De andere Niccolò Machiavelli (1449-1516)
De andere Niccolò Machiavelli (1449-1516)
De figuur van Niccolò di Bernardo Machiavelli, filosoof, schrijver (van o.a. Il Principe) en diplomaat (1469-1527) is genoegzaam bekend, maar er kunnen in het Firenze van het Quattro-en Cinquecento minstens nog 4 andere naamgenoten vermeld worden, waarvan er één zeker de nodige aandacht verdient.
De andere Niccolò Machiavelli was de op 25 september 1449 geboren zoon van Alessandro di Filippo (uit de tak van Lorenzo di Filippo) en Lisabetta di Bernardo di Uguccione Lippi. Hij had nog 5 zusters en een jongere broer Filippo, die in 1469 8 jaar oud was. In datzelfde jaar was Niccoló getrouwd met Antonia di Francesco Doni en met haar had hij 2 zonen, Alessandro (geboren in 1470) en Lorenzo (geboren in 1473) en een dochter Lisabetta die met Pandolfo di Agnolo della Stufa gehuwd was.
De 2 Niccolò’s (zie stamboom) waren neven en tijdgenoten en hun levenspaden hebben elkaar met zekerheid gekruist. Om het gemakkelijker te maken worden zij aangeduid als Niccolò di Alessandro (1) en Niccolò di Bernardo (2).
Alessandro Machiavelli (1412-1469) was lid van het Arte della Seta (het Zijdegilde) dat behoorde tot de 7 grote gilden en in de 15de eeuw een grote bloei gekend had (zie fig.1). Hij was goed bevriend met Cosimo de’ Medici en werd al in 1434 (ondanks zijn jeugdige leeftijd) opgenomen in de scrutinio (de lijst van verkiesbare burgers). Hoogtepunten in zijn carrière waren zijn prioraat (1445) en banierdragerschap (in 1462).
Niccolò (1) had de zijdehandel overgenomen en uitgebreid en was ook in de politieke voetsporen van zijn vader getreden. Zijn carrière was begonnen in maart 1479 met een zitje in de Raad van 12 en geëindigd in maart 1512 met het lidmaatschap van de Ufficiali del Monte (de staatsbank). In dat tijdspanne van 33 jaar was hij 3 keer tot prior van de signoria verkozen, lid geweest van de Regolatori delle entrate e speze (een commissie die zich bezig hield met de stadsfinanciën) en camerlingo (directeur) van de Monte en van de Gabelle (de accijnzen). Hij had ook gezeteld in de Grote Raad, de Raad van 100 en verscheidene keren in de Raad van 80. Met uitzondering van de Grote Raad (met een benoeming voor het leven) waren al deze functies slechts tijdelijk en varieerden ze van 4 maanden tot 1 jaar. Verder was hij ook één van de capitani van de kerk van Orsanmichele geweest en had hij deel uitgemaakt van de Sei della Mercanzia (het koopliedentribunaal).
Opmerkelijk is het feit dat Niccolò (1) in juli 1497, samen met zijn zoon Alessandro, zijn schoonzoon Pandolfo della Stufa en 324 andere Florentijnen, de petitie gericht aan paus Alexander VI ter verdediging van Girolamo Savonarola ondertekend heeft. Zijn neef Niccolò (2) daarentegen was met zekerheid geen aanhanger van de frate en wellicht heeft hij zelfs meegewerkt aan zijn ondergang (zie art. De stoutmoedigheid en durf van Niccolò Machiavelli).
Na de arrestatie van de boeteprediker op 8 april 1498 werden vele aanhangers opgepakt en ondervraagd. Op 26 april was het de beurt aan Niccolò (1), maar men zal hem niets ten laste hebben kunnen leggen want in september 1499 werd hij opnieuw verkozen tot prior. Tijdens dat prioraat (zijn 3de) was hij mede verantwoordelijk voor de ter dood veroordeling van Paolo Vitelli (1 oktober 1499), de condottiere die tijdens de oorlog met Pisa door de Florentijnen van verraad beschuldigd werd omdat hij eigenmachtig een wapenstilstand had willen afsluiten. Niccolò (2) bericht hierover in zijn Il Principe. Paolo was de grootvader van Chiappino Vitelli (zie art. Chiappino Vitelli en de citadel van Antwerpen).
