgde als hertog van Milaan, liet hij al zijn kinderen naar het hertogelijk hof overkomen, waar ze opgevangen werden door zijn moeder Bianca Maria Visconti. In hetzelfde jaar was Galeazzo getrouwd met Dorotea Gonzaga, maar toen die overleed in 1468 werd Bona van Savoye zijn 2de echtgenote. Samen met de 4 kinderen die zij samen met Galeazzo op de wereld had gezet bleef zij ook zorgen voor zijn vroegere kroost.

Caterina kreeg een zeer degelijke opvoeding en had bovendien ook een grote interesse voor “onvrouwelijke dingen” zoals alchemie, politiek, jacht en wapens. Toen zij nog geen 10 jaar oud was, werd in januari 1473 haar verloving aangekondigd met de 29-jarige Girolamo Riario, een neef (sommigen beweren een zoon) van paus Sixtus IV (Francesco della Rovere). Het huwelijk vond plaats in Rome in 1477 toen Caterina 14 jaar oud was en het huwelijk vanaf die leeftijd mocht geconsumeerd worden. Riario had ondertussen van de paus de stad Imola als onderdeel gekregen van de bruidsschat. Het verwerven van de stad en de daarmee gepaard gaande lening was één van de oorzaken van de Pazzi-samenzwering (zie het desbetreffend artikel).

Het echtpaar ging in Rome wonen waar Riario, die al sinds 1471 kapitein-generaal van de Kerk was, door de paus in 1480 tot graaf van Forli benoemd werd toen de familie Ordelaffi aan de kant werd geschoven. Maar wanneer Sixtus IV op 12 augustus 1484 kwam te overlijden was Riario zijn invloed kwijt in Rome.    Er heerste anarchie in stad, de oude vete tussen de Colonna en de Orsini kwam weer tot leven en er braken rellen uit waarbij de huizen van aanhangers van Sixtus (o.a. de residentie van Riario) werden geplunderd. Girolamo zat toen in Paliano (waar hij een bolwerk van de Colonna belegerde) en Caterina vluchtte te paard (en 7 maanden in verwachting) aan het hoofd van enkele soldaten naar het Castello Sant’Angelo om van daaruit controle te hebben over de gebeurtenissen. Ze nam het bevel over en was van plan om de rechten op Forli en Imola voor de familie Riario  bevestigd te zien door de nieuwe paus.
Maar ondertussen had Girolamo besprekingen gevoerd met het Heilig College en de kardinalen hadden hem in ruil voor zijn aftocht de heerschappij over Imola en Forli bevestigd, hem als kapitein-generaal van de Kerk erkend en hem als schadevergoeding 8.000 (sommige bronnen spreken van 4.000) dukaten beloofd. Caterina wilde aanvankelijk van geen wijken weten, maar uiteindelijk gaf ze toe en op 25 augustus 1484 droeg zij de Engelenburcht over aan het Heilig College.
Toen Girolamo en Caterina op weg waren naar Forli vernamen ze de verkiezing (met Medici-steun) van Innocentius VIII (Gian Battista Cybo), die een deel van de afspraken niet nakwam en Riario enkel erkende als heer van Imola en Forli. Zijn kapiteinschap van de Kerk behield hij slechts in theorie en zijn dukaten mocht hij vergeten.
Caterina en Girolamo hadden reeds 3 kinderen, Bianca (1478), Ottaviano (1479) en Cesare (1480) van toen ze nog in Rome woonden. In Forli werd Giovanni Livio geboren (1484), daarna nog gevolgd door Galeazzo Maria (1485) en Francesco (1487).
Girolamo Riario had zijn pauselijke inkomsten zien wegvallen en was op zoek naar nieuwe. Aangezien de boeren uit de regio hun belastingen niet meer konden betalen had de graaf hun lasten overgedragen op de stadsbevolking van Forli. Daarvan profiteerden de Orsi-broers, Ludovico en Checco (die in onmin leefden met Riario) om een samenzwering op touw te zetten. Zij kregen daarbij o.a. de hulp van Giacomo del Ronche, een lijfwacht van Riario, die in lange tijd niet meer betaald was. Op 14 april 1488 drongen de samenzweerders het stadspaleis van de graaf binnen en staken hem neer in zijn woonkamer. Zijn lichaam werd uit een venster op het stadsplein gegooid, waar een grote menigte verzameld was omdat het marktdag was. Enkele behulpzame leden van de Battuti Neri (een liefdadigheidsinstelling) brachten het lichaam naar de kerk van San Francesco. Caterina reageerde onmiddellijk en sloot zich met haar gezinsleden op in een deel van haar palazzo. Vooraleer de moordenaars haar konden gevangen nemen, had zij boodschappen laten sturen naar haar bondgenoten in Milaan en Bologna en het bevel gegeven om de Rocca di Ravaldino (de vesting) niet over te dragen aan de opstandelingen. Samen met haar ganse gezin (haar kinderen, haar moeder Lucrezia en haar zuster Stella) werd ze opgesloten in het palazzo van de Orsi. Checco Orsi stelde aan het stadsbestuur voor om hulp te vragen aan Firenze (er werd achteraf gefluisterd dat Lorenzo de’ Medici mee achter de moord zat) en Venetië, maar het stadsbestuur besloot om Forli onder de protectie te stellen van de paus en deed een beroep op bisschop Giacomo Savelli, de pauselijke vertegenwoordiger in Cesena. Die arriveerde de volgende dag met een kleine escorte en nadat hij de stad in naam van de paus (Innocentius VIII) in bezit genomen had moest hij er op toezien dat de zuster van de hertog van Milaan en haar familie niet gemolesteerd en correct behandeld werden.
Ondertussen zaten de soldaten van Riario en een deel van zijn getrouwen nog steeds in de Rocca  en Caterina werd zwaar onder druk gezet door de rebellen om de commandant, Tommaso Feo, ervan te overtuigen het fort over te dragen. Maar de gravin, die onder één hoedje speelde met Feo, wilde tijd winnen en zelfs toen Giacomo del Ronche haar vóór de kasteelmuren, onder het oog van Feo, dreigde neer te steken, gaf ze niet toe en schold de moordenaar van haar man de huid vol.

