De onvolmaaktheid van Michelangelo’s Pietà del Duomo

De onvolmaaktheid van Michelangelo’s Pietà del Duomo

Fig.1 Pietà del Duomo of Bandini (Museo dell’ Opera del Duomo Firenze)

Sedert enkele decennia is in het Museo dell' Opera del Duomo van Firenze Michelangelo’s Pietà del Duomo (of  Pietà Bandini) te bekijken. Het museum, waar ook een verzameling beelden (van o.a. Arnolfo di Cambio, Donatello en de della Robbia’s) en lapidaire overblijfselen van de dom en de campanile bewaard worden, was het vroegere atelier van meester Buonarroti waar hij in 1504 ook zijn David gemaakt heeft.
Deze zogenaamde pietà (letterlijk vertaald als “medelijden”) werd begonnen in 1547 en heeft lange tijd in de dom zelf gestaan (zie fig.1). 
Het was Michelangelo’s 2de  beeldengroep met de dode Christus op de schoot van de treurende Maria in een reeks van 4.   

Zijn 1ste en wellicht ook zijn bekendste is de Piéta di San Pietro, die hij al gemaakt heeft in 1499 voor de Franse kardinaal Jean Bilheres de Lagraulas en die nog steeds de hoofdattractie is van de Sint-Pietersbasiliek in Rome (zie fig.2). Het werk is volledig gepolijst en gesigneerd door de meester en het is deze beeldengroep die al enkele keren het slachtoffer van vandalisme geweest is.

Zijn 3de pietà is de Pietà Rondanini, genoemd naar het gelijknamige palazzo in Rome waar het beeld gestaan heeft vooraleer het naar het Castello Sforzesco van Milaan werd overgebracht (zie fig.4).

Zijn 4de pietà, die de naam Palestrina meegekregen heeft (omdat ze in het bezit was van de familie Barberini in de kerk van Santa Rosalia in Palestrina), heeft in de Galleria dell’Accademia van Firenze een plaats gekregen (zie fig.5).

Fig.3 Michelangelo = Nicodemus ?

Terwijl in zijn Vaticaanse pietà alleen maar Maria en haar dode zoon worden afgebeeld heeft Michelangelo er in zijn Pietà del Duomo ook Nicodemus van Jeruzalem, een lid van het Sanhedrin die Jezus goed gezind was, aan toegevoegd. Voor sommigen is het Jozef van Arimathea, de eigenaar van het graf waarin Christus werd bijgezet. Gewoonlijk worden in een pietà enkel Maria en Jezus afgebeeld, maar hier (en ook in de 4de pietà ) verschijnt een 3de figuur die het dode lichaam mee ondersteunt (zie verder).

Giorgio Vasari schrijft in zijn Vite dat Michelangelo de Pietà del Duomo zou gemaakt hebben om op een altaar van zijn eigen graf te zetten in de Santa Maria Maggiore van Rome: in de figuur van Nicodemus (of Jozef van Arimathea) is immers zeer duidelijk het gelaat van de kunstenaar te herkennen (zie fig.3).

Michelangelo is aan dit werk begonnen toen hij 72 jaar oud was (in 1547) en heeft er 8 jaar lang aan gewerkt.
Wanneer hij dan in 1555 met zijn beitel naar het beeld gooide en het zelfs wilde vernietigen (wat door kenners betwijfeld wordt omdat hij een beitel en geen hamer gebruikte) * moet hij daar een duidelijke reden voor gehad hebben. Misschien bemoeilijkte een weerbarstige ader in het blok marmer (dat oorspronkelijk bestemd was voor het grafmonument van paus Julius II) het werk en heeft hij het daarom (volgens Vasari) onvoltooid gelaten. Het “minderwaardige” marmer kwam immers uit Severezza en niet uit Carrara. Dat is ook gebleken tijdens de restauratie van de beeldengroep in 2022 wanneer het marmer terug zijn witte kleur gekregen heeft.

Niet van technische aard is de theorie is dat Michelangelo gezwicht was voor de kritiek in verband met het slappe been van Jezus dat op Maria’s schoot rustte, omdat dat een erotische bijbedoeling zou gehad hebben (1).. Aangezien het geenszins zijn bedoeling was om te choqueren, heeft hij dan dat been verwijderd.
Michelangelo was hoe dan ook niet tevreden met het beeld en was hij van plan om veranderingen aan te brengen. Maar nadat hij behalve het been ook de armen van Christus en een arm van Maria weggekapt had, vond hij dat verder werken geen zin meer had *.

