De mysterieuze dood van Ippolito de' Medici
De mysterieuze dood van Ippolito de’ Medici
Volgens hardnekkige geruchten zou Ippolito de' Medici, de natuurlijke zoon van Giuliano de’ Medici, de hertog van Nemours, in 1535 vermoord zijn geworden in opdracht van zijn neef Alessandro de’ Medici, de 1ste hertog van Firenze. Alessandro was de natuurlijke zoon van paus Clemens VII toen die nog kardinaal Giulio de’ Medici was.
Giuliano (de jongste zoon van Lorenzo il Magnifico) was op 22 februari 1515 getrouwd met Philiberte van Savoye, de dochter van hertog Philippe de Bresse en Claudine de Brosse. Hun huwelijk bleef kinderloos, maar in maart 1511 had Giuliano een zoontje verwekt bij zijn minnares Pacifica di Giovanni Brantano, een hofdame van de hertogen van Urbino. Pacifica is enkele tijd na de bevalling overleden en wordt door sommige kunstkenners vereenzelvigd met de Monna Lisa van Leonardo da Vinci.
Na de vroege dood van zijn vader in 1516 werd de jonge Ippolito, die in 1519 gelegitimeerd was, opgevangen door zijn nicht Clarice de’ Medici (de echtgenote van Filippo Strozzi) en verder opgevoed door zijn ooms Giovanni en Giulio de' Medici (de latere pausen Leo X en Clemens VII). In 1526 had Clemens VII voor de 15-jarige Ippolito al een huwelijk gepland met Isabella, de dochter van Vespasiano Colonna om de betrekkingen tussen de Medici en de Colonna te verbeteren. Eigenlijk was Ippolito verliefd op zijn nichtje Caterina (de dochter van Lorenzo de’ Medici van Urbino), maar die was door de paus beloofd aan Henri, de 2de zoon van Frans I van Frankrijk.
Nadat ze in april 1527 bij het uitroepen van de 3de republiek uit Firenze verjaagd werden, trokken de 2 Medici-bastaarden Ippolito en Alessandro naar Rome. Daar werd Ippolito, die nochtans liever een militaire carrière had uitgebouwd, op 18-jarige leeftijd op 10 januari 1529 door zijn pauselijke oom tot kardinaal benoemd. Toen de Medici in 1530 opnieuw de macht kregen in Firenze, wenste Clemens VII (zijn zoon) Alessandro het leiderschap te geven en Ippolito had meteen begrepen dat hij opzij gezet was geworden. De jonge kardinaal, die net zoals zijn vader, zeer geliefd was bij de Florentijnen omwille van zijn zacht karakter, zijn generositeit en zijn innemende persoonlijkheid, zou misschien een betere heerser geweest zijn voor zijn stadsgenoten, maar het was maar al te duidelijk dat Alessandro de voorkeur gekregen had van zijn pontificale vader.
Na de verzoening tussen paus en keizer was Ippolito in 1529 één van de 3 pauselijke gezanten die bij Karel V op bezoek waren in Genua in het vooruitzicht van de keizerskroning en in de lente van 1532 had hij deelgenomen aan de Hongaarse campagne tegen de Turken. Uit deze periode dateert het portret van de kardinaal in Hongaars uniform door Titiaan (zie fig.1).Toen Clemens VII hem in juli van hetzelfde jaar tot vicekanselier van de Roomse kerk benoemd had, één van de meest lucratieve functies in de Curie, werd het duidelijk dat Ippolito zich geen illusies meer moest maken over een politieke of militaire carrière.
Een huwelijk met Isabella Colonna kon ook niet meer doorgaan, aangezien Ippolito kardinaal geworden was, maar wat de paus niet kon verhinderen was dat Ippolito ondertussen verliefd geworden was op Isabella's stiefmoeder Giulia Gonzaga, de gravin van Fondi, die in 1528 op haar 15de weduwe was geworden van Vespasiano Colonna (zie fig.2). Ippolito bracht haar regelmatig bezoekjes aan haar hof in Fondi dat zij tot een intellectueel en artistiek centrum had uitgebouwd. Giulia stond ook bekend voor haar schoonheid en de Barbarijse zeerover Barbarossa (Khair-ad-Din) had het plan opgevat om haar te ontvoeren voor zijn meester, sultan Suleiman de Grote. Toen hij in de nacht van 8 op 9 augustus 1534 in de baai van Gaeta geland was, liet hij zich de weg wijzen naar haar kasteel in Fondi. Maar blijkbaar was Giulia op de hoogte gebracht van de zaak en op tijd kunnen vluchten. Barbarossa was woedend en liet Fondi en Sperlonga plunderen. Wellicht heeft Ippolito haar geholpen bij haar ontsnapping of na haar ontsnapping, maar Giulia heeft hem in ieder geval beloond met het vaderschap over een zoontje.
