Claudia de'Medici een Florentijnse vorstin in Tirol

Claudia de’ Medici, een Florentijnse vorstin in Tirol 

Fig.1  Federigo Ubaldo della Rovere (C. Ridolfi, Gall.Naz.delle Marche, Urbino) ca. 1621.

Fig.1  Federigo Ubaldo della Rovere (C. Ridolfi, Gall.Naz.delle Marche, Urbino) ca. 1621.

In 1522 was het hertogdom Urbino, dat korte tijd geregeerd werd door de Medici (ten tijde van Lorenzo il Giovane) weer in handen gekomen van Francesco Maria I della Rovere. Ten einde opnieuw greep te krijgen op het gebied werd er in Firenze besloten om Claudia de’ Medici, groothertog Ferdinando I’s jongste dochter te laten trouwen met Federigo Ubaldo della Rovere de enige zoon van Francesco Maria II della Rovere en diens achternicht Livia della Rovere (zie fig.1).

De verloving was al geregeld in 1608 toen beide huwelijkspartners amper 4 en 3 jaar oud waren (Claudia was geboren op 4 juni 1604) en in 1609 en 1612 werden de nuptiale plannen bevestigd door Claudia’s broer groothertog Cosimo II. Claudia kreeg een bruidsschat mee van 300.000 scudi en zij verbleef in afwachting van haar huwelijk in het Chiostro delle Murate.  Cosimo liet regelmatig paarden als geschenk naar de jonge Federigo sturen: achteraf zou blijken dat dit zowat het enige was waar hij verstand van had. Claudia daarentegen was een gecultiveerde jonge dame, die van schilderkunst en van muziek hield: naar het schijnt speelde zij zelf harp en mandoline.
De eerste ontmoeting van het jonge paar had plaats in Firenze toen Federigo op 6 oktober 1616 op bezoek kwam. Er werd 10 dagen feest gevierd. Geschiedschrijver Angelo Conti vertelde dat toen Federigo Claudia’s hand wou kussen, zij die verschrikt terugtrok. Hij voegde er direct aan toe dat het uit verlegenheid was…
Na de 2de ontmoeting op 25 april 1618 volgde 4 dagen later het huwelijk dat ingezegend werd door de aartsbisschop van Firenze. Het koppel vertrok dan naar Urbino, waar Federigo 3 jaar later, toen hij 16 werd in mei 1621, van zijn vader de hertogskroon kreeg.

Justus Sustermans heeft Claudia geportretteerd op dezelfde leeftijd (zie fig.2).

Fig.2 Claudia de’ Medici (Justus Sustermans, privécollectie ca.1621)

Fig.2 Claudia de’ Medici (Justus Sustermans, privécollectie ca.1621)

Maar Federigo bleek een onbekwaam regeerder te zijn en een respectloze, brutale echtgenoot. Op 7 februari 1622 werd hun dochtertje Vittoria geboren, maar Federigo liet zijn vrouw en kind in een soort van afzondering plaatsen, zogezegd om hen te beschermen, maar in feite om er vanaf te zijn. Want ondertussen hield hij zich bezig met nachtelijke escapades, waarbij hij vrouwen lastig viel en in vechtpartijen verzeild geraakte. Toen hij verliefd werd op een actrice, genaamd la bella Argentina, liet hij zijn gezin compleet in de steek. Vader Francesco Maria besloot toen om zijn schoondochter en zijn pas geboren kleindochtertje naar zijn kasteel in Pesaro te sturen.

Zijn buitensporig gedrag was een constante belediging voor de Medici en toen Federigo op 29 juni 1623 stierf ten gevolge van een epilepsie aanval, werd er (zoals gewoonlijk) meteen gesproken over vergiftiging en moord, maar daar waren geen bewijzen voor. 

Claudia keerde op 7 augustus 1623 naar Firenze terug samen met haar dochtertje Vittoria dat aan het hof door Maria Magdalena van Oostenrijk (de weduwe van Cosimo II) en Cristina van Lorreinen (de weduwe van Ferdinando I) werd opgevoed en later zou gekoppeld worden aan haar neef Ferdinando de' Medici, de latere groothertog van Toscane.
Aangezien Federigo Ubaldo zonder mannelijke erfgenaam was gestorven liet paus Urbanus VIII het hertogdom Urbino in 1623 opnieuw bij de pauselijke staat inlijven, maar in 1644 kon groothertog Ferdinando II het in naam van zijn vrouw Vittoria tijdens de Barberini-Oorlog komen opeisen.

