De miraculeuze ring van San Zanobi

De miraculeuze ring van San Zanobi

 

Zanobi, Zenobius of Zanobius was de 1ste bisschoppelijke heilige van Firenze. Hij leefde in de 4de/5de eeuw en zijn overblijfselen werden in 1330 teruggevonden in de toenmalige kerk van Santa Reparata (de huidige dom). Zijn feestdag wordt gevierd op 25 mei.
De leden van de familie (dei) Girolami (del Vescovo) hebben altijd beweerd dat zij zijn afstammelingen waren, of beter gezegd afstammelingen van Zanobi’s vader Lucianus. Het was één van de oudste families van Firenze en al van in de 13de eeuw waren zij wol-en zijdehandelaars en had hun bank filialen in Rome en Avignon. Hun eigendommen bevonden zich in de buurt van de huidige Via Lambertesca, waar ooit hun woontoren (de Torre dei Girolami) en het legendarische houten geboortehuis van San Zanobi gestaan hebben.
De familiale band tussen de heilige en de familie Girolami werd het eerst vermeld in de Istoria Fiorentina van Riccardano Malaspini uit 1286. Op de zilveren reliekhouder met de buste van San Zanobi (bewaard in het museum van de dom) van Andrea Arditti uit ca. 1331 staat ook reeds het wapenschild van de Girolami en dat vond men toen een duidelijk bewijs van verwantschap.
De bisschopsring van San Zanobi, waarvan gezegd werd dat die miraculeuze krachten bezat, was het belangrijkste erfstuk van de familie dat in de 15de eeuw in handen was van Francesco di Zanobi Girolami.  Er was sprake van de ring in 1409 toen Francesco’s vader, Zanobi (deze voornaam was geen uitzondering in de familie) de ring kreeg van zijn vader Bernardo di Filippo.
Francesco en zijn broer Filippo, die samen een bank hadden opgericht in 1475, hadden de cultus rond de heilige en zijn ring nieuw leven ingeblazen. Voor een bankier vormde de verwantschap met een heilige een welgekomen tegengewicht voor hun minder fraaie winstpraktijken. Nadat Clemente Mazza in 1475 een Vita di San Zanobi had geschreven, volgde in 1477 een Vita di San Zanobi van Alessandro Verrazano.

 Toen na de Pazzi-samenzwering van april 1478 de Franse koning Lodewijk XI zijn ambassadeur, Philippe de Commynes, op bezoek gestuurd had naar zijn oude bondgenoot Lorenzo de’ Medici (die de aanslag overleefd had) hoorde die van het bestaan van de ring en toonde grote interesse. De Franse koning, die geplaagd werd door allerlei kwalen en pijnen (o.a. jicht), was al jaren op zoek naar relieken of heilige voorwerpen, die hem met hun goddelijke kracht soelaas konden bieden. De Commynes beweerde dat Lodewijk al om en bij de 700.000 franken had gespendeerd aan dat soort hulpmiddelen en de Franse vorst schreef een brief aan Lorenzo de’ Medici waarin hij hem vroeg om de fameuze ring te mogen lenen.
Van San Zanobi werd o.a. verteld dat hij, toen hij op een dag terug kwam van de kerk van San Piero Maggiore, een dood kind, dat door een kar was overreden met een eenvoudig kruisteken weer tot leven gewekt had. De ring van een heilige, die dat soort mirakels kon verrichten, zou dus zeker een zieke koning kunnen genezen (zie fig.2).

Fig. 1  San Zanobi (B.& G. da Maiano, Duomo)

Fig. 1 San Zanobi (B.& G. da Maiano, Duomo)

Il Magnifico realiseerde zich dat het kleinood een zeer belangrijk diplomatiek instrument was geworden en legde er de nadruk op dat hijzelf een grote verering had voor San Zanobi. Hij was tenslotte lid van de Compagnia di San Zanobi en hij herinnerde zich plots dat hij zijn miraculeuze ontsnapping bij de Pazzi-aanslag in 1478 te danken had aan de heilige.
Op de houten muurbekleding van de noordelijke sacristie van de dom waar hij bescherming gevonden had, stond immers een afbeelding (intarsia of maquetterie) van San Zanobi, die daar door Giuliano en Benedetto da Maiano in 1465 aangebracht was (zie fig.1). Dit kon geen toeval zijn.
Met gespeelde tegenzin beloofde Lorenzo om de ring aan Lodewijk te laten bezorgen en hij nam er zijn tijd voor.

