De doodstraf in Firenze
De doodstraf in Firenze
In verband met de rechtspraak en de doodstraf in Firenze is de lijst van de terechtgestelden (Registro dei condannati a morte violenta nella città di Firenze, assistiti dai fratelli della compagnia dei Neri) een zeer interessante bron. De lijst is opgesteld in 1747 door een lid van de Compagnia dei Neri, die 146 pagina’s telt en bewaard wordt in het Staatsarchief van Firenze. De gedrukte versie werd verzorgd door Rino Salvestrini.
De Compagnia dei Battuti Neri (onderdeel van de Compagnia di Santa Maria della Croce al Tempio) was een Florentijnse broederschap en liefdadigheidsinstelling die was opgericht in 1347 en die zich bezig hield met het bijstaan van gevangenen en veroordeelden en het begeleiden en begraven van de terechtgestelden.
De anonieme auteur vermeldt voor de periode vanaf 15 mei 1365 enkel het aantal terechtgestelden. Pas vanaf 26 maart 1420 verschijnt er ook een naam, de misdaad, de straf, het beroep of de status van de veroordeelde (er waren ook slaven bij), de datum (met soms het uur) en de begraafplaats. Wellicht beschikte de schrijver niet altijd over alle gegevens want soms vermeldt hij slechts een onvolledige naam, geen misdaad en geen begraafplaats. Enkel als het over jonge mensen gaat, heeft hij (omdat hem dat blijkbaar bijzonder getroffen had) de leeftijd van de veroordeelde erbij gevoegd. Slechts in enkele gevallen geeft hij ook een persoonlijke commentaar (“dat God hem moge vergeven”).
De lijst, die hij zal opgesteld hebben aan de hand van de documenten die hij gevonden heeft in de archieven van de Compagnia, bevat 1946 namen. Wanneer daar de ca. 400 executies uit de 14de eeuw en de 80 terechtstellingen na de Pazzi-aanslag van 1478 worden aan toegevoegd, werden er in totaal tussen 1365 en 1747 (toen in deze lijst de laatste executie werd genoteerd) 2426 personen terechtgesteld in Firenze, iets meer dan 6 per jaar. Aangezien hij niet altijd de misdaad genoteerd heeft kan er geen percentage geplakt worden op het soort criminele feiten, maar het ging meestal over moorden, geweldpleging, diefstal, fraude, verraad, sodomie, incest en godslastering of ketterij. Het is best mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat er buiten deze lijst nog andere executies werden uitgevoerd. De Medici hadden immers hun sicari (sluipmoordenaars) die “lastige” elementen zonder veroordeling uit de weg moesten ruimen. De meeste veroordeelden werden terechtgesteld op de Pratello (een plaats buiten de Porta della Croce waar de galgen stonden), in het Bargello (het Palazzo del Capitano), op de Piazza (waar spektakel verzekerd was) en in het Palazzo dei Signori (het huidige Palazzo Vecchio). Soms werden ze in een kar door de stad gereden terwijl ze gefolterd werden (zie fig.1).
Ter informatie van de toeschouwers kregen ze een attribuut of een opschrift mee (bijvoorbeeld “Koning van de dieven”) dat verwees naar hun misdaad. De folteringen (het bewerken met ijzeren tangen, het uitrekken op een rad, het afhakken van een hand of een voet en het uitsnijden van de tong) waren niet zozeer bedoeld om bekentenissen uit te lokken, want de daders waren al veroordeeld, maar om hun pijn en schande te vergroten. Er kon een grote rondrit en een kleine rondrit voorzien worden (naargelang van de misdaad) en daarna volgde de onthoofding of de ophanging.
Nadat de Otto di Guardia (de 8 van de Veiligheid) de ter dood veroordeling hadden uitgesproken werden de frari van de Neri verwittigd. Zij deelden de gevangenen mee wat hun te wachten stond en zorgden voor de spirituele en materiële bijstand. Soms hadden zij niet veel tijd omdat het vonnis snel moest uitgevoerd worden: dat was bijvoorbeeld het geval wanneer de gevangene dreigde zelfmoord te plegen.
Op de lijst stonden zowel patriciërs, ambtenaren, priesters, militairen als gewone arbeiders en slaven. Er werden ook 72 vrouwen terechtgesteld. Dat is slechts een zeer klein percentage van het totale aantal geëxecuteerden (3,6%) en heeft alles te maken met het feit dat vrouwen minder bij het openbare leven betrokken waren en misschien ook omdat de rechters milder waren. Vrouwen waren meestal betrokken bij een moord (op hun man, kinderen, schoonmoeder, baas of eigenaar als het om een slavin ging) maar werden niet altijd gefolterd en ook niet gevierendeeld.