Fig.3 Leopold V van Habsburg (M.Pollack naar Sustermans, Schloss Ambras, 1626-30)

Fig.3 Leopold V van Habsburg (M.Pollack naar Sustermans, Schloss Ambras, 1626-30)

Na hun terugkeer in Firenze werden Claudia en Vittoria ondergebracht in het Convento della Crocetta. Daar verbleef toen ook Maria Magdalena die medelijden had met haar schoonzus en meteen op zoek ging naar een geschikte echtgenoot. In 1626 huwde Claudia voor de 2de keer, ze was toen nog net geen 22, met de broer van Maria Magdalena, Leopold V van Habsburg (zie fig.3).

Hij was de in 1586 geboren 5de zoon van Karel II van Binnen-Oostenrijk en Maria van Beieren. Van 1598 tot 1626 was hij bisschop van Passau geweest en van 1607 tot 1626 bisschop van Straatsburg. In dat jaar werd hij door zijn broer keizer Ferdinand II aangesteld als aartshertog van het autonome Vóór-Oostenrijk (de westelijke gebieden van de Habsburgers) en het graafschap Tirol (het huidige Noord-, Oost- en Zuid-Tirol).
Leopold was eigenlijk een levensgenieter en niet geschikt voor het celibatair bestaan en ondanks het feit dat hij 18 jaar ouder was dan zijn bruid, werd het een perfecte match; Leopold verkeerde in geldnood en Claudia was rijk en op zoek naar een stabiele, betrouwbare en devote echtgenoot. Tussen 1627 en 1632 schonk Claudia Leopold 5 kinderen:  Maria Eleonora (die slechts 2 jaar oud werd), Ferdinand Karel (die zijn vader opvolgde als aartshertog van Vóór-Oostenrijk en graaf van Tirol), Isabella Clara (die huwde met Karel II Gonzaga de hertog van Mantova), Sigismund Frans, (die zijn kinderloze broer Ferdinand-Karel in 1662 opvolgde) en Maria Leopoldina (die trouwde met keizer Ferdinand III).

Fig.4 Aartshertogin Claudia (L. Lippi, Schloss Ambras, 1626)

Fig.4 Aartshertogin Claudia (L. Lippi, Schloss Ambras, 1626)

Vittoria bleef in Firenze onder de hoede van Maria Magdalena en Cristina van Lorreinen en Claudia kreeg haar residentie in Innsbruck. Lorenzo Lippi portretteerde de aartshertogin in vol ornaat (zie fig. 4).

 Leopold liet voor zijn vorstin in 1629 het Tiroler Landestheater van Innsbruck oprichten en begon met de bouw van de Jezuïetenkerk. Op haar vraag liet hij ook openbare geselingen verbieden.

Toen Leopold in 1632 overleed en Claudia achterliet als een weduwe van amper 28 jaar nam zij (volgens zijn laatste wil), tot in 1646 het regentschap waar voor haar oudste zoon Ferdinand Karel (1628-1662), die op zijn beurt zou huwen met Anna de' Medici (+1676), een dochter van Cosimo II en dus zijn volle nicht. Hun dochter Claudia Felicitas werd de 2de vrouw van keizer Leopold I.
Anna werd aartshertogin in 1646, maar verbleef meer in Firenze dan in Innsbruck. Na de dood van haar schoonbroer Sigismund in 1665 kwam het gebied terug onder het rechtstreeks bestuur van Wenen.


Genealogie:

    Ferdinando I de’ Medici x Cristina van Lorreinen
                          |
                          |                              Francesco Maria II della Rovere
          ________|______                               x² Livia della Rovere
          |                           |                              |  
     Cosimo II           Claudia     x  Federigo Ubaldo della Rovere (+1623)
       (+1621)           (1604-48)    |
x Maria Magdalena                  |   
      __|__________                    |      x² Leopold V van Habsburg (+1632)
      |                       |                    |             ___|______________
      |         Ferdinando II x Vittoria        |           |                      |           
      |                              (1622-94)        |   Sigismund     Maria Leopoldina
      |                                                     |    (+1665)    x keizer Ferdinand III
      |                                                     |             
Anna (1616-76) de’ Medici  x  Ferdinand Karel van  Habsburg/Tirol (1628-62)
                                              |
                        Claudia Felicitas (1653-76) x keizer Leopold I

