De Medici uit Milaan en hun wapenschild
De Medici uit Milaan en hun wapenschild
Toen Gian Giacomo, de condottiere en generaal van keizer Karel V en zijn broer Gian Angelo de’ Medici, de kardinaal en latere paus Pius IV, in de 16de eeuw internationale faam kregen, beweerden zij dat hun Milanese tak een afsplitsing was van de Florentijnse. Een dergelijke verwantschap kon het prestige dat zij reeds genoten enkel maar vergroten en hun genealogisten hadden de opdracht gekregen om op zoek te gaan naar een link met de Medici uit de stad aan de Arno. Zij hadden toen ook het wapenschild van de Medici van Firenze overgenomen (zie fig. 1) dat op hun beider graftombes (respectievelijk in de dom van Milaan en de Santa Maria degli Angeli van Rome) terug te vinden is.
De 17de-eeuwse historici Francesco Zazzera, Giuseppe Ripamonti en Marcantonio Missaglia bevestigden in hun geschriften dat de Milanese tak een Florentijnse oorsprong had en het zou Giambuono di Bernardino di Giambuono geweest zijn die omstreeks 1300 vanuit Firenze naar Milaan geëmigreerd was.
Bij het consulteren van de Tratte (de lijsten van Florentijnse stadsbestuurders) blijkt dat, terwijl zijn vader Bernardino di Giambuono een aantal keer prior geweest was tussen 1307 en 1322 en zijn broer Giovanni di Bernardino tussen 1325 en 1342 (het jaar van zijn executie) verscheidene keren opgenomen werd in het stadsbestuur als gonfaloniere en als prior, er daar van Giambuono di Bernardino geen spoor te vinden is.
Dat zou er op kunnen wijzen dat hij niet in Firenze was en dat hij de stad verlaten had, maar dat kan ook betekenen dat hij geen politieke interesses had en dat hij in Firenze in de schaduw van zijn broer verder geleefd heeft. Misschien is hij dus helemaal niet naar Milaan uitgeweken of misschien is hij vroeg gestorven? Indien hij echter toch naar Milaan zou verhuisd zijn, moet dat rond het einde van het Duecento gebeurd zijn en kan zijn eventueel uitwijken (of verbanning) dan geen gevolg geweest zijn van de problemen die zijn broer Giovanni in 1342 met Gualtieri de Brienne, de hertog van Athene gehad heeft (zie art. de Florentijnen en de hertog van Athene).
Niet iedereen was van de verwantschap tussen de beide takken overtuigd: de 18de-eeuwse historicus Ludovico Muratori beriep zich op de 13de-eeuwse lijst van Ottone Visconti (aartsbisschop en heerser van Milaan), waarin de Milanese Medici al in die tijd leden van de kleine adel genoemd worden, om aan te tonen dat er geen verband was. Visconti sprak in zijn Matricola Nobilium Familiarum Mediolani over 5 takken van Milanese Medici, waarvan de tak van Nosigia (de latere tak van Marignano) er één was. Stichter van de tak van Nosigia (een stadsdeel van Milaan) zou Albertone Medici geweest zijn, consul van Milaan in 1277 en lid van het koopmansgilde in 1297. Van zijn zoon Paolo (of Porolo) is bekend dat hij in 1335 en 1340 decurione (bestuurder) van de stad geworden is.
Indien Giambuono überhaupt al uit Firenze ca. 1300 naar Milaan gekomen zou zijn, kan hij dus moeilijk als de stamvader van de Milanese tak beschouwd worden.
Bij de afstammelingen van Paolo is ook geen enkele Giambuono geregistreerd en slechts een paar keer is de naam Bernardino* terug te vinden (die dan eventueel zou kunnen verwijzen naar Giambuono’s vader). Er zijn daarentegen verscheidene Iacopi en Cristofori in de stamboom opgenomen (namen die bij de Florentijnse Medici toen niet gebruikelijk waren). Dat waren meestal allemaal rechtsgeleerden of notarissen die hun beroep van vader op zoon hadden doorgegeven.
