De "Brabantse" Madonna della Rosa van Orsanmichele

De “Brabantse” Madonna della Rosa van Orsanmichele.

 

Madonna della Rosa (Orsanmichele, Via Lamberti)

De kerk van Orsanmichele  in de Via Calzaiuoli was in de 13de eeuw niet meer dan een open loggia op de begane grond, gebouwd op de plaats van een huiskapel, gewijd aan San Michele dell' Orto (“St. Michael in de Tuin”). Het gebouw deed toen dienst als graanmarkt en bood onderdak aan bijeenkomsten van wisselaars en andere zakenlieden. Op het einde van de 14de eeuw werd de loggia dicht gemaakt en omgevormd tot een kerk, die aan de 4 zijden versierd werd met nissen die door de Florentijnse gilden met beelden voorzien werden. In de nissen zijn de beelden (of de kopieën) nog te zien (zie art. Het mirakel van Orsanmichele).Tegenwoordig staan in het museum op de bovenverdieping van de kerk de originele  werken tentoongesteld.

Fig.2 De Madonna van de dokters en apothekers (Della Robbia)

Tussen de bronzen en stenen beelden van Donatello, Lorenzo Ghiberti, Giambologna, Bernardo Ciuffagni, Nanno di Banco, Niccolò di Pietro Lamberti en Baccio da Montelupo staat aan de kant van de Via Lamberti de Madonna della Rosa van Pietro di Giovanni il Tesdesco (zie fig.1). Het marmeren beeld (meer dan 2 meter hoog) werd gemaakt voor de nis van het gilde van de dokters en apothekers (het Arte dei Medici e Speziali) . Boven sommige nissen zijn de emblemen van de gilden vervat in geglazuurde terracotta tondi uit het atelier van Luca della Robbia (zie fig.2). Het medaillon van de Medici e Speziali dateert uit ca. 1460 en verving de boven de nis geschilderde afbeelding van hun patroonheilige. De Madonna wordt geflankeerd door lelies.

Pietro  di Giovanni (il) Tedesco was, ondanks het laatste deel van zijn naam, hoogst waarschijnlijk afkomstig uit Brabant. In een aantal Florentijnse documenten wordt hij vermeld als tedesco, teutonico, maar ook als de Bramantia. Lorenzo Ghiberti benoemt hem in zijn Commentarii als Pietro di Giovanni Tedesco en in een rekening van de dom uit 1387 wordt hij Pietro Tedesco, scultore genoemd.

Fig 3 Madonna della Rosa (Pietro di Giovanni Tedesco, Museo Orsanmichele)

De beeldhouwer die aan de dom van Milaan gewerkt heeft (in de jaren 90) en die Giovanni di Pietro heette, was meer dan waarschijnlijk zijn vader *. Het is dus zeer goed mogelijk dat Giovanni reeds naar Italië gekomen was en dat Pietro (wat sommige bronnen vermelden) in Italië (Pisa?) zou geboren zijn. Het woord tedesco dat aan de naam werd toegevoegd kan evengoed verwijzen naar de vader als naar de zoon.  De roepnaam Tedeschi (“Duitsers”) werd door de Florentijnen ook gebruikt voor de mensen uit onze contreien, die een taaltje spraken dat voor de Toscanen erg geleek op dat van de Duitsers. Zij gebruikten ook de namen la Magnia Alta, voor het huidige Duitsland (Alamagna) en la Magnia Bassa, voor de Lage Landen.

Pietro is in Firenze werkzaam geweest tussen 1395 en 1400. De man heeft zich, voor zover bekend, definitief in de stad aan de Arno gevestigd waar zijn zoon Niccolò di Pietro in de beginjaren van de 15de eeuw heeft meegewerkt aan de glasramen van dezelfde kerk van Orsanmichele.

Fig.4 La rosa canina

Het beeld van de Madonna della Rosa dateert uit 1399 en is een mooi voorbeeld van de gotische beeldhouwkunst van het late Trecento (zie fig.3). De gekroonde Maria zit op haar troon, maar blijft (in tegenstelling tot de klassieke sedes sapientiae) niet onverschillig ten opzichte van haar lachende krullenbol, die het boeketje rozen uit haar hand wil nemen (vandaar de naam van het beeld).
Van de rosa canina (de hondsroos), die hier afgebeeld is (zie fig. 4), was toen reeds bekend dat zij een medicinale werking had en haar verschijnen in de nis van de dokters en apothekers is dus geen verrassing.

