De Bruggen over de Arno in Firenze

De bruggen over de Arno in Firenze

In Firenze wordt de Arno overspannen door 9 bruggen. Van Oost naar West (of van stroomopwaarts stroomafwaarts richting Pisa) zijn dat de Ponte di Varlungo, de Ponte da Verrazano, de Ponte San Niccolo, de Ponte alle Grazie, de Ponte Vecchio, de Ponte Santa Trinità, de Ponte alla Carraia, de Ponte Vespucci en de Ponte della Vittoria. De 4, die in het historisch centrum gelegen zijn, verdienen onze speciale aandacht.

Fig.1    Ponte Vecchio

Fig.1 Ponte Vecchio

De bekendste brug is de Ponte Vecchio, met de karakteristieke huisjes en winkeltjes en de gang van Vasari, die met haar 3 bogen het smalste deel van de Arno verbindt tussen de Piazza delle Pesce en de Via Guiciardini (zie fig.1). Zeer waarschijnlijk op de plaats waar in de Romeinse tijd reeds een houten brug bestond, werd al in 1215 een stenen versie van de Ponte Vecchio (de “oude” brug) gebouwd. De huidige brug werd na de vernieling door de grote overstroming van 1333 heropgebouwd in 1345 (dat staat te lezen op een gedenksteen in het midden van de brug aan de kant van de gang). 
Op een andere plaquette aan het begin van de brug langs de kant van de Lungarno Acciaiuoli, staat op een tekst van Dante vermeld dat er hier een beeldje van Mars gestaan heeft (in de Romeinse tijd). De Florentijnse leeuw wordt ook de Marzocco genoemd en die naam zou afgeleid zijn van de Romeinse God

Toen de Medici in het bezit gekomen waren van het Palazzo Pitti (op de Oltrarno) liet Cosimo I een verbindingsweg maken tussen dit “nieuwe” palazzo en het Palazzo Vecchio (het “oude” paleis), die passeerde over de Ponte Vecchio. Zijn architect Giorgio Vasari had slechts 5 maanden nodig om de zg. “Gang van Vasari” te bouwen. Bij de toren van de Manelli maakt de corridor een uitsprong (de Manelli wilde hun toren immers niet laten onteigenen) en loopt dan verder via een nieuwe overbrugging  over de Via de’ Bardi naar de huizen van de Via Guicciardini en de kerk van Santa Felicità, met de portiek (zie fig.7).

Wegens geurhinder verbood groothertog Ferdinando I in 1593 aan de slagers om nog langer hun beroep uit te oefenen op de Ponte Vecchio. Hun plaats werd ingenomen door de goud-en edelsmeden die er heden ten dage nog steeds gevestigd zijn. In het midden van de brug, aan de open zijde, werd in 1900 te midden van de goud-en zilverwinkeltjes het borstbeeld van de goudsmid (en beeldhouwer) Benvenuto Cellini geplaatst.
De 3 grote vensters die vanuit de gang van Vasari uitkijken op het beeld van Cellini, vormen een fel contrast met de kleine ronde vensters aan de zijkanten van de gang. Benito Mussolini had ze laten plaatsen ter gelegenheid van het bezoek van Adolf Hitler op 9 mei 1938 aan Firenze om de Führer van een mooier zicht op de Arno te laten genieten.
Toen het Duitse leger 6 jaar later in augustus 1944 op de terugtocht was voor de geallieerde troepen werden alle bruggen, behalve de Ponte Vecchio, opgeblazen. Het was te danken aan de Duitse gezant in Firenze Gerhard Wolff (zie fig. 8, de plaquette in het middengedeelte van de brug aan de kant van de gang) en de Duitse bevelhebber Albert von Kesselring (en sommigen beweren aan Adolf Hitler zelf) dat dit prachtige monument niet werd vernield.