Behalve vierendeling (oorspronkelijk een verwijzing naar de verschillende plaatsen van de misdaden) waren de meest voorkomende straffen onthoofding, ophanging en verbranding. Aanvankelijk vonden de executies plaats op een zaterdag en werden de overblijfselen van de terechtgestelden ook nog op zondag tentoongesteld. In de loop der eeuwen werd er ook meer en meer geëxecuteerd op weekdagen en op de plaats van de misdaad en bleven de lichamen of lichaamsdelen langer aan de galg hangen.
De executie van de veroordeelden die in de cortile van het Bargello berecht werden kon met “open” of “gesloten” deuren gebeuren (al of niet met publiek). Zij mochten in de kapel van Santa Maria Maddalena van dit palazzo hun zonden overdenken vooraleer ze opgehangen of onthoofd werden.
De frari dei Neri zorgden dan verder voor de begrafenis: niet-christenen, zij die niet als een goed christen gestorven waren en slachtoffers van een kerkban (interdict) werden ook op de Pratello begraven. De anderen kregen een plaats in het familiegraf of op de begraafplaats van de verschillende kerken van de stad of werden ter aarde besteld op het kerkhof van de kerk van de Neri zelf, la Chiesetta al Tempio, die gelegen was in de Via dei Malcontenti (nu de Via San Giuseppe).
Voor sommige misdaden kan de doodstraf misschien erg streng lijken (bijvoorbeeld in een geval van diefstal of fraude), maar het is best mogelijk dat de veroordeelden recidivisten waren en reeds heel wat op hun kerfstok hadden of ook nog andere misdaden hadden begaan. Bovendien werd er zeer zwaar getild aan sommige vergrijpen, zoals sodomie (zie art. Sodomie in Firenze in de Renaissance) en heiligschennis.
Merkwaardig is het feit dat het aantal veroordeelden dat van buiten de stad afkomstig was vrij groot is ten opzichte van het aantal eigen inwoners. Ofwel waren de Florentijnen zeer brave mensen ofwel waren de rechters milder in hun vonnissen voor de criminelen uit de eigen stad…
In de 16de eeuw zijn er enkele gevallen bekend van veroordeelden die gratie gekregen hadden van hertog Cosimo I. In de 17de eeuw verminderde het aantal executies, dat voor de ganse 16de eeuw nog ca.1000 bedroeg, tot een kleine 300 en in de 18de eeuw daalde het cijfer tot 52.
De lijst van de Compagnia dei Neri eindigde met een executie in 1747. Het zou echter verkeerd zijn te denken dat er daarna geen executies meer geweest zijn. Zeer waarschijnlijk is de frater die de lijst had opgesteld overleden en/of is zijn werk niet voortgezet.
Zeer interessant is ook La Descrizzione dei delinquenti stati condannati a morte in Firenze die in 1801 gedrukt werd op de persen van de Florentijnse gazettier Anton Giuseppe Pagani (tevens de stichter van de Gazetta Toscana uit 1766). Het overzicht van Pagani (34 pagina’s) vermeldt 1 executie uit 1328 en bevat dan een opsomming van 303 terechtstellingen tussen 1423 en 1759. Deze lijst is dus veel minder uitgebreid dan de lijst van de Neri-broeder, maar waar laatstgenoemde stopt in 1747 gaat Pagani (of zijn bron) verder tot en met de ophanging van Domenico Piccioli op 15 december 1759.
Pagani heeft zeer waarschijnlijk de lijst van de anonieme broeder van de Neri onder ogen gehad , maar hij heeft vooral aandacht getoond voor de veroordelingen wegens affari di stato (misdaden tegen de staat). Soms is er geen misdaad opgetekend of straf en af en toe kan hij betrapt worden op een fout (bijvoorbeeld in verband met de data: Savonarola werd niet verbrand op 25 maart maar op 23 mei 1498).
Wat de executies uit zijn eigen tijd betreft (Pagani is overleden in 1798) geeft hij meer details en vermeldt hij meestal ook de leeftijd van de veroordeelden. Tussen 1747 en 1759 zijn er blijkbaar nog 18 terechtstellingen uitgevoerd: 15 tussen 1747 en 1753 en nog slechts 3 tussen 1754 en 1759.
