De koloniale ambities van groothertog Ferdinando I van Toscane

De koloniale ambities van groothertog Ferdinando I van Toscane

Reeds van in het begin van de 16de eeuw waren Florentijnse ontdekkingsreizigers zoals Amerigo Vespucci en Giovanni da Verrazano naar Midden-en Zuid-Amerika gevaren, maar aan hun expedities was nooit een koloniaal gevolg gebreid.
Pas 100 jaar later is Ferdinando I de’ Medici de enige Italiaanse vorst geweest die geprobeerd heeft om een graantje mee te pikken van de koloniale koek die in de 17de eeuw al grotendeels verdeeld was onder de Spanjaarden, de Portugezen, de Engelsen, de Hollanders en de Fransen.
De groothertog had aan zijn ambassadeur in Madrid gevraagd of de Spaanse koning bereid kon gevonden worden om hem een enclave in de Nieuwe Wereld ter beschikking te stellen, maar behalve het vrije gebruik van de Atlantische haven van Larache in Noord-Marokko (1604) van waaruit de smokkelhandel met Brazilië georganiseerd werd, viel er niets te rapen.

In augustus 1608 had het Medici-hof contacten met de Florentijn Baccio da Filicaia, een militair architect die werkzaam was in Lissabon en die verscheidene reizen naar Brazilië ondernomen had. Sedert het Verdrag van Tordesillas, dat reeds op 7 juni 1494 de demarcatielijn had vastgelegd die de niet-Europese wereld verdeelde tussen Spanjaarden en Portugezen, bevond een groot deel van Brazilië zich in de Portugese zone.
Toen Filicaia er de groothertog van op de hoogte bracht dat, gezien de laksheid van het plaatselijk koloniaal bestuur, er misschien toch een mogelijkheid bestond om in Brazilië een kolonie te bemachtigen, besloot Ferdinando al in september de Engelse zeekapitein Robert Thornton met 2 schepen naar Zuid-Amerika te sturen. Thornton was als oud-zeerover en politiek vluchteling naar Livorno gekomen en had zijn diensten als ervaren zeeman aangeboden aan de groothertog.

Het was Sir Robert Dudley junior, de natuurlijke zoon van Robert Dudley senior (de graaf van Leicester en favoriet van Elisabeth I), die Thornton de nodige informatie bezorgde om naar het gebied van de Amazone en de Orinoco te varen, dat hij zelf reeds in 1595 verkend had.
Dudley was in 1606 naar Firenze uitgeweken (wegens legitimiteitsproblemen in Engeland) en had zich bij Ferdinando I aangemeld als cartograaf, instrumentenmaker en scheepsbouwdeskundige. Toen hij zich in maart 1608 op dat vlak bewezen had met de geslaagde te waterlating van de Santa Giovanni Battista, een galjoen naar Engels model, was de groothertog overtuigd van zijn capaciteiten en gaf hem  als zijn maritiem adviseur een jaarlijkse toelage van 2.000 dukaten. * Terwijl de galjoenen en karvelen voorbehouden werden voor de ontdekkingsreizen en het vrachtvervoer op de oceaan, waren de galeien van de Toscaanse vloot bestemd om militaire operaties uit te voeren in de Middellandse Zee (zie art. De raid op Bona, 1607).

Fig.1 De Santa Lucia, naar een gravure (Mary Evans Picture Library)

Thorton vertrok uit Livorno (Leghorn voor de Britten) met het groothertogelijk galjoen de Santa Lucia Buonaventura (zie fig. 1) en een klein en wendbaar vrachtschip (een tartana) dat onder het commando stond van zijn broer Giles Thornton, richting Brazilië.
Het was de bedoeling dat hij op zoek ging naar een geschikte kolonie voor Toscane en hij dacht die gevonden te hebben in Cayenne, het huidige Frans Guyana. Samen met enkele kaarten van het gebied zijn Thorntons bevindingen terug te vinden in Robert Dudley’s Dell’Arcano del Mare, (“De geheimen van de Zee”) een encyclopedisch werk (in feite de eerste maritieme atlas) dat in 1645 in Firenze gedrukt werd en opgedragen was aan het groothertogelijk koppel Ferdinando II en Vittoria (zie fig.2).

Fig.2 Kaart van Guyana (uit Dell’Arcano del Mare, dig.versie Bibl. Uni. Helsinki)

De expeditie van Thornton bestond in totaal uit 49 opvarenden: behalve soldaten en matrozen waren er ook 2 Florentijnse commissarissen, Orazio Gennaini en Vincenzo Tronconi, aan boord, een Britse chirurgijn, William Davies, en een koopman (geïnteresseerd in de suikerwinning) Jan van Haarlem uit de Lage Landen.
Kapitein Thornton ging er prat op dat hij tijdens de reis geen enkel lid van zijn bemanning verloren had; de 2 muiters, die hem hadden willen vergiftigen en die hij achtergelaten had in het Amazonegebied weliswaar buiten beschouwing gelaten.
Nadat eerst de Amazone en de Orinoco verkend waren, werd er halt gehoud in Cayenne en daarna in Trinidad. Het gebied van Cayenne was enorm rijk aan suiker, peper, katoen en hout.  Vooral het rode hout (brasielhout) van de pernambuco boom was in die tijd erg gegeerd voor het bouwen van schepen.

