De samenzwering van Bernardo del Nero in 1497

De samenzwering van Bernardo del Nero in 1497

De samenzwering van Bernardo del Nero in augustus 1497 is niet onbelangrijk geweest in de Florentijnse geschiedenis: ze heeft geleid tot het einde van de Medici-bank, de mislukte terugkeer van Piero de’ Medici lo Sfortunato, de val van Savonarola en de vorming van de nieuwe republiek.
Nadat Piero tussen 1494 en 1496 verscheidene vergeefse pogingen gedaan had om terug te keren naar Firenze, zagen zijn kansen er beter uit toen Bernardo del Nero (een goede vriend van de familie) eind februari tot gonfaloniere verkozen werd van de Signoria. Piero onderhield contacten met del Nero, de leider van de Bigi die niet afkerig stond tegenover een eventuele terugkeer van de Medici.
Gonfaloniere Bernardo del Nero was Francesco Valori opgevolgd, een man die na de verjaging van Piero de’ Medici in 1494 een hevige aanhanger van Savonarola en de piagnoni geworden was en die alles in het werk gesteld had om de terugkeer van de Medici onmogelijk te maken. Zijn al te drastisch optreden tegen al wie verdacht werd van ooit Medici-sympathieën gehad te hebben, veroorzaakte echter het omgekeerde effect en hier en daar werd er gefluisterd dat het Medici-regime toch nog niet zo slecht geweest was. Toen del Nero dan op 1 maart aan zijn banierdragerschap (dat 2 maanden duurde) begon, dacht Piero dat zijn moment gekomen was. Zijn terugkeer in Firenze zou een volksopstand te weeg brengen, die dan een einde zou stellen aan het bewind van de piagnoni.
Het was de bedoeling om Piero eind april 1497 in de stad binnen te brengen en na de bezetting van het Palazzo Vecchio (de zetel van het stadsbestuur) het bewind in Firenze over te nemen. Voor de  hele operatie had Piero een leger van 1.800 manschappen geronseld dat stand-by was in de Romagna en dat onder het commando stond van Bartolommeo d’Alviano de condottiere uit Venetië.  De Venetianen waren bereid gevonden om Piero een handje te helpen, in de hoop definitief controle te krijgen over Pisa. Maar eind april liep del Nero’s termijn ten einde en de gonfaloniere moest vaststellen dat hij geen steun meer kreeg voor zijn plan om de Medici terug aan de macht te brengen. In de plaats van een volksopstand te ontketenen gingen de Florentijnen hun stad verdedigen, lieten zij de Medici-aanhangers oppakken en de stadspoorten sluiten. Van een revolutie was dus geen sprake en Piero’s soldaten werden getrakteerd op artillerievuur, zodat er voor lo Sfortunato niets anders overbleef dan de aftocht te blazen en terug naar Siena te gaan.
De poging van Piero om Firenze terug in handen te krijgen was dus een complete mislukking geworden, maar was niet zonder gevolgen gebleven voor de situatie in de stad. De Signoria van mei en juni 1497 werd gedomineerd door de arrabiati, (anti-Medici en anti-Savonarola) die de positie van de frate begonnen te ondergraven. Er werd niets ondernomen tegen de compagnacci die de piagnoni tijdens straatgevechten met stenen bekogelden en toen in juni vanuit Rome de brief met de excommunicatie van de frate kwam, was het hek van de dam en was de anarchie niet meer veraf.
Maar vooral door het optreden van Francesco Valori waren de Signorie van juli tot en met december opnieuw in handen gekomen van de piagnoni en kon Savonarola zijn leiderschap (voorlopig) behouden. (z(e art. Francesco Valori en de Savonaroliaanse beweging). Hoogst waarschijnlijk had deze ommekeer te maken gehad met het uitbreken van een pestplaag die uiteraard als een straf van God beschouwd werd. Men had immers in die jaren een enorme angst voor de komst van het jaar 1500 dat volgens doemdenkers het einde van de wereld en het begin van de Apocalyps zou betekenen.