Deze Asdrubale de' Medici (1535-65) heeft de militaire ambities van zijn vader proberen waar te maken, maar hij heeft zich in tegenstelling tot de andere Medici-militairen niet in dienst van Toscane en de groothertog gesteld. Toen hij in 1554 in conflict kwam met Cosimo I werd hij verbannen. Hij bood zijn diensten aan de Siënezen aan in hun onafhankelijkheidsstrijd tegen Firenze. Toen Siena zich in 1555 moest overgeven wijdde hij zich verder volledig aan zijn lidmaatschap van de Ridderorde van Jeruzalem en in 1565 sneuvelde hij bij de Turkse belegering van Malta.
Giulia Gonzaga wilde niet met een man van de kerk trouwen, maar Ippolito beloofde haar zijn kardinalaat op te geven en heerser van Firenze te worden. Hij was daar dan aanvankelijk wel gepasseerd als bewindvoerder, maar toen Alessandro il Moro zich ontpopte als een wreed en onbekwaam heerser, besloot hij diens wanbeleid aan te klagen, eerst bij de paus (maar dat was Alessandro’s vader) en daarna bij de keizer (maar dat was Alessandro’s toekomstig schoonvader).
Na de dood van Clemens VII in september 1534 ging Ippolito opnieuw in het verweer: Karel V, die een militaire operatie aan het voorbereiden was tegen Tunis, werd bereid gevonden om een “hoorzitting” te organiseren, waar de voor-en tegenstanders van Alessandro hun zegje konden doen, na zijn terugkeer uit Noord-Afrika.
Maar de tegenstanders (de bannelingen en leden van de aristocratische families zoals de Salviati, de Strozzi, de Pazzi, de Rucellai en de Ridolfi) werden ongeduldig en terwijl de keizer in juni 1535 Tunis belegerde werd er in Firenze een aanslag tegen Alessandro gepland in het Palazzo Malaspina (het vroegere Palazzo Pazzi), waar ook Ippolito bij betrokken was. Hier woonden behalve Taddea en Ricciarda Malaspina, die amoureuze relaties hadden met Alessandro, ook kardinaal Innocenzo Cybo en zijn broer Gian Battista Cybo, de aartsbisschop van Marseille. Samen met Piero Strozzi en kardinaal Giovanni Salviati waren zij van plan om de gehate hertog uit de weg te ruimen. In de kamer van Ricciarda werd een kist met explosieven geplaatst die moest ontploffen wanneer Alessandro op bezoek kwam. Maar toen er een brief van Ippolito’s secretaris Ottaviano della Genga onderschept werd, kwam de zaak aan het licht. Gianbattista Cybo en della Genga werden overgeleverd aan het pauselijke gerecht en Ippolito vluchtte op 22 juni naar Tivoli. Salviati en Strozzi konden hem overtuigen om naar Rome te komen waar de nieuwe paus Paulus III (Alessandro Farnese) hem volgens hen niets in de weg zou leggen.
De aangekondigde rechtszaak tegen hertog Alessandro ging plaats hebben in Napels waar de keizer in november 1535 was teruggekeerd uit Tunis. De Florentijnse bannelingen zouden dan aan Karel V vragen om de hertog af te zetten en te vervangen door Ippolito. Hun klachten waren dus niet gericht tegen de Medici, maar tegen de persoon van il Moro. Kardinaal Ippolito liet aan de keizer weten dat het slechte bestuur van zijn neef er de fuorusciti toe aangezet had om tot een dergelijke actie over te gaan en dat hij, als hun leider en trouwe dienaar van de keizer, een perfecte capo di stato (staatshoofd) van Firenze kon zijn.
Ippolito is echter nooit in Napels geraakt. Na zijn vertrek uit Rome in de zomer van 1535 hield de kardinaal halt in Itri (100 km ten zuiden van Rome) om er Giulia Gonzaga te vervoegen. Van daaruit zou hij dan de boot nemen om naar Tunis te varen en er een onderhoud met de keizer te hebben. Maar op 2 augustus werd hij ziek en ten gevolge van hevige koortsaanvallen stierf hij 8 dagen later. Tijdens zijn doodstrijd had hij uitgeroepen dat hij vergiftigd was geworden en zijn dienaren hielden zijn seneschalk (rentmeester) Giovanni di Andrea del Castello daarvoor verantwoordelijk. Toen ze hem op de pijnbank legden gaf hij toe dat hij de kardinaal vergiftigde soep had toegediend.
