Vieri de’ Medici, de Florentijnse bankier en vredestichter

Vieri de’ Medici, de Florentijnse bankier en vredestichter

 

Meestal begint de bancaire geschiedenis van de Medici met de figuur van Giovanni di Bicci (de bankier uit de tak van Cafaggiolo en de vader van Cosimo il Vecchio), maar van Chiarissimo de’ Medici en zijn neven Ugo en Galgano , de zonen van Bonagiunta de’ Medici, is geweten dat zij reeds in de eerste helft van de 13de eeuw in de geldhandel actief waren. Het bedrijf van Ardingo de’ Medici en zijn broers (nazaten van Bonagiunta) was op het einde van de eeuw geregistreerd bij het Arte di Cambio en in het begin van de 14de eeuw was er de Compagnia van de 6 zonen van Averardo de’ Medici.
Vieri of Ulivieri di Cambio(zzo), de achterkleinzoon van de genoemde Chiarissimo (zie stamboom 1) werd in 1348, toen hij 25 jaar oud was, lid van het Bankiersgilde en van zijn vader Cambio kan het (met zo’n voornaam!) verondersteld worden.

Op het eerste gezicht lijkt het bankieren in die dagen een risky business te zijn geweest, na de bankcrashes van 1341 en 45, maar met de grote pestepidemie van 1348 was er blijkbaar ruimte gekomen voor nieuwe, gedurfde commerciële initiatieven. De afname van de bevolking had voor een concentratie van de rijkdom gezorgd .
Nadat hij verscheidene partnerschappen afgesloten had met o.a. leden van de families Baronci en Tornaquinci, richtte Vieri in 1369 zijn eigen compagnie op, die filialen had in Rome, Genua en Brugge. In 1381 werd zijn bedrijf geherstructureerd en ging hij partnerschappen aan met Niccolò Fagni, Giovanni Rinaldeschi, Francesco di Bicci de’ Medici (uit de tak van Averardo of Cafaggiolo, zie stamboom 2) en Jacopo di Francesco Venturi. Enkele jaren later werd de onderneming uitgebreid met een filiaal in Venetië, dat handelscontacten had tot in Zara. In 1386 werd ook Antonio, de zoon van Vieri’s broer Giovanni, in het bedrijf opgenomen. In het filiaal van Rome was ondertussen Giovanni di Bicci, Francesco’s jongere broer,  partner geworden in 1385 nadat hij de bruidsschat van zijn vrouw Piccarda Bueri (1.500 florijnen) in de zaak geïnvesteerd had.

Vieri de’ Medici had pas op latere leeftijd 2 zonen op de wereld gezet, Niccolò en Cambio(zzo), zodat hij zijn (verre) neven Giovanni en Francesco di Bicci (de zonen van Averardo Bicci die in 1363 gestorven was aan de pest)  bij zijn business ging betrekken: eerst als leerjongen, dan als bediende en tenslotte als partner. 
Toen hij zich uit de zaken teruggetrokken had in 1392 werd Vieri’s bank opgesplitst in drie. In eerste instantie was er de Florentijnse firma van Antonio di Giovanni de’ Medici (met Jacopo Venturi en Giovanni di Salvestro als partners) die reeds werd stopgezet in 1395. Antonio werd in 1397 terechtgesteld toen hij betrokken was bij de samenzwering van Donato Acciaiuoli (zie art. Donato Acciaiuoli en de samenzwering van 1396).
Verder was er in Firenze ook de bank van Francesco di Bicci de' Medici en zijn zoon Averardo (met als partners Francesco de' Bardi en Lorenzo del Buono) die zou blijven voortbestaan tot in 1443. Francesco di Bicci was reeds in 1382 junior partner en in 1390 senior partner geworden in Vieri's bank.
Tenslotte was er in Rome de bank van Giovanni di Bicci die hij overgenomen had van Vieri (met inbegrip van de schulden). De zaken gingen echter bijzonder goed en nadat hij in 1397 ook een bank geopend had in Firenze groeide zijn onderneming uit tot wat men dan in de 15de eeuw “dé Medici-bank” is gaan noemen.  

