De verovering van Siena: Piero Strozzi versus Gian Giacomo de’ Medici

De verovering van Siena: Piero Strozzi versus Gian Giacomo de’ Medici

Siena, het keizerlijke leen dat in de loop der jaren een toevluchtsoord geworden was voor  de
Florentijnse bannelingen, was al decennia lang een doorn in het oog van hertog Cosimo I de’ Medici van Toscane. De Florentijnse rebellen hadden al van in 1537 de steun gekregen van de Fransen en Cosimo had er zijn bondgenoot keizer  Karel V  herhaaldelijk op gewezen dat zij Siena (dat nog steeds onderhorig was aan de keizer) stilaan wilden losweken van het imperium. Hij haalde uiteindelijk zijn gelijk toen de commandant van het plaatselijk keizerlijk garnizoen, Giovanni de Luna, in juli 1552 af te rekenen kreeg met een opstand. Als loyale bondgenoot van de keizer stuurde Cosimo troepen naar Siena, maar toch niet al te veel, zodat het keizerlijke garnizoen zich uiteindelijk moest overgeven op 3 augustus 1552. Karel V wilde het opstandige Siena, dat bovendien haar deuren had opengezet voor een Frans leger dat onder leiding stond van Piero Strozzi, laten straffen door Garzia Alvarez de Toledo (Cosimo’s schoonbroer), maar die moest naar Napels terugkeren toen daar een Frans-Turkse vloot verschenen was. Cosimo kreeg zijn zin toen, mede ook door de problemen in de Nederlanden, de keizer zich nu toch verplicht zag om de strafexpeditie tegen Siena in 1554 aan hem toe te vertrouwen.   

Piero, de oudste zoon van Filippo Strozzi de jonge en Clarice de’ Medici (de zus van Lorenzo de’ Medici il Giovane) stond bekend als één van de hevigste tegenstanders van Cosimo I. Na de Slag te Montemurlo, waar in 1537 de Florentijnse bannelingen tegen Cosimo’s leger, dat werd aangevoerd door Alessandro Vitelli, kansloos ten onder gingen, was Piero naar Frankrijk gevlucht, waar hij samen met zijn broers, Leone en Roberto, zijn militaire diensten was gaan aanbieden aan koningin Caterina de’ Medici (zie art. De dood van Filippo Strozzi). Die had hem, omwille van zijn verdiensten in de oorlogen tegen de keizer, benoemd tot maréchal de France (zie fig.1).

Uiteindelijk was de oorlog met Siena een conflict tussen Firenze en Siena, Spanje en Frankrijk, de Medici en de Strozzi, de Medici en de Florentijnse rebellen en onrechtstreeks tussen Cosimo I en Caterina de’ Medici.

Fig. 1 Piero Strozzi (Anoniem, Palazzo Vecchio)

In het vooruitzicht van een niet meer te vermijden militaire confrontatie, waarop Cosimo duidelijk had aangestuurd, had de hertog in het geheim reeds de nodige extra-troepen gelicht. Zijn leger bestond hoofdzakelijk uit militieleden die uit de verschillende delen van de Florentijnse contado kwamen en toegevoegd werden aan de Spaanse troepen. Het opperbevel van de campagne werd in samenspraak met de keizer toevertrouwd aan Gian Giacomo de’ Medici, de markies van Marignano uit de Milanese tak.
Cosimo wilde Siena gewoon inlijven, maar volgens de officiële versie wilde hij de Siënezen “bevrijden van de Franse dominantie”.

Het leger van Il Marignano, dat versterkt werd met eenheden van Federico Barbolano Montauto, Lucantonio Cuppano, Rodolfo Baglioni en Ascanio della Corgna, rukte op langs de Val di Chiana en bereikte Siena begin 1554. De markies boekte een eerste succes toen hij met een klein deel van zijn leger voor de stadsmuren van Siena verscheen en bij verrassing op 26 januari het fort aan de Porta Camollia (dat slechts verdedigd werd door 40 soldaten) kon innemen. Een verder doordringen in de stad mislukte echter door een tegenaanval van 300 Siënese haakbusschutters.

Op de oostelijke muur van de Zaal der 500 in het Palazzo Vecchio wordt de nachtelijke aanval op de Porta Camollia, onder leiding van Gian Giacomo, afgebeeld op de fresco's die Vasari en Stradano gemaakt hebben tussen 1567 en 1571 (zie fig.2). 

