De Palio van Firenze
De Palio van Firenze.
Iedereen heeft al wel gehoord van de Palio in Siena, de beroemde historische paardenkoers op de Campo die tegenwoordig op 2 juli (Palio di Provenzano) en 16 augustus (Palio dell’Assunta) verreden wordt, maar ook de stad Firenze had in het verleden haar Palio en zelfs meer dan één. Tussen juni en oktober werden er niet minder dan 10 races gehouden, die meestal te maken hadden met de feestdag van een heilige of die moesten herinneren aan een belangrijke overwinning tegen één of andere vijand.
Terwijl in Siena met de Palio van 16 augustus de zege op de Florentijnen van 1260 in Montaperti werd herdacht, was de Palio di San Barnaba van 11 juni voor de Florentijnen een verwijzing naar hun overwinning op de Aretijnen in Campaldino in 1289. De Palio di Sant’Anna van 26 juli had zijn ontstaan te danken aan de verdrijving uit Firenze van Gualtieri di Brienne, de gehate alleenheerser, op haar feestdag in 1343. De Palio di San Vittorio of della Rotta herinnerde aan het Florentijnse succes tegen Pisa in Cascina van 29 juli 1364. Van de Palio di Santa Reparata (8 oktober) beweerde kronikeur Matteo Villani dat die zelfs terugging tot in 405 toen de Gotische koning Radagius verslagen werd door een Romeinse leger.
De oorsprong van de Palio zou te maken hebben met de Etruskische traditie om hun religieuze feesten af te sluiten met een paardenkoers, maar over het exacte ontstaan van de Palio is verder weinig bekend. De Palio van Siena dateert met zekerheid van 1287 en ook in Firenze was de Palio di San Giovanni volgens Dante (in zijn Divina Comedia, Paradiso, canto XXVI van 1321) toen al een jaarlijks terugkerend feest. Het was deze Palio di San Giovanni (gehouden op 24 juni de feestdag van de heilige) die eigenlijk de belangrijkste paardenkoers in Firenze was.
De Palio di San Giovanni werd soms ook de Palio dei Barberi genoemd, waarbij de naam verwees naar de Barbarijse paarden (uit Noord-Afrika). Er werd gestart aan de Ponte delle Mosse en via de Porta al Prato (waar de eretribune stond opgesteld) ging het door de Via del Corso naar de kerk van San Piero Maggiore (in de 15de ) en naar de Porta alla Croce (in de 16de eeuw). De race werd voorafgegaan door een corteo (een stoet) waarbij vaandels en vlaggen (van overwonnen steden) werden rondgedragen, zoals te zien is op de Cassone Aldobrandini (een bruidskist uit 1417) die bewaard wordt in het Bargello.
Op de afbeelding is het Battistero van Firenze te herkennen en één van de ruiters draagt de palio of het vaandel (met de Florentijnse lelies en waarschijnlijk een afbeelding van Sint-Jan).
Een palio (afgeleid van het Latijn pallium of wollen stuk stof) is eigenlijk een beschilderd vaandel dat vervaardigd was uit kostbare stukken stof van brokaat, zijde, satijn, fluweel en damast, dat als trofee door de winnaar van de race in ontvangst werd genomen; hij kon het dan verder schenken aan een religieuze instelling, die het bijvoorbeeld liet verwerken tot een altaarkleed of religieuze gewaden. Dat is ook de oorzaak dat er zo weinig palii bewaard zijn gebleven. In Siena wordt nu nog steeds het vaandel naar de parochiekerk van de winnende contrada (wijk) gebracht.
De Palio di San Giovanni in Firenze was een “Barbarijse” race waarbij de paarden meestal niet bereden werden. Als er toch met ruiters werd gekoerst en de ruiter viel van zijn paard kon dat paard toch nog de race winnen; dat uniek systeem is nu nog steeds in Siena van toepassing. De Barbarijse paarden waren zeer in trek voor dit soort wedstrijden en beschouwd als de beste racepaarden ter wereld. Zij waren ook zeer duur: de Florentijnse koopman Francesco dei Benci had in 1590 het winnende paard van de Palio gekocht voor het enorme bedrag van 600 gouden dukaten. Giovanni Maria Butteri heeft van het dier (dat il Seicento genoemd werd verwijzend naar de aankoopsom) een schilderij gemaakt dat een plaats gekregen heeft in de National Gallery van Dublin.
In het Museum van Cleveland wordt een andere bruidskist, de Cassone Toscani, bewaard met daarop een afbeelding van de aankomst van de Palio uit 1418 aan de kerk van San Piero Maggiore. Hierop is te zien hoe sommige paarden hun ruiter (die zonder zadel reed) al verloren hadden.
