Filippo Lippi en Lucrezia Buti of het verhaal van de frater en de non

Filippo Lippi en Lucrezia Buti of het verhaal van de frater en de non

Dat Fra Filippo Lippi tot de grote meesters van de vroegrenaissance behoort en dat vooral zijn madonna’s in de geschiedenis van de schilderkunst grote waardering gekregen hebben, zal alom bekend zijn. Filippo was de zoon van Tommaso di Lippo en monna Antonia Sernigi en werd in Firenze geboren in 1406 op de Oltrarno in de Via Ardiglione. Zijn moeder stierf bij zijn geboorte en zijn vader, die slager was, overleed 2 jaar later. Toen Lippo 8 jaar was stuurde zijn tante, monna Lapaccia, die zich over hem en zijn broer ontfermd had, naar het nabijgelegen convent van Santa Maria del Carmine. De prior van het klooster, die al snel in de gaten had dat de jonge wees zich vooral met tekenen bezig hield, zorgde ervoor dat Filippo een opleiding als schilder kreeg.
Het zal niemand verwonderen dat Filippo, net zoals zijn oudere broer Giovanni, uiteindelijk bij de karmelieten intrad en op 18 juni 1421 (toen hij 15 was) zijn geloften aflegde en fra Filippo werd. Als geestelijke was hij niet bij het gilde van de schilders ingeschreven, maar in een document van 1430 werd  hij “schilder” genoemd. In Firenze heeft Lippi vooral voor de Medici gewerkt. Hij is echter ook in Prato, Padova en Spoleto werkzaam geweest als frescoschilder en zijn schilderijen zijn in de grote musea van Italië en de wereld bewaard. Hij wordt in één adem genoemd met zijn tijdgenoot Fra Angelico en met zijn belangrijkste leerling Sandro Botticelli.

In 1432 had Filippo het klooster mogen verlaten om een eigen atelier op te starten in Firenze, zonder dat hij uit de orde was getreden. Cosimo de’ Medici  werd de grote beschermheer van Fra Filippo en bezorgde hem vele opdrachten. Maar het was bekend dat de frater graag in vrouwelijk gezelschap vertoefde en het soms niet zo nauw met zijn werk nam. Vasari vertelt dat Cosimo hem op een bepaald moment zelfs had opgesloten om hem te doen voortwerken aan zijn opdracht, maar dat hij met het aaneenknopen van lakens uit het Palazzo Medici ontsnapt was om achter de vrouwen aan te gaan.
Toen Filippo in 1456 Prato werkte aan de fresco’s van de dom werd hij uitgenodigd door de nonnen van het klooster van Santa Margherita om een Madonna voor hen te schilderen. Filippo, die nog altijd frater was, werd er verliefd op Lucrezia Buti, de mooie jonge novice en de dochter van een Florentijns koopman die model had gestaan voor Maria.  De gebeurtenis is door de kunstenaars van de 19de-eeuwse Romantiek veelvuldig op doek gezet.

The Painter and his Model (Pietro Aldi, Kelvingrove Museum Glasgow).

The Painter and his Model (Pietro Aldi, Kelvingrove Museum Glasgow).

Net zoals Filippo was Lucrezia eigenlijk niet met haar volle overtuiging in het klooster terecht gekomen en nadat hij haar ontvoerd had (zeker niet tegen haar zin) gingen ze samenwonen in zijn huis in de buurt van de dom van Prato. Daar verbleven naar het schijnt ook nog enkele andere nonnen (of novicen), o.a. een zus van Lucrezia, die het koppel gevolgd waren, maar die achteraf naar het klooster zijn moeten terugkeren. Lucrezia heeft dat nooit willen doen.

Uiteraard waren de overste van het klooster en de familie van Lucrezia bijzonder boos op Filippo, maar Cosimo de’ Medici hield hem de hand boven het hoofd. Hij vroeg zelfs aan paus Pius II de toelating om Filippo te ontslaan van zijn geloften zodat het koppel kon trouwen. Vasari beweert dat zij echter nooit getrouwd zijn, maar dat Lippi zich heel zijn verdere leven frater heeft laten noemen. In 1457 werd hun zoon Filippino geboren (die in de artistieke voetsporen van zijn vader zou treden) en in 1465 hun dochter Alessandra.

