De Leeuwen van Firenze
De Leeuwen van Firenze
De bekendste leeuw van Firenze is de marzocco, die symbool staat voor de kracht, de autonomie en het gezag van de stadsrepubliek. Het beeld, dat in 1418/20 gemaakt werd door Donatello wordt bewaard in het Bargello-museum maar is ook te zien (als kopie) op de ringhiera (het verhoogd platform) van het Palazzo Vecchio. De naam van de leeuw is afgeleid van het beeld van Martocus (Mars) uit de Romeinse tijd dat een tijdlang op de Ponte Vecchio gestaan heeft, maar met de overstroming van 1333 verdwenen is. De Florentijnse leeuw heeft dus niets te maken met de Venetiaanse leeuw, die verwijst naar de evangelist Marcus.
De marzocco laat zijn rechter voorpoot rusten op het wapenschild van Firenze, met de rode lelie op de witte achtergrond (daterend uit de Welfische periode). In vele steden, die door de Florentijnen onderworpen werden in de 14de eeuw is er nog steeds een marzocco-leeuw op een centrale plaats te vinden (Montepulciano, Pienza…). Toen de Pisanen in 1364 in de Slag bij Cascina verslagen werden door de Florentijnen moesten zij het achterwerk van de marzocco (een voorloper van het beeld van Donatello) kussen.
In Firenze vindt men de marzocco ook terug in het gezelschap van fra Girolamo Savonarola. Enrico Pazzi maakte in 1875 een groot marmeren beeld van de boeteprediker, dat bedoeld was voor het klooster van San Marco, maar dat na een tijdje in het Palazzo Vecchio vertoefd te hebben, terecht gekomen is in 1921 op de Piazza Savonarola. De frate wordt er afgebeeld met een groot kruis in de hand en met aan zijn zijde de marzocco, de republiek die hij in bescherming neemt. Maar omdat zijn mantel de kop van de leeuw halvelings bedekt is het net alsof hij de republiek het zicht belemmert en de marzocco alleen maar als een braaf hondje naast zich duldt. Voor de tegenstanders van Savonarola is dat uiteraard de correcte weergave van de feit (zie fig.4).
Aan de ingang van het Palazzo Vecchio in Firenze (achter het beeld van David) zijn er aan het marmeren frontispice (uit 1528) boven de poort 2 vergulde leeuwen te zien die tegen een blauwe achtergrond links en rechts van het monogram van Christus (YHS) op consoles de wacht houden. De tekst (boven het stadswapen) werd er pas in 1551 geplaatst en luidt “Rex regum et dominus dominantium (koning der koningen, heer der heren)”.
Ook aan de Loggia dei Lanzi staan 2 leeuwen opgesteld: de rechter leeuw is een Romeins origineel uit de 1ste eeuw, de linker leeuw is gemaakt in 1598 door Flaminio Vacca.
Reeds van in de 13de eeuw waren er in Firenze echter ook al echte leeuwen te bekijken. Aanvankelijk waren ze opgesloten in een grote kooi tegenover het Baptisterium, op de plek waar nu de Loggia del Bigallo te vinden is. Later verhuisden de leeuwen naar de Piazza della Signoria, maar toen Cosimo en Eleonora ca. 1540 hun intrek namen in het Palazzo Vecchio, kregen de dieren grotere kooien achter het paleis, waar de Via dei Leoni nog aan deze periode herinnert.
Over deze leeuwen doet overigens nog een bijzonder verhaal de ronde. Toen in 1259 een onachtzame bewaker de kooien niet goed afgesloten had was er een leeuwin kunnen ontsnappen. Het dier maakte een wandelingetje rond het Palazzo Vecchio en in de Via della Ninna ontmoette zij een éénjarig jongetje dat daar aan het spelen was. Zijn moeder bestierf het bijna van angst toen zij hem niets vermoedend met grote ogen naar de reusachtige poes zag opkijken, maar het dier greep het kind voorzichtig bij zijn nekvel (zoals een welpje) en bracht het naar zijn moeder. De leeuwin werd terug in haar kooi gestopt en het kereltje, Orlandino genaamd, zou achteraf de stamvader van de familie Leoni worden.
