Cosimo de’ Medici en de moord op Baldaccio d'Anghiari.

Cosimo de’ Medici en de moord op Baldaccio d'Anghiari.

Baldo di Piero di Vagnone Bruni werd ca. 1400 geboren in het kasteel van Sorci, in de buurt van Anghiari (in de huidige provincie Arezzo), waar zijn vader procureur van de Florentijnse republiek was. Zijn gewelddadigheid (hij was in 1420 en 1426 zelfs ter dood veroordeeld wegens moord, maar was 2 maal kunnen ontsnappen) en zijn liefde voor de wapens maakten hem voorbestemd om een gevreesd condottiere (huurlingenkapitein) te worden. Zijn bijnaam “Baldaccio” had hij aan zijn baldadigheid over gehouden en zijn andere bijnaam “d’Anghiari”, had hij gekregen omdat hij in Anghiari geboren was of omwille van zijn deelname aan de fameuze Slag bij Anghiari (op 29 juni 1440) waar hij met succes gevochten had met de Florentijnse Liga tegen de Milanezen (zie fig.1).

Fig.1 Portret van Baldaccio (anoniem, Castello di Sorci)

Zoals men dat van een echte capitano di ventura mag verwachten had hij zijn militaire diensten aan verschillende broodheren aangeboden. Nadat hij voor en tegen de Malatesta en voor en tegen de Visconti gevochten had was hij vanaf het begin van de jaren 30 hoofdzakelijk in het strijdperk getreden voor de Florentijnen. In 1435 had hij voor bewezen diensten van de republiek een woning gekregen in Firenze, het Palazzo Anghiari, dat ook bekend staat als het Palazzo Anguillara (in de gelijknamige straat op het nr.14) omdat Baldaccio ook de titel van Conte dell’ Anguillara  voerde. Hier had hij zijn intrek genomen na zijn huwelijk in 1438 met  Annalena Malatesta, de dochter van graaf Galeotto Malatesta di Ghiaggiolo uit Rimini. Het meisje was op jonge leeftijd wees geworden en in Firenze opgenomen in het gezin van Attilio di Niccolò di Vieri de’ Medici (de kleinzoon van de bankier) in opdracht van Cosimo die haar daarna uithuwelijkte aan Baldaccio.

Wanneer hij niet in Firenze verbleef trok Baldaccio zich met zijn vrouw en zoontje, Guido Antonio, terug in het kasteel van Sorci. Annalena was via haar moeder Maria Orsini verwant met de Medici en Cosimo il Vecchio had haar als bruidsschat een huis in de Via Romana op de Oltrarno gegeven (het latere klooster van Annalena).

Baldaccio, die zich in 1437 Florentijns burger mocht noemen, was bijzonder populair en werd er door Cosimo in juni 1440 onder het bevel van de Florentijnse militaire commissarissen Bernadetto de’ Medici en Niccolò Capponi, op uitgestuurd om slag te leveren met het leger van de hertog van Milaan, Filippo Maria Visconti. Bij elke militaire operatie was het de gewoonte dat de krijgsheren vergezeld werden door één of meerdere commissarissen die het Florentijns bestuur vertegenwoordigden.
De Florentijnen hadden de steun gekregen van pauselijke troepen onder leiding van kardinaal Ludovico Trevisano en van Venetiaanse ruiters aangevoerd door Michele Attendolo. Het ca.11.000 eenheden tellende leger van de Liga kon de 9.000 manschappen van het Milanese leger, onder het commando van Niccolò en Francesco Piccinino, verslaan na een gevecht dat 24 uur duurde en waarbij volgens Machiavelli slechts “enkele” dodelijke slachtoffers vielen (zie art. Machiavelli en de Krijgskunst). De overwinning was nochtans van zeer groot belang voor Firenze want in 1503 kreeg Leonardo da Vinci van het stadsbestuur de (nooit uitgevoerde) opdracht om er een fresco van te maken in het Palazzo Vecchio.