Fig. 2 Bestorming van de Porta Camollia (Vasari & Stradano, Palazzo Vecchio)

Marignano’s leger bereikte inmiddels een maximale sterkte van 24.000 infanteristen, 1.000 ruiters en beschikte over een 20-tal kanonnen. De markies was niet van plan de goed verdedigde stad direct aan te vallen en stelde zich tevreden met de omliggende stadjes en forten, die amper weerstand boden, één voor één in te nemen. Soms ging dat met wreedheden gepaard, zoals dat het geval was in Santa Colomba in maart 1554 waar alle mannelijke inwoners gedood werden. Piero Strozzi kwam af en toe met raids vanuit Siena de troepen van Marignano bestoken, maar alles bleef beperkt tot schermutselingen waarbij al bij al relatief weinig slachtoffers vielen.    

Op 11 juni 1554 waagde Strozzi  een uitval om contact te maken met de in aantocht zijnde versterkingen en om Marignano te verplichten achter hem aan te komen en de druk van Siena enigszins weg te nemen. Met een leger van 6.000 infanteristen en 500 ruiters forceerde hij een doorbraak naar Pontedera (aan de Arno) waar hij op 17 juni vervoegd werd door de Franse kapitein Fourquevaux en zijn 3.500 infanteristen (Italianen en Zwitserse Grigioni), evenals de 700 ruiters en 4 kanonnen, die de graaf van Mirandola, Lodovico Pico, gestuurd had.

Marignano, die Siena verder liet belegeren, was met een deel van zijn strijdmacht Strozzi van op afstand gevolgd en had zijn tenten opgeslagen in Pistoia.

Ondertussen had Strozzi op 20 juni de vallei van de Nievole (met o.a. Montecarlo en Montecatini) bezet, om er te wachten op de Franse hulptroepen die met schepen werden aangevoerd en in Viareggio moesten landen. Piero had immers het plan opgevat om met een sterk leger Firenze te komen bedreigen en op die manier een opstand in de stad tegen Cosimo op gang te brengen, waardoor de belegering van Siena zou worden opgeven. Door het uitblijven van de Franse vloot, die niet kon aanmeren wegens het slechte weer, moest Strozzi hier echter van afzien. Bovendien was er ook nog de opmars van keizerlijke troepen uit Milaan (6.000 infanteristen en 400 ruiters) die, onder leiding van Giovanni de Luna (van wie gezegd werd dat hij Filippo Strozzi, Piero’s vader zou vermoord hebben)  op weg waren om aan te sluiten bij het leger van il Marignano.

De situatie van het Frans-Siënese leger zag er niet echt rooskleurig uit en een terugtocht was onvermijdelijk. Aangezien Marignano de ganse stad niet had kunnen laten afsluiten slaagde Strozzi’s uitgeputte leger er in om eind juni terug te keren in Siena.  Daar werd het gebrek aan voedsel echter steeds groter en de enige manier om aan proviand te geraken waren de schaarse uitvallen van de belegerden. In februari 1554 was men zelfs nog genoodzaakt geweest 400 bocche inutili (“nutteloze monden”) d.w.z. de zwakkeren zoals zieken, ouderlingen, vrouwen en kinderen uit de stad te zetten en over te laten aan hun lot (m.a.w. aan de belegeraars).

Ondanks het feit dat zijn broer Leone Strozzi gedood was tijdens de gevechten betekende de verovering van Scarlino (Grosseto) toch goed nieuws voor Piero want daar was op 8 juli een vloot kunnen landen  met proviand en 2.200 Franse en Duitse soldaten aan boord, die zich aansloten bij Piero’s leger.
Maar Strozzi wilde nog steeds een open gevecht met Marignano vermijden en op 17 juli besliste hij opnieuw een uitval te wagen: hij liet in Siena een garnizoen van ca. 2.000 man achter onder het bevel van Blaise de Montluc (de Franse gouverneur van Siena) en marcheerde met zijn hoofdmacht (14.000 infanteristen, 1.000 ruiters, 5 kanonnen en de nodige munitie) naar de Val di Chiana. Daar kon hij met het buitgemaakte graan zijn troepen ravitailleren en in een snel tempo veroverde hij Lucignano en Marciano della Chiana, maar een opmars naar Arezzo moest hij opgeven door de komst van 3.000 Romeinse soldaten van Camillo Colonna
Toen Strozzi op 27 juli, na urenlange beschietingen, het stadje Foiano kon veroveren besloot Marignano om tot de actie over te gaan en het pas door de Siënezen veroverde Marciano aan te vallen. Strozzi liet (zoals Marignano gehoopt had) zijn troepen meteen naar Marciano oprukken en op 2 augustus 1554 kwam het, na enkele schermutselingen tijdens de voorafgaande dagen, daar dan eindelijk toch tot een beslissende veldslag aan de Scannagallo. Beide legers hadden post gevat op de heuvels die het dal van het riviertje omsloten (zie fig.3).