Niccolò di Alessandro (1) heeft ook een aantal functies waargenomen buiten Firenze: vooraleer hij in 1505 als Florentijns commissaris naar Cortona was gestuurd, was hij eind april 1501 samen met Giovanni Ridolfi als waarnemer naar Pistoia gezonden, waar de vijandelijkheden tussen Cancellieri en Panciatichi in alle hevigheid waren toegenomen. In februari van datzelfde jaar was hij daar voorafgegaan door zijn neef Niccolò di Bernardo Machiavelli (2), die net als hij, ook geen oplossing voor de problemen had kunnen vinden (zie art. Cancellieri en Panciatichi in Pistoia).
In juni werd Niccolò (1) teruggeroepen en in september werd hij (voor de 2de maal) lid van de Conservatori di Legge. Zij waren de bewakers van de wetten, die ook toezicht moesten uitoefenen op de samenstelling van de lijsten voor de verkiezingen. Iemand die bijvoorbeeld schulden had bij de fiscus kwam niet in aanmerking voor een zitje in één van de raden.
Dat laatste was het geval geweest voor Bernardo Machiavelli, de vader van Niccolò (2). Hij had rechten gestudeerd (en was wellicht notaris), maar had nooit een beroep uitgeoefend. Zijn problemen met de fiscus en zijn illegitimiteit hadden hem uitgesloten van een politieke carrière, maar ook een mogelijke carrière van zijn zoon gehypothekeerd. Niccolò (2), die waarschijnlijk ook rechten gestudeerd had, is dientengevolge nooit lid kunnen worden van de Tre Maggiori; het hoogst bereikbare voor hem was het ambt van secretaris van de 2de kanselarij en secretaris van de Dieci della Guerra (de 10 van de Oorlog).
Wanneer Niccolò (2) op missie gestuurd werd door de Dieci della Guerra en verslag bij hen moest uitbrengen is het best mogelijk dat zijn neef Niccolò (1) daar in die jaren (1503, 1505, 1508 en 1512) deel van uit maakte.
Op 14 juli 1507 was Niccolò di Alessandro (1) lid geworden van de raad der Nove conservatori di Ordonanza e Milizia (de 9 van de Militie), die op initiatief van zijn neef opgericht was in verband met de aanslepende oorlog met Pisa (zie art. Machiavelli en de Krijgskunst). In hetzelfde jaar werd Niccolò (2) aangesteld als secretaris (of kanselier) van de Nove.
In september 1512 was Niccolò di Alessandro (1) omwille van zijn politieke ervaring, samen met o.a. Piero degli Alberti, Niccolò degli Alessandri, Neri Capponi en Filippo Buondelmonti opgenomen in de Balìa (urgentieraad) die de terugkeer van de Medici moest voorbereiden. Die raad bestond uit 66 leden, waaruit dan nog eens 12 riformatori geselecteerd werden.
Zijn neef, Niccolò (2) was toen op een zijspoor gezet en zat in 1513 zelfs een tijdlang opgesloten wegens zijn vermeende betrokkenheid bij een samenzwering. In maart werd hij vrijgelaten.
Of Niccolò (1) toen in het voordeel van zijn neef is tussen gekomen is niet geweten; de verhoudingen tussen de 2 takken van de familie waren trouwens niet optimaal. Dat had waarschijnlijk te maken met een voorval dat Bernardo in zijn Libro di Ricordi (dagboek) genoteerd had.
Toen Bernardo en zijn gezin lange tijd in hun woning op het platteland (in Sant’Andrea in Percussina) verbleven hadden was hun dienstmeisje, Lorenza (Nencia) di Lazzarinio, die regelmatig haar minnaar in hun stadswoning had ontvangen, zwanger geraakt. Aangezien zij beweerde dat haar minnaar en de vader van haar kind niemand minder dan zijn neef Niccolò di Alessandro Machiavelli (1) was, zat Bernardo duidelijk verveeld met de zaak. Niccolò beweerde dat niet hij, maar een zekere Francesco Renzi Agatta, de schuldige was, maar vreemd genoeg was hij toch bereid om het meisje een bruidsschat te geven, zodat zij kon uitgehuwelijkt worden. Dat laatste lijkt wel erg veel op een schuldbekentenis en een minnelijke schikking.