Op 6 september 1441 werd Baldaccio, die toen in Firenze verbleef, door gonfaloniere Bartolommeo Orlandini uitgenodigd in het Palazzo dei Signori (nu Palazzo Vecchio) om er te praten over een nieuw militair contract. Maar daar werd hij door enkele gewapende mannen op bevel van Orlandini neergestoken. Zijn lichaam werd uit een venster gesmeten en daarna op de piazza onthoofd, zodat de moord gecamoufleerd werd als de executie van een misdadiger.
In zijn Brieven en Commentaren beweerde classicus en kwaadspreker Francesco Filelfo dat Cosimo il Vecchio, die geen vrede kon nemen met de stijgende populariteit van Baldaccio, zijn vertrouweling Orlandini de opdracht gegeven had om de condottiere uit te schakelen. Dat is echter nooit bewezen. 

Francesco Filelfo, die sedert 1429 een leerstoel had aan de Studio (de universiteit) van Firenze had in het conflict tussen de Medici en de Albizzi de kant van deze laatste gekozen en tijdens verscheidene publieke toespraken zwaar uitgehaald had naar het “tirannieke” optreden van Cosimo. Naar eigen zeggen was hij op 18 mei 1433 in een donker straatje aangevallen door een huurmoordenaar (een zekere Filippo Casali) die hem zwaar in het aangezicht verminkt had en die volgens hem in opdracht van Cosimo gehandeld had. Toen de Medici-bankier dan in september van datzelfde jaar door de Florentijnse signoria verbannen werd, was Filelfo één van de mannen die de doodstraf voor Cosimo geëist had.
Wat de aantijgingen van Filelfo (die tijdens de moord op Baldaccio niet eens in Firenze was) betreft mag men niet uit het oog verliezen dat de man bijzonder rancuneus was ten opzicht van Cosimo en niets onverlet zal gelaten hebben om hem in een slecht daglicht te stellen.

Baldaccio werd achteraf officieel beschuldigd van verraad en insubordinatie tegenover de signoria (hij had het stadje Suvereto in de buurt van Livorno laten plunderen) en verdiende dus de doodstraf, maar de ware reden voor de moord was zeer waarschijnlijk de vete tussen beide mannen. Omwille van het feit dat Orlandini tijdens de campagne die voorafging aan de slag bij Anghiari in Marradi op de vlucht geslagen was voor het aanrukkende leger van Piccinino in plaats van zijn opmars te belemmeren, had Baldaccio hem openlijk beschuldigd van lafheid Bartolommeo koesterde wraakgevoelens en zocht al lang naar een reden om zijn vijand uit te schakelen. Dat gebeurde dus op 6 september toen Baldaccio niets vermoedend naar het Palazzo getrokken was en zijn grote beschermheer Niccolò Capponi (die ook zijn getuige bij zijn huwelijk was geweest) niet toevallig op missie was. Volgens Machiavelli was de vriendschap tussen Capponi (die zeker geen Cosimo-aanhanger was) en Baldaccio de belangrijkste oorzaak voor de moord, maar daar kan aan getwijfeld worden omdat Capponi niet de leider van een anti-Medici factie was en eigenlijk geen echt gevaar vormde voor het Medici-bewind.

Fig. 2 Buste van Annalena Malatesta? (anoniem, Bargello).

Baldaccio werd begraven op het kerkhof van Santo Spirito, nadat zijn 21-jarige weduwe Annalena (1420-91) daarvoor de tussenkomst van paus Eugenius IV had ingeroepen. Toen haar zoontje in 1450 aan de pest was overleden trok zij zich terug in haar woning op de Oltrarno en dacht geenszins aan hertrouwen. Naar het schijnt, maar misschien waren dat ook enkel geruchten, had Bartolommeo Orlandini nog vóór haar huwelijk zijn oog laten vallen op de mooie Annalena en kan de moord op Baldaccio dus ook nog te maken hebben gehad met jaloezie en passie.
Annalena voelde zich aangetrokken tot een leven van onthouding en gebed en woonde samen met een 12-tal Florentijnse dames in haar woning aan de Via Romana die achteraf werd omgevormd tot een klooster. In 1454 trad zij toe tot de 3de (leken)orde van de dominicanessen en werd het klooster van San Vincenzo d’Annalena erkend door paus Nicolaas IV, een persoonlijke vriend van Cosimo. Zij zou de oudere dame zijn, waarvan een buste bewaard wordt in het Bargello en die gemaakt werd door een anonieme kunstenaar op het einde van de 15de eeuw zeer waarschijnlijk naar haar doodsmasker (zie fig.2).
Omstreeks 1460 had zij voor haar klooster een houten beeld van Maria Magdalena laten maken door Desiderio da Settignano (en afgewerkt door Benedetto da Maiano), dat in de kerk van Santa Trinità terecht gekomen is