Fig. 3 Schierimenti della battaglia (Assoc.Culturale Scannagallo)

Tegenover de 14.000 infanteristen (3.000 Fransen, 3.000 Zwitsers, 3.000 Duitsers en 5.000 Italianen) en 1.000 Franse lichte ruiters van Strozzi stonden de 15.000 infanteristen (4.000 Spanjaarden, 4.000 Duitsers en 7.000 Italianen) en 1.500 Italiaanse lichte en zware ruiters van il Marignano, die in tegenstelling tot zijn tegenstander ook over enkele kanonnen beschikte. Zijn reserve werd gevormd door 400 Spaanse en Napolitaanse haakbusschutters (waarvan de helft te paard) en de minder ervaren Romeinse infanteristen van Camillo Colonna.          

Het gevecht begon met een aanval van de cavalerie van de Medici, die meteen al de ruiterij van Lodovico Pico della Mirandola op de vlucht joeg. Naar het schijnt had Gian Giacomo één van Pico’s vaandeldragers, Righetto del Campana, omgekocht met 12 met goudstukken gevulde flessen. Daarop stuurde Strozzi zijn Duitse landsknechten en de Zwitserse Grigioni uit het centrum naar voor, maar die kregen de volle laag van de 4 kanonnen van Marignano,
Gian Giacomo lanceerde een tegenaanval met zijn infanterie en toen zijn zware ruiterij (onder leiding van Marcantonio Colonna) de landsknechten van Strozzi ook nog in de rug ging aanvallen, brak er paniek uit. De Zwitsers en de Duitsers van Strozzi die nog in leven waren hielden het voor bekeken en verlieten het slagveld. Enkel de Italiaanse infanterie op Strozzi’s linkerflank, onder bevel van Paolo Orsini, de graaf van Caiazzo, kon een tijdje standhouden, maar ze werd omsingeld en moest zich uiteindelijk ook gewonnen geven (zie fig 4).

Fig.4 La battaglia di Marciano (Vasari, Palazzo Vecchio)

Op het fresco met de Slag van Marciano of Scannagallo zijn in de achtergrond de soldaten die voor Siena’s onafhankelijkheid vochten afgebeeld met een groene vlag waarop de woorden Cerca trova (“zoek en gij zult vinden”) staan. Voor sommige kunsthistorici kon dit betekenen dat zich achter het werk van Vasari op deze plaats Leonardo da Vinci’s fresco met de Slag van Anghiari uit 1505 bevond, maar boringen in 2012 hebben geen resultaat opgeleverd. Het is best mogelijk dat Cosimo aan Vasari de opdracht gegeven heeft om op het fresco een vrij sarcastische boodschap bij te plaatsen voor de Siënezen; “zij zochten de vrijheid en vonden….. de dood”. Op sommige vlaggen van de Siënezen verwees de geborduurde tekst naar verzen van Dante, in dit geval naar vers 71/72 uit Zang 1 van het Purgatorio.

Tijdens de slag, die enkele uren duurde, vielen er aan Florentijnse kant slechts 400 doden te betreuren terwijl er aan Frans-Siënese kant 4.000 doden en evenveel gekwetsten of gevangenen geteld werden. De Grigioni, die de slachting overleefd hadden, mochten naar hun land terugkeren en een groot aantal gevangenen (meestal Florentijnse rebellen) werd naar Firenze gebracht.
Piero Strozzi zelf werd gewond, ging op de vlucht en belandde eerst in Montalcino en daarna in Porto Ercole, van waaruit hij naar Frankrijk vertrok.