Fig.2 Forli La Rocca Ravaldino (M. Viroli)

Fig.2 Forli La Rocca Ravaldino (M. Viroli)

Tommaso Feo liet vervolgens aan de rebellen weten dat hij Caterina persoonlijk wilde spreken om haar een brief te laten ondertekenen waardoor hij werd vrij gepleit van elke verantwoordelijkheid in verband met de overgave en dat hij daarna het fort zou verlaten. De rebellen gingen akkoord en Caterina kreeg 3 uur tijd om de kwestie te regelen. Toen zij de ophaalbrug van het kasteel opwandelde, draaide zij zich om en maakte (naar het schijnt) een obsceen gebaar naar de Orsi, die de bui al zagen hangen.
Nadat de 3 uur verstreken waren wist Feo alleen maar te vertellen dat hij Caterina gevangen genomen had. De opstandelingen begrepen dat zij beetgenomen waren en besloten om haar familie erbij te halen: haar kinderen, zuster en moeder werden tot vóór de kasteelmuren geleid en bedreigd met de dood. Ondanks de jammerklachten van haar kinderen verscheen Caterina op de kantelen van de vestingmuur, tilde haar rokken op, liet haar genitaliën zien en brulde naar de opstandelingen dat ze “in verwachting was en ook het nodige materiaal in huis had om nog kinderen te maken”. Zelfs indien de rebellen haar kinderen zouden doden, dan nog was er een legitieme opvolger in de maak en zouden de Orsi nooit veilig zijn. Of zij op dat ogenblik in verwachting was is niet geweten, maar zij had duidelijk indruk gemaakt.
Ondertussen liet zij haar kanonnen op de stad richten en het palazzo van de Orsi onder vuur nemen. In zijn vele verwijzingen naar Caterina heeft Machiavelli deze episode verscheidene keren in zijn werken beschreven. Hij bewonderde haar moed maar begreep niet dat zij het leven van haar kinderen op een dergelijke manier op het spel gezet had.
Niemand had inderdaad zo’n reactie verwacht en haar familieleden werden opnieuw opgesloten, maar bisschop Savelli had hen naar een nieuwe gevangenis (de toren van San Pietro) laten overbrengen, die door zijn mensen bemand werd. Caterina’s moeder en zus had hij naar Cesena gestuurd.
Toen de troepen van Giovanni Bentivoglio en Ludovico Sforza enkele dagen later in de buurt van Forli verschenen, sloegen de Orsi-broers en del Ronche met nog een tiental kompanen op de vlucht. Zij hadden eerst nog geprobeerd de kinderen van Caterina te vermoorden, maar de bewakers van de Torre di San Pietro hadden hen dat verhinderd.
Nadat zij haar kinderen opnieuw in haar armen gesloten had tijdens een openbare vertoning die de omstaanders hevig ontroerd had, legden de Forlivezen hun lot opnieuw in de handen van hun gravin. In strijd met de geplogenheden verzette Caterina zich tegen een plundering van de stad door de troepen van haar bondgenoten, terwijl haar onderdanen haar paleis na de moord op Riario nochtans leeg gehaald hadden.  Op die manier bleven de kostbare voorwerpen die uit haar paleis geroofd waren ten minste in Forli en vielen ze niet in de handen van vreemde soldaten. In de loop van de volgende dagen werden de meeste kostbaarheden trouwens anoniem terugbezorgd, nadat de gravin een oproep gedaan had om alles wat gestolen was uit haar paleis terug te brengen.
Maar de samenzweerders, die niet waren kunnen vluchten en door haar onderdanen waren uitgeleverd, werden het voorwerp van haar wraak. Caterina liet Matteo Babbone aanstellen als nieuwe baljuw die zich met de festiviteiten moest bezig houden. Marco Scocciarciaro, de man die het lichaam van graaf Riario door het venster gegooid had, werd opgehangen aan datzelfde venster. Hij hing aan een touw dat heen en weer gezwaaid werd over de hoofden van de verzamelde massa, die hem tenslotte te pakken kreeg en in stukken scheurde. Paglarino, de neef van del Ronche, onderging hetzelfde lot: de massa keelde en castreerde hem vooraleer ze zijn hart en zijn ingewanden uit zijn lijf haalden. Pietro Albanese werd opgehangen aan de galg en zijn lichaam diende als doelwit voor de lansen van de soldaten.

Caterina was vrij mild voor de echtgenotes, moeders en dochters van de Orsi, maar de oude Andrea Orsi, de pater familias die zijn zonen verweten had dat zij enkel maar Girolamo en niet zijn ganse familie hadden vermoord, kreeg het zwaar te verduren. Eerst werd hij door Babone vastgebonden aan zijn paard en door de straten gesleurd tot aan het palazzo van de Orsi dat onder zijn ogen compleet vernield werd. Nadien werd hij op een plank vastgemaakt, waarbij enkel zijn hoofd uitstak. De plank werd dan 3 keer door een paard rond het stadsplein getrokken, terwijl zijn hoofd (waar niet veel meer van over bleef na de 3de ronde) op de straatstenen bonkte.
Niccolò Pansechi, de notaris van graaf Girolamo, die zich had aangesloten bij de complotteurs moest met een koord rond zijn hals vóór Caterina verschijnen. Hij kwam er vanaf met een verbanning en de confiscatie van zijn bezittingen. Dezelfde straf was voorbehouden voor Simone de Fiorini, die het dode lichaam van Riario op het stadsplein nog een (onnodige) dolkstoot gegeven had. Een aantal leden van het stadsbestuur en een aantal verdachten werd opgesloten in de kerkers van la Rocca en sommige van hen zijn nooit terug gezien.