De feiten hadden zich voorgedaan in november 1475, toen Niccolò (1) al getrouwd en vader was van 3 kinderen, maar blijkbaar heeft de affaire geen invloed gehad op zijn politieke loopbaan. De andere Niccolò (2) heeft in zijn geschriften ook nooit iets over de zaak gezegd en als hij zijn neef vermeldde was dat meestal in positieve zin.
Niccolò (1) is gestorven in Firenze op 14 februari 1516. Filippo di Alessandro heeft zich bekommerd om de kleinkinderen van zijn broer aangezien Niccolò’s zonen Alessandro en Lorenzo toen reeds overleden waren.
De andere 3 leden van de familie Machiavelli met de voornaam Niccolò waren Niccoló (2) ’s grootvader Niccolò di Buoninsegna (+1430), Niccolò (1) ‘s kleinzoon Niccolò di Alessandro en Niccolò di Giovanni (uit de tak van Gherardo) bijgenaamd Chiurli (1499-1537). Waarschijnlijk wegens zijn schril stemgeluid (dat geleek op het gekrijs van een wulp?) was hij onder die naam bekend. Hij werd net zoals zijn oom Filippo di Alessandro een felle tegenstander van de Medici en in mei 1527 was hij zeer bedrijvig bij hun uitwijzing. Samen met enkele andere heethoofden had hij de beelden van de Medici-pausen Leo X en Clemens VII in de Santissima Annunziata vernield. Chiurli werd capitano della milizia, maar in 1530, na de belegering en inname van Firenze en de terugkeer van de Medici, verbannen. Hij sloot zich aan bij de tegenstanders van Cosimo I en in 1537 werd hij gevangen genomen en opgesloten in Volterra, waar hij gestorven is.
De liefde voor de republiek zat blijkbaar in het DNA van de familie Machiavelli, want ook Niccoló (1) en (2) waren in feite republikein in hart en nieren, weliswaar met uitzondering van de tijdelijke periodes van “goed Medici-bestuur”. Niccolò (1) is overleden toen de Medici al 4 jaar teruggekeerd waren en Niccolò (2) is gestorven tijdens de eerste dagen van de 3de republiek op 21 juni 1527.
JVL
Genealogie Niccolò Machiavelli (* vermeld in)
Filippo (+ >1366)
_________|_________________
| |
Lorenzo (*1393) Buoninsegna (*1396)
__|__________ ___|_______
| | | |
Giovanni Filippo Giovanni Niccolò
(*1442) (+1466) (*1433/34) (*1419)
| | |
Gherardo Alessandro Bernardo
(*1476) (1412-69) (+1500)
| ___|________ |
Giovanni | | |
(*1529) Niccolò (1) Filippo Niccolò (2)
| (1449-1516) (°1461) (1469-1527)
Niccolò _|____________
(+1537) | |
Chiurli Lorenzo Alessandro (+<1516)
| |
Benedetto Niccolò (1498-1525)
(1506-75)
The other Niccolò Machiavelli (1449-1516)
Niccolò di Bernardo Machiavelli, philosopher, writer (of Il Principe) and diplomat (1469-1527) is a well-known figure in the history of Florence, but at least 4 other namesakes can be mentioned in Quattro and Cinquecento Florence one of which certainly deserves the necessary attention.
The other Niccolò Machiavelli was the son of Alessandro di Filippo (from the branch of Lorenzo di Filippo) and Lisabetta di Bernardo di Uguccione Lippi, born on September 25, 1449. He had 5 sisters and a younger brother Filippo, who was 8 years old in 1469. In the same year Niccoló was married to Antonia di Francesco Doni and with her he had 2 sons, Alessandro (born in 1470) and Lorenzo (born in 1473) and a daughter Lisabetta who was married to Pandolfo di Agnolo della Stufa.
The 2 Niccolò’s (see genealogy) were cousins and contemporaries and their life paths have crossed with certainty. To make things easier, they are referred to as Niccolò di Alessandro (1) and Niccolò di Bernardo (2)
Alessandro Machiavelli (1412-1469) was a member of the Arte della Seta (the Silk Guild) one of the 7 major guilds that had flourished in the 15th century (see fig.1). He was a close friend of Cosimo de' Medici and was already in 1434 (despite his young age) included in the scrutinio (the list of electable citizens). Highlights in his career were his election as prior in 1445 and as gonfaloniere (standard bearer) in 1462.