Na zijn arrestatie door de pauselijke gerechtsdienaren en zijn opsluiting in Rome trok hij die bekentenis weer in en werd hij door de paus overgeleverd aan de jurisdictie van hertog Alessandro, die hem na een kort gesprek in het Palazzo Medici van Firenze op vrije voeten stelde. Dit was voor kroniekschrijver Benedetto Varchi een duidelijk bewijs dat Alessandro achter de moord zat en dat hij zich nu eindelijk van "die lastige wesp" (zoals hij Ippolito noemde) bevrijd had. Er werd aan toegevoegd dat Alessandro Vitelli, de militaire bevelhebber van de hertog, de hele zaak georganiseerd had.
Niet iedereen is er echter van overtuigd dat Alessandro de enige opdrachtgever was. Sommigen verdenken er Paulus III van om de moord samen met il Moro geënsceneerd te hebben. De paus kon de bezittingen van de overleden kardinaal (die naar de pauselijke schatkist gingen) verdelen onder zijn eigen familieleden en Ippolito’s verdwijning van het politieke toneel maakte een plaats vrij voor Pier Luigi Farnese, de zoon van de pontifex. Maar aangezien Firenze in handen bleef van de Medici creëerde Zijne Heiligheid in 1545 het hertogdom Parma & Piacenza voor Luigi. Diens zoon, Ottavio, trouwde in 1538 met Margareta, de dochter van de keizer en de weduwe van il Moro.
De rol van Paulus III in de zaak was bijzonder dubieus; terwijl hij eerst Ippolito zijn steun veinsde te geven, bleek dan dat hij achteraf de kant van Alessandro de’ Medici gekozen had. Hij zou met opzet ook het onderzoek dat volgde op de dood van Ippolito zeer ontoegankelijk en verwarrend gemaakt hebben. Het lichaam van de overledene was in Rome zonder verder speurwerk bijgezet in zijn titelkerk, de basiliek van San Lorenzo in Damaso.
Voor auteurs zoals Alessandro Luzio is Ippolito geen gewelddadige dood gestorven maar overleden aan een ziekte, zoals malaria of syfillis. Hij baseerde zich daarbij op een brief van Fabrizio Peregrino, een agent van de hertog van Mantova, die op 16 augustus schreef dat de kardinaal niet gestorven was door vergiftiging (wat nochtans gebleken was uit de bekentenis van de dader en waarvan hij dus op de hoogte was) maar aan een febre maligna acuta (een acute kwalijke koorts).
Gewoonlijk is het de minder spectaculaire doodsoorzaak (zoals een ziekte) die uiteindelijk de juiste blijkt te zijn, maar in dit geval zijn er nieuwe aanwijzingen voor de bewering dat er wel degelijk moord in het spel geweest is. In hetzelfde archief van de Gonzaga waaruit Luzio de brief van Peregrino citeerde, heeft Rosanna Sodano een andere brief gevonden, die vanuit Rome door kardinaal Ercole Gonzaga aan zijn broer de hertog van Mantova gestuurd werd op 10 augustus, de dag van Ippolito’s overlijden. Hij vermeldt zeer duidelijk dat hem verteld werd dat de kardinaal, die in optimale gezondheid verkeerde, vergiftigd werd door zijn seneschalk Giovanni di Andrea in opdracht van Alessandro Vitelli.
Noch Peregrino, noch kardinaal Gonzaga waren getuigen van het gebeuren in Itri, maar Peregrino, die naar het schijnt geen goede relatie met Ippolito had, zal voorzichtig geweest zijn om met beschuldigingen tegen de hertog van Firenze uit te pakken (want de seneschalk sprak zich voortdurend tegen) terwijl kardinaal Ercole Gonzaga blijkbaar geen redenen had om te twijfelen aan het moordverhaal.
Het feit dat il Moro onmiddellijk begonnen is met overal te verspreiden dat hij niets met de moord te maken had, was volgens geschiedschrijver Varchi een duidelijk bewijs dat hij en niemand anders achter de misdaad zat.