 

Claudia’s bewind bracht Tirol voorspoed en vrede. Zij regeerde met ferme hand, waarbij zij kon rekenen op de steun van haar keizerlijke schoonbroer. Om aan de aanvallen van de Fransen en de Zweden tijdens de 30-jarige Oorlog te kunnen weerstaan, hervormde zij de Tiroolse militie, liet fortificaties bouwen (in Reutte, Kufstein en Scharnitz) en sloot militaire bondgenootschappen met Spanje en het keizerrijk.
Haar hoofdstad Innsbruck werd opnieuw een leefbare stad, de straten werden geplaveid en er werden maatregelen getroffen tegen branden en epidemieën. Zij is er in geslaagd Tirol uit een diepe financiële crisis te halen door o.a. de handel aan te zwengelen (Bolzano kreeg zijn marktrechten), de visserij te bevorderen en moerbeibomen te laten aanplanten voor de zijdeproductie.
Tijdens haar regering heeft Claudia ook een aantal verbeteringen inzake rechtspraak laten doorvoeren. Onnodige wreedheden werden afgeschaft: misdadigers die tot de brandstapel of het rad veroordeeld werden, moesten eerst ter dood gebracht worden en moeders die hun baby’s gedood hadden (uit wanhoop) werden minder zwaar gestraft dan voorheen. Het aantal heksenvervolgingen verminderde, maar prostitutie en overspel werden hard aangepakt en kindermisbruik werd zwaar gestraft. Als “goede katholiek” stelde Claudia zich minder verdraagzaam op tegenover joden en protestanten. Innsbruck moest onder haar bewind een “heilige stad” worden.

Fig.5 Landtag in Innsbruck (K. Anrather 1891, Ferdinandeum Innsbruck)

Fig.5 Landtag in Innsbruck (K. Anrather 1891, Ferdinandeum Innsbruck)

In het oude regeringsgebouw liet de vorstin in 1645 de Claudia-zaal inrichten (met het houten renaissance-plafond) die gebruikt werd voor speciale gelegenheden. Het ganse gebouw is nu nog steeds bekend als het Claudiana.
De aartshertogin liet zich in het bestuur bijstaan door de jurist Wilhelm Biener die zij in 1638 aanstelde tot haar kanselier. Hij zorgde voor een efficiënte administratie, bestreed corruptie en liet adel en geestelijkheid hun deel van de belastingen betalen. Karl Anrather schilderde een tumultueuze zitting van de Landtag in Innsbruck met Biener en Claudia de’ Medici (zie fig.5) in een hoofdrol.
Na de dood van de aartshertogin, met wie hij volgens sommige bronnen een relatie had, bleef Biener kanselier van haar zoon en opvolger Ferdinand Karel, maar in 1651 werd hij (onterecht?) wegens verraad en geldverduistering onthoofd in Rattenberg.

Fig.6 Claudia als Christina van Bolsena (L. Lippi, Schloss Ambras).

Fig.6 Claudia als Christina van Bolsena (L. Lippi, Schloss Ambras).

Zoals het een echte Medici paste was Claudia een grote kunstmecenas. Vooral werken met een religieuze inslag hadden haar voorkeur. Lorenzo Lippi, die haar reeds in 1626 geportretteerd had (in de portrettengalerij van Schloss Ambras in Innsbruck), schilderde haar zeer waarschijnlijk ook als de Heilige Christina van Bolsena in 1646, de patroonheilige van haar moeder Cristina van Lorreinen  (zie fig.6 ).

In datzelfde jaar droeg de Landesfürstin de macht over aan haar zoon Ferdinand Karel, Op kerstdag 1648 overleed Claudia ten gevolge van hydropsie en ze werd begraven in de Jezuïetenkerk van Innsbruck die zij tijdens haar regering had laten afwerken.




www.tacitus.nu/historical-atlas/austria.htm

www.tacitus.nu/historical-atlas/austria.htm

Addendum:

Bij haar dood in 1648 strekte het territorium van de Tiroolse Habsburgers (licht geel) zich uit in het zuiden van het Heilig Roomse Rijk (langs de rode grenslijn) tot diep in het huidige Italië (Trento)

De Styrische lijn bestuurde Karinthië en Stiermarken (oranje). De erflanden van de Habsburgers met uitbreiding lagen in het oosten (roze)  en de Spaanse Habsburgers regeerden in het westen en Zuid-Italië (geel).