Een ander verhaal met een minder goede afloop wordt verteld door kroniekschrijver Giovanni Cavalcanti. Een zekere Anselmo had zo’n enorme schrik van de leeuwen dat hij hun kooien niet durfde passeren en er zelfs nachtmerries aan over hield waarbij een leeuw hem in zijn hand beet en hem dan verscheurde. Om hem van zijn fobie te verlossen had men hem aangeraden om zijn hand in de muil van één van de stenen leeuwen aan de ingang van de dom te steken. Toen hij aangemoedigd door omstaanders eindelijk overtuigd was om het te proberen en bevend zijn hand in de muil van het beeld duwde, werd hij gestoken door een schorpioen die er in verstopt zat en stierf hij ter plekke (zie fig.5).
De stank en het gebrul van de leeuwen die achter het Palazzo hun verblijf hadden, waren samen met het lawaai van de dronken landsknechten die achter de Loggia dei Lanzi gebivakkeerd waren, de voornaamste reden waarom hertogin Eleonora van Toledo het Palazzo Vecchio (het oude paleis) als woonplaats inruilde voor het Palazzo Pitti (het nieuwe paleis) op de Oltrarno.
Op de binnenkoer van het Palazzo Vecchio wordt de originele standaard (met een leeuw) bewaard die op de toren van het stadspaleis gestaan heeft.
In de toren van het palazzo hingen er 3 grote klokken, waarvan de Campana del Leone het uur aangaf of heuglijke gebeurtenissen (zoals overwinningen) moest aankondigen. De 2 andere klokken, de Campana del Popolo en de Campana della Martinella riepen op tot een parlamento (volksraadpleging) of een oorlogssituatie. Om de Florentijnen duidelijk te maken dat hij de absolute macht in de stad had (en niet het volk), liet hertog Alessandro de grootste klok, de Campana del Popolo, in 1532 op de straatstenen van de piazza te pletter smijten.
Een andere Florentijnse leeuw uit latere tijden was Gabriel Omar Battistuta, de Argentijnse voetballer van ACF Fiorentina die door zijn fans omwille van zijn wapperende manen il Re Leone genoemd werd. Hij speelde voor de Florentijnse club van 1991 tot 2000. In 1994 moest hij zijn haardos van de Argentijnse bondscoach Daniel Passarella (die nota bene ook voor Fiorentina gespeeld had in de jaren 80) laten kortwieken, zodat hij alleen zijn andere bijnamen Batigol (wegens zijn vele goals) en il Gordo “(het dikkertje”) kon behouden. Samen met de marzocco is hij ongetwijfeld de populairste leeuw van Firenze.
JVL
The Lions of Florence
The most famous lion of Firenze is the marzocco, symbolizing the power,autonomy and authority of the city republic. The statue, which was made by Donatello in 1418/20, is kept in the Bargello Museum but can also be seen (as a copy) on the ringhiera (the elevated platform) of the Palazzo Vecchio. The name of the lion is derived from the statue of Martocus (Mars) that stood on the Ponte Vecchio since Roman times , but disappeared with the flood of 1333. So the Florentine lion has nothing to do with the Venetian lion, referring to the evangelist Marcus.
The marzocco rests his right forelimb on the coat of arms of Firenze, with the red lily on the white background (dating from the Guelphic period). In many cities, which were subjugated by the Florentines in the 14th century, one can find a marzocco lion in a central place (Montepulciano, Pienza...) When the Pisans were defeated by the Florentines in 1364 at the Battle of Cascina, they had to kiss the butt of the marzocco (an earlier version of Donatello’s statue).