Fig. 1 Het wapenschild van Vieri de’ Medici

Vieri liet aan zijn zonen, Niccolò en Cambio, die in 1392 amper 7 en 2 jaar oud waren een groot vermogen na, maar het bedrijf dat zij later opgericht hadden (met een filiaal in Rome) ging door slecht management failliet en in 1433 hadden zij al hun eigendommen reeds moeten verkopen. In zijn testament voorzag hij voor elk van zijn dochters, Valenza en Bice, een niet onaardige bruidsschat van 1.200 florijnen. Vieri’s 4 kinderen waren voortgesproten uit zijn huwelijk met Bice di Pazzino Strozzi, met wie hij getrouwd was na het overlijden van zijn eerste vrouw Valentina in 1378.
Zijn huwelijk met een Strozzi was een blijk van zijn grote sociale status in de stad. Tussen 1362 en 1392 was Vieri 11 keer consul van het bankiersgilde geweest en zijn interesse voor de politiek nam een aanvang toen hij in 1358 voor het eerst werd opgenomen in de lijsten van de Tre Maggiori. Hij heeft echter tot in 1392 moeten wachten vooraleer hij gekozen werd als gonfaloniere di giustizia. Het volgende jaar was hij lid van de Raad van 16. Zijn broer Giovanni was reeds prior geweest in 1383 en 4 jaar later lid van de Raad van 12. Ook zijn vader Cambiozzo had tussen 1350 en 1366 niet minder dan 6 keer deel uitgemaakt van de Tre Maggiori.
In 1377 werd Vieri lid van de Parte Guelfa en bij het begin van het volgende jaar werd hij als Florentijns ambassadeur naar Rome gestuurd om er de inauguratie van paus Urbanus VI bij te wonen.
In juni 1378 zetelde hij samen met Salvestro de’ Medici in de Dieci di Balía (de speciale Raad van 10 die tijdens de Ciompi-troebelen de stad bestuurde) en ontpopte hij zich bij het uitbreken van de opstand tot een verzoener tussen de aanhangers van de grote en de kleine gilden (zie art. De opstand van de Ciompi van 1378). Op  20 juli werd hij (samen met 66 andere popolani) door het “gewone volk” geridderd wegens zijn gewaardeerde steun (voor de volledige lijst van ridders zie Salvemini). Hij kreeg nu het recht om in zijn wapenschild de bovenste bal te vervangen door het rode kruis van de popolo (zie fig.1), mocht aan zijn naam Messer toevoegen en in het openbaar wapens dragen.

Toen er in 1382 een einde gesteld werd aan het Ciompi-regime en Salvestro de’ Medici verbannen werd, kwam er een oligarchisch regime in de plaats waarbij vooral de families Albizzi (die de nieuwe nobili vertegenwoordigden) en Alberti (die nog steeds aan de kant van het popolo minuto stonden) elkaar de macht betwistten.
De zaak escaleerde toen Maso degli Albizzi, die al in mei 1387 Benedetto en Cipriano degli Alberti had laten verbannen, de overige leiders van de Alberti had laten arresteren toen hij tot gonfaloniere verkozen was in september 1393.

Fig. 2. Vieri de’ Medici weigert de leiding van de staat (G.L. Gatteri, Museo Civico di Storia e Arte Trieste).

Van Vieri, die zelf nog gonfaloniere geweest was in mei en juni van het vorige jaar werd verwacht dat hij (als verdediger van het popolo minuto) de strijd zou aangaan met de Albizzi, maar toen op 18 oktober 1393 een volksmassa zich naar zijn woning begaf om hem de leiding van de staat aan te bieden, weigerde hij. Uit vrees dat zich een herhaling van de Ciompi-opstand zou voordoen, begaf hij zich naar het Palazzo dei Signori en verklaarde er aan de leden van de signoria dat hij aan de kant van de popolani stond maar dat hij niet van plan was om nog meer olie op het vuur te gieten en dat hij geen ambities had om de macht over te nemen. Giuseppe Gatteri heeft van de gebeurtenis ca. 1880 een schilderij gemaakt (zie fig.2).

Op 19 oktober 1393 werd Vieri dan opgenomen in de Balìa (de uitzonderingsregering met onbeperkte macht) die de gemoederen moest bedaren, maar die ook de verbanning van de Alberti bevestigde.
Vieri had er voor gezorgd dat een nieuwe crisis was afgewend, maar de Albizzi bleven aan de macht in Firenze en zouden 40 jaar later met de Medici de degens kruisen.
Toen Cosimo de’ Medici (uit de tak van Cafaggiolo) in 1433 door Rinaldo di Maso degli Albizzi werd verbannen, mochten de nazaten van Vieri, wegens de verdiensten van hun voorvader voor de republiek, in de stad blijven.