Het ganse gebeuren doet sterk denken aan de moord op haar eigen vader op 2de kerstdag 1476 en aan de aanslag van de Pazzi op 26 april 1478 in Firenze. Aangezien dat laatste feit in 1488 bijna exact 10 jaar geleden was, werd er meteen gedacht aan de betrokkenheid van Lorenzo de’ Medici. Toen de Orsi-broers hem na de moord om hulp gevraagd hadden heeft hij daar echter niet op gereageerd, maar hij heeft ook nooit zijn steun aangeboden aan Caterina. Lorenzo slaagde er wel in om het kasteel van Piancaldoli aan de grens met Imola te bemachtigen.

Op 7 mei verlieten de vreemde troepen Forli en Caterina liet bisschop Savelli, in ruil voor de terugkeer van haar moeder en zuster, naar Cesena vertrekken. Samen met haar ganse familie resideerde ze nu in de Rocca van Ravaldino. Het was nu wachten op de pauselijke erkenning van Ottaviano’s rechten als bestuurder van Forli en Imola en haar bevestiging als regentes. Het bezoek van kardinaal Raffaele Riario als pauselijk gezant einde mei was de voorbode van het officiële document dat volgde op 18 juli 1488.
Toen Tommaso Feo, de man die haar gered had en die naar men zegt verleid was door Caterina, zich meer en meer macht ging toe-eigenen, liet zij hem arresteren en begon ze een verhouding met zijn broer, de 20-jarige Giacomo Feo, met wie ze kort daarna in het geheim trouwde. In april 1489 werd hun zoon Bernardo geboren. Lang duurde het huwelijk niet want bij een nieuwe samenzwering van de Forlivese aristocratie werd de arrogante en op macht beluste Giacomo,  toen hij met zijn gezin terugkeerde van een jachtpartij, voor de ogen van Caterina vermoord op 27 augustus 1495.
De man die de aanslag georganiseerd had was Gian Antonio Ghetti, de wapenmeester van Ottaviano, die een jaar eerder Tommaso Feo, Giacomo’s broer, nog gearresteerd had. Giacomo werd vlak vóór het binnenrijden van de stad aan een brug opgehouden door de aanvallers en neergestoken. Caterina sprong uit haar koets en galoppeerde te paard naar Ravaldino, op de voet gevolgd gevolgd door Bianca, Ottaviano en Cesare. Haar lijfwachten waren vreemd genoeg, plotseling verdwenen.
De moordenaars lieten het zwaar gemutileerde lijk van Feo in een gracht liggen en begaven zich naar de stad waar zij hoopten als helden onthaald te worden. Voor de verzamelde massa op het stadsplein verkondigden zij dat ze Forli bevrijd hadden van een tiran. Gilio Dipintori, de politiechef, die van Ghetti te horen kreeg dat ze gehandeld hadden in opdracht van de gravin, werd achterdochtig en stuurde een boodschapper naar Caterina, die dat ontkende en bevel gaf om de verrader meteen te arresteren. Ghetti voelde nattigheid en probeerde te ontsnappen in de menigte, die nog steeds niet goed wist wat ze van de situatie moest denken. Toen de politiechef begon te roepen dat er 100 dukaten op het hoofd van Ghetti werden gezet, sloeg die op de vlucht maar hij werd door een zekere Bernardo Mangianti achternagezeten en het hoofd ingeslagen. Geholpen door een deel van de menigte konden de andere samenzweerders Antonio Pavagliotta en Domenico da Bagnacavallo ontsnappen.
Caterina stuurde een bericht naar Tommaso Feo, die ondertussen haar gouverneur in Imola was geworden, om hem op de hoogte te brengen van de moord op zijn broer. Hij kreeg het bevel om het huis van Ghetti te vernielen en alle inwoners te arresteren en naar Ravaldino te brengen. Aangezien Ghetti al dood was koelde Caterina haar wraak op zijn gezinsleden: zijn vrouw en 2 kinderen werden gefolterd en in een vergeetput geworpen. Toen enkele dagen later nog een zoontje van 5 jaar ontdekt werd bij een bevriende familie werd het kind de keel overgesneden.
Een familielid van Ghetti werd in Imola publiekelijk gehangen en gevierendeeld. Domenico da Bagnacavallo, die zich verstopt had in een bruidskist in het huis van zijn schoonbroer Giorgio Gobbi werd opgepakt en bleef beweren onder tortuur dat de aanslag gebeurde in opdracht van Caterina, Ottaviano en kardinaal Raffaele Riario. Naar alle waarschijnlijkheid was de moord inderdaad met het medeweten gebeurd van de toen 15-jarige Ottaviano Riario, Caterina’s oudste zoon die net een slaande ruzie met Feo achter de rug had en die vreesde zijn opvolgingsrecht kwijt te raken aan zijn halfbroer Bernardo. Caterina had immers openbaar gemaakt dat ze officieel met Feo getrouwd was.