JVL

 

Claudia de’ Medici, a Florentine duchess in Tyrol.

 

In 1522, the Duchy of Urbino, which was briefly ruled by the Medici (at the time of Lorenzo il Giovane) came back into possession of Francesco Maria I della Rovere. In order to regain control of the duchy, it was decided to marry Claudia de' Medici, Grand Duke Ferdinando I's youngest daughter, to Federigo Ubaldo della Rovere, the only son of Francesco Maria II della Rovere and his niece Livia della Rovere (see fig.1).

The engagement was already arranged in 1608 when both partners were only 4 and 3 years old (Claudia was born on June 4, 1604) and in 1609 and 1612 the nuptial plans were confirmed by Claudia's brother Grand Duke Cosimo II. Claudia received a dowry of 300,000 scudi and awaiting her wedding she stayed in the Chiostro delle Murate.  Cosimo regularly had horses sent as gifts to young Federigo: it would turn out that this was just about the only thing he knew about. Claudia, on the other hand, was a cultivated young lady, who loved painting and music: it seems that she could play the harp and the mandolin.

The young couple's first meeting took place in Florence during Federigo’s visite on October 6, 1616. There was a 10-day celebration. Chronicler Angelo Conti wrote that when Federigo tried to kiss Claudia's hand, she withdrew it in terror. He immediately added that it was out of shyness…
Only 4 days after their 2nd  meeting on April 25, they were married by the Archbishop of Florence. A few days later the couple left for Urbino, where Federigo received the ducal crown, when he became 16 in May 1621. Giusto Sustermans painted Claudia at the same age (see fig.2).

Federigo turned out to be an inept ruler and a disrespectful, brutal husband. On February 7, 1622, their daughter Vittoria was born, but Federigo had his wife and child placed in some kind of isolation, supposedly to protect them, but in fact to get rid of them. In the meantime, he was engaged in nightly escapades, harassing women and getting into fights. When he fell in love with an actress named la bella Argentina, he completely forgot his wife and daughter. Father Francesco Maria then decided to send his daughter-in-law and his new-born granddaughter to his castle in Pesaro.
His debauched behavior was a constant insult to the Medici, and when Federigo died on June 29, 1623 as a result of an epilepsy attack, there was (as usual) immediate talk of poisoning and murder, but there is no evidence of that. 

In August 1623 Claudia returned to Florence with her daughter Vittoria. The child was taken care of by Mary Magdalene of Austria (the widow of Cosimo II) and Cristina of Lorraine (the widow of Ferdinando I) and was mend to become the future wife of her nephew Ferdinando de' Medici, the later Grand Duke of Tuscany.

Since Federigo Ubaldo had died without a male heir, Pope Urban VIII had incorporated the Duchy of Urbino back into the Papal States in 1623, but in 1644 Grand Duke Ferdinando II reclaimed it in the name of his wife Vittoria during the War of the Barberini.

After their return to Florence, Claudia and Vittoria were housed in the Monastery della Crocetta. Her sister-in-law Mary Magdalene, already living there, decided to look for a suitable husband for Claudia. In 1626 Claudia married for the 2nd  time, she was then just under 22, with Mary Magdalene’s brother Leopold V of Habsburg (see fig.3). He was born in 1586 and the son of Charles II of Inner Austria and Mary of Bavaria. From 1598 to 1626 he had been bishop of Passau and bishop of Strasbourg from 1607 to 1626. In that year his brother Emperor Ferdinand II appointed him Archduke of the autonomous Further-Austria (the western territories of the Habsburgs) and the county of Tyrol (nowadays North, East and South Tyrol).
Leopold was actually an epicurean and not really fit for celibate existence and despite the fact that he was 18 years older than his bride, the wedding became a perfect match; Leopold was in need of money and Claudia was rich and looking for a stable, reliable and devout husband.

Between 1627 and 1632 Claudia gave birth to five children: Maria Eleonora (who was only 2 years old when she died), Ferdinand Charles (who succeeded his father), Isabella Clara (who married Charles II Gonzaga the Duke of Mantova), Sigismund Francis, (who succeeded his childless brother Ferdinand Charles in 1662) and Maria Leopoldina (who married Emperor Ferdinand III).
Vittoria remained in Florence under the care of Mary Magdalene and Cristina van Lorraine and Claudia resided in Innsbruck. Lorenzo Lippi portrayed the Archduchess in full ornate (see fig. 4).