Het is best mogelijk dat de executie van 1759 de laatste geweest is. In 1765 werd Pier Leopoldo van Lorreinen groothertog van Toscane en tijdens zijn bewind werden in 1786 de doodstraf en foltering officieel afgeschaft. Dit was blijkbaar de administratieve bevestiging van een reeds bestaande situatie. Het moet gezegd dat ook al tijdens het bewind van Gian Gastone, de laatste Medici-groothertog (1723-1737), het folteren beperkt werd en publieke terechtstellingen verboden waren.
Volledigheidshalve kan er aan toegevoegd worden dat in Toscane Ferdinando III de doodstraf opnieuw invoerde in 1790 en dat na de 2de afschaffing in 1889 (voor gans Italië) ze tijdens het fascistisch regime van Mussolini in 1926 weer van kracht werd. De allerlaatste executie in Italië vond plaats in 1947.
In het volgend overzicht worden een aantal interessante en speciale gevallen (inzake misdaad en straf) uit de lijst van de Compagnia dei Neri geselecteerd.
Wie de ganse lijst (in het Italiaans) wenst te raadplegen kan terecht bij
Salvestrini, R. Attanagliato, decollato, strangolato, squartato, impiccato, strascinato, … www.montaione.net/wp-content/uploads/2019/08/I-condannati-a-morte.pdf
De nummers werden overgenomen uit de tekst:
Nr.1
De lijst begint met de onthoofding van Marco di Rinieri uit Villamagna (wegens onbekende misdaad) op 26 maart 1420 (de aanvang van het Florentijnse jaar).
Nr.66
Antonio di Verdiano uit Marradi en Bartolo di Silvestro uit Tredozio werden op 13 oktober 1425 onthoofd wegens het willen vergiftigen van een waterput in Tredozio.
Nr.78
Monna Caterina di Piero di Saccona werd op 7 januari 1427 onthoofd wegens bigamie. Waarschijnlijk gaat het hier over een vrouw die een liefdesdrankje gebrouwen had om beide mannen te “betoveren”, zodat men hier ook kan te maken hebben met één van de (weinige) executies wegens hekserij.
Nr.80
Op 30 nov.1427 werd Jacopo di Simone uit Godenzo onthoofd omdat hij “het gedaan had” met zijn eigen zuster.
Nr.130
Nofri di Zanobi uit Firenze, die la cembenella (cimbaal) in het Palagio (het Palazzo Vecchio) deed weerklinken, werd onthoofd op 20 mei 1433. De omschrijving is niet duidelijk en men kan alleen maar hopen dat hij niet omwille van zijn muzikale (wan)prestaties, maar voor een andere (niet genoemde) misdaad veroordeeld werd.
Nr.195
Tussen 13 september 1439 en 16 juli 1442 ontbreken de notities.
Nr.204
Op 5 september 1444 werd de Fransman Giovanni d’Ughetto opgehangen omdat hij wisselbrieven vervalst had.
Nr.227
Mastro Giovanni del Cane uit Montecatini werd wegens ketterij in opdracht van de Inquisitie verbrand op 6 mei 1450; zijn overblijfselen werden in de Arno geworpen.
Nr.244
Wegens het verspreiden van valse munten werd Arrigo di Piero della Magna onthoofd op 11 januari 1454, maar achteraf bleek dat hij het geld van iemand anders gekregen had en dus in feite onschuldig was…
Nr.276
Francesco di Por Santa Maria werd op 17 mei 1459 onthoofd omdat hij zich niet gehouden had aan de grenzen van zijn verbanning.
Nr.334
Bernardo d’Andrea Nardi had een volksopstand willen uitlokken tegen het Medici-gezag in Prato en werd op 9 april 1470 samen met 6 medestanders onthoofd. Hij kreeg zijn graf in de kerk van San Piero Scheraggio.
Nr.396
De anonieme opsteller van de lijst wijst er op dat de namen van de 80 veroordeelden, die naar aanleiding van de Pazzi-aanslag op 26 april 1478 werden geëxecuteerd, niet weerhouden zijn in de lijst aangezien de frari Neri niet voor hun begeleiding moesten zorgen.
Nr.396
Toen Lorenzo dal Ponte Agnana op 18 augustus 1478 werd opgehangen bleek dat hij nog niet dood was en hij werd door de Otto vrijgelaten en naar het ziekenhuis van Santa Maria Nuova gebracht. Daar overleed hij echter 3 dagen later. Hij werd begraven in de kerk van de Neri (de Tempio).
Nr.417
Op 31 augustus 1479 werd Benino della Stefana, een paardenverzorger, verbrand op de Piazza Sant’Ambrogio wegens verkrachting en heteroseksuele sodomie met zijn dochter.