Voor Giovanni Angelo de’ Medici (1499-1565), paus Pius IV van 1559 tot 1565, bestond er geen twijfel dat zijn tak (Nosigia-Marignano) afstamde van de Florentijnse. Zijn broer, Gian Giacomo (1498-1555), had omwille van zijn militaire exploten van de keizer in 1532 de titel van markies van Marignano (of Melegnano) ontvangen. Hun vader was Bernardino* di Gian Jacopo (1465-1519), een kleine bankier en belastingontvanger, die in 1496 getrouwd was met Cecilia Serbelloni, de dochter van een notaris en Milanees magistraat.
Bernardino di Gian Jacopo en Cecilia hadden 10 kinderen waarvan, behalve de reeds geciteerde paus en generaal, ook hun dochters Chiara en Margherita zeker het vermelden waard zijn. Chiara was getrouwd met generaal Wolfgang Dietrich von Ems zu Hohenems (in Italië Altemps genoemd) en Margherita was sedert 1529 de echtgenote van Gilberto II Borromeo, de graaf van Arona. Van haar 7 kinderen was Carlo Borromeo (de Heilige Carolus Borromeus) de bekendste.
Het wapenschild van Gian Angelo en Gian Giacomo de’ Medici kan niet als bewijs voor hun verwantschap met de Florentijnse tak aangevoerd worden want, nadat zij het reeds een tijdlang in gebruik hadden, kregen zij waarschijnlijk pas in 1549, toen eerstgenoemde tot kardinaal verheven werd, van hertog Cosimo I de officiële toelating om het Florentijnse Medici-familiewapen te voeren.
Het wapenschild van Paolo uit de 14de eeuw werd omschreven (in het Stemmario Trivulziano) als una palla d’oro in campo rosso (een gouden bal op een rode achtergrond). Net zoals in Firenze kon die palla ook beschouwd worden als een gouden bisanto, die verwees naar zijn mercantiele bezigheden (zie fig.2). Op een reliëf in het Museo Sforzesco van Milaan staat dat schild met de ene bal van de Medici tussen de blazoenen van de Visconti (zie fig.5).
Van Bernardino’s wapenschild is een niet-gekleurde tekening gevonden in een manuscript (uit de Biblioteca Ambrosiana van Milaan) waarop tussen de letters B en M ook slechts één bal te zien is.
Merkwaardig genoeg is op het blazoen van zijn zoon Gian Giacomo, toen die in 1529 markies van Musso en graaf van Lecco was geworden, één rode bal (bezant) op een gouden achtergrond terug te vinden, onder de vleugels van een adelaar (verwijzend naar de keizer) (zie fig.3).
Ook op munten en op het zegel van de markies uit die tijd is een donker gekleurde bal op een heldere achtergrond onder een adelaar te zien. Waarom die gouden bal dan een rode geworden is blijft een onbeantwoorde vraag. In Firenze was die verandering volgens sommigen het gevolg geweest van het omkeren van het schild van de Cambio (bankiers), maar of dat dan ook de reden zou kunnen zijn voor de aanpassing in Milaan, is zeer twijfelachtig.
Blijkbaar voerde Gian Giacomo naast het schild met de ene rode bal ook het schild met de 6 rode palle onder de adelaar (zie fig.6).
Daarna hebben de broers zich dan het Florentijnse Medici-schild met bovenaan de blauwe bal (met de lelies die Piero il Gottoso in 1465 aan zijn schild had mogen toevoegen van de Franse koning) eigen gemaakt. Dat was al het geval toen Gian Angelo pauselijk legaat in Bologna was in 1546, zoals te zien is in de Sala Urbana van het Palazzo Pubblico (zie fig.4).
Toen hij paus Pius IV werd voerde hij net zoals zijn voorgangers Leo X en Clemens VII het schild met de 6 palle (zonder adelaar uiteraard, maar met de pauselijke tiara en de sleutels zoals het verschijnt op het plafond van de basiliek van Sint-Jan van Lateranen).
Gian Giacomo de’ Medici, bijgenaamd il Medeghino (de kleine Medici), die zelf geen erfgenamen had, heeft zijn titel van markies van Melegnano/Marignano kunnen doorgeven aan zijn broer Agostino. Een andere Gian Giacomo (1626-86) was lid van de groothertogelijke raad van Ferdinando II van Toscane en ridder van de Orde van San Stefano. In de Franse tijd maakte nog een Gian Giacomo (1775-1843) deel uit van het hof van Eugène de Beauharnais, de onderkoning van Italië.