Nadat hij Francesco Girolami (met geld?) had kunnen overtuigen werd de ring naar de Franse koning gestuurd in mei 1482. Wanneer Lodewijk wilde weten of het wel de juiste ring was en welke mirakels er juist gebeurd waren, bleek dat de ring in feite een kopie was. Lorenzo beloofde nu aan de koning om hem de echte ring te bezorgen en het was de 13-jarige zoon van Francesco Girolami, Bernardo, die het juweel naar het Franse hof mocht brengen. In Lyon werd hij opgewacht door Lionetto de’ Rossi, Lorenzo’s manager van de plaatselijke Medici-bank. Bernardo werd in december 1482 aan het Franse hof met open armen ontvangen en verbleef er tot in augustus van het volgende jaar. Koning Lodewijk was er ondertussen van overtuigd dat het de juiste ring was, maar nu begon hij sterk te twijfelen aan de helende kracht van het reliek.
Lorenzo stuurde dan Bernardo d’ Amerigo Donati, een toezichter van de Santa Maria del Fiore (de dom), waar het schrijn van San Zanobi bewaard werd, naar Frankrijk om de koning informatie te geven over de mirakels die er met de ring zouden gebeurd zijn en waarvan Bernardo getuige was geweest. Maar Lodewijk geloofde er niet veel van en dat was terecht want na de zoveelste beroerte overleed de koning op 31 augustus 1483. Vóór zijn dood had de vorst Bernardo Girolami nog een flinke som geld gegeven (voor bewezen diensten) en een gouden reliekhouder laten maken waarin de ring terug naar Firenze kon gebracht worden.

Na de terugkeer van de ring begonnen in Firenze de moeilijkheden; de neven van Francesco Girolami (de zonen van zijn overleden broer Filippo) vonden dat zij recht hadden op een deel van het geld dat Bernardo gekregen had, het recht om de ring te bewaren en op een deel van de opbrengst van de gouden reliekhouder, die Francesco ofwel verkocht had of laten smelten. Men denkt dat Francesco, die enkel veroordeeld werd tot het betalen van een aantal boetes, het geld gebruikt heeft om er zijn palazzo mee te bouwen (in de Via Por Santa Maria waaraan begonnen werd in 1495).

Toen Francesco in 1515 overleed was het zijn zoon Jacopo, lid van het domkapittel, die de ring in bewaring mocht nemen. In 1530 kwam de ring opnieuw ter sprake toen Raffaello Girolami, Jacopo’s broer, hem zou uitgeleend hebben aan de hertog van Mantua.
Raffaello was de laatste gonfaloniere (banierdrager) van Firenze geweest vóór de inname van de stad in augustus 1530 door de pauselijke troepen. Hij was gearresteerd en ter dood veroordeeld en een tijdlang opgesloten in het Bargello. Federico Gonzaga, de bevelhebber van het keizerlijke leger en hertog van Mantua, wilde zijn leven sparen omdat hij van Raffaello de miraculeuze ring had mogen lenen om er zijn zieke zoon mee te genezen. Girolami werd echter overgebracht naar de Rocca van Volterra en daarna belandde hij in een Pisaanse cel waar hij al in november 1532 (waarschijnlijk ten gevolge van een vergiftiging) overleed. Aangezien Federico’s 1ste zoon pas in maart eind 1533 geboren werd, twijfelt men zeer ernstig aan de echtheid van het verhaal.

De ring bleef het eigendom van de familie Girolami tot hij in 1737 in handen kwam van de familie Covoni. Die is echter uitgestorven in 1948 en van de ring en van eventuele mirakels is er sindsdien niets meer gehoord.

JVL

The miraculous ring of San Zanobi

 

Zanobi,  Zanobius or Zenobius was the first episcopal saint of Florence. He lived in the 4th and 5th century and his remains were found in 1330 in the church of Santa Reparata  (the actual cathedral). His feast is on May 25.
The members of the family (dei) Girolami (del Vescovo)  have always claimed to be his descendants. It was one of the oldest families of Florence and already in the 13th century they were wool and silk merchants and had their bank branches in Rome and Avignon. Their properties were located near the present-day Via Lambertesca, where once stood the residential tower (Torre dei Girolami) and the legendary wooden birth house of San Zanobi.
The relationship between the saint and the Girolami family was first mentioned in Riccardo Malaspina’s Istoria Fiorentina  from 1286. The Girolami coat of arms on the silver reliquary with the bust of San Zanobi (preserved in the museum of the cathedral) by Andrea Arditti from ca. 1331  was at that time a clear proof of kinship. 
The bishop's ring of San Zanobi, which was said to have miraculous powers, was the most important heirloom of the family.  In the  15th century it was the property of Francesco di Zanobi Girolami.
The ring was mentioned in 1409 when Francesco's father, Zanobi (this name was no exception in the family) received the ring from his father Bernardo di Filippo.
Francesco and his brother Filippo, who had founded a bank together in 1475, had revived the cult around the saint and his ring. For a banker, the relationship with a saint was a well-received counterweight to their profit practices. After Clemente Mazza had written a Vita di San Zanobi in 1475, a Vita di San Zanobi  by Alessandro Verrazano  followed in 1477.