Toen kapitein Thornton op 12 juli 1609 terugkeerde in Livorno had hij behalve al deze producten ook exotische dieren en 6 inboorlingen meegebracht, waarvan er eentje verscheidene jaren aan het Medici-hof heeft geleefd. De andere 5 waren vrij snel gestorven aan het pokkenvirus.
Tot zijn grote ontgoocheling had kapitein Thornton bij zijn thuiskomst echter moeten vaststellen dat groothertog Ferdinando I in april van datzelfde jaar overleden was en dat zijn zoon en opvolger Cosimo II totaal geen belangstelling had voor het project.
In zijn Diario (uit 1644) schreef Cesare Tinghi, de majordomus van de groothertog, dat

“Thornton (hij noemt hem Tottone en zegt verkeerdelijk dat hij Fransman is) op 22 juli ontvangen werd door groothertog Cosimo II en dat hij na een reis van 8 maanden met een schip met 4 zeilen aan Zijne Hoogheid enkele uomini idioti come bestie en vele apen en papegaaien kon presenteren…”.

Uit de tekst blijkt niet alleen dat men de Indianen als minderwaardig beschouwde, maar dat men (en dus ook de groothertog) de expeditie eerder zag als een soort van eenmalige circusattractie en totaal geen oog had voor de economische voordelen die hier voor het grijpen lagen.

Terwijl de expeditie naar Brazilië en Guyana nog onderweg was, had Ferdinando I begin 1609 een poging gedaan om Sierra Leone (aan de westkust van Afrika tussen het huidige Guinea en Liberia) in handen te krijgen: het bestuur over dit gebied was 3 jaar eerder door koning Filips III van Spanje (die ook koning van Portugal was) aan de Portugese edelman Pedro Alvarez Pereira geschonken en Ferdinando wilde het van hem kopen. Maar toen Pereira in ongenade gevallen was, ging de transactie niet door.

Na zijn terugkeer uit Guyana was Robert Thornton, sterk aangemoedigd door Dudley, toch van plan geweest om met kolonisten uit Lucca en Livorno weer scheep te gaan en een permanente nederzetting te gaan vestigen in Cayenne, maar zonder de goedkeuring van Cosimo II was dat dus ook niet kunnen doorgaan. Daarmee had Toscane de kans gemist om in het begin van de 17de eeuw de enige koloniale staat van Italië te worden: in 1630 werd het gebied ingepalmd door de Fransen. Cosimo II is naar het schijnt later nog van gedachte veranderd, maar toen was de koloniale droom voor Toscane reeds lang vervlogen.

JVL

 The colonial ambitions of Grand Duke Ferdinando I of Tuscany

 As early as the beginnings of the 16th century, Florentine explorers such as Amerigo Vespucci and Giovanni da Verrazano had sailed to Central and South America, but their expeditions were never followed by some sort of colonial policy.
Only 100 years later Ferdinando I de' Medici was the only Italian monarch trying to take his piece of the colonial cake that was already largely divided among the Spaniards, the Portuguese, the English, the Dutch and the French in the 17th century.
The Grand Duke had asked his ambassador in Madrid if the Spanish king could be found willing to provide him with an enclave in the New World, but apart from the free use of the Atlantic port of Larache in northern Morocco (1604), famous for the smuggling trade with Brazil, there was nothing to get.

In August 1608, the Medici court received a letter from the Florentine Baccio da Filicaia, a military architect working in Lisbon who had undertaken several trips to Brazil. As a result of the Treaty of Tordesillas, which had established on June 7, 1494, the demarcation line that divided the non-European world between Spaniards and Portuguese, much of Brazil was in the Portuguese zone.
When Filicaia informed the Grand Duke that, given the laxity of the local administration, there might still be a possibility of obtaining a colony in Brazil, Ferdinando decided to send the following month the English sea captain Robert Thornton with 2 ships to South America .
Thornton had come to Livorno as a former pirate and political refugee and had offered his services as an experienced sailor to the Grand Duke. 