Domenico da Bagnacavallo werd aan een paard gebonden en door de stad gesleurd tot op de plaats waar Feo was vermoord. Caterina had ondertussen het lichaam van haar man laten overbrengen naar de kerk van San Bernardo. Domenico, die nog leefde, werd verder afgemaakt en zijn lichaam werd naast dat van Ghetti op een ijzeren spies in het openbaar tentoongesteld. Zijn woning en die van Gobbi werden vernield.
In totaal werden ca. 40 personen die verdacht werden van betrokkenheid gefolterd, gedood of gevangen gezet. Meestal leden van de families Orcioli en Marcobelli, die reeds lang problemen hadden met het bestuur en de persoon van Giacomo Feo.
Hoewel Ottaviano enkele tijd werd vastgehouden en ondervraagd ging vrijuit en bleef onder het regentschap van zijn moeder heer van Imola en Forli.  Sommige auteurs beweren dat haar wraak zo hevig was geweest omdat zij echt verliefd was op Feo; anderen zeggen dat haar wrede reactie een middel geweest was om zich van alle verdenkingen te zuiveren. Naar het schijnt zou Caterina achteraf wroeging gehad hebben van de slachtingen (vooral op de vrouwen en kinderen).

In 1496 verscheen dan Giovanni de’ Medici il Popolano op het toneel. Hij had zich samen met zijn broer Lorenzo gedistantieerd van Piero de’ Medici lo Sfortunato (de oudste zoon van il Magnifico), toen die in 1494 was verjaagd, en was als ambassadeur van de Florentijnse republiek naar la Sforza gestuurd. De mooie weduwe, die toen nog maar 33 was, heeft blijkbaar op de 3 jaar jongere Giovanni de’ Medici een bijzondere indruk gemaakt, want reeds in september van het volgende jaar traden zij in het huwelijk. In april 1498 werd hun zoon Ludovico geboren (genoemd naar haar oom), maar toen Giovanni al op 14 september 1498 overleed veranderde Caterina de naam van het kind in Giovanni, ter herinnering aan haar overleden echtgenoot. Deze Giovanni de’ Medici werd de beroemde condottiere Giovanni dalle Bande Nere, de vader van Cosimo I.
In juli 1499 was Niccolò Machiavelli door de Florentijnse republiek als gezant naar Forli gestuurd om er een alliantie te  smeden met Caterina. Er werd o.a. onderhandeld over de vernieuwing van het contract met Ottaviano Riario als condottiere van Firenze. Machiavelli moet bijzonder onder de indruk geweest zijn van haar persoonlijkheid want zij is de enige vrouw die hij in zijn politieke geschriften vermeld heeft.

Naar het schijnt was Caterina in 1499 nog een 4de keer (in het geheim) getrouwd met Ottaviano Manfredi, de zoon van Carlo Manfredi de heer van Faenza en een wapenbroeder van haar zoon Ottaviano Riario, maar dat is niet zeker.  Ottaviano Manfredi werd in april 1499 in verband met de opvolgingsstrijd in Faenza, die hij voerde met zijn neef Astorre Manfredi, in een hinderlaag gelokt en waarschijnlijk vermoord in opdracht van Giovanni Bentivoglio van Bologna toen hij op weg was naar Firenze. Van de opgepakte daders werden er 12 onthoofd door de Florentijnen en Caterina liet er, naar goede gewoonte, een paar vierendelen.
Haar oudste zoon, Ottaviano Riario, was betrokken in plaatselijke conflicten (o.a. tegen Pisa) en vocht met Ludovico il Moro in Lombardije tegen de Fransen en de Venetianen. Caterina stond er nu alleen voor om Imola en Forli te verdedigen. Zij zorgde voor de nodige versterkingen (uit Milaan en Mantua) en trainde naar het schijnt zelf haar soldaten. De agressie van Venetië kon afgeweerd worden, maar toen Cesare Borgia zich eind 1499 met de zaken ging bemoeien, liep het mis.
Paus Alexander VI (Cesare’s vader) had in een bulle van 9 maart 1499 alle feodale heersers vervallen verklaard (en dus ook Caterina en Ottaviano) teneinde een staatje te creëren voor zijn zoon in de Romagna. Op 24 november kwam Cesare Imola en daarna Forli belegeren met Franse troepen (die hij ter beschikking gekregen had van zijn bondgenoot de koning van Frankrijk). De stedelingen gaven zich zonder slag of stoot over aan Borgia en Caterina Sforza moest zich opnieuw gaan verschansen in haar vesting van Ravaldino, van waaruit ze met genoegen kon toezien hoe de soldaten van Borgia, ondanks zijn beloften, plunderend en verkrachtend door Forli trokken. Eens te meer hadden haar onderdanen haar in de steek gelaten.
Op 26 december verscheen Cesare Borgia in hoogst eigen persoon aan de kasteelpoort en nodigde Caterina uit voor een persoonlijk onderhoud. La Sforza veinsde te bezwijken voor zijn charmes en kwam naar buiten. Ze ging echter niet ver en zei dat ze het gesprek misschien beter in het kasteel konden verder zetten. Toen hij haar volgde en op de loopbrug stapte werd die plots omhoog getrokken en Borgia kon nog net op tijd achterwaarts van de brug springen. Cesare was woedend en liet nu de vesting onophoudelijk bombarderen tot er bressen in de wallen geslagen werden en zijn manschappen konden binnen dringen in het fort. Maar Caterina bleef doorvechten aan het hoofd van haar manschappen en moest pas bezwijken voor de overmacht toen één van haar eigen soldaten (omgekocht met Borgia-geld) haar dreigde te doden. Caterina gaf zich niet over aan Borgia maar aan de Franse bevelhebber Antoine Bissey, omdat ze wist dat de Fransen geen vrouwen als krijgsgevangen mochten nemen. Caterina werd echter door de Fransen aan Cesare overgedragen en nadat hij wellicht geweld op haar gepleegd had, werd ze weggevoerd naar Rome waar ze werd opgesloten in het Belvedere. Na een mislukte ontsnappingspoging kwam ze (weer) terecht in de Engelenburcht. Paus Alexander VI beschuldigde haar immers van moordpoging op zijn persoon: Caterina zou hem een aantal vergiftigde brieven gestuurd hebben in november 1499, die echter hun doel gemist hadden…
La Sforza verloor al haar rechten op Forli en Imola en nadat zij op 30 juni 1501 door toedoen van de Franse koning Lodewijk XII werd vrijgelaten, vertrok zij naar Firenze om zich bij haar kinderen te voegen die daar reeds van vóór de inval van Borgia verbleven (behalve Giovanni Livio die in 1496 aan de pest gestorven was). Het weerzien verliep echter niet van een leien dakje want haar schoonbroer Lorenzo il Popolano betwiste haar het hoederecht over de kleine Giovanni de’ Medici (de latere Bande Nere) alsook het beheer van de bezittingen die hij van zijn vader geërfd had. Uiteindelijk zag Caterina zich zelfs verplicht haar zoontje te ontvoeren en een tijdlang (in meisjeskleren) te verbergen in het Palazzo Annalena (in de Via Romana). Met Lorenzo’s dood in 1503 kwam aan de ellende een einde. Caterina trok zich nu terug in de Medici-Villa van Castello. In 1509 overleed ze ten gevolge van een longontsteking in haar Florentijns palazzo in de Via del Corso. Zij werd begraven in het klooster van Santa Maria delle Murate.
Haar kleinzoon Cosimo I zorgde voor een marmeren grafsteen, maar die ging samen met haar stoffelijke resten verloren in 1835 bij restauratiewerken.