Toen in augustus 1497 één van de leden van de Medici-aanhang, Lamberto dell’ Antella, zijn mond voorbij gepraat had over de mislukte samenzwering van april werd hij gearresteerd en onder tortuur biechtte hij alles op aan de Raad van 8 (van de Veiligheid). Bernardo del Nero (72) werd ervan beschuldigd de contacten die hij had gehad met Piero tijdens zijn banierschap van maart-april verzwegen te hebben en hij werd samen met 4 andere notabelen Gianozzo Pucci (36), Giovanni Cambi (44), Lorenzo Tornabuoni (32) en Niccolò Ridolfi (58) aangeklaagd wegens hoogverraad en op 23 augustus in het Bargello onthoofd.
Het feit dat Tornabuoni en Pucci tot het gezelschap behoorden dat lo Sfortunato begeleid had tijdens zijn noodlottige missie van 1494 naar Karel VIII in Sarzana, zal hun zaak zeker geen goed gedaan hebben. Giovanni Cambi was filiaalhouder van de Medici-bank in Pisa geweest en was er in geslaagd om waardevolle voorwerpen van de Medici om te zetten in  baar geld, zodat hij in november 1495 aan Alfonsina Orsini, de echtgenote van Piero 1.271 florijnen had kunnen  doorsturen. Dat hadden ook de bankiers Giuliano Panciatichi en Lorenzo Tornabuoni eind 1494 nog kunnen doen. In Rome (en Napels) bleef de Medici-bank bestaan onder de naam Tornabuoni toen Giovanni (de oom van il Magnifico) samen met zijn zoon Lorenzo in 1494 een partnerschap ging oprichten. In Lyon gebeurde hetzelfde toen de Tornabuoni samen met Cosimo Sassetti (een zoon van de vroegere manager Francesco) en Lorenzo Spinelli een associatie aangingen. Ook de zijdewinkel werd in 1494 overgenomen door de Tornabuoni.

Met de terechtstelling van Lorenzo Tornabuoni werden de boeken definitief neergelegd en kwam de Medici-bank in handen van bevriende bankiers, die de bank onder hun eigen naam gingen voortzetten. Lanfredino Lanfredini (die al geruime tijd voor de Medici-bank werkte) richtte een nieuwe bank op in Firenze, onder zijn eigen naam, die als de opvolger van de Florentijnse Medici-bank kan beschouwd worden. In Lyon richtten Lanfredini en Gian Battista Bracci samen met Alamanno en Jacopo Salviati (de schoonzoon van il Magnifico) in 1508 de Salviati-bank op. Lionardo di Zanobi Bartolini, die in 1497 bij verstek uit Firenze verbannen was, had in datzelfde jaar de Medici-bank in Rome overgenomen.

Niccolò di Luigi Ridolfi (wiens zoon Piero getrouwd was met Contessina de’ Medici, een dochter van il Magnifico) had samen met Bernardo del Nero vergeefs geprobeerd om Piero de’ Medici bij te staan toen hij op 10 november 1494 op de Piazza della Signoria werd belaagd door de vijandige volksmassa. Dientengevolge waren hem zijn politieke rechten afgenomen en was zijn betrokkenheid bij de samenzwering van 1497, maar ook zijn terechtstelling geen verrassing. Zijn kleinzoon, kardinaal Niccolò Ridolfi, staat bekend als een tegenstander van het Medici-bewind: hij had regelmatig aanvaringen met hertog Alessandro en diens opvolger Cosimo I.

Andrea di Bernardo de’ Medici (bijgenaamd il bruto of il butta) werd bij verstek verbannen. Hij was na de Pazzi-aanslag één van de vaste bodyguards geworden van il Magnifico en was in 1497 op tijd kunnen vluchten. In 1513 werd hij in Rome gesignaleerd bij de pauskroning van Leo X.
Samen met hem werden nog andere Medici-aanhangers zoals Piero di Luca Pitti, Francesco di Roberto Martelli, Galeazzo di Francesco Sassetti, Nofri di Niccolò Tornabuoni en Francesco del Ciega veroordeeld tot een verbanning. Ook Piero de’ Medici’s oudste zus Lucrezia (gehuwd met Jacopo Salviati) werd bij verstek verbannen, wat voor een vrouw zeer uitzonderlijk was (zie art. Lucrezia Salviati, de mater familias van de Medici).