Toen Caterina Sforza in 1501 problemen had met haar schoonbroer Lorenzo de’ Medici il Popolano, in verband met de voogdij over haar zoontje Giovanni (de latere dalle Bande Nere), verbleef zij een tijdje achter de veilige muren van het klooster (zie art. Caterina Sforza, de tijgerin van Forli). Het gebouw met de prachtige tuin is nu een hotel geworden.

Van Cosimo werd gezegd dat hij achter de moord op Baldaccio zat en het feit dat hij Annalena financieel zou geholpen hebben bij de oprichting en de uitbouw van het klooster kan dan uitgelegd worden als een soort van compensatie en uiting van wroeging of spijt. Maar het is best mogelijk dat hij de jonge weduwe, die hij in bescherming genomen had toen zij in Firenze aanbeland was en die hij zelfs een bruidsschat had meegegeven, gewoon een steuntje in de rug heeft willen geven, nadat zij haar echtgenoot en haar zoontje verloren had. Cosimo heeft ook het schilderij van Fra Angelico dat bekend staat als het Annalena altaarstuk (nu in het museum van San Marco) aan haar klooster geschonken

Fig.3  Foto van de geest van Baldaccio?

De moord op Baldaccio Bruni is Cosimo altijd blijven achtervolgen en er hangt nog steeds een zweem van verdenking boven zijn hoofd. Het feit dat Bartolommeo Orlandini na zijn gonfalonaat van 1441 geen lid meer geweest is van de Tre Maggiori hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat Cosimo hem .aan de kant geschoven had omwille van de moord. Misschien was Bartolommeo, die al 3 keer in de stadsraden gezeteld had, gewoon “fin de carrière”. Bartolommeo’s zoon Giovanni is in ieder geval in 1455 prior geworden.

Aangezien de moord plaats had in het Palazzo Vecchio, is het daar dat Baldaccio regelmatig komt spoken. Zijn geest zou er gezien en zelfs gefotografeerd zijn (zie fig.3)….
Ook in het kasteel van Sorci (nu een Bed & Breakfast) zou regelmatig het spook van Baldaccio verschijnen met zijn afgehakt hoofd onder zijn arm. Nachtelijke getuigenissen spreken van rammelende harnassen en andere angstaanjagende geluiden. Baldaccio, die nog steeds uit is op wraak, zou echter volgens andere bronnen slechts om de 50 jaar op 6 september verschijnen, maar dat verzwijgen de hotelhouders natuurlijk aan de toeristen die hier graag een nachtje willen doorbrengen in de hoop van de gevreesde krijgsman te zien of te horen te krijgen.

JVL

Cosimo de' Medici and the murder of Baldaccio d'Anghiari

Baldo di Piero di Vagnone Bruni was born ca. 1400 in the castle of Sorci, near Anghiari (in the present province of Arezzo), where his father was procurator of the Florentine republic. His violence (he had been sentenced to death for murder in 1420 and 1426, but had been able to escape 2 times) and his love for the weapons made him destined to become a feared condottiere (mercenary captain). He had retained his nickname "Baldaccio" because of his rowdiness and received his other nickname "d'Anghiari” because he was born in Anghiari or because of his participation in the famous Battle of Anghiari (on June 29,  1440) where he had successfully fought with the Florentine League against the Milanese (see fig.1).