Het moet gezegd dat de moordtheorie natuurlijk perfect paste in de strategie van de fuorusciti, de Florentijnse bannelingen, die ook zonder Ippolito van plan waren om het proces in Napels verder te zetten. De hertog werd door de bannelingen aangeklaagd wegens tirannie, wreedheid en seksueel geweld. Hun woordvoerder Iacopo Nardi moest het echter tijdens de pleidooien afleggen tegen Francesco Guicciardini (politicus, geschiedschrijver, rechtsgeleerde en trouwe medestander van Alessandro). Merkwaardig was het feit dat er in de aanklachten tegen de hertog geen melding gemaakt werd van zijn (vermeende) betrokkenheid bij de moord op Ippolito en wegens gebrek aan bewijzen liet Karel V de aantijgingen tegen zijn toekomstige schoonzoon (die in 1536 trouwde met Margareta van Habsburg, later Parma) zonder meer van tafel vegen.
De hertog keerde dus als grote triomfator terug naar Firenze, maar in januari 1537 werd hij op zijn beurt vermoord door zijn neef Lorenzino de’ Medici uit de tak van de Popolani en werd Cosimo I de nieuwe hertog.
Met de dood van Ippolito en Alessandro was er op nog geen 2 jaar tijd een einde gekomen aan de roemrijke oude Medici-tak van Cafaggiolo, de tak van Cosimo il Vecchio en Lorenzo il Magnifico. (zie Genealogie)
JVL
The mysterious death of Ippolito de’ Medici
According to persistent rumors, Ippolito de' Medici, the natural son of Giuliano de' Medici, the Duke of Nemours, was murdered in 1535 on the orders of his cousin Alessandro de' Medici, the 1st Duke of Florence. Alessandro was the natural son of Cardinal Giulio de' Medici (the later pope Clement VII).
Giuliano (the youngest son of Lorenzo il Magnifico) was married on February 22, 1515 to Philiberte of Savoye, the daughter of Duke Philippe de Bresse and Claudine de Brosse. Their marriage remained childless, but in March 1511 Giuliano had fathered a son with his mistress Pacifica di Giovanni Brantano, a lady-in-waiting of the Dukes of Urbino. Pacifica died a few days after giving birth and is identified by some art experts with Leonardo da Vinci's Monna Lisa.
After the premature death of his father in 1516, young Ippolito, who was legitimized in 1519, was taken care of by his niece Clarissa de' Medici (the wife of Filippo Strozzi) and further raised by his uncles Giovanni and Giulio de' Medici (the later Popes Leo X and Clement VII). When Ippolito was barely 15 years old, Clement VII had already scheduled his marriage to Isabella, the daughter of Vespasiano Colonna to improve relations between the Medici and the Colonna. In fact, Ippolito was in love with his young niece Caterina (the daughter of Lorenzo de' Medici of Urbino), but she was promised by the Pope to Henri, the 2nd son of Francis I of France.
After being expelled from Florence in April 1527, the two Medici bastards Ippolito and Alessandro fled to Rome. Although Ippolito preferred a military career, his papal uncle made him a cardinal on January 10 in 1529. When the Medici regained power in Florence in 1530 Clement VII presented (his son) Alessandro as the new ruler of Florence and Ippolito immediately understood that he had been put aside.
The young cardinal who, like his father, was much loved by the Florentines because of his soft character, his generosity and his endearing personality, might have been a better ruler for his fellow citizens, but it was all too clear that Alessandro had the support of his pontifical father.
After the reconciliation between the Pope and the Emperor, Ippolito was one of 3 papal envoys visiting in 1529 Charles V in Genoa in view for his coronation as emperor and in the spring of 1532 he had participated in the Hungarian campaign against the Turks. From this period dates the portrait of the cardinal by Tiziano (see fig.1).
When Clement VII appointed him vice-chancellor of the Roman Church in July of the same year, one of the most lucrative positions in the Curia, it became clear that Ippolito might forget a political or military career.
A marriage to Isabella Colonna was now also out of the question, since Ippolito had become a cardinal, but what the Pope could not prevent was that Ippolito had fallen in love with Isabella's stepmother Giulia Gonzaga, the Countess of Fondi, who in 1528 (when she was only 15) had become the widow of Vespasiano Colonna (see fig.2).
Ippolito regularly paid her visits to her court in Fondi that she had developed into an intellectual and artistic center. Giulia was also known for her beauty and the Barbary pirate Barbarossa (Khair-ad-Din) had conceived the plan to kidnap her for his master, Sultan Suleiman the Great. When he landed in the bay of Gaeta on the night of August 8,1534 he made his way to her castle in Fondi. But apparently Giulia was informed and able to flee in time. Barbarossa was furious and had Fondi and Sperlonga plundered. Ippolito may have helped her during the escape or after her escape, and the grateful Giulia rewarded him with the fathering of a son.