Fig. 5 Madonna met Kind (Bernardo Daddi, Orsanmichele)

Op de knie van het kind zit een vogeltje (zie fig.3): dat kan een goudvink zijn, die de doornen uit Jezus’ kroon gepikt had bij de kruisiging (door het bloed was de borst van het vogeltje rood geworden) of dat kan een zwaluw zijn, die verwijst naar de wederopstanding. Zeer uitzonderlijk worden soms beide dieren afgebeeld.
Ook op het paneel met de miraculeuze Madonna en Kind van Bernardo Daddi uit 1347 (die in het tabernakel van Andrea Orcagna geplaatst werd in 1359 in het interieur van de kerk), heeft Jezus een vogeltje in de hand. Waarschijnlijk heeft Pietro zich laten inspireren door het schilderij van Daddi en aangezien deze laatste hier blijkbaar een zwaluw afgebeeld heeft (zie fig. 5), zal Pietro dat ook gedaan hebben in de Madonna della Rosa.

Meestal werd Jezus in het Trecento nog afgebeeld als een kleine volwassene, die net als zijn moeder strak voor zich uitkijkt en zijn sombere toekomst tegemoet ziet. Jezus is hier ook al geen baby meer, maar hij lacht en gedraagt zich op de speelse wijze die men van een kind mag verwachten (zie fig.6).
Ook de houding, compositie en drapering van het Madonnabeeld zijn bijzonder geslaagd voor zijn tijd. Men mag niet uit het oog verliezen dat Pietro’s beeld het oudste uit de reeks is en dat de beroemde St.Joris van Donatello dateert uit ca. 1417, Verrochio’s Christus en St.Thomas uit 1466 en Giambologna’s St.Lucas uit 1601. Pietro’s realistische stijl (die verworvenheden uit de gotiek en de klassieke oudheid verenigt) kondigt reeds de vroege renaissance aan. Bij de restauratie van het beeld in 1996 is gebleken dat het beschilderd was en op sommige plaatsen verguld.

De goede staat waarin het beeld zich bevindt heeft te maken met het feit dat het lange tijd (tussen 1628 en 1925) binnen in de kerk gestaan heeft. Op de tekst onderaan het tabernakel (dat gemaakt werd door Jacopo Guidi en Simone Talenti) staat te lezen dat de man (een Jood?) die in 1493 het beeld van de Madonna onteerd had, met de dood werd gestraft. De 17de-eeuwse Florentijnse kunsthistoricus Filippo Baldinucci, die relaas geeft van het gebeuren in het 5de boek van zijn Notizie beweert echter dat de Madonna gebeeldhouwd werd door een zekere Simone, die hij (verkeerdelijk) de broer noemt van Donatello. Hij verwart hem waarschijnlijk met Simone Talenti, de man die de sluiting van de loggia en het vervaardigen van de nissen voor de Orsanmichele voor zijn rekening genomen heeft rond 1380.

Pietro di Giovanni (il) Tedesco heeft tussen 1395 en 1398 meegewerkt aan de versieringen en de sculpturen van de noordelijke en zuidelijke portalen van de Florentijnse kathedraal (de Santa Maria del Fiore). Aan de Porta della Mandorla (genoemd naar het reliëf van Nanni di Banco met de amandelvormige omkadering van de Madonna) heeft hij samen gewerkt met Giovanni d’Ambrogio en aan de Porta dei Canonici (de poort van de kanunniken) heeft Pietro hulp gehad van zijn leerling-assistent Niccolò di Piero Lamberti (niet te verwarren met zijn zoon, de glasraamschilder Niccolò di Pietro di Giovanni il Tedesco).

In het museum van de dom (Museo dell’Opera del Duomo) werden in de gereconstrueerde domfaçade (van Arnolfo di Cambio) een aantal fraaie beelden van heiligen en engelen geïntegreerd, die Pietro  tussen 1386 en 1396 vervaardigd heeft.