Nr.435
Bernardo Baroncelli (één van de moordenaars van Giuliano de’ Medici) werd op 28 december 1479 opgehangen aan de vensters van het Bargello. Hij was in Constantinopel opgepakt en droeg nog zijn Turkse kleren bij zijn terechtstelling (zie de beroemde tekening van Leonardo da Vinci fig.3).
Nr.461
Op 14 maart 1482 werd Cola Montano uit Bologna aan de vensters van het Bargello opgehangen. Hij zou een spion geweest zijn van Girolamo Riario, de aartsvijand van Lorenzo de’ Medici, en onder tortuur bekend hebben dat er een aanslag tegen il Magnifico beraamd was.
Nr.557
Eén van de eerste terechtgestelden na de verjaging van de Medici in 1494 was Antonio di Bernardo di Miniato Dini, die als provveditore (toezichter) van de Monte (staatsbank) van gesjoemel beschuldigd werd. Hij werd opgehangen aan de vensters van het Bargello en begraven in Santa Croce.
Nr.583
Samen met 4 andere notabelen werd Bernardo del Nero op 22 augustus 1497 wegens samenzwering tegen de staat onthoofd in het Bargello (zie art. over de Samenzwering van del Nero). Hij werd bijgezet in de Santa Felicità. Schrijver voegt er aan toe “dat God hen moge vergeven”.
Nr.594
Op 23 mei 1498 werden fra Girolamo Savonarola en zijn 2 medebroeders gewurgd en verbrand op de Piazza della Signoria wegens ketterij (zie de artikels over Savonarola). Hun overblijfselen werden in de Arno geworpen. Er staat geen enkele (positieve of negatieve) commentaar bij. De Otto hadden een uitzondering gemaakt en hen eerst laten wurgen vooraleer ze verbrand werden.
Nr.609
Wegens verraad tijdens de oorlog met Pisa werd de door de Florentijnen ingehuurde condottiere Paolo Vitelli (uit Città di Castello) op 2 oktober 1499 onthoofd in het Palazzo Vecchio. Hij kreeg zijn graf in de San Piero Scheraggio.
Nr.651
Simone di Daniello werd wegens heiligschennis (hij had zijn gevoeg gedaan op een kruisbeeld en een beeld van de Madonna) opgehangen en verbrand op 17 mei 1502.
Nr.670
Frosino di Bartolo (een papierhandelaar) en zijn 2 handlangers werden op 16 april 1505 opgehangen aan de vensters van het Bargello wegens het verkrachten van de vrouw van “een arme man”.
Nr.716/17
Op 23 februari 1513 werden Pier Paolo Boscoli en Agostino Capponi onthoofd in het Bargello wegens conspiratie tegen het Medici-bewind.
Nr.777
De slavin Santa da Chimenti werd op 17 december 1520 opgehangen wegens brandstichting in het huis van haar meester waarbij diens zoon om het leven was gekomen.
Nr.778
Benedetto di Francesco werd op 19 maart 1521 na een pijnlijke rondrit door de stad, opgehangen en verbrand wegens incest met zijn zoon. De anonieme auteur voegde er aan toe “ dat God hem moge vergeven”. Hij werd begraven op het kerkhof van de Tempio.
Nr.793/94
De leiders van de republikeinse samenzwering van de Orti Oricellari tegen kardinaal Giulio de’ Medici, Luigi di Tommaso Alamanni en Jacopo di Battista Diacceto, werden onthoofd in het Bargello op 17 juni 1522. Zij werden bijgezet in de kerk van Santa Croce.
Nr.846
Op 13 november 1525 werd Constantino di Giuliano Davanzati opgehangen op de Mercato Vecchio; hij was kassier bij de bank van Carlo Ginori die hij met opzet in brand had gestoken.
Nr.899
Gismondo di Battista, een kleermaker, werd op 24 juli 1529 opgehangen wegens godslastering nadat zijn tong was afgesneden. Ook hier was er bij geschreven “ dat God hem moge vergeven”.
Nr.927/28
Twee Spaanse soldaten die zich misdragen hadden tegenover de plaatselijke bevolking (tijdens de belegering van de stad) werden op 19 mei 1530 op bevel van de Dieci della Guerra (de 10 van de Oorlog) opgehangen aan de vensters van het Bargello.
Nr.935
De cittadino (patriciër) Lorenzo di Tommaso Soderini werd opgehangen op 4 juli 1530 aan de vensters van het Bargello omdat hij verraad gepleegd had door in contact te treden met de Prins van Oranje die het commando voerde over het pauselijk leger dat de stad op dat moment belegerde.