This Asdrubale de' Medici (1535-65) has tried to fulfil his father's military ambitions, but unlike the other Medici he did not fight for Tuscany or the Grand Duke. Due to a conflict with Cosimo I in 1554, he was exiled. He offered his services to the Sienese in their independence war against Florence. When Siena was forced to surrender in 1555, he devoted himself completely to his membership of the Knights Order of Jerusalem and in 1565 he died in the Turkish siege of Malta.
Giulia Gonzaga didn't want to marry a man from the church, but Ippolito promised her to become the lord of Florence, after giving up his cardinalate. Alessandro was still in charge in Florence, but when he emerged as a cruel and incompetent ruler, Ippolito decided to denounce his mismanagement, first with the Pope (but that was Alessandro's father) and then with the Emperor (but that was Alessandro's future father-in-law).
After the death of Clement VII in September 1534, Ippolito made another attempt: Charles V who was preparing a military operation against Tunis was found willing to organize a "hearing", where the for and opponents of Alessandro could have their say after his return from North Africa.
But his opponents (exiles and members of the aristocratic families such as the Salviati, the Strozzi, the Pazzi, the Rucellai and the Ridolfi) became impatient and in June 1535, while Charles V was besieging Tunis, Ippolito was involved in a plot to kill Alessandro that was planned at the Palazzo Malaspina-Cybo (formerly Palazzo Pazzi) by Cardinal Innocenzo Cybo, his brother Gianbattista Cybo the Archbishop of Marseille, Piero Strozzi and Cardinal Giovanni Salviati.
This palazzo was also the home of Taddea and Ricciarda Malaspina, who both had amorous relations with Alessandro. In Ricciarda’s room was placed a box of explosives that was supposed to detonate when Alessandro came to visit her. When a letter from Ippolito's secretary Ottaviano della Genga was intercepted, the plot was discovered. Gianbattista Cybo and della Genga were handed over to the papal court and Ippolito fled to Tivoli on June 22. Salviati and Strozzi were able to convince him to come to Rome where the new Pope Paul III (Alessandro Farnese) would not charge him with anything.
The announced trial against Duke Alessandro was scheduled for November 1535 in Naples when the emperor had returned from Tunis. The Florentine exiles were going to ask Charles V to replace Alessandro with Ippolito. Their complaints were not directed against the Medici, but against the person of il Moro. Cardinal Ippolito informed the emperor that his nephew's poor governance had prompted the fuorusciti to take such action and that, as their leader and faithful servant of the emperor, he could be a perfect capo di stato (head of state) in Florence.
However, Ippolito never made it to Naples. After his departure from Rome in the summer of 1535, the cardinal stopped in Itri (100 km south of Rome) to join Giulia Gonzaga. From there he would take a ship to sail to Tunis to have a meeting with the emperor. But on August 2, he fell ill and died eight days later as a result of high fever attacks. During his death struggle, he had proclaimed that he had been poisoned, and his servants held his steward Giovanni di Andrea del Castello responsible. When they put him on the rack, he admitted that he had administered poisoned soup to the cardinal. After his arrest by the papal judicial officers and his imprisonment in Rome, he retracted that confession and was handed over by the Pope to the jurisdiction of Duke Alessandro, who set him free after a short interview at the Palazzo Medici in Florence.
For chronicler Benedetto Varchi it was obvious that Alessandro was the beneficiary of the murder: he had finally freed himself from "that troublesome wasp" (as he called Ippolito). It was said that Alessandro Vitelli, the Duke's military commander, had organized the poisoning.
Not everyone is convinced that Alessandro's was the only man behind the crime. Some suspect the Pope of having orchestrated the murder together with il Moro. Paul III was then able to distribute the deceased cardinal’s possessions (who went to the pope’s treasury) among his own relatives, and Ippolito's disappearance from the political scene made way for Pier Luigi Farnese, the son of the pontifex. But since Florence remained in the hands of the Medici His Holiness created in 1545 the Duchy of Parma & Piacenza for Luigi. The Pope’s grandson Ottavio married in 1538 Margaret, the daughter of the emperor and the widow of Alessandro il Moro.