Een paard zonder ruiter kon dus de race winnen, maar dat moest bijna onvermijdelijk aanleiding geven tot hevige discussies: toen op 24 juni 1492 de paarden, die eigendom waren van de familie Gonzaga, scosso (zonder ruiter) op de eerste 3 plaatsen waren toegekomen, weigerde de familie Baglioni, eigenaars van het 4de geklasseerde paard (met ruiter), de uitslag te accepteren. Aangezien het Florentijnse stadsbestuur noch de Gonzaga noch de Baglioni voor het hoofd wilde stoten, werd er besloten de race te herdoen op 24 augustus. Toen won echter Sannino, het paard van de Siënese koopman Niccolò di Donato de race en Francesco Gonzaga besloot dan maar om het paard en de palio (het vaandel) te kopen voor het waanzinnige bedrag van 850 gouden dukaten.
Het was duidelijk dat het ganse gebeuren een prestigeslag geworden was tussen de verschillende potentaten van Italië: in de alom verspreide Palii reden er paarden van de Gonzaga, de Baglioni, de Orsini, de Petrucci, de Montefeltri, de Malatesta, de Este en de Medici.
Lorenzo il Magnifico had van de Turkse sultan uit Constantinopel een racepaard cadeau gekregen en in 1479 had één van zijn paarden de Palio in eigen stad gewonnen. Terwijl in de vroegere perioden de aristocratische eigenaars hun paarden zelf nog bereden, waren dat in de 15de eeuw fantini (professionele jockeys) geworden zoals dat nu nog in Siena het geval is. Luca Landucci, de apotheker uit Firenze, vertelt in zijn beroemd geworden dagboek hoe zijn broer Gostanzo 20 races gewonnen had vooraleer hij in 1485 dodelijk verongelukte.
Er werd zwaar gewed op de races en er werd dan ook zwaar gefraudeerd: paarden werden weggekocht, ruiters werden omgekocht of lieten zich vallen om het paard lichter te maken. Tijdens de Palio van Siena in 1492 kwam het paard van Cesare Borgia scosso als eerste over de meet, maar toch werd het paard van Francesco Gonzaga (met ruiter) als winnaar uitgeroepen: de fantino van Borgia zou zich met opzet hebben laten vallen in de laatste meters, maar Borgia beweerde dat zijn ruiter uit het zadel gelicht was door de ruiter van Gonzaga.
Hertog Alessandro de’ Medici had ter gelegenheid van zijn huwelijk met Margareta van Oostenrijk (de dochter van keizer Karel V) de Florentijnse Palio, die sedert 1526 niet meer gelopen was, in 1533 opnieuw in ere hersteld. Zijn paard sloeg echter de verkeerde straat in (!) en hij moest de overwinning laten aan Federico Gonzaga uit Mantova. Het volgende jaar won een paard van zijn neef kardinaal Ippolito de’ Medici. Hertogin Eleonora van Toledo, de vrouw van Cosimo I, was een grote paardenliefhebster en eigenares van verscheidene racepaarden. Ook van prins Mattia en zijn broer kardinaal Giancarlo de’ Medici kan hetzelfde gezegd worden. In 1652 won een paard van de kardinaal de Palio van Siena.
Toen de grote stadsrenovatie in Firenze een aanvang nam in 1858 werd de laatste Palio gereden. In Siena kon de race behouden blijven als een volksfeest met een competitie tussen de verschillende wijken en is ondertussen uitgegroeid tot een wereldberoemde toeristische attractie.
JVL
Florence used to have a palio too! https://laurettadimmick.com/2018/05/25/Florence
Voor meer details, foto’s en bewegende beelden: www.palio.be/De Palio/oorsprong en geschiedenis
The Palio in Florence.
Everyone knows the Palio in Siena, the famous historic horse race on the Campo which is now held on July 2 (Palio di Provenzano) and August 16 (Palio dell’Assunta), but also the city of Florence had its Palio in the past and even more than one. Between June and October, no fewer than 10 races were held, usually to pay homage to a saint or to commemorate an important victory against an enemy.
While in Siena the Palio of August 16 commemorated the victory over the Florentines in Montaperti in 1260, the Palio di San Barnaba on June 11 referred to the Florentine victory over the Aretines at Campaldino in 1289. The Palio di Sant'Anna took place on July 26 (the feast of St. Anna) when dictator Gualtieri di Brienne was expulsed from the city in 1343. The Palio di San Vittorio or della Rotta recalled the Florentine success against Pisa in Cascina on July 29, 1364. According to the chronicle of Matteo Villani the Palio di Santa Reparata on October 8 dated back to 405 when the Gothic King Radagius was defeated by the Roman army of Stilicho.