Het mag duidelijk zijn dat de inbreng van deze kunstenaar met Brabantse roots bijzonder belangrijk geweest is voor de ontwikkeling van de Florentijnse beeldhouwkunst en dat zijn realisaties, en zeker zijn Madonna della Rosa, behoren tot de hoogtepunten van het artistieke patrimonium van de stad.
Pietro heeft volgens sommige bronnen in 1406 de doopvont van de kathedraal van Orvieto voltooid, maar in de plaatselijke documenten wordt hij teutonichus en de Fierimburgo (Freiburg) genoemd, wat misschien een vergissing kan zijn, maar er eerder op kan wijzen dat het niet over dezelfde kunstenaar gaat. De namen Pietro en Giovanni waren bepaald geen uitzonderingen in Italië en volgens andere bronnen was Pietro di Giovanni (uit Firenze) bovendien reeds overleden in 1402. Zijn Madonna della Rosa ziet er echter nog altijd springlevend uit.

JVL

The Orsanmichele Madonna della Rosa from Brabant.

 

The church of Orsanmichele in Via Calzaiuoli was in the 13th century no more than an open loggia on the ground floor, built on the site of a house chapel, dedicated to San Michele dell' Orto ("St. Michael in the Garden"). The building then served as a grain market and housed meetings of exchangers and other businessmen. At the end of the 14th century, the loggia was closed and transformed into a church, which was decorated on the 4 sides with niches that were provided with statues by the Florentine guilds. In the niches the statues (or the copies) can still be seen (see art. The miracle of Orsanmichele).Nowadays, the museum on the upper floor of the church displays the original works.

Between the bronze and stone statues of Donatello, Lorenzo Ghiberti, Giambologna, Bernardo Ciuffagni, Nanno di Banco, Niccolò di Pietro Lamberti and Baccio da Montelupo stands on the side of the Via Lamberti the Madonna della Rosa by Pietro di Giovanni il Tesdesco (see fig.1).  The marble statue (more than 2 meters high) was made for the niche of the guild of doctors and pharmacists (the Arte dei Medici e Speziali). Above some niches are the emblems of the guilds contained in glazed terracotta tondi from the studio of Luca della Robbia (see fig. 2). The medallion of the Medici e Speziali dates from ca. 1460 and replaced the image of their patron saint painted above the niche. The Madonna is flanked by lilies.

Despite the last part of his name, Pietro di Giovanni (il) Tedesco was most likely originary from Brabant.  In a number of Florentine documents he is mentioned as tedesco, teutonico, but also as de Bramantia.  Lorenzo Ghiberti refers to him in his Commentarii as Pietro di Giovanni Tedesco and in an account of the cathedral from 1387 he is called Pietro Tedesco, scultore.
The sculptor who worked on Milan Cathedral (in the 90s) and who was called Giovanni di Pietro was more than likely his father*. It is therefore quite possible that Giovanni had already come to Italy and that Pietro (as some sources mention) was born in Italy (Pisa?). The word tedesco that was added to the name can refer to the father as well as to the son.  The nickname Tedeschi ("Germans") was also used by the Florentines for the people coming from our regions, who spoke a language that for the Tuscans was  very similar to that of the Germans.  They also used the names la Magnia Alta, for what is now called Germany (Alamagna) and la Magnia Bassa, for the former Low Countries.

Pietro worked with certainty in Florence between 1395 and 1400. As far as is known, the man has  settled permanently in the city on the Arno where his son Niccolò di Pietro contributed in the early years of the 15th century in the making of the stained glass windows of the same church of Orsanmichele.  