Niccolò (1) had taken over and expanded the fatherly silk business and had also followed his father's political footsteps. His career had begun in March 1479 with a seat on the Council of 12 and ended in March 1512 with membership of the Ufficiali del Monte (the city bank). In that period of 33 years he had been elected prior of the signoria 3 times, chosen as a member of the Regolatori delle entrate e speze (a committee dealing with city finances) and appointed as camerlingo (director) of the Monte and the Gabelle (excise duties). He had also been a part of the Grand Council, the Council of 100 and several times of the Council of 80. With the exception of the Grand Council (with an appointment for life), all these functions were only temporary and ranged from 4 months to 1 year. He had also been one of the capitani of the church of Or San Michele and a member of the Sei della Mercanzia (the merchants' tribunal).
Very remarkable is the fact that in July 1497 Niccolò (1), together with his son Alessandro, his son-in-law Pandolfo della Stufa and 324 other Florentines, signed the petition addressed to Pope Alexander VI in defense of Girolamo Savonarola. Nephew Niccolò (2) on the other hand was certainly not a supporter of the frate and he may even have contributed to his downfall (see art. The boldness and the audacity of Niccolò Machiavelli).
Following Savonarola’s arrest on April 8, 1498, many of his supporters were imprisoned and interrogated. On April 26 it was Niccolò's turn (1) but no allegations were made against him since he was re-elected prior in September 1499. During that priory (his 3rd) he was co-responsible for the execution of Paolo Vitelli (October 1,1499), the condottiere who was accused of treason by the Florentines during the war with Pisa because he wanted to conclude an arbitrary ceasefire with the enemy. Niccolò (2) reports on this in his Il Principe. Paolo was the grandfather of Chiappino Vitelli (see art. Chiappino Vitelli and the citadel of Antwerp).
Niccolò di Alessandro (1) also held a number of positions outside Florence: before he was appointed as Florentine commissioner in Cortona in 1505, he had been sent to Pistoia at the end of April 1501 together with Giovanni Ridolfi as an observer during the hostilities between Cancellieri and Panciatichi. In February of the same year he had been preceded there by his nephew Niccolò di Bernardo Machiavelli (2), who, just like him, had not been able to find a solution to the problems (see art. Cancellieri and Panciatichi in Pistoia).
In June Niccolò (1) was recalled and in September he became (for the 2nd time) a member of the Conservatori di Legge. These men were the guardians of the laws, also supervising the composition of the lists for the elections. Someone who had debts to the tax authorities for example was not eligible for a seat on one of the major councils.
The latter had been the case for Bernardo Machiavelli, the father of Niccolò (2). He had studied law (and was probably a notary), but had never exercised a profession. His problems with the tax authorities and his illegitimy had excluded him from a political career, but also mortgaged a possible career of his son. As a result, Niccolò (2), who had probably also studied law, was never able to become a member of the Tre Maggiori; the highest attainable for him was the office of secretary of the 2nd chancellery and secretary of the Dieci della Guerra (the 10 of the War).
When Niccolò (2) was sent on a mission by the Dieci della Guerra and had to report to them, it is quite possible that his nephew Niccolò (1) was part of it in those years (1503, 1505, 1508 and 1512).
On July 14, 1507, Niccolò di Alessandro (1) had become a member of the Nove conservatori di Ordonanza e Milizia (the 9 of the Militia), which had been set up on the initiative of his nephew facing the war with Pisa (see art. Machiavelli and the Art of War). In that same year Niccolò (2) was appointed secretary (or chancellor) of the Nove.
In September 1512, because of his political experience, Niccolò di Alessandro (1) was, together with a.o. Piero degli Alberti, Niccolò degli Alessandri, Neri Capponi and Filippo Buondelmonti included in the Balìa (the emergency council) that was to prepare the return of the Medici. That council consisted of 66 members, from which another 12 riformatori were selected.
His nephew Niccolò (2) was then sidetracked and was even imprisoned for a while in 1513 because of his alleged involvement in a conspiracy. He was released in March.