Little is known about the origins of the Palio: perhaps it had something to do with the Etruscan tradition of ending a religious feast with a horse race. The Palio of Siena dates back to 1287 and according to Dante (in his Divina Comedia, Paradiso, canto XXVI of 1321) the Palio di San Giovanni in Florence was already a recurring annual feast in those days. The Palio di San Giovanni (held on June 24, the feast of St. John the Baptist) became the most important horse race in Florence.
The Palio di San Giovanni was sometimes called the Palio dei Barberi, referring to the Barbary horses (from North Africa). The race started at the Ponte delle Mosse, passed by the Porta al Prato (with a grandstand) and then went through Via del Corso to the church of San Piero Maggiore (in the 15th) and the Porta alla Croce (in the 16th century). The race was preceded by a corteo (a procession) in which banners and flags (mostly of vanquished cities) were carried around, as seen on the Cassone Aldobrandini (a bridal box from 1417) which is kept in the Bargello (see p.1).
On the painting one can recognize the Battistero of Florence and one of the horsemen who is carrying the palio or the banner (with the Florentine lilies and probably an image of Saint John).
A palio (derived from the Latin pallium, woolen cloak) was a painted banner made of precious pieces of fabric of brocade, silk, satin, velvet and damask. The winner of the race usually donated his trophy to a religious institution, who then had it processed into an altar cloth or religious robes. That is the reason why so few palii have been preserved. In Siena, the banner is still being brought to the parish church of the winning contrada (district).
The Palio di San Giovanni in Florence was a "Barbary" race where the horses were not always ridden. If the horses were ridden and the jockey fell off (which was not unusual because the riders rode without a saddle) his horse could still win the race. That unique rule still applies in Siena.
The Barbary horses were very popular for these types of races and they were considered as the best racehorses in the world. They were also very expensive: the Florentine merchant Francesco dei Benci bought the winning horse of the Palio in 1590 for the huge amount of 600 golden ducats. Giovanni Maria Butteri has made a painting of the animal (called il Seicento referring to the cost of the purchase) that is now the property of the National Gallery in Dublin. In the Museum of Cleveland, another bridal box, the Cassone Toscani, is decorated with an image of the arrival of the 1418 Palio at the church of San Piero Maggiore (see p. 2). One can see that some horses had already lost their rider.
Since a horse without a rider could win the race (scosso), fierce discussions were inevitable: when on June 24, 1492 the horses owned by the Gonzaga family occupied the first 3 places, the Baglioni family, owners of the horse that came in 4th (with the jockey), refused to accept the result. Since the Florentine city council did not want to offend neither the Gonzaga nor the Baglioni, it was decided to retake the race on August 24. However, when Sannino, the horse of the Sienese merchant Niccolò di Donato won the race, Francesco Gonzaga decided to buy the winning horse and the palio (the banner) for the enormous amount of 850 golden ducats. It was clear that the whole event had become a prestige battle between the mighty families of Italy: in the widely dispersed Palii there were horses of the Gonzaga, the Baglioni, the Orsini, the Petrucci, the Montefeltri, the Malatesta, the Este and the Medici running.
Lorenzo il Magnifico had received a racehorse as a gift from the Turkish sultan in Constantinople and in 1479 one of his horses had won the Palio in Florence. While in earlier periods the horses were ridden by the aristocratic owners themselves, fantini (professional jockeys) took over in the 15th century. Now a days this is still the case in Siena. Luca Landucci, the pharmacist from Florence, mentioned in his famous diary how his brother Gostanzo, a professional jockey, had won 20 races before he died in an accident in 1485.
There was heavy betting on the races and so there was also serious fraud: horses were bought from under one’s nose, riders were bribed or they fell of their horse on purpose to lighten the weight. During the Palio of Siena in 1492, the horse of Cesare Borgia came in first without its rider, but Francesco Gonzaga's horse (with rider) was declared the winner. It was said that Borgia's fantino fell off his horse in the final meters on purpose, but Borgia claimed that his rider had been pulled out of the saddle by the Gonzaga rider.
In 1533 Duke Alessandro de' Medici restored the Florentine Palio after 7 years of inactivity on the occasion of his marriage with Margret of Austria (the daughter of Charles V). Naturally he hoped to win the race, but his horse went the wrong way (!) and had to leave the victory to a horse owned by Federico Gonzaga of Mantova. The following year, a horse from his cousin Cardinal Ippolito de’ Medici won the race. Duchess Eleonora of Toledo, the wife of Cosimo I, was a great horse lover and owner of several racehorses. The same goes for Prince Mattia and his brother Cardinal Giancarlo de' Medici. In 1652 a horse of the Cardinal won the Palio in Siena.
When the major city renovation in Florence began in 1858, the Palio belonged to the past. In Siena, the race was preserved as a festive competition between the different districts and has since become a world famous tourist attraction.
Florence used to have a palio too! https://laurettadimmick.com/2018/05/25/Florence
For more details, photo’s and moving images: www.palio.be