De oorlog van de 8 Heiligen (1375-78)
De oorlog van de 8 Heiligen (1375-78)
De oorlog van de 8 Heiligen was een conflict tussen de Florentijnse stadsrepubliek en paus Gregorius XI dat duurde van 1375 tot 1378. Het was de 1ste keer dat het Welfische Firenze zich tegen de paus gekeerd had en dat had te maken met de door de Florentijnen gevreesde uitbreidingsdrang van de pauselijke staat. Roger de Beaufort, afkomstig uit de Limousin en sedert 1370 paus Gregorius XI (in Avignon) had zich beklaagd over het gebrek aan steun dat hij gekregen had van de Florentijnen in zijn strijd met Bernabo Visconti van Milaan en toen hij dat conflict 5 jaar later beëindigd had, richtte hij zijn expansionele blikken op Toscane. Toen pauselijke troepen de Lunigiana kwamen bedreigen onder aanvoering van Giovanni Acuto (John Hawkwood uit Essex) besloten de Florentijnen om de gevreesde condottiere om te kopen. Er werd hem een som van 130.000 florijnen beloofd wanneer hij geen acties zou ondernemen tegen hun stad.
Om de financiële overeenkomst met Acuto te regelen en om aan dat enorme bedrag te geraken werd er op 7 juli 1375 een commissie opgericht, die de naam van de Otto dei Preti (de “8 van de priesters”) gekregen had. Dat waren 5 leden uit de traditionele families en 3 leden uit de gilden (zie Addendum).
Acuto zou betaald worden met geld dat via een geforceerde lening en opgelegde taksen door de Florentijnse en Fiesolaanse geestelijkheid moest opgehoest worden. Eind juli van hetzelfde jaar werd er ook een alliantie gesloten met Milaan en vanuit Firenze werd er een campagne gevoerd (kanselier Coluccio Salutati stuurde brieven naar de andere stadsrepublieken) om steun te zoeken tegen de pauselijke agressie. De Florentijnen eisten Libertas (vrijheid) ten opzichte van de paus (dat was te zien op de kantelen van het Palazzo Vecchio, zie fig. 1) en er werd zelfs een giostra georganiseerd ter ere van de Madonna della Libertà (zie art. Historische tornooien in Firenze).
Die propaganda resulteerde in de vorming van een Liga onder leiding van Firenze met Pisa, Lucca, Siena, Arezzo, Viterbo, Spoleto en Perugia. Dat had zijn effect want de pauselijke legerleiders opereerden nog alleen tegen opstandige steden in de Romagna en Giovanni Acuto hield zich aan zijn belofte om Firenze niet aan te vallen.
De reactie van Gregorius liet niet lang op zich wachten en op 31 maart 1376 excommuniceerde hij de Florentijnse regering en sprak hij een interdict uit over Firenze. Dat had verstrekkende economische gevolgen want de Florentijnse kooplieden mochten overal met pauselijke goedkeuring gearresteerd worden of uitgewezen en van hun bezittingen beroofd. Behalve uiteraard in Avignon zelf (waar de bankiersfamilie Alberti zwaar gedupeerd werd) werd er in Frankrijk, waar de meeste Florentijnen zaken deden, en in het Heilig Roomse rijk echter weinig rekening gehouden met het pauselijk besluit.
Op godsdienstig gebied betekende dit interdict dat de Florentijns/Fiesolaanse geestelijkheid op non-actief geplaatst werd (zij mochten geen sacramenten meer toedienen). Dat had vooral repercussies voor de gewone mensen die beroofd werden van hun spirituele leiding en dat heeft toen aanleiding gegeven tot het zich ontwikkelen van een eigen godsdienstbeleving (met o.a. de processies van flagellanten) die op een bepaald moment in de richting van een ketterij aan het evolueren was. Het Florentijnse bestuur verplichtte de geestelijkheid dan om opnieuw haar functies waar te nemen en ging ook kerkelijke goederen verkopen wat het vertrek van de bisschoppen van Firenze (Angelo Ricasoli) en Fiesole (Neri Corsini) tot gevolg had.