Nr.942
Op 31 oktober 1530 werd de gewezen gonfaloniere van de Florentijnse republiek, Francesco Carducci, samen met 4 andere notabelen na de overgave van de stad onthoofd in het Bargello in opdracht van de teruggekeerde Medici. Zij werden bijgezet in hun familiegraven.
Nr.992
Nadat Monna Caterina d’Artimino was opgehangen op 9 december 1533 werd haar lichaam aan de (a)notomia geschonken.
Nr.1068
Op 20 augustus 1537 werden Bartolommeo (Baccio) Valori (gewezen commissaris van paus Clemens VII en ex-senator van hertog Alessandro) en 5 medestanders (waaronder zijn zoon en zijn neef) onthoofd op de binnenplaats van het Bargello wegens rebellie tegen hertog Cosimo I. De Valori werden bijgezet in hun kapel van de Santa Croce.
Nr.1111
Ceccherino di Lorenzo Casagli werd op 22 september 1540, na een “grote toer door de stad” en nadat zijn tong was uitgetrokken, opgehangen op de Pratello. Daar werd hij ook begraven wegens het heersende interdict. Zijn executie gebeurde in opdracht van de Commissario delle Bande (commissaris van de hertogelijke militie) en aangezien zijn tong werd uitgetrokken kan men veronderstellen dat hij (als militair?) zijn mond voorbij gepraat had en verraad gepleegd.
Nr.1164
Nicola di Giovanni, een fiammingo, werd op 9 maart 1549 wegens het overvallen en doden van een oude man opgehangen op de Pratello. Hij werd begraven in de Tempio.
Nr.1182
Giovanni Battista di Giusti uit Siena was ter dood veroordeeld voor valsmunterij, maar toen hij op 13 januari 1554 op weg was naar zijn executie werd hem door de hertog (wegens onbekende reden) gratie verleend. Er zijn achteraf nog enkele gevallen van gratieverlening genoteerd tijdens de regering van Cosimo I.
Nr.1247/50
Maar wegens conspiratie tegen de hertog kreeg op 2 januari 1559 Pandolfo Pucci de strop en werden Lorenzo di Jacopo de’ Medici (uit een aanverwante tak) en 2 andere cittadini onthoofd op de Piazza di San Pulinari . Hun hoofden werden op een staak gezet.
Nr.1355
Op 22 juli 1575 werd de samenzweerder Orazio di Pandolfo Pucci in opdracht van groothertog Francesco I op dezelfde plaats opgehangen als zijn vader.
Nr.1571/72
Francesco di Lazzaro Mazzoni en Bastiano di Bastiano hadden in de kerk van Santo Spirito met een pistool geschoten op 2 Bolognezen, waarvan er één was overleden aan de schotwonden. Zij werden op 28 september 1593 ”op de kar gezet”, bewerkt met ijzeren tangen en hun rechter hand werd afgehakt. Vervolgens werden ze opgehangen en gevierendeeld vóór de kerk van San Spirito en hun hoofd en lichaamsdelen werden naar de Pratello gebracht.
Nr.1668/69
Sandra d’Agnolo uit de Mugello en Iacopina di Francesco Brunetti uit San Damiano werden allebei op 30 juni 1612 onthoofd omdat zij een (pas geboren?) kind hadden gedood en in een put geworpen. Infanticide kwam vooral voor bij ongetrouwde vrouwen of weduwen die een ongewenst kind gebaard hadden, terwijl er nochtans sedert 1445 in Firenze een “Vondelingenwiel” bestond in het Ospedale degli Innocenti.
Nr.1733
Wanneer op 1 september 1629 de 23-jarige Giovanni di Lorenzo Zei (uit Colle a Buggiano) wegens moord onthoofd werd, maakte men in Firenze voor het eerst gebruik van la mannaia (een groot hakmes).
Nr.1775
Nadat Filippo di Niccolò del Senatore Lionardi Nobili gedurende 15 jaar als medewerker van de Nove Conservatori, die voor de fiscaliteit zorgden, schriftvervalsing gepleegd had en 55.000 scudi had ontvreemd (ten koste van de gemeenschap) werd hij tot de galg veroordeeld op 15 juni 1640. Hij was echter de dag voordien al gestorven, maar toch werd hij enkele dagen later opgehangen. Hij kreeg zijn graf in San Biagio.