The role of Paul III in the whole affair is particularly dubious; while he first feigned Ippolito's support, it turned out that he had sided with Alessandro de' Medici afterwards. He would also have deliberately confused the inquiry that followed Ippolito's death. Without further investigation the deceased's body was entombed in Rome in the church of San Lorenzo in Damaso of which he was cardinal-protector.
For some authors such as Alessandro Luzio, Ippolito was not murdered but died of malaria or syphilis. He relied on a letter from Fabrizio Peregrino, an agent of the Duke of Mantova, who wrote on August 16 that the cardinal had not died from poisoning (which was evidenced by the confession of the perpetrator and of which he was thus aware) but from a febre maligna acuta (an acute malignant fever).
Usually it is the less spectacular cause of death (such as a disease) that ultimately turns out to be the right one, but in this case there is new evidence to support the claim that there has indeed been murder.
In the same archive of the Gonzaga from which came Peregrino's letter, Rosanna Sodano found another letter sent from Rome by Cardinal Ercole Gonzaga to his brother the Duke of Mantova on August 10, 1535, the day of Ippolito's death. He wrote without delay that he was told that the cardinal, who was in optimal health, was poisoned by his steward Giovanni di Andrea on behalf of Alessandro Vitelli.
Neither Peregrino nor Cardinal Gonzaga were witnesses to the event in Itri, but Peregrino, who apparently did not have a good relationship with Ippolito, must have been reluctant as to deal with accusations against the Duke of Florence (for the steward was constantly contradicting himself), while Cardinal Ercole Gonzaga apparently had no reason to doubt the murder story.
According to Benedetto Varchi, the fact that il Moro immediately began to spread the word that he had nothing to do with the murder was clear proof that he was indeed the man behind the crime.
It must be said that this theory, perfectly fitted into the strategy of the fuorusciti, the Florentine exiles, who even without Ippolito planned to continue the lawsuit in Naples. The Duke was indicted by the exiles on charges of tyranny, cruelty and sexual violence. However, their spokesman Iacopo Nardi could not compete with the pleas of Francesco Guicciardini (politician, historian, lawyer and loyal supporter of Alessandro). Very remarkable was the fact that the charges against the Duke did not mention of his (alleged) involvement in Ippolito's murder and, due to lack of evidence, Charles V had the allegations against his future son-in-law (who married Margareta of Habsburg in 1536, later Parma) wiped of the table.
The Duke returned to Florence as the great triumphator, but in January 1537 he was murdered by his cousin Lorenzino de' Medici from the branch of the Popolani and Cosimo I became the new duke.
With the deaths of Ippolito and Alessandro, the glorious old Medici branch of Cafaggiolo, the branch of Cosimo il Vecchio and Lorenzo il Magnifico, had come to an end in less than two years.
Genealogie
Giovanni di Bicci de’ Medici
_________|____________________
| |
Cosimo il Vecchio Lorenzo il Vecchio
| |
Piero il Gottoso Pierfrancesco il Vecchio
_|___________ ____|___________
| | | |
Lorenzo Giuliano Lorenzo Giovanni il Popolano
Il Magnifico ¦ | |
| ¦ Pierfrancesco Giovanni
Giuliano Giulio | dalle Bande Nere
Nemours Clemens VII Lorenzino |
¦ ¦ Cosimo I
Ippolito Alessandro il Moro (1519-74)
(1511-35) (1510/12-37)
¦
Asdrubale (1535-65)
Literatuur:
Crews, D. Spanish Diplomacy and the Mysterious death of Ippolito de’ Medici.
In: Mediterranean Studies, 12/nr.1 (2003).
Dorini, U I Medici e i loro tempi. Firenze, 1989.
Fosi, I. Medici, Ippolito de’, in: Dizionario Biografico, vol.73 (2009).
Gallucci, M. Mistaken Identities?: Alessandro de’ Medici and the Question of Race. In: Journal for
Early Modern Cultural Studies, 2015, vol.15, nr. 3 (pp. 40-81).
Parenti, G. Giulia Gonzaga & Ippolito de’ Medici, in: Florence is You (febr.2018).
Petrucci, F. Innocenzo Cibo, in; Dizionario Biografico, vol.25 (1981).
Simonetta, M. Caterina de’ Medici. New York, 2018.
Sodano,R. La Morte di Ippolito de’ Medici; nuovi documenti dall’Archivio Gonzaga, 2016
http://www.edres.it/wp-content/uploads/2016/05/stracc1_ippolito.pdf
Van Laerhoven, J. Alessandro de’ Medici il Moro (1511-37). Kermt, 2019.
Vannucci, M. Le donne di casa Medici. Rome, 2006.