De huidige markies, de 15de in de rij, luistert eveneens naar de naam van Gian Giacomo de’ Medici, en zal zich waarschijnlijk nog weinig bekommeren over het al dan niet bestaan van een link met de tak uit Firenze: zijn tak bestaat immers nog, de Florentijnse (van Cosimo I) niet meer…
JVL
The Medici from Milan and their coat of arms
When Gian Giacomo, the condottiere and general of Emperor Charles V and his brother Gian Angelo de' Medici, the Cardinal and later Pope Pius IV gained international fame in the 16th century, they claimed that their Milanese family branch was a split from the Florentine. Such a kinship could only increase the prestige they already enjoyed and their genealogists had been instructed to look for a link with the Medici from the city on the Arno. They had also taken over the coat of arms of the Medici of Florence (see fig. 1) which can be found on both of their tombs (respectively in the Cathedral of Milan and the Santa Maria degli Angeli in Rome).
The 17th century historians Francesco Zazzera, Giuseppe Ripamonti and Marcantonio Missaglia confirmed in their writings that the Milanese branch had a Florentine origin and it would have been Giambuono di Bernardino di Giambuono who emigrated from Florence to Milan around 1300.
When consulting the Tratte (the lists of Florentine city councilors) it becomes clear that, while his father Bernardino di Giambuono had been prior a number of times between 1307 and 1322 and his brother Giovanni di Bernardino several times gonfaloniere and prior between 1325 and 1342 (the year of his execution), there is no trace of Giambuono di Bernardino.
This could indicate that he was not in Florence and that he had left the city, but it could also mean that he had no political interests and that he continued to live in Florence in the shadow of his brother. So maybe he didn't go to Milan at all or maybe he died early?
However, if he had moved to Milan, it must have happened around the end of the Duecento and his possible departure (or exile) could not have been a result of the problems his brother Giovanni had in 1342 with Gualtieri de Brienne, the Duke of Athens (see art. the Florentines and the Duke of Athens).
Not everyone was convinced of the link between the two branches: the 18th-century historian Ludovico Muratori invoked the 13th-century list of Ottone Visconti (archbishop and ruler of Milan), in which the Milanese Medici were already called members of the small nobility at that time, to show that there was no connection. Visconti spoke in his Matricola Nobilium Familiarum Mediolani of 5 branches of Milanese Medici, of which the branch of Nosigia (the later branch of Marignano) was one. Founder of the branch of Nosigia (a district of Milan) is said to have been Albertone Medici, consul of Milan in 1277 and member of the merchant's guild in 1297. His son Paolo (or Porolo) is known to have become decurione (city councilor) in 1335 and 1340.
If Giambuono had come to Milan from Florence around 1300 at all, he can hardly be considered the founder of the Milanese branch.
Among Paolo's descendants no Giambuono is registered and only a few times the name Bernardino can be found (which could possibly refer to Giambuono's father). On the other hand, several Iacopi and Cristofori are included in the family tree (names that were not common among the Florentine Medici at the time). They were usually all legal scholars or notaries who had passed on their profession from father to son.
For Giovanni Angelo de' Medici (1499-1565), Pope Pius IV from 1559 to 1565, there was no doubt that his branch (Nosigia-Marignano) was descending from the Florentine. His brother, Gian Giacomo (1498-1555), had acquired the title of Marquis of Marignano (or Melegnano) in 1532 because of his military exploits for the Emperor and both brothers had also obtained permission from Duke Cosimo I of Tuscany to carry the Florentine Medici shield with the 6 palle . Their father was Bernardino di Gian Jacopo, a small banker and tax collector, who married Cecilia Serbelloni, the daughter of a notary and Milanese magistrate, in 1496.
Bernardino di Gian Jacopo and Cecilia had 10 children of which, besides the already quoted pope and general, their daughters Chiara and Margherita are certainly worth mentioning. Chiara was married to general Wolfgang Dietrich von Ems zu Hohenems (called Altemps in Italy) and Margherita was since 1529 the wife of Gilberto II Borromeo, the Count of Arona. Of her 7 children, Carlo Borromeo (Saint Charles Borromeo) was the best known.