Van het schilderij van Lorenzo Credi dat gekend is onder de naam La Dama dei Gelsomini (“de dame met de jasmijn”) van ca.1485-90 wordt gezegd dat het een portret van Caterina zou zijn (zie fig.1)..

Fig. 3 Caterina Sforza (Botticelli, de Lente, Uffizi).

Fig. 3 Caterina Sforza (Botticelli, de Lente, Uffizi).

In Botticelli’s schilderij van de Lente verschijnt zij als één van de 3 Gratiën (zie fig.3).

In de Sala di Giovanni dalle Bande Nere van het Palazzo Vecchio van Firenze is een portret van zijn moeder in één van de medaillons te ontdekken (Vasari en medewerkers 1555-62).

Maike Vogt-Lüerssen heeft nog heel wat andere, mogelijke afbeeldingen van Caterina Sforza naar voor geschoven.
Op de Madonna della Melagrana zou Botticelli Caterina met haar 7 zonen geschilderd hebben. De baby is Giovanni della Bande Nere en zijn 6 halfbroers zijn voorgesteld  als 10-jarigen. Aangezien Giovanni pas in 1498 geboren is moet het werk dus uit die tijd dateren (zie fig.4)

Ook op het Altaarstuk van San Barnaba uit 1487/88 is Caterina (zelfs 2 keer als de Madonna en Sint-Caterina) afgebeeld (zie fig.5).

Dat Caterina een zeer mooie verschijning moet geweest zijn hoeft geen verder betoog, maar dat ze ook één van de gewiekste en wreedste heerseressen van haar tijd geweest is kan niet onopgemerkt blijven.


Genealogie:

Galeazzo Maria Sforza x Lucrezia Landriani
 ¦
Caterina Sforza x Girolamo Riario
∟ Bianca, Ottaviano, Cesare, Giovanni, Galeazzo, Francesco
  x Giacomo Feo
Bernardino
  x Giovanni de’ Medici
 ∟ Giovanni (dalle Bande Nere)
x ?  Ottaviano Manfredi

JVL

Caterina Sforza, the tigress of Forli

Caterina Sforza (born in 1463) was the natural daughter of Galeazzo Maria Sforza and Lucrezia Landriani, the wife of Count Gian Pietro Landriani, a courtier of the Duke of Milan. For her fighting spirit and bravery, but also her for her bloodlust and cruelty, she has gone down in history as the "Tigress of Forli".

Initially Caterina and her sisters and brother were raised by the Landriani family, but when Galeazzo Maria succeeded his father Francesco Sforza as Duke of Milan in 1466, he had all his children come to the ducal court, where they were taken care of by his mother Bianca Maria Visconti. In the same year, Galeazzo was married to Dorotea Gonzaga, but when she died in 1468, Bona of Savoy became his 2nd wife. Besides taking care of her own 4 children with Galeazzo she also raised his former offspring.

Caterina received a solid education but she also had a keen interest in "unfeminine things" such as alchemy, politics, hunting and weapons. When she was nearly 10 in January 1473, she was betrothed to 29-year-old Girolamo Riario, a cousin (some say a son) of Pope Sixtus IV (Francesco della Rovere). The marriage took place in Rome in 1477, when Caterina was 14 years old and the marriage was allowed to be consumed. Meanwhile, Riario had received the city of Imola as part of the dowry by the Pope. The payment for acquiring the city was one of the causes of the Pazzi conspiracy (see other article)
The couple moved to Rome where Riario, who had been Captain General of the Church since 1471, was appointed Count of Forli by the Pope in 1480 when the Ordelaffi family was sidelined. But when Sixtus IV died in 1484, Riario lost all his influence in Rome.  Anarchy reigned in the city, the old feud between the Colonna and the Orsini came back to life and riots broke out in which the houses of Sixtus supporters (including the residence of Riario) were looted. Girolamo was at that time in Paliano (where he besieged a Colonna stronghold) and Caterina fled on horseback (and 7 months pregnant) with some of her soldiers to the Castello Sant'Angelo in order to get control of the situation. She took command and wanted to see the rights to Forli and Imola for the Riario family confirmed by the new pope.
But in the meantime, Girolamo was negotiating with the Holy College and the cardinals had confirmed his lordship over Imola and Forli in exchange for his retreat, recognized him as captain-general of the Church and promised him as compensation of 8,000 (some say 4,000) ducats. Caterina initially didn't want to know about any concessions, but eventually she gave in and on August 25, 1484 she transferred the Castel Sant’Angelo to the Holy College.
When Girolamo and Caterina were on their way to Forli, they heard the news about the election (with Medici support) of Innocent VIII (Gian Battista Cybo), The new pope failed to honour some of the agreements and only recognized Riario as lord of Imola and Forli. Girolamo retained his captaincy of the Church only in theory, and he did not receive his ducats.
Caterina and Girolamo already had 3 children, Bianca (1478), Ottaviano (1479) and Cesare (1480) born in Rome. Giovanni Livio was born in Forli (1484), followed by Galeazzo Maria (1485) and Francesco (1487).