Aan het regime van Savonarola kwam een einde op 23 mei 1498 toen hij op de brandstapel belandde en pas na het 10-jarig bewind van Piero Soderini (1502-12) konden de aanhangers van de Medici zich eindelijk verheugen in hun terugkeer.

JVL 

The conspiracy of Bernardo del Nero 1497

Het wapenschild van de familie del Nero

Het wapenschild van de familie del Nero

The conspiracy of Bernardo del Nero in August 1497 has not been insignificant in  Florentine history: it caused the end of the Medici Bank,  the failed return of Piero de' Medici lo Sfortunato, the fall of Savonarola  and the formation of the new republic.
After Piero made several  unsuccessful  attempts to return to Florence between 1494 and 1496, his chances looked better when Bernardo del Nero (a close friend of the family) was elected gonfaloniere of the Signoria at the end of  February 1497. Piero kept in touch with del Nero, the leader of the  Bigi  who was not averse to the possible return of the Medici..
Gonfaloniere Bernardo del Nero had succeeded Francesco Valori, a man who, after the exile of Piero de' Medici in 1494, had become a fierce supporter of Savonarola and the  piagnoni and who had done everything in his best to prevent the return of the Medici. However, his over-drastic action against all those suspected of ever having had Medici sympathies caused the opposite effect, and there were whispers that the Medici regime had not been so bad after all. When del Nero started his carrier as gonfaloniere (for 2 months) on the 1st of March, Piero thought that his moment had come. He was convinced that his return to Florence would trigger a popular uprising, which would then put an end to the reign of the  piagnoni.
The intention was to bring Piero into the city at the end of April 1497 and to take over the reign in Florence after the occupation of the Palazzo Vecchio (the seat of the city council). For the entire operation, Piero had recruited an army of 1,800  troops who were on standby in the Romagna under the command of Bartolommeo d'Alviano a condottiere  from Venice.   The Venetians were willing to lend Piero a helping hand, hoping to gain permanent control of Pisa.
But at the end of April, del Nero's term came to an end and the gonfaloniere  had to determine that he was no longer supported by his plan to bring the Medici back to power. Instead of unleashing a popular uprising, the Florentines went to defend their city, had Medici supporters arrested and the city gates closed. So there was no revolution and Piero's soldiers were treated to artillery fire, and for lo Sfortunato there was nothing left to do than to retreat and go back to Siena.
Piero's attempt to get back in power was a complete failure, but had not been without consequences for the situation in the city. The Signoria  of May and June 1497 was dominated by the arrabiati (anti-Medici and anti-Savonarola) who began to undercut the position of the frate. Nothing was done against the  compagnacci who pelted the  piagnoni with stones during street battles, and when in June the letter with the excommunication of the  frate came from Rome, anarchy was no longer far away.
But mainly because of the perseverance of Francesco Valori, the piagnoni regained their position in the Signorie  from July to December and Savonarola was able to maintain his leadership for the time being (see art. Francesco Valori and the Savonarolan movement). Most likely, this turnaround had had to do with an outbreak of the plague that was obviously considered a punishment of God. After all, in those years there was a huge fear of the arrival of the year 1500 that, according to doomsayers, would mean the end of the world and the beginning of the apocalypse.