Fra Filippo was bekend voor zijn prachtige madonna’s, maar van de Madonna Lippina (uit de Uffizi) wordt gezegd dat het een afbeelding zou zijn van Lucrezia. Over de datering van dit werk is men het niet eens; meestal denkt men dat het in 1457 geschilderd is (en dan zou het Lucrezia kunnen zijn, die hij pas had leren kennen), maar als het waar is dat het lachende engeltje Filippino zou zijn en het Jezuskind het pas geboren dochtertje Alessandra, dan dateert het schilderij van 1465.

Madonna Lippina (Uffizi)

Madonna Lippina (Uffizi)

De Madonna zit voor een open raam (Vlaamse invloed) met een fraai landschap waardoor de toeschouwer als het ware mee in de kamer staat. De hechte band tussen moeder en kind benadrukt het feit dat het menselijk aspect hier voorrang krijgt op het goddelijke.

Lippi heeft Lucrezia ook afgebeeld op de fresco’s in de dom van Prato, wanneer zij verschijnt als de dansende Salome in het tafereel met het Banket van Herodes. De werken waren begonnen in 1452, maar een tijdlang onderbroken geweest door de liefdesaffaire van Filippo met Lucrezia Buti, en pas afgewerkt in 1466. Reeds 4 jaar eerder had de jonge Sandro Botticelli zich in Prato bij het atelier van Lippi gevoegd.

Op het einde van zijn leven is Filippo naar Spoleto getrokken, waar hij vanaf 1467 gewerkt heeft aan de fresco’s over het Leven van Maria in de apsis van de plaatselijke kathedraal. Na Filippo’s overlijden in oktober 1469 hebben zijn medewerker Fra Diamante (die hij nog kende van in het klooster van de karmelieten) en zijn zoon Filippino het werk in enkele maanden afgewerkt. Op het tafereel met de Dood van Maria staan Filippo (frontaal) en Filippino (de blonde jongeman) tussen de omstaanders.

De dood van Maria (Fra Filippo Lippi Dom van Spoleto)

De dood van Maria (Fra Filippo Lippi Dom van Spoleto)

Na het overlijden van Fra Filippo heeft Lorenzo de’ Medici een poging gedaan om zijn stoffelijk overschot vanuit Spoleto naar Firenze te laten brengen om het bij te zetten in de Santa Maria del Fiore, maar toen die poging mislukte heeft hij opdracht gegeven om in Spoleto voor een grafmonument te zorgen.

Wat er verder van Lucrezia geworden is, blijft in het ongewisse; zij zou in het begin van de 16de eeuw gestorven zijn. Filippino Lippi ging in de leer bij Botticelli, de leerling van zijn vader, en werd één van de grootmeesters van de Florentijnse schilderkunst uit het Cinquecento.

JVL

Filippo Lippi and Lucrezia Buti: the story of the friar and the nun

Fra Filippo Lippi is one of the great masters of early Renaissance painting and especially known for his beautiful Madonna’s. He was the son of Tommaso di Lippo and monna Antonia Sernigi  and was born in Florence in 1406 on the Oltrarno in Via Ardiglione. His mother died at birth and his father, who was a butcher, died 2 years later. When Lippo was 8 years old, his aunt, monna Lapaccia, who had taken care of him and his brother, sent him to the nearby convent of Santa Maria del Carmine. The prior of the monastery, who soon realized that the young orphan was mainly concerned with drawing, ensured that Filippo received an education as a painter.
It will come as no surprise that Filippo, like his older brother Giovanni, finally joined the Carmelites and on June 18, 1421 (when he was 15) he took his vows and became Fra Filippo. As a clergyman he was not registered with the guild of painters, but in a document of 1430 he was called "painter". In Florence, Lippi worked mainly for the Medici. He was also famous for his fresco’s in Prato, Padova and Spoleto and his paintings have been preserved in the major museums of Italy and the world. He can be mentioned in the same breath as his contemporary Fra Angelico and his pupil Sandro Botticelli.
In 1432 Filippo had been allowed to leave the monastery to start his own studio in Florence, but he did not leave the order. Cosimo de' Medici became the great patron of Fra Filippo and gave him many assignments. It was well known that the friar liked to be in female company and therefore sometimes neglected his work. Vasari explains that at one point Cosimo had even locked him up to finish a painting, but that he had escaped from the Palazzo Medici into the night by tying sheets together.