Girolamo Riario had lost his papal benefits and was looking for new income. Since the farmers of the region could no longer pay their taxes, the count had transferred their burdens to the urban population of Forli. These measures were cause for the Orsi brothers, Ludovico and Checco  (who had got into an argument with the count) to plot a conspiracy.   They received a.o. the help  of Giacomo del Ronche,  a bodyguard of Riario, who was not paid in a long time.
On April 14, 1488 the conspirators entered the count's city palace and stabbed him to death in his living room. His body was thrown out of a window in the town square, where a large crowd had gathered because it was market day. Some helpful members of the  Battuti Neri  (a charity) transported the body to the church of San Francesco. Caterina barricaded herself and her family s in a part of her palazzo. Before the killers could break the doors, she had sent messages to her allies in Milan and Bologna and ordered that the Rocca di Ravaldino  (the fortress) should not be transferred to the insurgents. Together with her entire family (her children, her mother Lucrezia and her sister Stella) she was imprisoned in the palazzo of the Orsi. Checco Orsi suggested to the city council to ask for help from Florence (there were whispers afterwards that Lorenzo de' Medici was behind the murder) and Venice, but the city council decided to put Forli under the pope's protection and appealed to Bishop Giacomo Savelli, the papal representative at Cesena. He arrived the next day with a small escort and after taking possession of the city on behalf of the Pope (Innocent VIII), he had to make sure that the sister of the Duke of Milan and her family were not molested and treated correctly.
Meanwhile, Riario's soldiers and some of his faithful were still in the Rocca  and Caterina was strongly urged by the rebels to convince the commander, Tommaso Feo, to hand over the fort. But the Countess, who was in cahoots with Feo, wanted to buy time, and even when Giacomo del Ronche threatened to stab her under Feo's eye in front of the castle walls,  she did not give in and scolded her husband's killer.
Tommaso Feo then informed the rebels that he wanted to speak to Caterina in person to have her sign a letter freeing him from any responsibility for the surrender of the fort and that he would then retreat. The rebels agreed and Caterina was given three hours to settle the matter. As she walked up the drawbridge of the castle, she turned around and made (apparently) an obscene gesture to the Orsi, who already had a bad feeling.
After the 3 hours had passed, Feo could only announce them that he had imprisoned the countess. The insurgents realized that they had been fooled and decided to bring in her family: her children, sister and mother were led to the castle walls and threatened to be killed. Despite the wailing complaints of her children, Caterina appeared on the battlements of the bailey, lifted her skirts, showed off her genitals and roared at the insurgents that she was "pregnant and that she had the necessary material to make other children."" Even if the rebels were to kill her children, there was still a legitimate successor in the making and the Orsi would never be safe. Whether she was expecting at that time is not known but she had made the necessary impression.
Meanwhile, she had her cannons pointed at the city and had the palazzo of the Orsi fired upon. In his many references to Caterina Sforza Machiavelli has described this episode several times in his works. He admired her courage but he never understood how she could put her children's lives at risk in such a way.
No one had indeed expected such a reaction and her family was re-imprisoned, but Bishop Savelli had them transferred to a new prison (the tower of San Pietro), which was guarded by his men. Caterina's mother and sister were sent to Cesena.
When a few days later Giovanni Bentivoglio and Ludovico Sforza's troops reached Forli,  the Orsi brothers and del Ronche fled with a group of conspirators. They had initially tried to kill Caterina's children, but the guards of the Torre di San Pietro had prevented them from doing so. After holding her children in her arms again during a public scene that had deeply moved the spectators, the Forlivese put their fate again in the hands of their countess.

Contrary to military customs, Caterina did not permit a plundering of the city by the troops of her allies, although her subjects had looted her palace after Riario’s murder. In this way, the precious objects that were stolen from her palace remained at least in Forli and did not fall into the hands of foreign soldiers. When the Countess made an appeal to bring back everything that had been stolen from her palace  most valuables were returned anonymously in the course of the following days.

But the conspirators, who had not fled with the Orsi and had been extradited by her subjects, became the subject of her revenge. Caterina appointed Matteo Babbone as the new bally who had to organize the festivities. Marco Scocciarciaro, the man who had thrown count Riario's body through the window, was hung from that same window. He dangled on a rope that was waved back and forth over the heads of the assembled crowd, which finally got hold of him and tore him to pieces. Pagliarino, del Ronche's cousin, got the same punishment: the masses throated and castrated him before removing his heart and his intestines from his body. Pietro Albanese was hung from the gallows and his body served as a target for the soldiers' lances.
Caterina was quite lenient for the wives, mothers and daughters of the Orsi, but the old Andrea Orsi, the “pater familias” who had blamed his sons for only killing Girolamo and not his entire family, awaited a terrible fate. First he was tied to his horse and dragged through the streets to the Palazzo Orsi which was completely destroyed before his eyes.  Afterwards he was pinned to a shelf, with only his head sticking out. The plank was then drawn 3 times by a horse around the town square, while his head (of which not much remained after 3 tours)  banged on the cobbles.
Niccolò Pansechi, the notary of Count Girolamo, who had joined the conspiracy had to appear with a cord around his neck before Caterina. He got away with a banishment and the confiscation of his possessions. The same punishment was reserved for Simone de Fiorini, who had stabbed Riario's dead body lying in the town square. A number of members of the city council and a number of suspects were locked up in the dungeons of la Rocca and some of them have never been seen again…

The whole episode is very reminiscent of the murder of Caterina’s own father on Christmas Day 1476 and the attack of the Pazzi on 26 April 1478 in Florence. Since the Pazzi affair was almost exactly 10 years ago in 1488, rumors about Lorenzo de’ Medici’s involvement were inevitable. However, when the Orsi brothers had asked him for help after the murder, he did not respond to that, but he also never offered his support to Caterina. Still Lorenzo succeeded in acquiring the castle of Piancaldoli on the border with Imola.