When, in August 1497, one of the members of the Medici adherence, Lamberto dell' Antella,  was shooting his mouth off about the failed April conspiracy, he was arrested and  under torture confessed everything to the Council of 8  (of Security). Bernardo del  Nero (72 years of age) was accused of concealing his contacts with Piero when he was in office in March & April and he and 4 other notables, Gianozzo Pucci (36), Giovanni Cambi (44), Lorenzo Tornabuoni (32)  and Niccolò Ridolfi (58) were charged with treason and beheaded at the Bargello on August 23.
The fact that Tornabuoni and Pucci were part of the delegation that had accompanied Lo Sfortunato during his ill-fated 1494 mission to Charles VIII in Sarzana was not forgiven and forgotten. Giovanni Cambi , the manager of the Medici bank in Pisa,  had been able to convert valuables from the Medici into cash, and forwarded 1,271 florins to Alfonsina Orsini, the wife of Piero in November 1495. The  bankers Giuliano Panciatichi and Lorenzo Tornabuoni had done the same at the end of 1494. In Rome (and Naples) the Medici Bank continued to exist under the name Tornabuoni when Giovanni (the uncle of il Magnifico) started a partnership with his son Lorenzo in 1494. In Lyon the Tornabuoni got into an association with Cosimo Sassetti (a son of the former manager Francesco) and Lorenzo Spinelli. The silk shop was also taken over by the Tornabuoni in 1494.
With the execution of Lorenzo Tornabuoni,  the books were permanently closed and what was left of the Medici bank ended up in the hands of friendly bankers, who continued the bank under their own name.Lanfredino Lanfredini (one of the Medici bankers) set up a new bank in Florence, under his own name, that can be considered the successor to the Florentine Medici bank. In Lyon, Lanfredini and Gian Battista  Bracci together with Alamanno and Jacopo Salviati (il Magnifico’s son-in-law) founded the Salviati bank in 1508.  Lionardo di Zanobi Bartolini, who  was sentenced in absentia to exile in 1497, had taken over the Medici Bank in Rome that same year. 

Niccolò di Luigi  Ridolfi (whose son Piero was married to Contessina de' Medici, a daughter of il Magnifico) was beheaded. Together with Bernardo del Nero he had tried to dismay Piero de' Medici when he was attacked by a hostile mob in the Piazza della Signoria on November 10, 1494. As a result, his political rights had been diminished and his involvement in the 1497 conspiracy was therefore no surprise. His grandson, Cardinal Niccolò Ridolfi, is known as an opponent of the Medici regime: he had several collisions with Duke Alessandro and his successor Cosimo I.

Andrea di Bernardo de' Medici (nicknamed il bruto  or  il butta) was banned in absentia. After the Pazzi attack, he had become one of the regular bodyguards of il Magnifico and was able to flee on time in 1497. In 1513 he was present at the coronation of Pope Leo X (Giovanni de’ Medici) in Rome.
Along with him, other Medici supporters such as Piero di Luca Pitti, Francesco di Roberto Martelli, Galeazzo di Francesco Sassetti, Nofri di Niccolò Tornabuoni and Francesco del Ciega were sentenced to exile.  Even Piero de' Medici's eldest sister Lucrezia (married to Jacopo Salviati) was exiled, which was very unusual for a woman (see art. Lucrezia Salviati, the “mater familias” of the Medici).

Savonarola's regime came to an end on May 23, 1498 when he was burned at the stake, and only after the 10-year reign of gonfaloniere a vita Piero Soderini the supporters of the Medici could finally rejoice in their return.

Literatuur:

Arrighi, V.                             Del Nero, Bernardo, in: Dizionario biografico, vol.38 (1990).  
De Angelis, L.                       Niccoló Ridolfi, in: Dizionario biografico, vol. 87 (2016)
De Pazzis, H. & E.                Savonarole.   Parijs, 1998.
De Roover, R.                       The rise and decline of the Medici Bank.  New York, 1966.
Dorini, U.                              I Medici e i loro tempi.   Firenze, 1989
Parks, T.                                Het Medici Geld.  Amsterdam, 2005.
Scott Baker, N.                     For reasons of state: political executions….
In: Renaissance Quarterly, vol. 62 (2009) pp 444-478.
Tewes, G.                              Seelenheil, Machtpolitik und Probsten, in: Martin Luther in  Rom. 
Berlijn, 2007.
Tomas, N                               The Medici women: Gender and Power in Renaissance Florence.
Aldershot, 2003.
Troncarelli, M.                       Giovanni Cambi, in: Dizionario biografico, vol. 17, (1974).
Van der Sman, G.                Lorenzo & Giovanna.   Leiden, 2009.
Van Laerhoven, J.                Piero de’ Medici “de onfortuinlijke” (1472-1503).  Kermt, 2019
zie artikel: De opkomst en de val van Savonarola.
zie art. Francesco Valori en de Savonaroliaanse beweging
Ward, E (Ed).                        The Cambridge Modern History , vol.1 chapter 4 & 5, p. 174.
Cambridge, 1902.