Leopold had the Tyrolean Landestheater of Innsbruck built for his wife in 1629 and he began the construction of the Jesuit church. At her request, he also banned public floggings.
When Leopold died in 1632 and left Claudia as a widow of barely 28 years, she (according to his last will) took the regency for her eldest son Ferdinand Charles (1628-1662).  He married Anna de' Medici (+1676), a daughter of Cosimo II and his full niece. Their daughter Claudia Felicitas became the 2nd  wife of Emperor Leopold I. Anna became Archduchess in 1646, but she spent more time in Florence than in Innsbruck (see genealogy).After the death of her brother-in-law Sigismund in 1665, the territories returned under the direct rule of Vienna.

Claudia's reign brought Tyrol prosperity and peace. She ruled with firm hand, relying on the support of her imperial brother-in-law. In order to withstand the attacks of the French and the Swedes during the 30-year War, she reformed the Tyrolean militia, built fortifications (in Reutte, Kufstein and Scharnitz) and made military alliances with Spain and the empire.
Innsbruck became a livable city again, the streets were paved and measures were taken against fires and epidemics. She succeeded in bringing Tyrol out of a deep financial crisis by, among other things, boosting trade (Bolzano was granted market rights) to promote fishing and to have mulberries planted for silk production.
During her government, Claudia also made a number of improvements in jurisdiction. Unnecessary atrocities were abolished: criminals who were condemned to the stake or the wheel had to be put to death first, and mothers who had killed their babies (out of desperation) were punished less severely than before. The number of witch prosecutions decreased, but prostitution and adultery were dealt with harshly and child abuse was severely punished. As a "good Catholic", Claudia was less tolerant of Jews and Protestants and under her rule Innsbruck had to become a "holy city".
In the old government building, the duchess had the Claudia Hall (with the wooden renaissance ceiling) set up in 1645 for special occasions. The entire building is still known today as the Claudiana..

The Archduchess was assisted in government by the lawyer Wilhelm Biener, whom she appointed as her chancellor in 1638. He ensured efficient administration, fought corruption and made nobility and clergy pay their share of taxes.
Karl Anrather painted a tumultuous session of the Landtag in Innsbruck with Biener and Claudia de' Medici in the picture (see fig. 5). After the death of the Archduchess, with whom he had a relationship according to some sources, Biener remained chancellor of her son and successor Ferdinand Charles, but in 1651 he was (unjustified?) beheaded in Rattenberg for treason and money embezzlement.

 As most members of the Medici family, Claudia was a great patron of art. She especially preferred religious art objects. Lorenzo Lippi, who had already portrayed her in 1626 (in the portrait gallery of  Schloss  Ambras in Innsbruck), most likely painted her also as Saint Christina of Bolsena in 1646, the patron saint of her mother Cristina of Lorraine (see fig. 6).).
In the same year the Landesfürstin handed over power to her son Ferdinand Charles, On Christmas Day 1648 Claudia died (of hydropsy) and she was buried in the Jesuit church of Innsbruck (finished during her reign)

 

Addendum (see map)

 At the time of her death in 1648, the territory of the Tyrolean Habsburgs (light yellow) stretched in the south of the Holy Roman Empire (along the red border line) deep into present-day Italy (Trento)
The Styrian line controlled Carinthia and Styria (orange). The Habsburg hereditary lands (with enlargements) lay in the east (pink) and the Spanish Habsburgs ruled in the west and southern Italy (yellow)

Literatuur:

Benzoni, G.                 Claudia de’ Medici, duchessa d’Urbino, in: Dizionario biografico, vol.26 (1982)
Grottanelli, L.              Claudia de’ Medici e i suoi tempi. Firenze,1896.
Rossi Nissim, L.          Vittoria della Rovere (Donne di casa Medici). Firenze, 1997.
Rusher, U.                   Claudia de’ Medici. Fembio notable women. www.fembio.org
Van Laerhoven, J.        De Medici-vrouwen,  Kermt, 2016.
Vannucci, M.              Donne di Casa Medici.  Rome, 1999.
Weiss, S.                     Claudia de’ Medici. Eine italienische Prinzessin als Landesfürstin   
                                      von Tirol (1604 – 1648). Innsbruck, 2004.

 

.