On May 7, the foreign troops left Forli and Caterina let Bishop Savelli leave for Cesena in exchange for the return of her mother and sister. Together with her entire family she now resided in the Rocca  of Ravaldino. It was now waiting for the papal recognition of Ottaviano's rights as ruler of Forli and Imola and her confirmation as regent. The visit of Cardinal Raffaello Riario as papal envoy at the end of May was the harbinger of the official document that followed on July 18, 1488.
When Tommaso Feo, the man who had saved her after being seduced  by Caterina, grew more and more ambitious she had  him arrested and began an affair with his brother, 20-year-old Giacomo Feo, whom she married secretly shortly after. In April 1489 their son Bernardo was born. But the marriage did not last long because during a new conspiracy the overbearing and arrogant Giacomo was killed on August 27, 1495 when he returned from a hunting party with his family.
The man who organized the attack was Gian Antonio Ghetti, the gunmaster of Ottaviano, who had arrested Tommaso Feo, Giacomo’s brother, a year earlier. Giacomo was held up by the attackers just before entering the city at a bridge and stabbed to death. Caterina jumped out of her carriage and galloped on horseback to Ravaldino, quickly followed by Bianca, Ottaviano and Cesare. Her bodyguards had strangely enough suddenly disappeared.
The killers left Feo's heavily mutilated corpse in a moat and made their way to the city where they hoped to be hailed as heroes.  In front of the gathered mass in the town square, they proclaimed that they had freed Forli from a tyrant. Ghetti told the chief of police, Gilio Dipintori, that they acted at the behest of the Countess, but Gilio became suspicious and sent a messenger to Caterina, who denied it and ordered the immediate arrest of the traitor. Ghetti became unsure and tried to escape into the crowd, who still didn't quite know what to think about the affair. When the police chief started shouting that 100 ducats were being put on the traitor's head, Ghetti fled, but he was chased by a man called Bernardo Mangianti who chopped him in half with his sword.  Aided by some members of the crowd, the other conspirators Antonio Pavagliotta and Domenico da Bagnacavallo were able to escape.
Caterina sent a message to Tommaso Feo, who had become her governor in Imola, to inform him of his brother's murder. He was ordered to destroy Ghetti's house and arrest all residents and take them to Ravaldino. Since Ghetti was already dead, Caterina cooled her revenge on his family members: his wife and two daughters were tortured and thrown into an oubliette. A few days later, a 5-year-old son of Ghetti who stayed with friends, had his throat slit.
A relative of Ghetti's was publicly hanged and quartered in Imola. Domenico da Bagnacavallo, who had been hiding in a bridal box at the home of his brother-in-law Giorgio Gobbi, was arrested but continued to declare (under torture) that Caterina, Ottaviano and Cardinal Raffaello Riario were behind the attack.

The murder had happened more than likely with the knowledge of 15-year-old Ottaviano Riario, Caterina's eldest son,  who had just had a slamming argument with Feo and feared losing his right to succession to his half-brother  Bernardo. Caterina had made it public that she was officially married to Feo.
Domenico da Bagnacavallo was tied to a horse and dragged through the streets to the place where Feo was murdered. Meanwhile, Caterina had her husband's body transferred to the church of San Bernardo. Domenico, who was still alive after his ride, was killed and his body was displayed in public next to Ghetti's on an iron skewer. His house and Gobbi's were destroyed.
About 40 people suspected of involvement were tortured, killed or imprisoned. Mostly members of the Orcioli and Marcobelli families, traditional opponents of the government of Giacomo Feo.
Although Ottaviano  was detained and interrogated for some time, he was released and  remained under the regency of his mother, Lord of Imola and Forli. Some authors claim that her revenge was so severe because she was really in love with Feo; others say that her cruel reaction was a means to acquit herself. It seems that afterwards Caterina would have been remorseful for the massacres (especially on women and children).

In 1496 Giovanni de' Medici il Popolano had been sent to Forli as ambassador of the Florentine Republic. Together with his brother Lorenzo he had dissociated himself from Piero de' Medici lo Sfortunato, when the oldest son of il Magnifco was ousted in 1494. The beautiful widow, who was only 33 at the time, apparently made a great impression on the 3 years younger Giovanni de' Medici, because already in September of the following year they got married. In April 1498 their son Ludovico was born (named after her uncle), but when Giovanni died on September 14, 1498, Caterina changed the child's name to Giovanni, in memory of her late husband.  This Giovanni de' Medici became the famous  condottiere  Giovanni dalle Bande Nere, the father of Cosimo I.
In July 1499, Niccolò Machiavelli was sent to Forli by the Florentine Republic to forge an alliance with Caterina. Among other things was negotiated, the renewal of Ottaviano’s contract as condottiere in Florentine service. Machiavelli must have been particularly impressed by Caterina’s personality because she is the only woman he has mentioned in his political writings.