Eén van Michelangelo’s assistenten, Antonio di Casteldurante, liet het verminkte beeld echter restaureren door Tiberio Calcagni, zodat het in 1561 kon verkocht worden (voor 200 scudi) aan de bankier en diplomaat Francesco Bandini, die het in de tuin van zijn Villa di Montecavallo van Rome plaatste. In 1671 kwam het in het bezit van groothertog Cosimo III van Toscane en vond het uiteindelijk zijn weg naar de kathedraal.

Het was diezelfde Tiberio Calcagni (één van Michelangelo’s leerlingen) die gedurende de restauratie ook het personage van Maria Magdalena aan de Pietà del Duomo heeft toegevoegd. Hij ging er dus vanuit dat Michelangelo een Kruisafneming of een Bewening (en geen Pietà) in gedachten moet gehad hebben, want hij had er ook Nicodemus (zichzelf) bij geplaatst. Terwijl het bij een pietà enkel om Maria en Jezus gaat, zijn er bij een lamentatio (of bewening) meerdere personen (zoals bijv. Nicodemus, Jozef van Arimathea, Maria Magdalena en de apostel Johannes) aanwezig (2).   

Calcagni heeft geen goed werk geleverd: de linker arm van de dode Christus is slecht gerestaureerd en ook de rechter arm is buiten proportie. Door het beeld van Maria Magdalena stevig te polijsten, waardoor het in schril contrast komt te staan met de andere figuren, bewees Calcagni dat hij de non-fini-techniek van Michelangelo totaal niet begrepen had (zie art. Michelangelo’s non-fini-techniek).
De compositie van Michelangelo’s werk is echter zo sterk dat de storende aanwezigheid van Maria Magdalena (die ook kleiner is afgebeeld) niet eens opvalt, net zoals trouwens het ontbreken van Jezus’ linker been.

Ook in zijn Pietà Rondanini (met enkel Maria en Jezus) is die non-fini-techniek van Michelangelo duidelijk aanwezig (zie fig.4). Hij heeft er van in 1550 tot aan zijn sterfdag (18 februari 1564) aan gewerkt en meestal wordt de beeldengroep als onvoltooid gedefinieerd, maar hij is er voortdurend wijzigingen aan het aanbrengen geweest. Deze pietà is ook geen renaissancebeeld meer, maar eerder een product van het maniërisme (gelet op het verticalisme, de uitgerekte en zwevende lichamen).

Fig.5 Pietà Palestrina (Galleria dell’Accademia, Firenze)

In zijn Pietà Palestrina, herneemt Michelangelo de compositie met 3 figuren (Maria, de dode Christus en in dit geval Johannes de apostel), maar de levenloze benen van Jezus rusten niet meer op de schoot van zijn moeder.
Er zijn geen documenten met verwijzingen naar zijn auteurschap voorhanden en van de Pietà Palestrina wordt dan ook beweerd dat de beeldengroep in de 17de eeuw zou voltooid zijn geworden door Niccolò Menghini of Gianlorenzo Bernini. De gelijkenis met de Pietà Bandini is bijzonder opvallend en dat is voor sommigen een stevig argument om het werk toe te kennen aan een navolger. Maar voor anderen blijft Michelangelo’s inbreng toch zeer groot en verraden de compositie en de techniciteit de hand van de meester (zie fig.5).
Hij heeft aan de Pietà Palestrina gewerkt van 1550 tot 1560, wat impliceert dat hij toen aan 3 pietà’s tegelijkertijd aan het sculpteren was. Dat was echter niet zo uitzonderlijk voor Michelangelo en blijkbaar was hij op zoek naar de voor hem ideale uitvoering van het thema.

Ook een genie als Michelangelo heeft in de loop der tijden veel kritiek gekregen, maar dat is des mensen en “hoge bomen vangen veel wind”. Zelf was hij ook niet altijd tevreden met het resultaat van zijn creaties, zoals blijkt uit het verhaal over de Pietà Bandini, maar de artistieke grootheid van Michelangelo is evenwel van die aard dat, wanneer men het kunstwerk voor het eerst aanschouwt, men zelfs niet eens merkt dat er een been ontbreekt.