In de loop van de volgende maanden kreeg Gian Giacomo de versterkte plaatsen, waar nog haarden van verzet bestonden, onder controle en vernauwde hij de blokkade rond Siena. Aangezien zijn 26 kanonnen er niet in slaagden de muren te slechten trachtte hij gedurende de volgende 8 maanden de stad nog verder uit te hongeren. Iedereen die probeerde voedsel aan de Siënezen te bezorgen werd gedood. Een aantal van deze “verraders” werd door de Medici persoonlijk het hoofd ingeslagen.
In maart 1555 kon de ruiterij van Marignano een groep soldaten die een uitval hadden gedaan en op weg waren naar Montalcino in de pan hakken en op 17 april later gaf Blaise de Montluc zich tenslotte over. Marignano behandelde zijn verslagen tegenstander met het nodige respect en Alessandro Vitelli moest er (in opdracht van hertog Cosimo) op toezien dat de Fransen en Siënezen niet mishandeld werden. De Toscaanse hertog kondigde een algemene amnestie af en liet het Franse garnizoen vertrekken. Iedere Siënees die de stad wenste te verlaten mocht dat en een aantal onder hen trok naar Montalcino waar ze zich nog 4 jaar lang bleven verzetten tegen de Florentijnse onderwerping. Ondertussen was Siena en zijn territorium de facto bij het hertogdom Toscane gevoegd. Keizer Karels opvolger Filips II, de koning van Spanje, had op 3 juli 1557 het dominium Siena in leen gegeven aan hertog Cosimo en zijn opvolgers. 

             JVL

The Conquest of Siena: Piero Strozzi vs Gian Giacomo de' Medici

Siena, the imperial fief that had become a refuge for the Florentine exiles over the years, had been a thorn in the side of Duke Cosimo I de' Medici of Tuscany for decades. The Florentine rebels had already received the support of the French from 1537 and Cosimo had repeatedly pointed out to Charles V that they wanted to gradually separate Siena (which was still subordinate to the emperor) from the empire. He finally proved himself right when the commander of the local imperial garrison, Giovanni de Luna, faced an uprising in July 1552. As a loyal ally of the emperor, Cosimo sent troops to Siena, but not too many, so that the imperial garrison finally had to surrender on August 3, 1552. Charles V wanted the rebellious Siena, which had also opened its doors to a French army led by Piero Strozzi, to be punished by Garzia Alvarez de Toledo (Cosimo's brother-in-law), but Garzia had to return to Naples when a Franco-Turkish fleet appeared there. Cosimo got his way when, partly due to the problems in the Netherlands, the emperor now felt obliged to entrust him with the punitive expedition against Siena in 1554.  

Piero, the eldest son of Filippo Strozzi the younger and Clarice de' Medici (the sister of Lorenzo de' Medici il Giovane) was known as one of the fiercest opponents of Cosimo I. After the Battle of Montemurlo, where in 1537 the Florentine exiles against Cosimo's army, led by Alessandro Vitelli, went down without a chance,  Piero had fled to France, where he, together with his brothers, Leone and Roberto, had begun to offer his military services to Queen Caterina de' Medici (see art.  The death of Filippo Strozzi). Because of his merits in the wars against the emperor, he had appointed him maréchal de France (see fig.1).

In fact, the Sienese war was a conflict between Florence and Siena, Spain and France, the Medici and the Strozzi, the Medici and the Florentine rebels and indirectly between Cosimo I and Caterina de' Medici.

In the prospect of an unavoidable military confrontation, Cosimo had already secretly raised the necessary extra troops. His army consisted mainly of militiamen who came from the different parts of the Florentine contado and were merged with the Spanish troops. The supreme command of the campaign, in consultation with the emperor, was entrusted to Gian Giacomo de' Medici, the Marquis of Marignano from the Milanese branch. Cosimo simply wanted to incorporate Siena, but according to the official version, he wanted to "liberate the Sienese from French dominance".

Marignano's troops, joined by the forces of Federico Barbolano Montauto, Lucantonio Cuppano, Rodolfo Baglioni and Ascanio della Corgna, advanced along the Val di Chiana and reached Sienese territory in early 1554. The Marquis achieved a first success when he appeared with a small part of his army in front of the city walls of Siena and was able to take the fortress at the porta Camollia (which was only defended by 40 soldiers) by surprise on January 26. However, a further penetration into the city failed due to a counterattack by 300 Sienese arquebusiers.