Vieri stierf op 14 september 1395 in Firenze en werd er na een staatsbegrafenis bijgezet in het familiegraf van de Santa Reparata (de huidige dom).  Eén van zijn kleinzonen, een andere Vieri di Cambio, was in 1498 gonfaloniere toen de boeteprediker Girolamo Savonarola veroordeeld werd tot de brandstapel en met Vieri di Cosimo di Francesco kwam er in het begin van de 18de eeuw een einde aan zijn tak.

JVL

  Stamboom (1) van Vieri de’ Medici

                               Chiarissimo (ca.1200-58)
|
Lippo (ca.1240-90)
______________|__________
  |                                               |                                          
Alamanno (+1355)                    Cambio (+1357)
|                                     _____|________
Salvestro (+1388)                   |                        |
ciompi                             Vieri              Giovanni
(1323-95)           (+1374)
_______________________|___                    |
|                 |               |                 |           Antonio
Niccolò      Bice     Valenza    Cambio        (+1397)
(1385-1454)                           (1390-1465)

 

   Stamboom (2) van Giovanni di Bicci

  Averardo di Averardo (1260-1319?)
____________|_________________________
|              |              |               |               |           |
Giovenco  Conte  Salvestro  Francesco Jacopo  Talento
(+1320)               (+1346?)                  (+1340?)
  |
Averardo Bicci (+1363)
tak van Cafaggiolo
____________|___________
|                                            |
Francesco (+1402)         Giovanni (1360-1429)
|                                            |
Averardo (1372-1432)       Cosimo (1389-1464)

Vieri de’ Medici, the Florentine banker and peacemaker

 

The history of the Medici bank usually starts with the appearance of Giovanni di Bicci (the banker from the branch of Cafiaggiolo and the father of Cosimo il Vecchio) but Chiarissimo de' Medici and his cousins Ugo and Galgano, the sons of Bonagiunta de' Medici, are known to have been already active in money trading in the first half of the 13th century. The company of Ardingo de' Medici and his brothers (descendants of Bonagiunta)  was registered with the Arte di Cambio at the end of the century and in the early 1300s there was the Compagnia of the 6 sons of Averardo de' Medici.
Vieri or Ulivieri di Cambio(zzo), the great-grandson of the aforementioned Chiarissimo (see family tree 1) became in 1348, when he was 25 years old, member of the Bankers Guild, and of his father Cambio (what’s in a name) it can be assumed.

At first glance, becoming a banker seemed like a risky business in those days with the bank crashes of 1341 and 45, but after the great plague epidemic of 1348, there was apparently room for new, daring commercial initiatives.The decline in population had caused a concentration of riches.
After several partnerships with, amongst others, members of the Baronci and Tornaquinci families, Vieri founded his own company in 1369, which had branches in Rome, Genoa and Bruges. In 1381 his company was restructured and he entered into partnerships with Niccolò Fagni, Giovanni Rinaldeschi, Francesco di Bicci de' Medici (from the branch of Averardo or Cafaggiolo, see family tree 2) and Jacopo di Francesco Venturi. A few years later, the company was expanded with a branch in Venice, which had trade contacts as far as Zara. In 1386, Antonio, the son of Vieri's brother Giovanni, was also incorporated into the company.  In the bank of Rome, meanwhile, Giovanni di Bicci, Francesco's younger brother, had become a partner in 1385 when he had invested the 1,500 florins of his wife Piccarda Bueri's dowry in the business.

Because Vieri’s own sons, Niccolò and Cambio(zzo), were born after his second marriage, he enlisted his (distant) cousins Giovanni and Francesco di Bicci (the sons of Averardo Bicci who had died of the plague in 1363) in his firm,  first as apprentices, then as an employees and finally as partners.  After he had withdrawn from business in 1392, Vieri's bank was split into three.
In the first place there was the Florentine firm of Antonio di Giovanni de' Medici (with Jacopo Venturi and Giovanni di Salvestro as partners) which was already discontinued in 1395. Antonio was executed in 1397 when he was involved in the conspiracy of Donato Acciaiuoli (see art. Donato Acciaiuoli and the conspiracy of 1396).
In second place, in Florence there was also the bank of Francesco di Bicci de' Medici and his son Averardo (with Francesco de' Bardi and Lorenzo del Buono as partners) which would continue to exist until 1443. Francesco di Bicci was already a junior partner in Vieri's bank in 1382 and a senior partner in 1390.
Finally, there was the bank in Rome that was taken over by Giovanni di Bicci (including the debts). However business went very well and after he had also opened a bank in Florence in 1397, his company grew into  what  since then was called "the Medici bank".