Op 14 augustus 1376 werd dan een 2de commissie, de Otto della Guerra (de “8 van de oorlog”) opgericht, die zich moest bezig houden met het militaire en diplomatiek aspect van het conflict. In dit comité zetelden 4 leden van de traditionele families en 4 leden van de gilden. Welke van de 2 commissies nu de naam van de 8 Heiligen gekregen heeft staat nog steeds ter discussie, maar algemeen wordt aangenomen dat het de Otto dei Preti zijn (hoewel het geen priesters waren) die met de 8 Heiligen vereenzelvigd worden. De Otto della Guerra werden later de Dieci della Guerra.
In 1377 kwam Giovanni Acuto volledig in dienst van Firenze en vervoegde hij de anti-pauselijke coalitie. Tot beslissende veldslagen kwam het niet en Acuto beperkte zich tot het innemen (en plunderen) van stadjes in de Romagna, zoals Faenza en Cesena. Gregorius XI zag het nutteloze van een verdere militaire actie in en was bereid Firenze te “vergeven” voor het waanzinnige bedrag van 1 miljoen florijnen. Als voorwaarde voor een eventuele terugkeer vanuit Avignon naar Rome had hij de uitbreiding van zijn pauselijke staat geëist, maar op 17 januari 1377 is Gregorius dan toch naar de eeuwige stad teruggekeerd zonder dat aan zijn eisen voldaan werd (zie fig.2). De vrees om zijn Romeinse bezittingen te worden beroofd door Robert de Genève (de latere tegenpaus Clemens VII) zal ongetwijfeld groter geweest zijn dan de smeekbede van de Heilige Catharina van Siena aan de paus om Avignon te verlaten.
Toen Gregorius XI overleed op 27 maart 1378, werd hij al op 8 april opgevolgd door Urbanus VI (Bartolommeo Prignano uit Napels) die vrij snel tot een akkoord kwam met de Liga. In juli werd de Vrede van Tivoli afgesloten in ruil voor 250.000 florijnen, de teruggave van de door de Liga veroverde gebieden en de in beslag genomen kerkelijke goederen. Naar het schijnt was 30 jaar later nog steeds niet alles betaald.
De dood van Gregorius XI en zijn terugkeer naar Rome had zeer ernstige gevolgen op godsdienstig gebied want toen in september 1378 Clemens VII als tegenpaus werd gekozen in Avignon betekende dat het begin van het Westers Schisma (zie art Tegenpaus Johannes XXIII en Giovanni de’ Medici) dat christelijk Europa zou verdelen in 2 kampen tot in 1418 (Concilie van Konstanz).
Behalve religieuze en economische consequenties had de Oorlog van de 8 Heiligen ook sociale en politieke gevolgen in Firenze zelf. De enorme kosten van de oorlog, die zoals gewoonlijk mee afgewenteld werden op de schouders van de gewone mensen, hebben geleid tot de nodige protesten en de opstand der Ciompi (zie art. De opstand der Ciompi in 1378). In dat verband kan er op gewezen worden dat de 8 Heiligen van de Oorlog niet verward mogen worden met de tegenregering van het kleine volk, de Otto Santi del Popolo di Dio, van augustus 1378. Die “8 heilige mannen van het Gods volk” waren echter met zekerheid ook geen heiligen. De Otto di Guardia (de politionele commissie die instond voor de veiligheid) werd opgericht in 1378 tijdens de opstand van de Ciompi om dergelijke uitbarstingen van geweld te kunnen voorkomen en beheersen.
Op politiek vlak waren er in Firenze de tegenstellingen tussen de tegenstanders van de oorlog (met aan het hoofd de familie Albizzi) en de voorstanders van de oorlog (met aan het hoofd de familie Ricci). Binnen de familie de’ Medici was er verdeeldheid: terwijl Salvestro di Alamanno voor een militaire oplossing ijverde (die moest betaald worden door de geestelijkheid) was Vieri di Cambio daar niet zo’n voorstander van. Hij was lid van de Parte Guelfa, die bij aanvang van het conflict niet meer zo populair was (gezien de situatie met de paus), maar die in 1378 opnieuw haar greep op het bestuur kon vergroten dankzij de betere relaties met Urbanus VI (zie art. Vieri de’ Medici de Florentijnse bankier en vredestichter). Het uiteindelijk resultaat was de vorming van een oligarchische bestuursvorm op het einde van de eeuw (zie art. Donato Acciaiuoli en de samenzwering van 1396).