Fig.2  San Zanobi (Ridolfo del Ghirlandaio, Galleria dell’Accademia)

Fig.2 San Zanobi (Ridolfo del Ghirlandaio, Galleria dell’Accademia)

 After the Pazzi conspiracy in April 1478, the French King Louis XI sent his ambassador, Philippe de Commynes, on a visit to his old ally Lorenzo de' Medici (who had survived the attack).  There he heard about the ring’s existence and showed great interest.
The French king, who was tormented by all kinds of ailments and pains (including gout), had been searching for years for relics or sacred objects, which could heal him with their divine power. De Commynes reports that Louis had already spent around 700,000 francs in that matter and now the French monarch wrote a letter to Lorenzo de' Medici asking him if he could borrow the famous ring.

It was told that one day, when Zanobi returned from the church of San Piero Maggiore, he had brought back to life a dead child that had been run over by a cart with a simple sign of the cross (see fig.2).
The ring of a Saint who had performed such a miracle could surely heal a sick king. Il Magnifico realized that the ring had become a very important diplomatic instrument and emphasized that he himself had a great worship for San Zanobi.  After all, he was a member of the Compagnia di San Zanobi, and he suddenly remembered that he owed his miraculous escape at the time of the Pazzi-attack in 1478 to the saint. On the wooden wall covering of the northern sacristy of the cathedral where he had found protection, was an image (intarsia or maquetterie) of San Zanobi, sculpted by Giuliano and Benedetto da Maiano in 1465 (see fig.1). This could not be a coincidence.

With a false reluctance, Lorenzo promised nevertheless to have the ring delivered to Louis, but he took his time.
Lorenzo could persuade Girolami (with money?) to send the ring to the French king in May 1482. When Louis wanted to know if it was the right ring and what miracles had happened, it turned out that the ring was in fact a copy. Lorenzo now promised the king to give him the real ring and it was Francesco Girolami's 13-year-old son, Bernardo, who was allowed to take the jewel to the French court.
In Lyon he was awaited by Lionetto de' Rossi, Lorenzo's manager of the local Medici bank. Bernardo was welcomed with open arms to the French court in December 1482 and stayed there until August of the following year. King Louis, meanwhile, was convinced that it was the right ring, but now he began to doubt the healing power of the relic.
Lorenzo then sent Bernardo d’ Amerigo Donati, a supervisor of the Santa Maria del Fiore (cathedral), where the shrine of San Zanobi was kept, to the French court to give the king some information about the miracles which he had witnessed. But Louis did not believe much of it and that was justified because after another stroke, the king died on August 31, 1483. Before his death, he had donated Bernardo Girolami a large sum of money (for services rendered) and had a golden reliquary made in which the ring could be brought back to Florence.

But after the return of the ring began in Florence the difficulties; the cousins of Francesco Girolami (the sons of his late brother Filippo) felt that they were entitled to a share of the money that Bernardo had received, the right to keep the ring and to a share of the proceeds of the golden reliquary, which Francesco had either sold or melted. It is thought that Francesco, who was only convicted to pay some fines, used the money to build his palazzo with it (in the Via Por Santa Maria which started in 1495).

When Francesco died in 1515, it was his son Jacopo, a member of the cathedral canonry, who was allowed to take the ring into custody. In 1530 the ring reappeared when Raffaello Girolami, Jacopo's brother, would have loaned it  to the Duke of Mantua.
Raffaello had been the last gonfaloniere  (standard bearer) of the Florentine republic before the conquest of the city in August 1530 by the papal forces. He was arrested and sentenced to death and imprisoned for a time in the Bargello. Federico Gonzaga, the commander of the Imperial Army and Duke of Mantua, wanted to spare his life because he had been allowed to borrow the miraculous ring from Raffaello to cure his sick son. However, Girolami was transferred to the Rocca of Volterra and then ended up in a Pisan jail where he died as early as November 1532 (probably as a result of poisoning). Since Federico's 1st  son was not born until March  1533, one can seriously doubt the authenticity of the story.

The ring remained the property of the Girolami family until it was owned by the Covoni family in 1737. However, the Covoni family was extinct in 1948 and nothing has been heard of the ring and eventual miracles since then.

Literatuur:

 Arrighi, V.                   Girolami, Raffaello, in: Dizionario biografico, vol.56 (2001).
Ciandella, A.               San Zanobi. Vita, religione, culto, iconografia.   Firenze, 2005.
Cornelison, Sally J.      "A French king and a magic ring: the Girolami and a relic of St. Zenobius in
Renaissance Florence *." in: Renaissance Quarterly, vol. 55, nr. 2, 2002.
Di Cagno, G.                Florence: la Cathédrale.   Firenze, 1996.
Van Laerhoven, J.        Florentijnse Wandelingen. Dl. IX. (San Zanobi). Herk-de-Stad, 2017
De Medici & hun relaties met de andere Florentijnse families.
Dl.I (Girolami). Herk-de-Stad, 2015.