When Filippo worked in 1456 on the frescoes of the Cathedral in Prato, he was invited by the nuns of the monastery of Santa Margherita to paint a Madonna for them. Filippo, who was still a friar,  fell in love with Lucrezia Buti, the beautiful young novice and the daughter of a Florentine merchant who had modelled for the Madonna. The event has been frequently put on canvas by the artists of 19th-century Romanticism.
Just as Filippo, Lucrezia had not entered the monastery with full conviction and after he had kidnapped her (certainly not against her will) they went on to live in his house near  the Cathedral of Prato. There they got the company of some other nuns (or novices), including a sister of Lucrezia. But after a while they all returned to the monastery except for Lucrezia who stayed with Filippo.
The superior of the monastery and  Lucrezia’s family were particularly angry with Filippo, but Cosimo de' Medici took him in protection. He even asked Pope Pius II for permission to dismiss Filippo from his vows so that the couple could get married. Vasari claims that they never did marry and that Lippi wanted to be called frater for the rest of his life. However in 1457 their son Filippino was born (who became a famous painter like his father) and in 1465 their daughter Alessandra.

Fra Filippo was known for his beautiful Madonna’s and one of his masterworks, the Madonna Lippina  (from the Uffizi) is said to be an image of Lucrezia. There is no agreement on the dating of this work; it is usually said to have been painted in 1457 (and then it could already be Lucrezia) but if it is true that the smiling angel would be Filippino and the Jesus child the newly born daughter Alessandra, then the painting dates back to 1465. The Madonna Lippina has been an example for many artists (including Botticelli) but for Girolamo Savonarola she was an eyesore. He claimed that Lippi had painted the Mother of God as a worldly Florentine aristocratic lady and not as the Holy Virgin.  Lippi’s Madonna wears the clothes of her time and her beautiful hairdress is decorated with pearls (where the forehead was enlarged according to the fashion of the time by shaving a part of the head hair).
The Madonna sits in front of an open window (Flemish influence) with a beautiful landscape that gives the spectator the impression that he is with her in the same room. The close bond between mother and child emphasizes the fact that the human aspect takes precedence over the divine.
Lippi has also depicted Lucrezia on the frescoes in the Prato Cathedral, where she appears as the dancing Salome in the scene with the Banquet of Herod.  Works had begun in 1452, but for a time interrupted by Filippo's love affair with Lucrezia Buti, and only finished  in 1466. Four years earlier,  the young Sandro Botticelli had joined Lippi's studio in Prato.

At the end of his life Filippo moved to Spoleto, where he worked from 1467 on the frescoes with the Life of Mary in the apse of the local cathedral. After Filippo's death in October 1469, his assistant Fra Diamante (whom he knew from the monastery of the Carmelites) and his son Filippino finished the work in a few months. On the scene with the Death of Mary,  Filippo  (watching the spectators)  and Filippino  (the blond youngster) are standing by in the crowd.
After the death of Fra Filippo, Lorenzo de' Medici made an attempt to transfer his remains from Spoleto to the Santa Maria del Fiore in Florence, but when that attempt failed he ordered to build a memorial in the Spoleto Cathedral.
What has become of Lucrezia remains in limbo; she would have died in the early 16th century. Filippino Lippi joined Botticelli, his father's apprentice, and became one of the great masters of Florentine painting of the Cinquecento.