As one might expect from a real capitano di ventura, he had offered his military services to various landlords. After having fought for and against the Malatesta and for and against the Visconti, from the beginning of the 30s he was mainly in the arena for the Florentines. In 1435 he had been given a palazzo in Florence for services rendered to the republic. This Palazzo Anghiari is also known as the Palazzo Anguillara (in the street with the same name at no.14) because Baldaccio also held the title of Conte dell' Anguillara. Here he had taken up residence after his marriage in 1438 to Annalena Malatesta, the daughter of Count Galeotto Malatesta di Ghiaggiolo of Rimini. The girl had become an orphan at a young age and had been taken into the family of Attilio di Niccolò di Vieri de' Medici (the banker's grandson) by order of Cosimo who married her off to Baldaccio.

When he was not in Florence, Baldaccio retired with his wife and son, Guido Antonio, to the castle of Sorci. Annalena was related to the Medici through her mother Maria Orsini and Cosimo il Vecchio had given her a house in the Via Romana on the Oltrarno (the later monastery of Annalena) as a dowry.

Baldaccio, who  was allowed to call himself a Florentine citizen in 1437, was particularly popular and was sent by Cosimo in June 1440 under the command of the Florentine military commissioners Bernadetto de' Medici and Niccolò Capponi to go into battle with the army of the Duke of Milan, Filippo Maria Visconti. In every military operation it was customary for the warlords to be accompanied by one or more commissioners representing the Florentine government.
The Florentines had received the support of papal troops led by Cardinal Ludovico Trevisano and of Venetian horsemen led by Michele Attendolo. The ca.11,000 men of the League army were able to defeat the 9,000 men of the Milanese army, commanded by Niccolò and Francesco Piccinino, after a battle that lasted 24 hours and, according to Machiavelli, claimed only "a few" deaths (see art. Machiavelli and the Art of War).
The victory was, however, of great importance for Florence and in 1503 Leonardo da Vinci received the (never executed) commission from the city council to make a fresco of the battle in the Palazzo Vecchio.

On September 6, 1441, Baldaccio, was invited  by gonfaloniere Bartolommeo Orlandini  to the Palazzo dei Signori (now Palazzo Vecchio) in Florence to discuss a new military contract. But there he was stabbed by some armed men on Orlandini's orders. His body was thrown out of a window and then beheaded in the piazza, so that the murder was camouflaged as the execution of a criminal.
According to classicist and slanderer Francesco Filelfo, Cosimo il Vecchio, who could not make peace with Baldaccio's rising popularity, had ordered his confidant Orlandini to eliminate the condottiere. But that has never been proven. 
Francesco Filelfo, who held a chair at the Studio (the university) of Florence since 1429, had sided with the latter in the conflict between the Medici and the Albizzi and had lashed out at Cosimo's "tyrannical" actions during several public speeches. He claimed that he had been attacked on May 18, 1433 in a dark street by an assassin (a certain Filippo Casali) who had severely mutilated him in the face and who had acted on behalf of Cosimo. When the Medici banker was exiled by the Florentine signoria  in September of the same year, Filelfo was one of the men who had demanded the death penalty for Cosimo.
As far as the allegations of Filelfo (who was not even in Florence during the murder of Baldaccio) are concerned, one should not lose sight of the fact that the man was particularly resentful of Cosimo and will not have left anything unaffected to put him in a bad light.

Baldaccio was afterwards officially accused of treason and insubordination to the signoria (he had the town of Suvereto near Livorno plundered) and thus deserved the death penalty, but the real reason for the murder was most likely the feud between the two men.
Because Orlandini had fled from Piccinino's advancing army during the campaign that preceded the battle of Anghiari in Marradi, instead of obstructing his passage, Baldaccio had openly accused him of cowardice. Bartolommeo harbored feelings of revenge and had long been looking for a reason to eliminate his enemy. That happened on September 6 when Baldaccio had gone to the Palazzo unsuspectingly and his great protector Niccolò Capponi (who had also been his witness at his wedding) was not by chance present in the city. According to Machiavelli, the friendship between Capponi (who certainly was not a Cosimo supporter) and Baldaccio was mainly the cause of the murder, but that can be doubted because Capponi was not the leader of an anti-Medicean faction and did in fact not pose a real danger to the Medici regime.