On the eastern wall of the Hall of the 500 in the Palazzo Vecchio, the nocturnal attack on the Porta Camollia, led by Gian Giacomo, is depicted in the frescoes that Vasari and Stradano made between 1567 and 1571 (see fig.2). 

Marignano's army reached a maximum strength of  24,000 infantry, 1,000 cavalry and had about 20 guns. The Marquis had no intention of attacking the well-defended city directly and contented himself with taking the surrounding towns and forts, which offered hardly any resistance, one by one. Sometimes this was accompanied by atrocities, as was the case in Santa Colomba in March 1554 when all male inhabitants were killed. Piero Strozzi’s raids from Siena harassed occasionally Marignano's troops, but the hostilities were limited to skirmishes in which there were few casualties

On June 11, 1554, Strozzi attempted to make contact with the approaching reinforcements and forced Marignano to come after him taking some of the pressure off Siena. With an army of 6,000 infantry and 500 cavalry, he forced a breakthrough to Pontedera (on the Arno) where he was joined on June 17 by the French captain Fourquevaux and his 3,500 infantery (Italians and Swiss Grigioni), as well as 700 cavalry and 4 guns, sent by the Count of Mirandola, Lodovico Pico.

Marignano, who’s army kept on besieging Siena, followed Strozzi from a distance with a part of his forces and had pitched his tents in Pistoia.

Meanwhile, on June 20, Strozzi had occupied the valley of the Nievole (including Montecarlo and Montecatini), waiting for the French auxiliaries who were brought in by ships and had to dock in Viareggio. Piero wanted to march against Florence with a strong army to provoke in that city a revolt against Cosimo, which would force the duke to give up the siege of Siena. However, due to the absence of the French fleet, which could not dock due to the bad weather, Strozzi had to refrain from doing so. Moreover, there was also the advance of imperial troops from Milan (6,000 infantry and 400 cavalry) who, under the command of Giovanni de Luna (who was said to have killed Filippo Strozzi, Piero's father) were on their way to join the army of il Marignano.

The situation of the Franco-Sienese army did not look too good and a retreat was inevitable. Since Marignano had not been able to close off the entire city, Strozzi's exhausted army managed to  return  to Siena by the end of June. However, the lack of food in the city was increasing and the only way to get provisions was the sparse failures of the besieged.  In February 1554 they had even been forced to expel 400 bocche inutili ("useless mouths") i.e. the weak such as the sick, elders, women and children from the city and leave them to their fate (i.e. to the besiegers).

Despite the fact that his brother Leone Strozzi had been killed during the fight,  the capture of Scarlino (Grosseto)  meant good news for Piero because on July 8 a fleet with provisions and 2,200 French and German soldiers on board, who joined Piero's army, had been able to dock there.
But Strozzi still wanted to avoid an open fight with Marignano and on July 17, he decided to make another outbreak: he left a garrison of about 2.000 men in Siena under the command of Blaise de Montluc (the French governor of Siena) and marched with his main force (14,000 foot soldiers, 1,000 horsemen, 5 cannons and the necessary ammunition) to the Val di Chiana. There he was able to supply his troops with the seized grain and he conquered the towns of Lucignano and Marciano della Chiana. But he had to give up his attack on Arezzo, after the arrival of  3,000 Roman soldiers led by Camillo Colonna.

When Strozzi was able to capture the town of Foiano on July 27, after hours of shelling, Marignano decided to take action and attack Marciano, which had just been conquered by the Sienese. Strozzi (as Marignano had hoped) had his troops immediately advance towards Marciano and on August 2, 1554, after a few skirmishes during the preceding days, it finally came to a decisive battle on the Scannagallo, Both armies had taken up positions on the hills that enclosed the ditch of the river. (see fig.3).

Against the 14,000 infantry (3,000 French, 3,000 Swiss, 3,000 Germans and 5,000 Italians) and 1,000 French light cavalry of Strozzi were the 15,000 infantry (4,000 Spaniards, 4,000 Germans and 7,000 Italians) and 1,500 Italian light and heavy cavalry of il Marignano, who, unlike his opponent, also disposed of several cannons. His reserve was formed by 400 Spanish and Neapolitan arquebusiers (half of them on horseback) and the less experienced infantrymen of Camillo Colonna.         