Giovanni Acuto kreeg in 1436 van Paolo Uccello in opdracht van Cosimo de’ Medici een fresco-standbeeld in de dom van Firenze. Met hem was de gewoonte ingeburgerd om bij militaire conflicten een beroep te doen op huurlingenleiders (condottieri) die tot in het 1ste kwart van de 16de eeuw het oorlogsgebeuren in Italië zouden bepalen (zie fig 3). De Florentijnen kwamen als overwinnaars uit de strijd en hun stad was gespaard gebleven, maar de oorlog van de Otto Santi had hen onnoemelijk veel geld gekost en was de voorbode van sociale en politieke onrust.
JVL
The War of the 8 Saints (1375-78)
The War of the 8 Saints was a conflict between the Florentine City Republic and Pope Gregory XI that lasted from 1375 to 1378. It was the 1st time that Guelphian Florence had turned against the pope and that had to do with the papal policy of expansion feared by the Florentines. Roger de Beaufort, from the Limousin and since 1370 Pope Gregory XI (in Avignon) had complained about the lack of support he had received from the Florentines in his battle with Bernabo Visconti of Milan and when he had ended that conflict 5 years later, he turned his expansional eyes on Tuscany. When papal troops came to threaten the Lunigiana under the command of Giovanni Acuto (John Hawkwood from Essex), the Florentines decided to bribe the dreaded condottiere. He was promised an amount of 130,000 florins for not taking actions against their city.
In order to arrange the financial agreement with Acuto, a commission was set up on July 7, 1375, which had been given the name of the Otto dei Preti (the "8 of the priests"). These were 5 members from the traditional families and 3 members from the guilds (see Addendum).
Acuto would be paid with money that had to be produced by the Florentine and Fiesolan clergy through a forced loan and imposed taxes. At the end of July of the same year, an alliance was also made with Milan and a campaign was conducted from Florence (Chancellor Coluccio Salutati sent letters to the other city republics) to seek support against papal aggression. The Florentines demanded Libertas (freedom) from the Pope (as can be seen on the battlements of the Palazzo Vecchio, see fig. 1) and a tournament (giostra) was even organized in honor of the Madonna della Libertà (see art. Historic tournaments in Florence).
The campaign resulted in the formation of a League led by Florence with Pisa, Lucca, Siena, Arezzo, Viterbo, Spoleto and Perugia. This had its effect because the papal army leaders only operated against rebellious cities in the Romagna and Giovanni Acuto kept his promise not to attack Florence.
Gregory's reaction came on March 31, 1376 when he excommunicated the Florentine government and issued an interdict on Florence. This had far-reaching economic consequences because the Florentine merchants could be arrested or exiled everywhere with papal approval and deprived of their possessions. Except, of course, in Avignon itself (where the Alberti banking family was severely victimized), little account was taken of the papal decision in France, where many Florentines had their business and in the Holy Roman Empire.
In the religious field, this interdict meant that the Florentine & Fiesolan clergy were placed on hold (they were no longer allowed to administer sacraments). This mainly had repercussions for the common people who were deprived of their spiritual guidance which led then to the development of a Florentine religious experience (including the processions of flagellants) evolving at a certain moment towards heresy. The Florentine government then obliged the clergy to resume its functions and started selling confiscated ecclesiastical goods, which resulted in the departure of the bishops of Florence (Angelo Ricasoli) and Fiesole (Neri Corsini).
On August 14, 1376, a 2nd commission, the Otto della Guerra (the "8 of war") was established in order to deal with the military and diplomatic aspects of the conflict. This committee was composed of 4 members of the traditional families and 4 members of the guilds.
Which of the 2 commissions has now been given the name of the 8 Saints is still up for debate, but it is generally believed that the Otto dei Preti (although they were not priests at all) can be identified with the 8 Saints. The Otto della Guerra became then later the Dieci della Guerra.
In 1377 Giovanni Acuto entered the service of Florence and joined the anti-papal coalition. There were no decisive battles and Acuto’s military actions were limited to conquering (and plundering) towns in the Romagna, such as Faenza and Cesena.