Noot: voor de ervaren kunstkenner zal het verhaal van het ontbrekende been een belletje doen rinkelen: terwijl er bij Michelangelo sprake is van een been te weinig heeft Pieter Breughel in zijn Boerenbruiloft (uit 1567 en bewaard in het Kunsthistorisch Museum van Wenen) een been te veel geschilderd.

(1)     Hierbij kan opgemerkt worden dat op de Pietà di San Pietro Jezus’ beide benen nochtans op Maria’s schoot rusten zonder dat daar toen aanstoot aan genomen werd (zie fig.2). De commentaar van die tijd (1499) luidde dan weer dat hij Maria veel te jong had afgebeeld, maar die kritiek werd toen al door Vasari weerlegd.

(2)     Na de kruisiging van Jezus (crocifissione) volgden de kruisafneming (deposizione), de bewening  (lamentatio of pietà) en de graflegging (sepoltura of trasporto).

 

JVL

The imperfection of Michelangelo’s Pietà del Duomo

For several decades the Museo dell' Opera del Duomo in Florence has been hosting Michelangelo’s Pietà del Duomo (or Pietà Bandini). The museum which also houses a collection of sculptures (by Arnolfo di Cambio, Donatello and the della Robbias,) and lapidary remains from the cathedral and the campanile, was master Buonarroti’s former studio where he also made his David in 1504.
This so called pietà (“pity”) was started in 1547 and stood for a long time in the cathedral itself ( see fig.1). It was Michelangelo's 2nd sculpture, with the dead Christ on the lap of the grieving Mary, in a series of 4.    

Fig.2 Pietà di San Pietro (Rome).

His 1st and perhaps also his best known is the Pietà di San Pietro, which he made in 1499 for the French cardinal Jean Bilheres de Lagraulas and is still the main attraction in the Basilica of Saint Peter in Rome (see fig.2). The work is fully polished and signed by the master and has been the victim of vandalism on several occasions.

His 3rd pietà is the so-called Pietà Rondanini, named after the palazzo with the same name where the statue stood before it was transferred from Rome to the Castello Sforzesco in Milan (see fig.4).

His 4th pietà, which has been given the name Palestrina (because it was in the possession of the Barberini family in the church of Santa Rosalia in Palestrina) has been given a place in the Galleria dell'Accademia of Florence (see fig.5).

While in the Vatican pietà Michelangelo represents only Mary and her dead son in the scene, he adds in his 2nd pietà Nicodemus of Jerusalem, a member of the Sanhedrin who was well disposed towards Jesus. Some say that it might be Joseph of Arimathea, the owner of the tomb.
Usually only Mary and Jesus are present in a pietà, but here (and also in the 4th pietà) a 3rd figure supporting the dead body makes his appearance (see further).

Giorgio Vasari writes in his Vite that Michelangelo  had made the Pietà del Duomo for the altar on his own tomb in the Santa Maria Maggiore of Rome; the artists facial resemblance with Nicodemus (or Joseph of Arimathea) is obvious (see fig.3).
Michelangelo started the work when he was 72 years old (in 1547) and worked on it for 8 years.
When in 1555 he threw his chisel at the statue and even wanted to destroy it (which is doubted by experts because he used a chisel and not a hammer) * he must have had his reasons. Perhaps an unruly vein in the block of marble (which was originally intended for the funerary monument of Pope Julius II) made the work difficult and he therefore (according to Vasari) left it unfinished. After all, the "inferior" marble came from Severezza and not from Carrara. This also came to light during the restauration of the sculpture group in 2022 when the marble regained its white colour.

Not of a technical nature is the theory that he had succumbed to the criticism in connection with Jesus' limp leg resting on Mary's lap because that would have had an erotic ulterior motive (1). Since it was by no means Michelangelo's intention to shock, he then removed the leg. 
In any case Michelangelo was not satisfied with the statue and planned to make changes. But after he had cut off not only the leg, but also the arms of Christ and an arm of Mary, he felt that there was no point in continuing to work.
However, one of Michelangelo's servants, Antonio di Casteldurante, had the mutilated statue restored by Tiberio Calcagni so that it could be sold in 1561 (for 200 scudi) to the banker and diplomat Francesco Bandini, who placed it in the garden of his Villa di Montecavallo in Rome. In 1671, it came into the possession of Grand Duke Cosimo III of Tuscany and eventually found its way into the cathedral.