Nr.1803
Paolo di Prospero Razzi uit Chioggia, werd op 14 augustus 1649 opgehangen in de Pratello omdat hij een prostituée genaamd la Rossina vermoord had. Hij zou in het gezelschap geweest zijn van een “vooraanstaand” persoon, die volgens een andere bron wellicht de struikrover Pier Maria di Tommaso de’ Medici geweest is (uit een andere tak). Die werd in opdracht van groothertog Ferdinando II door zijn sicari verdronken in de Sieve.
Nr.1841
De 23-jarige Jacopo da Pelago, die zich uitgegeven had voor een priester en betrapt was door de inspecteurs van de Inquisitie, werd op 13 oktober 1667 opgehangen en daarna verbrand.
Nr.1860
Op 15 juni 1677 werd Domenico di Giovanni Burgassi (uit Firenze) opgehangen voor diefstal. Bij wijze van uitzondering had de auteur van de lijst er aan toegevoegd “dat het betreurenswaardig was dat deze jongeman, voor zo’n kleine misdaad die hij begaan had uit honger, werd ter dood gebracht”.
Nr.1899
Giovanni Battisti d’Ercole Battistini uit Pietrasanta werd op 20 december 1704 opgehangen omdat hij zijn eigen dochter in de prostitutie gebracht had en als souteneur optrad.
Nr.1946
Op 11 november 1747 werd Giuliano di Giuseppe Stefani uit Chiozza opgehangen en gevierendeeld; hij had samen met de al eerder terechtgestelde Maria Rosa Scaletti haar man, Giuseppe Siri, vermoord (1).
Ook uit de lijst van Pagani werden enkele uittreksels weerhouden; het ging nog steeds om dezelfde misdaden en straffen (zie Descrizzione dei delinquenti stati condannati a Firenze), maar de lijst loopt door tot 1759. Slechts 303 gevallen werden opgetekend.
Nr.1
De lijst begint met de verbranding (levend) van Francesco Stabili uit Ascoli op 15 september 1328 wegens ketterij. Hij wordt niet vermeld in de lijst van de Neri die begint in 1420.
Nr.2
Op 14 oktober 1423 werd Ridolfo d’Antonio, een wolbewerker, onthoofd wegens “kwaadsprekerij over de Republiek”. Zijn executie kreeg in de lijst van de Neri nr.39.
Nr.3
De Turk Giovanni di Giorgio (di Capo d’Istria) werd op 27 november 1428 opgehangen wegens diefstal. Hij wou zich laten dopen vlak vóór zijn terechtstelling, maar dat heeft hem blijkbaar niet kunnen helpen. Hij staat als nr.86 geregistreerd in de lijst van de Neri.
Nr.31 (634 bij de Neri)
Toen Antonio Rinaldeschi (een nobile fiorentino en verwoed gokker) na een nachtelijke braspartij en zwaar geldverlies in de Osteria del Fico bij het buitenkomen (uit woede) een afbeelding van de Heilige Maagd besmeurd had met uitwerpselen werd hij gearresteerd en veroordeeld. Op 21 juli 1501 werd hij (op het 7de uur van de nacht) opgehangen aan de vensters van het Bargello wegens heiligschennis. Omstaanders zagen hoe de engelen en de duivels vochten om zijn ziel, maar hoe die door tussenkomst van Maria uiteindelijk door de engelen toch naar het paradijs gevoerd werd (zie fig.2). De Moeder Gods was blijkbaar meer vergevensgezind voor Antonio dan de Florentijnse rechters… (2).
Nr.285 (nr.1946 en laatste in de lijst van de Neri)
Op 11 november 1747 werd de 22-jarige Giuliano di Giovanni Stefanini (?) opgehangen en gevierendeeld wegens de moord op de echtgenoot van Maria Rosa die hem samen met haar moeder Margherita Ritelli geholpen had bij de misdaad. Hij was bij Maria Rosa in dienst geweest (garzone) en wilde met haar trouwen (1).
Nr.290
Op 27 augustus 1749 werden Maria Domenica Matrucci (23) en haar zus Maria (40) opgehangen wegens kindermoord.
Nr. 296
Pietro di Giuseppe Vager, een Fransman van 40 jaar, werd op 15 maart 1752 opgehangen wegens valsmunterij.
Nr.301
Op 4 september 1754 werd Simone Bergamaschi uit Civitella (27) opgehangen voor het stelen van een kelk. Hij vroeg vergiffenis aan het volk, dat in de SS. Annunziata een Salve Regina opdroeg voor zijn zielenheil.