The coat of arms of Gian Angelo and Gian Giacomo de' Medici cannot be used as proof of their relationship with the Florentine branch because after they had been using it for some time, they probably did receive official permission from Duke Cosimo I to carry the Florentine Medici family shield in 1549, when Gian Angelo was elevated to cardinal.
Paolo's coat of arms from the 14th century was described (Stemmario Trivulziano) as una palla d'oro in campo rosso (a golden ball on a red background). As in Florence, the palla couldbe considered as a golden bisanto which referred to his mercantile activities (see fig.2). On a relief in the Museo Sforzesco of Milan this shield with the one ball appears between the arms of the Visconti (see fig.5).
A non-coloured drawing of Bernardino's coat of arms has been found in a manuscript (from the Biblioteca Ambrosiana in Milan) on which only one ball can be seen between the letters B and M.
Curiously enough, on the coat of arms of his son Gian Giacomo, when he had become Marquis of Musso and Count of Lecco in 1529, appears one red ball on a golden background, under the wings of an eagle (referring to the emperor) (see fig. 3).
Also on coins and on the seal of the marquis from that time, a dark ball can be seen on a bright background under an eagle. Why that golden ball has become a red one remains an unanswered question. In Florence, that change had according to some authors been the result of the reversal of the shield of the Cambio (bankers), but whether that could also be the reason for the adjustment in Milan is very doubtful.
Apparently Gian Giacomo carried besides the shield with the one red ball also a shield with the 6 red palle beneath the eagle (see fig.6).
The brothers then mastered the Florentine Medici shield with the blue ball at the top (with the lilies that Piero il Gottoso had been allowed to add to his shield in 1465 as a gift from the French king). This was already the case when Gian Angelo was papal legate in Bologna in 1546, as can be seen in the Sala Urbana of the Palazzo Pubblico (see fig.4).
When he became Pope Pius IV, like his predecessors Leo X and Clement VII, he carried the shield with the 6 palle (without the eagle of course, but with the papal tiara and keys as can be seen on the ceiling of the basilica of St-John Lateran)
Gian Giacomo de' Medici, nicknamed il Medeghino (the little Medici), who himself had no heirs, was able to pass on his title of Marquis of Melegnano/Marignano to his brother Agostino. Another Gian Giacomo (1626-86) was a member of the Grand Ducal Council of Ferdinando II of Tuscany and a knight of the Order of San Stefano. In the French period, a further Gian Giacomo (1775-1843) was part of the court of Eugène de Beauharnais, the viceroy of Italy.
The current Marquis, the 15th in line, also named Gian Giacomo de' Medici, will probably have little concern about whether or not there is a link with the branch from Florence: after all, contrary to the Florentine branch (of Cosimo I) his branch still exists...
Literatuur:
Artusi, L. Firenze araldica. Firenze, 2006.
Brogan, R. A Signature of Power. New-York, 1994.
Damiani, R. Gian Giacomo dei Medici (Condottieri di ventura, nov. 2012).
De ' Medici, L. De Medici. Geschiedenis van mijn familie. Kampen, 2008
Gariboldi, R. Il marchese avventuriero. Vita di Gian Giacomo de’ Medici
detto il Medeghino. Londen, 2007
Ginex-Palmieri, E. San Carlo, l’uomo e la sua epoca. Milaan, 1984.
Giulini, A. Medici di Marignano. In: Enciclopedia Italiana, 1934.
Palmisano, V. Gian Giacomo Medici marchese di Marignano. Melegnano, 2006.
Rocculi, G. Sull’ araldica del castello mediceo di Melegnano
(Istituto Italiano dei Castelli Lombardia, mei 2020).
Van Laerhoven, J. De Medici-pausen. Herk-de-Stad, 2012.
De Medici-condottieri. Herk-de-Stad, 2013.
zie art. De Medici-pausen, 3 plus 1.
zie art. De Florentijnen en de hertog van Athene.
zie art. Staan er munten op het wapenschild van de Medici?
zie art. Bezanten op het wapenschild van de Medici.