Whether Niccolò (1) intervened in favor of his nephew is not known; the relationship between the 2 branches of the family was not ideal. This probably had to do with an incident that Bernardo had noted in his Libro di Ricordi (diary). When Bernardo and his family had been staying for a long time in their home in the countryside (in Sant'Andrea in Percussina), their maid, Lorenza (Nencia) di Lazzarinio, who had regularly received her lover in Casa Machiavelli, had become pregnant. Since she claimed that her lover and the father of her child was none other than his nephew Niccolò di Alessandro Machiavelli (1), Bernardo was clearly embarrassed with the case. Niccolò argued that it was not he, but a certain Francesco Renzi Agatta, who was to blame, but nevertheless he was willing to give the girl a dowry so that she could be married off. That seems more like an admission of guilt and an amicable settlement.
The facts had occurred in November 1475, when Niccolò (1) was already married and father of 3 children, but apparently the affair had no influence on his political career. The other Niccolò (2) never mentioned the incident in his writings and when he spoke of his nephew it was usually in a positive sense.
Niccolò (1) died in Florence on February 14, 1516. Filippo di Alessandro took care of his brother's grandchildren as Niccolò's sons Alessandro and Lorenzo were already deceased by that time.
The other 3 members of the Machiavelli family with the name Niccolò were Niccoló (2) 's grandfather Niccolò di Buoninsegna (+1430), Niccolò (1)'s grandson Niccolò di Alessandro and Niccolò di Giovanni (from the branch of Gherardo) nicknamed Chiurli (1499-1537). Probably because of his shrill voice (which resembled the screeching of a curlew?) he was generally known by that name. Like his uncle Filippo di Alessandro, he became a fierce opponent of the Medici and in May 1527 he stood in the front row at their expulsion. Together with some other hooligans, he had destroyed the statues of the Medici popes Leo X and Clement VII in the Santissima Annunziata. Chiurli became capitano della milizia, but he was exiled in 1530, after the siege and conquest of Florence and the return of the Medici. He joined the opponents of Cosimo I and in 1537 he was captured and imprisoned in Volterra, where he died.
The love for the republic was apparently in the DNA of the Machiavelli family. Niccoló (1) and (2) were both republican at heart, but they could live with temporary periods of “good Medici government”.
Niccolò (1) died when the Medici had been back for 4 years and Niccolò (2) died during the first days of the 3rd republic on June 21, 1527.
Literatuur:
Arrighi, V. Machiavelli, Niccoló, detto Chiurli. In: Dizionario biografico
vol. 67 (2006).
Branca, V. Merchant Writers: Florentine Memoirs from the Middle Ages and
Renaissance. Toronto, 2015.
The Cousin and the Maidservant: A Florentine Scandal - Medievalists.net
Idem Machiavelli, Niccolò. In: Dizionario biografico, vol. 67 (2006).
Guidi, G. La corrente savonaroliana e la petizione al Papa del 1487.
In: Archivo Storico Italiano, vol.142, nr.1 (1984).
Inglese, G. Machiavelli, Niccolò. In: Dizionario biografico, vol.67 (2006).
Tripodi, C. I Machiavelli dalle origini a Niccolò. La famiglia Machiavelli
nel contesto sociale fiorentino. In: Erba d’Arno, nr.146/147 (2017).
Unger, M. Niccolò Machiavelli. Een biografie. Antwerpen, 2011.
Van Laerhoven, J. De Medici & hun relaties met de andere Florentijnse families in
15de en 16de eeuw. Dl.I & II. Herk-de-Stad, 2015.
Florentijnse wandelingen. Dl.2. Kermt, 2021.
zie art. Cancellieri en Panciatichi in Pistoia.
zie art. Chiappino Vitelli en de citadel van Antwerpen.
zie art. De stoutmoedigheid en durf van Niccolò Machiavelli.
zie art. Girolamo Machiavelli en de verkiezingsfraude
van Cosimo de’ Medici.
zie art. Machiavelli en de Krijgskunst.
Viroli, M. Niccolò’s smile. A biography of Machiavelli. New York, 2000.
Zulani, D. Documenti. Nuovi processi a sostenitori del Savonarola nell’
aprile 1498. In: Archivo Storico Italiana, vol.160 (2002).