It is said that Caterina was secretly married a 4th time to Ottaviano Manfredi, the son of Carlo Manfredi, lord of Faenza and a  brother-in-arms  of  her son Ottaviano  Riario, but that is not certain.  Because of a conflict with his cousin Astorre regarding the succession in Faenza Ottavio Manfredi was ambushed in April 1499 and probably assassinated at the behest of Giovanni Bentivoglio of Bologna while on his way to Florence. Of the arrested perpetrators, 12 were beheaded by the Florentines and Caterina had a few quartered to good practice.

Her oldest son Ottaviano Riario  was involved in local conflicts  (including a war against Pisa) and fought with Ludovico il Moro in Lombardy against the French and Venetians. Caterina was now on her own to defend Imola and Forli. She provided the necessary reinforcements (from Milan  and Mantua) and apparently trained her soldiers herself. Venice's aggression could be repelled, but when Cesare Borgia arrived at the end of 1499, things went wrong. His father Pope Alexander VI had invalidated the investiture of all feudal rulers in a bull of 9 March 1499 (including Caterina and Ottaviano) in order to create a state for Cesare in the Romagna. On November 24, Cesare besieged Imola and then Forli with his French troops (which he got from his ally the king of France). The townspeople surrendered without a fight and Caterina Sforza had to search refuge in her fortress of Ravaldino. With a certain gloating pleasure she watched the inhabitants of Forli being marauded and raped by Borgia’s soldiers, despite his promises. Once again, her subjects had abandoned her.

On December 26 Cesare Borgia appeared at the castle gate and invited Caterina for a personal interview. La Sforza feigned succumbing to his charms and came out. However, she did not go very far and said that they might be better off continuing the conversation inside the castle. When he followed her and stepped on to the walkway it was suddenly pulled up and Borgia was able to jump backwards from the bridge just in time. Cesare was furious and had the fortress continuously bombed until the ramparts were smashed and his men could penetrate into the fort. But Caterina continued to fight at the head of her men and only had to succumb to the force majeure when she was betrayed by one of her own soldiers (bribed with Borgia money) who threatened to kill her. Caterina did not surrender  to Borgia but to the French commander Antoine Bissey, because she knew that the French could not take women as prisoners of war.
But Caterina was handed over to Cesare Borgia by the French and after that he may have committed violence on her, she was taken away to Rome where she was imprisoned in the Belvedere. Because of a failed escape attempt, she ended up (again) in the Castello Sant’Angelo. Pope Alexander VI held her prisoner because he accused her of an attempt on his life: allegedly Caterina had sent him a number of poisoned letters in November 1499, that had missed their target…

La Sforza lost all her rights to Forli and Imola and when she was released on June 30, 1501 by order of the French King Louis XII, she left for Florence to join her children, who were already there since November 1499 (except for Giovanni Livio who died in 1496 of the plague). The reunion, however, did not go smoothly because her brother-in-law Lorenzo il Popolano challenged her the guardianship of little Giovanni (later Bande Nere) as well as the management of the possessions he had inherited from his father. In the end, Caterina even felt obliged to kidnap her son and hide him (dressed as a girl) for a while in the Palazzo Annalena (in Via Romana). With Lorenzo's death in 1503, the misery came to an end. Caterina now retired to the Medici Villa in Castello. In 1509 she died as a result of pneumonia in her Florentine palazzo in Via del Corso. She was buried in the monastery of Santa Maria delle Murate.
Her grandson Cosimo I provided a marble tombstone, but it was lost in restoration works along with her remains in 1835.

Fig.4  La Madonna della Melagrana (Botticelli, Uffizi)

Fig.4 La Madonna della Melagrana (Botticelli, Uffizi)

The painting by Lorenzo Credi, known as La Dama dei Gelsomini  ("the lady with the jasmine") ca.1485-90, is said to be a portrait of Caterina (see fig.1). 
In the Sala di Giovanni dalle Bande Nere of the Palazzo Vecchio of Florence is a portrait of his mother in one of the medallions (Vasari and collaborators 1555-62).

Maike Vogt-Lüerssen has put forward many other, possible images of Caterina Sforza.

On the Madonna della Melagrana  Sandro Botticelli would have painted Caterina with her 7 sons. The baby is Giovanni della Bande Nere and his 6 half-brothers have been introduced as 10-year-olds. Since Giovanni was not born until 1498, the work must date back to that time (see fig.4).

Fig.5   Pala di San Barnaba (Botticelli, Uffizi).

Fig.5 Pala di San Barnaba (Botticelli, Uffizi).

Caterina (as the Madonna and as Saint Caterina) is also depicted on the Altarpiece of San Barnaba (1487/88) (see fig.5).

 Caterina must have been a very beautiful woman and this should not be further demonstrated, but that she has also been one of the most cunning and cruel rulers of her time cannot go unnoticed.

 

Literatuur:

Brogi, C.             Caterina Sforza.  Arezzo, 1996.
Condottieri di Ventura (Ottaviano Manfredi  0991), 2012.  www.condottieridiventura.it.
De Vries, J.         Caterina Sforza and the Art of Appearances.   Abingdon, 2010.
Graziani, N & Venturelli, G.     Caterina Sforza. Cles, 2001.
Lev, E.                The Tigress of Forli. Boston, 2011.
Martines, L.        Bloed in april, Amsterdam, 2005.
Rachel, G.           La dame de Forli.  Parijs, 1987.
Unger, M.J.         Machiavelli, een biografie. Amsterdam, 2011.
Van Laerhoven, J.   Firenze, de Medici en de Borgia (1455-1513).  Kermt, 2018.
zie art. De oorzaken van de Pazzi-samenzwering.
zie art. Was Carlo de’ Medici de betovergrootvader van hertog Cosimo I.
Viroli, M.            La Rocca di Ravaldino. Cesena, 2012.
Viroli, M.            Niccolo’s smile, New-York, 1998.
Vogt-Lüerssen, M.  The identification of Caterina Sforza www.kleio.org/en/books/caterina_symbols/