Gregory XI saw the futility of continuing the war and was willing to "forgive" Florence for the insane sum of 1 million florins. As a condition for a possible return from Avignon to Rome, he had demanded the expansion of his papal state, but on January 17, 1377, Gregory returned to the eternal city anyway without his requirements being met (see fig.2). His fear of being deprived of his Roman possessions by Robert de Genève (the later antipope Clement VII) must undoubtedly have been greater than Saint Catherine of Siena's plea to the Pope to leave Avignon.
When Gregory XI died on March 27, 1378, he was succeeded on April 8 by Urban VI (Bartolommeo Prignano of Naples) who soon reached an agreement with the League. In July, the Treaty of Tivoli was concluded in exchange for 250,000 florins, the return of the territories conquered by the League and the confiscated ecclesiastical properties. Apparently, 30 years later, not everything had been paid for.
The death of Gregory XI and the papal return to Rome had very serious religious consequences because when in September 1378 Clement VII was elected antipope in Avignon, it was the start of the Western Schism (see art Antipope John XXIII and Giovanni de' Medici) that would divide Christianity in 2 camps until 1418 (Council of Constance).
In addition to religious and economic consequences, the War of the 8 Saints also had social and political repercussions in Florence itself. The enormous cost of the war, which as usual was passed on to the shoulders of the ordinary people, led to the necessary protests and the revolt of the Ciompi (see art. The Revolt of the Ciompi in 1378).
The 8 Saints of War should not be confused with the counter-government of the small people in August 1378, called the Otto Santi del Popolo di Dio but these “8 holy men of Gods people” were certainly not saints either. The council of the Otto di Guardia (the 8 of the security) was established in 1378 during the Ciompi uprising to prevent and control that kind of outbreaks of violence.
On the political level, there were frictions in Florence between the opponents of the war (headed by the Albizzi family) and the proponents of the war (headed by the Ricci family). Within the Medici family there was also discord: while Salvestro di Alamanno was striving for a military solution (which had to be paid for by the clergy), Vieri di Cambio was not in favor of it. He was a member of the Parte Guelfa, which had lost a lot of support (because of the conflict with the pope), but had been able in 1378 to increase its grip on government thanks to the better relations with Urban VI (see art. Vieri de' Medici the Florentine banker and peacemaker).The final result was the formation of an oligarchic form of government by the end of the century (see art. Donato Acciaiuoli and the Conspiracy of 1396).
In Florence cathedral Giovanni Acuto was remembered with a fresco statue, painted by Paolo Uccello and commissioned by Cosimo de' Medici in 1436. With Acuto, it became customary to call on mercenary leaders in military conflicts who would determine the war in Italy until the 1st quarter of the 16th century (see fig. 3).
The Florentines emerged victorious and their city had been spared, but the war of the Otto Santi had cost them a huge sum of money and was the harbinger of social and political unrest.
Addendum: Wie waren de 8 Heiligen? / Who were the 8 Saints? (Otto dei Preti)
Antonio di Filippo Tolosini (trad.fam)
Antonio di Forese Sacchetti (trad.fam)
Bardo di Guglielmo Altoviti (trad.fam) prior 1360 & 1364
Paolo di Matteo Malefici (trad.fam) prior 1372
Recco di Guido Guazza (trad.fam) gonfaloniere 1380
Giovanni d’Angiolo Capponi (Arte della Lana) prior 1378
Michele di Puccio (Arte degli Albergatori) dodici (12) 1378
Salvi di Filippo Salvi (Arte della Lana) dodici (12) 1383
Literatuur:
Burr-Litchfield, R. Lijsten van de Tre Maggiori (1282-1532).
Tratte Search Interface (brown.edu)
Connell, W (ed) Society and Individual in Renaissance Florence. Londen, 2002.
Dupré-Theseider, E. Otto Santi, Guerra degli. In: Enciclopedia Italiana (1935).
Gagliano,M. La Guerre des Huit Saints (Cahiers de littérature médiévale italiennes,
nr.11,2005)
Najemy, J. A History of Florence 1200-1575. New Jersey, 2006.
Van Laerhoven, J. De Medici-condottieri. Herk-de-Stad, 2013.
zie art. De opstand van de Ciompi in 1378.
zie art. Donato Acciaiuoli en de samenzwering van 1396.
zie art. Historische tornooien in Firenze.
zie art. Tegenpaus Johannes XXIII en Giovanni de’ Medici.
zie art. Vieri de’ Medici, de Florentijnse bankier en vredestichter.