Fig.2   Ponte alla Caraia

Fig.2 Ponte alla Caraia

De Ponte alla Carraia die met 5 bogen de Piazza Goldoni verbindt met de Piazza Sauro, bestond reeds in 1218  en werd toen de Ponte Nuovo (de “nieuwe “ brug) genoemd. In 1304 begaf de houten brug het onder het gewicht van een volksmassa die een spektakel op de Arno aan het bekijken was en na de overstroming van 1333 kwam er een nieuwe versie in steen in de plaats. Giotto di Bondone wordt genoemd als ontwerper van de brug, maar daar zijn geen tastbare bewijzen voor..
De naam alla Carraia verwijst waarschijnlijk naar het passeren van carri (karren) en dateert van latere datum. Na de overstroming van 1557, die het bouwwerk niet volledig had meegesleurd,   werd Bartolomeo Ammanati (die toen reeds de opdracht voor de Ponte Santa Trinità gekregen had) door Cosimo I aangezocht om de brug te verstevigen en verbreden.
Na WO II kwam er in 1948 een nieuwe versie van de Ponte alla Caraia, die door de Florentijnen ook de Ponte Gobbo genoemd wordt (omwille van de “bult” in het midden).(zie fig.2)

Fig.3   Ponte alle Grazie  (Fabio Borbottoni  1850)

Fig.3 Ponte alle Grazie (Fabio Borbottoni 1850)

De stenen Ponte alle Grazie dateert uit 1237 en werd in die tijd Ponte a Rubaconte genoemd (naar de podestà die haar had laten bouwen). Reeds van op het einde van de 13de eeuw werden er op de brug (die de Piazza dei Mozzi verbindt met de Via dei Benci) huisjes en kapelletjes gebouwd. Aangezien één van die kapelletjes was gewijd aan Santa Maria alle Grazie kreeg de ganse brug stilaan de naam van Ponte alla Grazie. (zie fig.3). Ondanks het feit dat de brug (met 9 arcaden) gebouwd is op een plaats waar de Arno vrij breed is, had zij de overstroming van 1333 met succes doorstaan. In 1876 werd de brug vernieuwd (met een tramspoor) en na WO II hersteld in 1957.
Het was op deze Ponte alle Grazie (toen nog Rubaconte) dat Dante Alighieri in 1283 (toen hij 18 jaar oud was) zijn aanbeden Beatrice voor de 2de (en laatste) keer ontmoet heeft.Momenteel heeft deze brug al haar charme verloren en is zij een drukke verbindingsweg geworden tussen het centrum van de stad en de Oltrarno.

Fig.4   Ponte Santa Trinità

Fig.4 Ponte Santa Trinità

De Ponte Santa Trinità verbindt de gelijknamige piazza met de Piazza Frescobaldi op de Oltrarno. Het was Lamberto Frescobaldi geweest die in 1252 voor een eerste houten brug gezorgd had. De stenen versies werden vervolgens in 1333 en in 1557 door zware overstromingen van de Arno vernield.

De Ponte Santa Trinità is de enige brug die als een kunstwerk ontworpen werd. Na de overstroming van 1557 die de bestaande brug had weggespoeld was Cosimo I van plan om de nieuwe overspanning als een soort van triomfpoort te beschouwen: in 1554 waren zijn troepen immers nog over de vorige brug gemarcheerd op weg naar Siena dat een jaar later veroverd werd. Toen de hertog zijn plan voor de nieuwe brug aan zijn grote vertrouweling Vasari bekend maakte, heeft die tijdens een bezoek aan Rome in 1560 de zaak met Michelangelo (die aan de koepel van de Sint-Pieters aan het werken was) besproken. De vluchtige schetsen die Michelangelo voor de brug gemaakt heeft werden door Vasari vervolgens aan Bartolommeo Ammanati gegeven.

Fig.5  Cartouche

Fig.5 Cartouche

Bartolomeo zorgde voor een gedurfd project: de brug kreeg 3 elliptische bogen (van respectievelijk 29, 32 en 29 meter lang), die het geheel een zeer elegant (maniëristisch) uitzicht gaven. De brug is nog steeds de oudste elliptische brug met bogen in de wereld). Naast de pietra forte werd ook witte marmer gebruikt voor de versieringen die aan weerskanten van de brug werden aangebracht. Behalve een tekst die ons meedeelt dat Cosimo I de brug liet bouwen in 1569 verschijnt ook de steenbok (het embleem van Cosimo) op de cartouches (zie fig.4 & 5)..
De hoogste punten van de brug lijken zo dun en breekbaar dat, ondanks het feit dat er driehoekige steunberen aan de buitenzijde van de brug toegevoegd werden, de Florentijnen ongerust waren over de stevigheid van het bouwwerk. In 1601 werd zelfs het zware verkeer van de brug gebannen, maar toen in het begin van de 19de eeuw de legers van de Fransen met hun zwaar materiaal over de brug marcheerden bleek die goed stand te houden. Ook in augustus 1944 heeft de brug de terugtocht van het Duitse leger goed doorstaan, maar enkele dagen later lag  zij op de bodem van de Arno toen het Duitse opperbevel de zaak liet ontploffen (zie fig.6).