In Florence you will also find the marzocco in the company of fra Girolamo Savonarola. Enrico Pazzi made a large marble statue of the penance preacher in 1875, which was intended for the monastery of San Marco, but which after a short stay in the Palazzo Vecchio ended up in 1921 on the Piazza Savonarola. The frate is depicted there with a large cross in his hand and with at his side the marzocco, symbolizing the republic he is protecting. But because his cloak partly covers the head of the lion, it was said that he obstructed the republic's view and that the marzocco became a good dog on a leash.For Savonarola's opponents this is of course the correct explanation of the facts.
At the entrance to the Palazzo Vecchio in Florence (behind the statue of David) the marble frontispice (from 1528) above the gate shows against a blue background 2 gilded lions on consoles to the left and right of the monogram of Christ (YHS). The text (above the city coat of arms) was placed there in 1551 and reads "Rex regum et dominus dominantium (king of kings, lord of the lords)".
The stairs of the Loggia dei Lanzi are also guarded by 2 lions: the right lion is a Roman original from the 1st century, the left lion was made in 1598 by Flaminio Vacca.
Already in the 13th century, there were kept real lions in Florence. Initially they were locked up in a large cage opposite the Baptistery, on the spot where now stands the Loggia del Bigallo. Afterwards the lions got their stay on the Piazza della Signoria, but when Cosimo and Eleonora moved into the Palazzo Vecchio about 1540, the animals were put in large cages behind the palace (now the Via dei Leoni).
The story goes that in 1259, when a negligent guard had not properly sealed the cages, a lioness was able to escape. The animal took a walk around the Palazzo Vecchio and in the Via della Ninna she met a one-year-old boy who was playing there. His mother almost fought it with fear when she saw him looking up unsuspectedly and with big eyes at the giant cat. But the animal gently grabbed the child by the scruff of his neck (like a cub) and brought it to his mother. The lioness was put back in her cage and the little boy, named Orlandino, would become the ancestor of the Leoni family afterwards.
Another story with a less happy ending is told by chronicler Giovanni Cavalcanti. A certain Anselmo had such a huge fright of the lions that he did not dare pass their cages and even had nightmares about it: a lion bit him in the hand and then tore him apart. In order to free him from his phobia, he was advised to put his hand in the mouth of one of the stone lions at the entrance of the cathedral. When he was finally convinced by bystanders to do so and to put his hand into the mouth of the statue, he was stung by a scorpion hidden inside it and died on the spot.
The stench and roar of the lions who had their stay behind the Palazzo, together with the noise of the drunken soldiers who had been housed in barracks behind the Loggia dei Lanzi, were the main reason that Duchess Eleonora of Toledo exchanged the Palazzo Vecchio (the old palace) as the ducal residence for the Palazzo Pitti (the new palace) on the Oltrarno.
On the courtyard of the Palazzo Vecchio, visitors can see the original standard (with a lion) that once stood on the tower of the city palace.
In the tower of the palazzo there were 3 large bells, of which the Campana del Leone indicated the hour or had to announce joyful events (such as victories). The two other bells, the Campana del Popolo and the Campana della Martinella called for a parlamento (plebiscite) or a war situation. To make it clear to the Florentines that he (and not the people) had absolute power in the city, Duke Alessandro had the largest clock, the Campana del Popolo, smashed into the pavers of the piazza in 1532.
Another Florentine lion from later times was Gabriel Omar Battistuta, the Argentine footballer of ACF Fiorentina who was called il Re Leone by his fans because of his fluttering mane. He played for the Florentine club from 1991 to 2000. In 1994 the Argentinian national coach Daniel Passarella (who had also played for Fiorentina in the 1980s) obliged Battistuta to have a haircut so that he only could keep his other nicknames Batigol (because of his many goals) and il Gordo ("the chubby one”). Together with the marzocco, he is undoubtedly the most popular lion of Florence.