Nr.303
Nadat hij eindelijk kon betrapt worden op diefstal werd Domenico di fu Benedetto Piccioli op 15 december 1759 veroordeeld tot de galg (3).
(1) Ondanks de verschillen (o.a. de naam van de veroordeelde) gaat het hier blijkbaar toch om dezelfde executie. Hier eindigt de lijst van de Neri.
(2) Pagani geeft hier veel meer uitleg dan de frater van de Neri (die Rinaldeschi ook vermeldt) en heeft zich daarbij waarschijnlijk gebaseerd op het schilderij van Filippo Dolciati uit 1502 (9 paneeltjes) dat in het Museo Stibbert bewaard wordt.
(3) Hier eindigt de lijst van Pagani.
JVL
The death penalty in Florence
In connection with the jurisdiction in Florence, the list of executed criminals (Registro dei condannati a morte violenta nella città di Firenze, assistiti dai fratelli della compagnia dei Neri) is a very interesting source. The list was drawn up in 1747 by a member of the Compagnia dei Neri, (the “Company of the Black Friars”) has 146 pages and is kept in the State Archives of Florence. The printed version was provided by Rino Salvestrini.
The Compagnia dei Battuti Neri (part of the Compagnia di Santa Maria della Croce al Tempio) was a Florentine brotherhood and charity founded in 1347 and engaged in assisting prisoners and convicts and accompanying and burying those executed.
For the period starting on May 15, 1365, the anonymous author only mentions the total number of executed. It was not until March 26, 1420 (the start of the Florentine year) that a name, the crime, the punishment, the occupation or the status of the condemned person (there were also slaves convicted), the date (sometimes the hour) and the place where they were buried was listed. Perhaps the writer did not always have all the data, because sometimes his information is incomplete.
Only when it comes to young people he mentions the age of the condemned person and only in a few cases he permits himself to add a personal comment (“may God forgive them”).
The list, drawn up on the basis of the documents he has found in the archives of the Compagnia, contains 1946 names. When the approximately 400 executions from the 14th century and the 80 executions after the Pazzi attack (1478) are taken into account, one can register a total of 2426 executions in Florence between 1365 and 1747 (when the last execution was recorded in this list), a little more than 6 a year.
Since the author did not always mention the committed crime, numbers and percentages are absent, but it mostly had to do with murder, assault, theft, fraud, treason, sodomy, incest and blasphemy or heresy. It is quite possible and even likely that other executions were carried out outside this list. After all, the Medici had their sicari (assassins) who could eliminate "troublesome" individuals without a law case.
Most of the convicts were executed on the Pratello (an open space outside the Porta della Croce where one could also find the gallows), in the Bargello (the Palazzo del Capitano), on the Piazza (where spectacle was assured) and in the Palazzo dei Signori (the current Palazzo Vecchio). Sometimes they were driven around the city in a cart while being tortured (see fig.1). An attribute or an inscription (such as “King of the thieves”) referred to their crime. The tortures (torments with iron tongs, stretching on a wheel, chopping off a hand or a foot and cutting out the tongue) were not intended to provoke confessions, because the perpetrators had already been convicted, but to increase their pain and shame. After a big or a small city tour (depending on the crime) the convicts were decapitated or hanged.
As soon as the Otto di Guardia (the 8 of the Security) had pronounced the death sentence, the frari of the Neri were informed. They told the prisoners of what was in store for them and provided spiritual and material assistance. Sometimes they did not have much time because the sentence had to be carried out quickly: that was the case, for example, when the prisoner threatened to kill himself.
The death list of the Neri included patricians, civil servants, priests, soldiers as well as ordinary workers and slaves. Also 72 women were executed. That is only a very small percentage of the total number of people executed (3%) and has everything to do with the fact that women were less involved in public life and perhaps also because the judges were more lenient. Women were usually involved in a murder (on their husband, children, mother-in-law, boss or owner in case of a slave girl) but were not always tortured or quartered.
Apart from quartering (referring to the different places of their crimes) the most common punishments were beheading, hanging and burning. Initially, the executions took place on a Saturday and the remains of the executed were exhibited on Sunday. Over the centuries, more and more executions were held at the crime scene on weekdays and the bodies, or parts of the bodies, remained on the gallows for a longer period.
Executions in the Palazzo Bargello took place with “open” or “closed” doors (with or without public). The condemned could repent of their sins in the palazzo’s chapel of Holy Mary Magdalena before they were hanged or decapitated.