 It was Sir Robert Dudley junior, the natural son of Robert Dudley senior (the Earl of Leicester and favourite of Elizabeth I), who provided Thornton with the necessary information for making a trip to the Amazon and Orinoco areas, which he himself had explored as early as 1595.
Dudley had fled to Florence in 1606 (due to legitimacy problems in England) and had entered the service of Ferdinando I as a cartographer, instrument maker and shipbuilding expert. When he had proven himself in that respect in March 1608 with the successful launch of the Santa Giovanni Battista, a galleon on the English model, the Grand Duke was convinced of his abilities and gave him (as his maritime advisor) an annual allowance of 2,000 ducats. While the galleons and caravels were reserved for expeditions and freight transport on the ocean, the galleys of the Tuscan fleet intended to carry out military operations in the Mediterranean (see art. The raid on Bona, 1607).

Thorton  departed from Livorno (Leghorn for the British) with the Grand Ducal galleon the Santa Lucia Buonaventura (see fig. 1) and a small and manoeuvrable cargo ship (a tartana) under the command of his brother Giles Thornton, towards Brazil.
He was supposed to look for a suitable colony for Tuscany and he thought he had found it in Cayenne, present-day French Guyana. Along with some maps of the area, Thornton's findings can be read in Robert Dudley's Dell'Arcano del Mare, ("The Secrets of the Sea") an encyclopedic work (in fact the first maritime atlas) printed in Florence in 1645 and dedicated to the Grand Ducal couple Ferdinando II and Vittoria (see fig.2).

Thornton's expedition consisted of a total of 49 members: in addition to soldiers and sailors, there were also 2 Florentine commissioners on board, Orazio Gennaini and Vincenzo Tronconi, a British surgeon, William Davies, and a sugar merchant, Jan van Haarlem from the Low Countries.
Captain Thornton boasted that he had not lost a single member of his crew during the voyage; the 2 mutineers, who had wanted to poison him and whom he had left behind in the Amazon, not taken into account.  After first exploring the Amazon and the Orinoco, the expedition stopped in Cayenne and then in Trinidad.
The area of Cayenne was extremely rich in sugar, pepper, cotton and wood.  Especially the red wood (brasil wood) of the pernambuco tree was very popular at that time for building ships.

When Captain Thornton returned to Livorno on July 12, 1609, he had brought besides all those products exotic animals and 6 natives with him, one of whom lived at the Medici court for several years. The other 5 had died quickly from smallpox.
To his great disappointment, Captain Thornton was notified on his return home that Grand Duke Ferdinando I had died in April of the same year and that his son and successor Cosimo II had no interest in the project at all.
In his Diario (from 1644) Cesare Tinghi, the grand duke's major-domo, wrote that

"Thornton (he calls him Tottone and wrongly says he is French) was received by Grand Duke Cosimo II on July 22 and that after an 8-month journey with a ship with 4 sails he was able to present to His Highness some uomini idioti come bestie and many monkeys and parrots...".

These lines not only show that the Indians were considered inferior, but that most people (and therefore also the Grand Duke) saw the expedition as a kind of one-off circus attraction and had no regard at all for the economic benefits that were there for the taking.

While the expedition to Brazil and Guyana was still underway, Ferdinando I had made an attempt in early 1609 to purchase Sierra Leone (on the west coast of Africa between present-day Guinea and Liberia): 3 years earlier the administration of the region had been given by King Philip III of Spain (who was also king of  Portugal) to the Portuguese nobleman Pedro Alvarez Pereira and Ferdinando wanted to buy it from him. But when Pereira was disgraced, the transaction did not go through.

After his return from Guyana, Robert Thornton, strongly supported by Dudley, wanted to re-embark with settlers from Lucca and Livorno and establish a permanent settlement in Cayenne, but without the approval of Cosimo II that could not take place.  
In this way, Tuscany had missed the opportunity to become the only colonial state in Italy at the beginning of the 17th century; in 1630  Guyana was taken over by the French. Cosimo II apparently changed his mind a few years later, but by that time the colonial dream for Tuscany was long gone.

Literatuur:

Adams, S.                    Dudley, Sir Robert (1573-1649).
Oxford dictionary of National Biography, 2004.
Evangelista, G.             Il sogno infranto delle colonie americane. In: L’Italia Coloniale, maart 2022.
Guarnieri, G.               L’Ultima impresa coloniale di Ferdinando de’ Medici.  Livorno, 1910.
Hair, P. & Davies, J.     Sierra Leone and the Grand Duke of Tuscany. In: History in Africa, vol.20.
Menechini, P.               Il favoloso viaggio di Ferdinando nelle Indie Occidentali.
                                    Ricordare e comprendere, januari 2020.
Paolo, M.                     An Italian colony in America (Italics Magazine, oktober 2020)
Sanfilippo, M.              Gli Italiani in Brasile.  Viterbo, 2010.
Van Laerhoven, J.        De Medici-groothertogen van Toscane. Herk-de-Stad, 2013.
zie art. De raid op Bona (1607).
Warner, G.                   The voyage of Robert Dudley…to the West Indies. Londen, 1899.