Baldaccio was buried in the cemetery of Santo Spirito, after his 21-year-old widow Annalena (1420-91) had invoked the intervention of Pope Eugenius IV. When her young son died of the plague in 1450, she retired to her home on the Oltrarno and did not think in any way about remarriage. Apparently, but perhaps these were also just rumors, Bartolommeo Orlandini had his eye on the beautiful Annalena before her marriage and the murder of Baldaccio may therefore also have had to do with jealousy and passion.

Annalena was attracted to a life of abstinence and prayer and lived with some 12 Florentine ladies in her home on the Via Romana, which was later transformed into a monastery.
In 1454 she joined the 3rd (lay) order of the Dominicans and the monastery of San Vincenzo d'Annalena was finally acknowledged by Pope Nicholas IV, a personal friend of Cosimo.  Perhaps she is the elderly lady, of which a bust is kept in the Bargello that was made by an anonymous artist at the end of the 15th century most likely after her death mask (see fig.2).
Around 1460 she had a wooden statue of Mary Magdalene made by Desiderio da Settignano (and finished by Benedetto da Maiano) for the monastery which ended up in the church of Santa Trinità.    

When Caterina Sforza had problems with her brother-in-law Lorenzo de Medici il Popolano in 150 1 in connection with the custody of her son Giovanni (the later dalle Bande Nere) she stayed for a while behind the safe walls of the monastery (see art. Caterina Sforza, the tigress of Forli).  The building with the beautiful garden has now become a hotel.

Cosimo was said to have been the instigator of Baldaccio's murder and the fact that he helped Annalena financially in the set up and development of the monastery can then be interpreted as a kind of compensation and expression of remorse or regret. But it is quite possible that he simply wanted to give a helping hand to the young widow, whom he had protected when she arrived in Florence and whom he had even given a dowry, after she had lost her husband and her son. He also donated the painting by Fra Angelico, known as the Annalena altarpiece and now in the museum of San Marco to the monastery.

The murder of Baldaccio Bruni has always haunted Cosimo and there is still a hint of suspicion hanging over his head. The fact that Bartolommeo Orlandini was no longer a member of the Tre Maggiori after his bannership of 1441 does not necessarily mean that Cosimo had put him aside because of the murder. Perhaps Bartolommeo, who had already sat on the city councils 3 times, was simply "fin de carrière". Bartolommeo's son Giovanni  became prior in 1455.

Since his murder took place in the Palazzo Vecchio, it is there that his ghost would have been seen and even photographed (see fig. 3)....
It is said that also in the castle of Sorci (now a Bed & Breakfast) Baldaccio’s fantom regularly appears with his severed head under his arm. Nocturnal testimonies speak of rattling armor and other terrifying sounds. Baldaccio, who is still out for revenge, would, according to other sources, only appear every 50 years on September 6, but of course the hoteliers conceal that to the tourists who would like to spend a night here in the hope of seeing or hearing the terrifying warrior.

Literatuur:

Bazzani, G.             Annalena Malatesta  FlorenceCity – Rivista Fiorentina - Annalena Malatesta. 
Conin, A.                New documents concerning Desiderio da Settignano and Annalena Malatesta.
In: The Burlington  Magazine, vol 137 (1995).
Franchiotti, A.        Il castello di Sorci e la leggenda del suo fantasma    www.italiani.it
Mallett, M.             Capponi, Neri.  In: Dizionario biografico, vol.19 (1976).
Pieri, P.                   Baldaccio d’Anghiari.  In: Dizionario biografico, vol.5 (1963).
Trollope, A.           History of the Commonwealth of Florence, vol.3.  Londen, 1865.
Van Laerhoven, J. Florentijnse wandelingen, dl. XI (Fra Angelico).  Kermt, 2017.
zie art. Caterina Sforza, de tijgerin van Forli.
zie art. Machiavelli en de Krijgskunst.