It was Tiberio Calcagni (one of Michelangelo’s pupils) who, during the restoration, also introduced Mary Magdalene in the scene. He therefore assumed that Michelangelo must have had a Descent from the Cross or a Lamentation (and not a Pietà) in mind, because he had given Nicodemus (himself) a place in it. While a pietà is only about Mary and Jesus, a lamentatio (or lamentation) involves several people such as Nicodemus, Joseph of Arimathea, Mary Magdalene and the apostle John (2).
But Calcagni did not do a good job: the left arm of the dead Christ has been badly restored and the right arm is out of proportion. By heavily polishing the statue of Mary Magdalene, which contrasts strongly with the other figures, Calcagni proved that he did not understand Michelangelo's non-fini technique (see art.Michelangelo’s non-fini-technique)
However, Michelangelo’s composition of the work is so strong that the disturbing presence of Mary Magdalene (shown smaller) is not even noticeable, nor is the absence of Jesus' left leg.

Fig. 4 Pietà Rondanini (Castello Sforzesco Milaan)

Michelangelo's non-fini technique is also clearly present in his Pietà Rondanini (with only Mary and Jesus) (see fig.4). He worked on it from 1550 until the day of his death (18 February 1564) and the sculpture group is usually defined as unfinished, but he was continuously making changes to it. This pietà is also no longer a Renaissance statue, but rather a product of Mannerism (given the verticalism, the elongated and floating bodies).

In his Pietà Palestrina, Michelangelo reprises the composition with 3 figures (Mary, the dead Christ and in this case John the apostle), but the lifeless legs of Jesus no longer rest on his mother's lap.
There are no documents with references to his authorship and it is therefore claimed that the Pietà Palestrina was completed in the 17th century by Niccolò Menghini or Gianlorenzo Bernini. The resemblance to the Pietà Bandini is particularly striking, which is for some a strong argument to attribute the work to a follower. But others think that Michelangelo's contribution is still very important and that the composition and technicality betray the hand of the master (see fig.5).
He worked on his Pietà Palestrina from 1550 to 1560, which implies that he was carving 3 pietàs at the same time. However, this was not so exceptional for Michelangelo and apparently he was searching for the ideal version of the theme. 

Even a genius like Michelangelo has received a lot of criticism over time, but that is only human and "tall trees catch a lot of wind". He himself was not always satisfied with the result of his creations, as evidenced by the story of the Pietà Bandini, but Michelangelo's artistic greatness is such that, when one looks at this work of art for the first time, one does not even notice that a leg is missing.

Note: for the experienced art connoisseur, the story of the missing leg will ring a bell: while Michelangelo’s Pietà misses one leg, Pieter Breughel painted  one leg too many in his Peasant Wedding (from 1567 and preserved in the Kunsthistorisches Museum in Vienna).

(1)     It may be noted that in the Pietà di San Pietro both of Jesus' legs rest on Mary's lap without anyone taking offense (see fig.2). But in 1499 the comment was that he had depicted Mary far too young, a criticism that was already refuted by Vasari.

(2)     The crucifixion of Jesus (crocifissione) was followed by the descent from the cross (deposizione), the lamentation (lamentatio or pietà) and the entombment (sepoltura or trasporto).

Literatuur:

Baldini, U.                   Michelangelo scultore.  Milaan, 1973.
Casadei Mugnai, G.     Calcagni, Tiberio. In: Dizionario biografico, vol.16 (1973).
Fiorio, M.                    La Pietà Rondanini. Milaan, 2004.
Giannini, F.                 Palestrina’s Pieta: the most famous work not by Michelangelo.
In: Finestre sull’ Arte (2017).
Minafra,B.                   Restoration reveals the secrets of Michelangelo’s Pietà Bandini.
In: Friends of Florence (okt. 2021).
Van Laerhoven, J.        Leonardo & Michelangelo a Firenze.  Kermt, 2017.
zie art. Michelangelo’s non-fini-techniek.
Vasari, G.                    The Lives of the Artists. Aylesbury, 1991.
Verdon, T.                   La Pietà fiorentina di Michelangelo (Opera Life, 2021).
Verheyen, P.                 MICHELANGELO - Pietà (paulverheijen.nl) 2016.
Wasserman, J. e.a.*     La Pietà di Michelangelo a Firenze.   Firenze, 2004.