The frari dei Neri arranged the funeral: non-Christians (those who had not died as a good Christian), and victims of a church ban (interdict) were also buried on the Pratello. The others were given a place in their family grave or in the cemetery of the various churches of the city or buried in the cemetery of the church of the Neri themself, la Chiesetta al Tempio, located in the Via dei Malcontenti (now the Via San Giuseppe).
For some crimes the death penalty may seem very severe (e.g. in a case of theft or fraud), but it is quite possible that the convicted was a recidivist or had committed other crimes. In addition, some offences, such as sacrilege and sodomy (see art. Sodomy in Renaissance Florence) were very heavily charged.
It is a remarkable fact that the number of convicts who came from outside the city is rather substantial compared with the number of local offenders. Either the Florentines were good people or the judges were more lenient in their sentences for criminals from their own city...
In the 16th century a few convicts were pardoned by Duke Cosimo I. The number of executions, still about 1000 for the whole 16th century, decreased in the following century to about 300 and dropped to 52 in the 1700s.
According to the list of the Compagnia dei Neri, the last execution dates from 1747. However, it would be wrong to think that there have been no more executions since then. Most likely, the friar who drew up the list died at that time and/or no-one did continue his work.
Also very interesting is La Descrizzione dei delinquenti stati condannati a morte in Florence, printed in 1801 on the presses of the Florentine gazettier Anton Giuseppe Pagani (the founder of the Gazetta Toscana from 1766). Pagani's summary (34 pages) lists 1 execution from 1328 and then reports of 303 executions between 1423 and 1759. This list is much shorter than the list of the Neri-friar, but where the latter stops in 1747 Pagani (or his source) continues until the hanging of Domenico Piccioli on December 15, 1759.
Pagani has most likely consulted the list of the anonymous brother of the Neri and has paid particular attention to the convictions of affari di stato (crimes against the state). Sometimes no crime or punishment is recorded and occasionally he makes an error (e.g. in connection with the data: Savonarola was not burned on March 25; but on May 23, 1498).
As for the executions of his own time (he died in 1798), he provides more details and usually mentions the age of the condemned. Between 1747 and 1759, apparently 18 executions were carried out: 15 between 1747 and 1753 and only 3 between 1754 and 1759.
It is quite possible that the execution of 1759 was the last one. In 1765 Pier Leopoldo of Lorraine became Grand Duke of Tuscany and during his reign the death penalty and torture were officially abolished in 1786. This was without doubt the administrative confirmation of a pre-existing situation. It must be said that already during the reign of Gian Gastone, the last Medici Grand Duke (1723-1737), torture was restricted and public executions were prohibited.
One should not forget that in Tuscany Ferdinando III reintroduced the death penalty in 1790 and that after the 2nd abolition in 1889 (for the whole of Italy) it was again implemented during the fascist regime of Mussolini in 1926. The very last execution in Italy took place in 1947.
For the complete lists see Pagani and Salvestrini
Literatuur:
Cappelli E. La Compagnia dei Neri: l’arciconfraternita dei Battuti di Santa Maria
della Croce al Tempio, Firenze 1927.
Ciabani, R Torturati, impiccati... Firenze, 1994.
Grassellini, E. e.a. Profili Medicei. Firenze, 1982.
Kieckhefer, R. European Witch Trials…..Londen, 2011.
Pagani, A.G. Descrizzione dei delinquenti stati condannati a Firenze. Firenze, 1801.
Rondoni, G. I “giustiziati” a Firenze (dal sec. XV al secolo XVIII), Firenze 1901,
estratto da “Archivio Storico Italiano”, dispensa 4a del 1901.
Salvestrini, R. Attanagliato, decollato, strangolato, squartato, impiccato, propagginato,
arso......2019.
www.montaione.net/wp-content/uploads/2019/08/I-condannati-a-morte.pdf
Scott Baker, N. For Reasons of State….in: Renaissance Quarterly, 62, nr.2, 2009.
Tazzara, C. e.a. Florence after the Medici. Tuscan Enlightment 1730-90. New York, 2020.
Van Laerhoven, J. De Medici: moorden en complotten. Herk-de-Stad, 2014.
Cosimo I. Herk-de-Stad, 2011.
De Medici & de Pazzi. Kermt, 2019.
zie art. De vuurproef van Savonarola.
zie art. Sodomie in Firenze in de Renaissance.
zie art. De samenzwering van Del Nero.
Wolfgang, M.E Political crimes and punishments in renaissance Florence, in: Journal of
Criminal Law & Criminology, vol.44, nr.5, 1954.
Zorzi, A. La Pena di Morte in Italia.....in; Clio & Crimen, nr.4, 2007.