The battle began with an attack by the Medici cavalry, driving the cavalry of Lodovico Pico della Mirandola to flight. Apparently Gian Giacomo had bribed one of Pico’s standard bearers, Righetto del Campana, with 12 bottles filled with gold coins. Strozzi sent his German landsknechts and Swiss Grigioni from the center  in the front line, but they were blown away by the 4 guns of Marignano,
Gian Giacomo launched a counterattack with his infantry and when his heavy cavalry (led by Marcantonio Colonna) attacked Strozzi's landsknechts in the back, panic broke out. Strozzi’s Swiss and  Germans soldiers who were still alive stopped fighting and left the battlefield.
Only the Italian infantry on Strozzi's left flank, commanded by Paolo Orsini, the Count of Caiazzo, could hold out for a while, but eventually they were surrounded and had to surrender (see fig. 4).

In the background of the fresco depicting the Battle of Marciano or Scannagallo, the soldiers who fought for Siena’s independence are depicted with a green flag bearing the words Cerca  trova ("search and you will find").    For some art historians, this could mean that on this location behind Vasari's work da Vinci had painted his fresco with the Battle of Anghiari in 1505, but drillings in 2012 have yielded no results. It is quite possible that Cosimo instructed Vasari to add a rather sarcastic message for the Sienese on the fresco; "they sought freedom and found death...". On some Sienese flags, the embroidered text referred to verses of Dante; in this case to verse 71/72, Canto 1 of the Purgatorio.

During the battle that lasted a few hours, only 400 people were killed on the Florentine side, while 4,000 dead and as many wounded or prisoners were counted on the French-Sienese side. The Grigioni, who had survived the slaughter, were allowed to return to their country and a large number of prisoners (mostly Florentine rebels) were brought to Florence. Piero Strozzi himself was wounded, went on the run and ended up first in Montalcino and then in Porto Ercole from where he travelled to France.

In the course of the following months, Gian Giacomo gained control of the fortified places, where there were still pockets of resistance, and narrowed the blockade around Siena. Since his 26 guns failed to break down the walls, he tried to starve the city even further for the next 8 months. Anyone who tried to deliver food to the Sienese was killed. A number of these "traitors" were personally executed by the Medici.
In March 1555, the cavalry of Marignano was able to crush a group of soldiers who had attempted to break out on their way to Montalcino, and on April 17 Blaise de Montluc finally surrendered. Marignano treated his defeated opponent with the necessary respect and Alessandro Vitelli had to ensure (by order of Duke Cosimo) that the French and Sienese were not mistreated. The Tuscan duke announced a general amnesty and ordered the French garrison to leave. Every Sienese who wished to leave the city was allowed to do so and a number of them went to Montalcino where they continued to resist Florentine subjugation for another 4 years. Meanwhile, Siena and its territory had de facto been annexed to the Duchy of Tuscany. Emperor Charles' successor Philip II, the king of Spain, had given the dominium Siena as a fief to Duke Cosimo and his successors on July 3,1557.

Literatuur:

Battini, G.                   Capitani di Toscana.  Firenze, 2005.
Condottieri di Ventura (Camillo Colonna), nr.477
Condottieri di Ventura (Gian Giacomo Medici), nr.1065
Dorini, U.                    I Medici e i loro tempi.  Firenze, 1989.
Gariboldi, R.               Il marchese avventuriero. Milaan, 2007.
Rendina, C.                 I Capitani di Ventura.  Rome, 2004.
Segni, B.                     Storie Fiorentine, vol.3. Firenze, 1835.
Trucchi, F.                  Vita e gesta di Piero Strozzi. Firenze, 1847.
Valacchi, F.                Siena. Milano, 1994.
Van Laerhoven, J.      Cosimo I. De eerste Medici-groothertog en stichter van de
Toscaanse staat (1519-74). Herk-de-Stad, 2011.
De Medici-condottieri. Herk-de-Stad, 2013.
Leonardo & Michelangelo a Firenze. Kermt, 2017.
zie art. De dood  van Filippo Strozzi: moord of zelfmoord?
zie art. De Medici uit Milaan.