Fig.6  Ponte Santa Trinità (1944)

Fig.6 Ponte Santa Trinità (1944)

Het duurde 13 jaar vooraleer de Ponte Santa Trinità hersteld werd. Dat had te maken met de oeverloze discussies in verband met het uitzicht van de brug: werd het een betonnen constructie met een pseudo-antiek buitenlaagje of werd de brug (met hetzelfde materiaal en volgens de oude plannen) een exacte weergave van het bouwwerk van Ammanati?
Uiteindelijk werd er voor deze laatste optie gekozen en de stenen (pietra forte) die uit de Arno opgehaald werden moesten aangevuld worden met stenen uit de speciaal daarvoor heropende steengroeve achter het Palazzo Pitti. In augustus 1957 was de brug eindelijk gereed en alles was terug op de juiste plaats gezet, behalve het hoofd van één van de beelden aan de uiteinden van de brug. Deze 4 standbeelden van de 4 Seizoenen waren er in 1608 bijgeplaatst (ter gelegenheid van het huwelijk van Cosimo II en Maria Magdalena van Oostenrijk) en behoorden dus niet tot het oorspronkelijk plan van Ammanati (zie fig. 4 & 9). De tegenstanders van het terugplaatsen van de beelden vonden het dus niet zo erg dat het hoofd van de Lente (van Pietro Francavilla) niet teruggevonden was.  Toen het hoofd bij toeval ontdekt werd in 1961 door enkele duikers, kreeg het echter opnieuw zijn plaats op de schouders van het beeld, waar het nog steeds staat (zie fig. 10)..
Alle andere bruggen van het hedendaagse Firenze dateren uit de 19de of 20ste eeuw.

 

 The bridges on the Arno river in Florence


 In Florence there are 9 bridges on the Arno river. From east to west (from upstream to downstream towards Pisa) these are the Ponte di Varlungo, the Ponte da Verrazano, the Ponte San Niccolo, the Ponte alle Grazie, the Ponte Vecchio, the Ponte Santa Trinità, the Ponte alla Carraia, the Ponte Vespucci and the Ponte della Vittoria. Four of them, in the middle of the historical centre, deserve our special attention.
The most famous bridge is the Ponte Vecchio (the ”old bridge”) with the shops and the small houses and the corridor of Vasari, that connects with 3  arches Piaza delle Pesce and Via Guicciardini on the narrowest part of the river (see fig.1).
On the spot where there was already in Roman times a wooden bridge, a stone version of the Ponte Vecchio was built in 1215. The actual  bridge was rebuilt in 1345, after the great flood in 1333, which we can read on a plaque in the middle of the bridge on the side of the corridor.
On another plaque at the beginning of the bridge on the side of Lungarno Acciaiuoli Dante tells us that there stood a statue of Mars in Roman times. The Florentine lion, called Marzocco, would have got his name from the Roman God.

Fig.7  Torre dei Manelli

Fig.7 Torre dei Manelli

When the Medici became owners of the Palazzo Pitti (on the Oltrarno) Cosimo I ordered the construction of a passage between this new palazzo and the Palazzo Vecchio (the “old” palazzo). The so called Corridor of Vasari, on top of the bridge, was built by Cosimo’s favourite architect in 5 months.
At the height of the Manelli tower there is an extension because this family was not willing to be expropriated and Vasari built the corridor simply around them (see fig.7). The passage continues over the Via de’ Bardi to the church of Santa Felicità where a large porch was built to support the corridor.
Due to odor nuisance Ferdinando I forbade the butchers to practice their profession on the bridge in 1593 Their place was taken by the jewelers up to the present day.
The statue of goldsmith (and sculptor) Benvenuto Cellini that stands in the middle of the Ponte Vecchio, on the open side, was placed there in 1900.

Fig.8  Ponte Vecchio:  (Gerhard Wolf)

Fig.8 Ponte Vecchio: (Gerhard Wolf)

Tree large windows that look out on the bust of Cellini are strongly contrasting with the other small round windows of the corridor. Mussolini had them placed there on the occasion of Adolf Hitler’s visit to Florence on May 9, 1938 in order to present the Führer a nicer view on the Arno. Six years later, when the German army was retreating in August 1944, all the bridges, except for the Ponte Vecchio, were blown up to pieces. Thanks to Gerhard Wolff, de German consul in Florence (see the plaque in the middle of the bridge on the side of the corridor) and the German commander Albert von Kesselring (and perhaps Hitler himself?) the Ponte Vecchio was not destroyed (see fig.8).