Vieri left a large fortune to his sons,  Niccolò and Cambio, who were barely 7 and 2 years old in 1392, but the company they had founded later  (with a branch in Rome) went bankrupt due to poor management and by 1433 they were forced to sell all their properties. In his will he provided for each of his daughters, Valenza and Bice, an attractive dowry of 1,200 florins. Vieri's 4 children had emerged from his marriage to Bice di Pazzino Strozzi, whom he married after the death of his first wife Valentina in 1378.

His marriage to a Strozzi was a testament to his great social status in the city. Between 1362 and 1392, Vieri had been consul of the bankers' guild 11 times and his interest in city politics began when he was first included in the lists of the Tre Maggiori in 1358.   However, he had to wait until 1392 before he was elected as gonfaloniere di giustizia. The following year he was a member of the Council of the16. His brother Giovanni had already been prior in 1383 and 4 years later a member of the Council of the 12. His father Cambiozzo had also been part of the Tre Maggiori no less than 6 times between 1350 and 1366.
In 1377 Vieri became a member of the Parte Guelfa and at the beginning of the following year he was sent as Florentine ambassador to Rome to attend the inauguration of Pope Urban VI.
In June 1378 he sat with Salvestro de' Medici in the Dieci di Balía (the special Council of the 10) which ruled the city during the Ciompi troubles and at the outbreak of the revolt he turned out to be a conciliator between the supporters of the large and the small guilds (see art. The revolt of the Ciompi). On July 20, (along with 66 other popolani) he was knighted by the “common people” for his appreciated support (for the complete list of knights see Salvemini). He was also given the right to replace the upper ball in his coat of arms with the red cross of the popolo (see fig.1), he could be called Messer and had also the privilege of carrying weapons in public.

When in 1382 the  Ciompi regime was put to an end and Salvestro de' Medici was exiled, an oligarchic regime took its place in which the Albizzi (who represented the new nobili) and Alberti (who were still on the side of the popolo minuto) were struggling for power. It escalated when Maso degli Albizzi, who had already exiled Benedetto and Cipriano degli Alberti in May 1387,  had the remaining leaders of the Alberti arrested in September 1393 when he was elected gonfaloniere.
Vieri, who himself  had been gonfaloniere in May and June of the previous year, was expected to take sides against the Albizzi (as a defender of the popolo minuto), but when on October 18, 1393, a crowd of people went to his home and offered him the leadership of the state, he refused. Fearing a new Ciompi revolt he went to the Palazzo dei Signori and declared to the members of the signoria that he sided the popolani but that he had no intention of pouring any more oil on the fire and that he had no ambitions to take over power.  Giuseppe Gatteri has made a painting of the event ca. 1880 (see fig. 2).

On October 19, 1393 Vieri was then incorporated in the Balìa (the exceptional government with unlimited power) which was supposed to calm tempers, but which also confirmed the exile of the Alberti.  As a member of that Balía, he now also had the privilege of carrying weapons in public.
Vieri had ensured that a new crisis had been averted, but the Albizzi remained in power in Florence and would cross swords with the Medici 40 years later. When Cosimo de' Medici (from the branch of Cafaggiolo) was exiled by Rinaldo degli Albizzi in 1433, the descendants of Vieri were allowed to stay in the city because of the merits of their ancestor for the republic

Vieri died on 14 September 1395 in Florence and was buried after a state funeral in the family tomb of the Santa Reparata (the current cathedral).  One of his grandsons, another Vieri di Cambio, was gonfaloniere  in 1498 when the penitential preacher Girolamo Savonarola was sentenced to the stake and with Vieri di Cosimo di Francesco his branch came to an end at the beginning of the 18th century. 

Literatuur:             

Boriaud, J.Y.           La fortune des Médicis: Le siècle d'or de Florence.  Parijs, 2019.      
De Roover, R.        Gli antecedenti del Banco Mediceo e l’ azienda di messer Vieri di Cambio de’ Medici.
In: Archivo Storico Italiano, vol.123, nr.1 (pp 3-43).
Idem                        The Rise and Decline of the Medici Bank. Cambridge, 1963.
Grassellini, E.         Profili Medicei.  Firenze, 1982.
Salvemini, G.          La dignità cavalleresca nel commune di Firenze.   Firenze, 1896
Van Laerhoven, J.  De opkomst van de familie de’ Medici in de Florentijnse republiek (1150-1469).
Herk-de-Stad, 2012.
zie art. De opstand van de Ciompi in 1378.
zie art. Donato Acciaiuoli en de samenzwering van 1396.
Zaccaria, R.             Medici, Vieri de’.  In: Dizionario biografico, vol.73 (2009).