The statue of the Madonna della Rosa dates from 1399 and is a fine example of the Gothic sculpture of the late Trecento (see fig.3). The crowned Mary sits on her throne, but (unlike the classical sedes sapientiae) does not remain indifferent to her smiling curly-haired child, who wants to take the bouquet of roses out of her hand (hence the name of the statue). The rosa canina (the dog rose), which is shown here (see fig. 4), was already known to have a medicinal effect in those days and its appearance in the niche of the doctors and pharmacists is therefore no surprise.
On the knee of the child sits a bird (see fig.3): that can be a goldfinch, which had picked the thorns from Jesus' crown at the crucifixion (because of the blood the breast of the bird had turned red) or that can be a swallow, which refers to the resurrection. Sometimes both animals are depicted.
On the panel with the miraculous Madonna and Child of Bernardo Daddi from 1347 (placed in the tabernacle of Andrea Orcagna in 1359 in the interior of the church), Jesus has also a little bird in his hand. Pietro was probably inspired by Daddi's painting and since the latter apparently depicted a swallow (see fig.  5), Pietro will have done the same with his Madonna della Rosa.

Fig. 6 Madonna della Rosa, detail.

Usually Jesus was portrayed in the Trecento as a small adult, who, like his mother, looks straight ahead and faces his tragic future. Jesus is no longer a baby here either, but he smiles and behaves in the playful way that one might expect from a child (see fig.6).

The posture, composition and draping of the Madonna statue are also particularly impressive for its time. One should not forget that Pietro's statue is the oldest in the series and that Donatello's famous St. George dates from ca. 1417, Verrochio's Christ and St. Thomas from 1466 and Giambologna's St. Luke from 1601. Pietro's realistic style (which unites achievements from Gothic and classical antiquity) already heralds the early Renaissance. During the restoration of the statue in 1996, it turned out that it was painted and even gilded in some parts.
The good state of preservation of the statue has to do with the fact that it stood inside the church for a long time (between 1628 and 1925). The text at the bottom of the tabernacle (made by Jacopo Guidi and Simone Talenti) states that the man (a Jew?)  who in 1493 had disgraced the statue of the Madonna, was punished with death. However, the 17th-century Florentine art historian Filippo Baldinucci, who gives an account of what happened in the 5th book of his Notizie, claims that the Madonna was sculpted by a certain Simone, whom he (wrongly) calls Donatello's brother. He probably confuses him with Simone Talenti, the man who took care of the closure of the loggia and who made the niches for the Orsanmichele around 1380.

Pietro di Giovanni (il) Tedesco worked between 1395 and 1398 on the decorations and sculptures of the northern and southern portals of the Florentine cathedral (Santa Maria del Fiore).  At the Porta della Mandorla (named after the relief of Nanni di Banco with the almond-shaped frame of the Madonna) he worked together with Giovanni d'Ambrogio and at the Porta dei Canonici (the gate of the canons) Pietro had help from his apprentice assistant Niccolò di Piero Lamberti (not to be confused with his son,  the stained glass window painter Niccolò di Pietro di Giovanni il Tedesco).
In the museum of the cathedral (Museo dell'Opera del Duomo) a number of beautiful statues of saints and angels were integrated into the reconstructed cathedral façade (by Arnolfo di Cambio),  which Pietro realized between 1386 and 1396.

It may be clear that the contribution of this artist from Brabant has been particularly important for the development of Florentine sculpture and that his achievements, and certainly his Madonna della Rosa, are among the highlights of the city's artistic patrimony.
According to some sources, Pietro completed the baptismal font of Orvieto cathedral in 1406, but in the local documents he is called teutonichus and de Fierimburgo (Freiburg), which may be a mistake, but rather may indicate that this is not about the same artist. The names Pietro and Giovanni were certainly no exceptions in Italy and according to other sources Pietro di Giovanni (from Florence) had already died in 1402. His Madonna della Rosa however still looks very much alive.

Literatuur:

Artusi, L e.a.                Orsanmichele in Firenze.  Firenze, 1982.
Brunetti, G e.a.           L’Angelo del Metropolitan Museum L'Angelo del Metropolitan Museum di
                                    New York e qualche nuovo contributo a Piero Tedesco.
In: Metropolitan Museum journal, Vol. 6 (1972)
Grifoni, P.                   Le statue dei santi protettori delle arte fiorentine.   Firenze, 2008.
Van Laerhoven, J.       Florentijnse wandelingen. Dln III, V, VI, XI & XIII
zie art. Had de leermeester van Michelangelo Vlaamse origines?
zie art.  Het mirakel van Orsanmichele.
Verhuyck, L.                 Firenze: een anekdotische reisgids voor Florence. Amsterdam, 2006.