The Ponte alla Carraia that connects the Piazza Goldoni with the Piazza Sauro with 5 arches, existed already in 1218 and was then called the Ponte Nuovo (de” new” bridge). But in 1304 the wooden bridge collapsed when a large mass of people was watching a spectacle on the Arno and after the flood of 1333 a stone version came in its place. Giotto di Bondone is said to be the designer of the bridge but this has not been proven. The name alla Carraia refers to the carts (carri) that passed on the bridge. In 1557 the bridge was not completely destroyed by the flood and Bartolommeo Ammanati (already working on a concept for the Ponte Santa Trinità) was requested by Cosimo I to rebuild and fortify the Ponte alla Carraia. A new bridge was built in 1948 . Because of the bump in the middle the Florentines speak of the Ponte Gobbo. (see fig.2).

The stone Ponte alle Grazie dates from 1237 and was called in those days Ponta a Rubaconte after the podestà who gave the order to build it. The bridge connects the Piazza dei Mozzi with the Piazza dei Benci and was crammed with houses and chapels (see fig.3).
One of these little chapels was dedicated to Our Lady of Grace and very soon the name passed on to the whole bridge. Despite the fact that the Ponte alle Grazie (with 9 arches) was built on a place where the Arno is quite wide, it had successfully weathered the different floods. In 1876 the bridge was renewed (a tramway passed by) and after the war restored in 1957.
It was on this bridge (in those days called Rubaconte) that Dante Alighieri met his beloved Beatrice for the second (and last time) in 1283 when he was 18. Nowadays the bridge has lost her charm and has become one of the main roads between the city center and the Oltrarno.

Fig.9  Ponte Santa Trinità  1830

Fig.9 Ponte Santa Trinità 1830

The Ponte Santa Trinità connects the Piazza Trinità with the Piazza Frescobaldi on the Oltrarno It was Lamberto Frescobaldi who built the first wooden bridge in 1252. The stone versions were washed away by the floods in 1333 and 1557.
The Ponte Santa Trinità was the first bridge to be designed as a work of art. After the flood of 1557 Cosimo I saw the new bridge as a kind of triumphal gate: in 1554 his troops were marched over the bridge on their victorious way to Siena. The duke submitted his idea to his architect Vasari and when Vasari was in Rome in 1560 he asked Michelangelo (85 years old and still working on the dome of St. Peter’s) for advice. The fleeting sketches that Michelangelo made for the bridge were passed on to Bartolommeo Ammanati (one of his pupils). Bartolommeo provided a bold project: 3 elliptical arches gave the bridge a very elegant look (it still is the oldest elliptical bridge with arches in the world). Besides the pietra forte (grey stone), white marble was used for the decorations on the sides. On a plaque is mentioned that Cosimo I had the bridge built in 1569 and one of his emblems, the Capricorn, confirms this. (see fig.4 & 9).

The highest points of the bridge seem so thin and vulnerable that, even with the support of triangular buttresses on the outsides, Florentines were still worried about the strength of the construction. In 1601 traffic was banned from the bridge but when early 19th-century French troops with their heavy material passed by, the bridge did not shrink. In August 1944 it also withstood successfully the retreat of the German army, but a few days later Ponte Santa Trinità was blown up and ended on the bottom of the Arno. (see fig.6).

Fig. 10  Ponte Santa Trinità: La Pirmavera

Fig. 10 Ponte Santa Trinità: La Pirmavera

It took 13 long years to rebuild the bridge because there was a discussion about what the bridge was going to look like. Was it going to be a modern concrete construction or an exact replica of Ammanati’s bridge, following the original plans and using the original materials ? In the end the last proposal was chosen and the original stones (pietra forte)  that were recovered from the river were supplemented with stones from a reopened quarry behind Palazzo Pitti.
In August 1957 the bridge was finally completed, but the head of one of the statues (the 4 Seasons) that were placed on the edges of the bridge in 1608 (in occasion of the marriage of Cosimo II and Maria of Austria) was missing. The 4 statues were not part of  Ammanati’s original project and the opponents of  replacing the statues were not dissatisfied with this. But when in 1961 a diver discovered in the Arno the head of The Spring (by Pietro Francavilla, the head was replaced on the statue an the case was closed (see fig 10). All the other bridges over the Arno in Florence were built in the 19th. and 20th. century.

JVL