Hertog Cosimo I en de weg naar de macht

Hertog Cosimo I en de weg naar de macht.

Cosimo de’ Medici, de enige zoon van Giovanni di Giovanni de’ Medici (beter bekend als Giovanni dalle Bande Nere) en Maria Salviati kreeg op maandag 8 januari 1537, amper 2 dagen na de dood van hertog Alessandro, een uitnodiging om voor de Senaat van de 48 te verschijnen. Hertog Alessandro was in de nacht van zaterdag 6 op zondag 7 januari door zijn vertrouweling en neef Lorenzino de’ Medici vermoord en Firenze had geen bestuurder meer (zie art. Alessandro de’ Medici’s wanbeleid en wangedrag).

Onmiddellijk na de moord had kardinaal Innocenzo Cibò, die zich als vertegenwoordiger van de Medici (hij was immers een kleinzoon van Lorenzo il Magnifico) geroepen voelde om de leiding op zich te nemen, een aantal senatoren laten bijeenkomen in het Palazzo Medici op maandagmorgen.  Er moest bijzonder snel gehandeld worden want de angst voor een volksopstand ten gevolge van de gebeurtenissen bij de senatoren was niet ongegrond. Daarom dat alles zoveel mogelijk geheim gehouden werd en er bijvoorbeeld niet in het Palazzo Vecchio, maar in het Palazzo Medici (aan de Via Larga) vergaderd werd. Indien er niet vlug een oplossing voor de successie gevonden werd, bestond bovendien de kans dat keizer Karel V, die hertog Alessandro geïnstalleerd had, de gelegenheid zou aangrijpen om een Spaans bewind door te voeren en een einde te stellen aan Firenze’s onafhankelijkheid (zoals dat ook in Napels gebeurd was waar er een onderkoning was aangesteld).

Cibò stelde meteen voor om zijn neefje Giulio, de jonge bastaard van de vermoorde Alessandro (die toen slechts 4 jaar oud was) als hertog te erkennen en hem (Cibò) als regent aan te duiden, maar dat idee werd even snel verworpen. De republikeinse fractie liet bij monde van haar vertegenwoordiger Palla Rucellai weten dat het moment gekomen was om terug te keren naar een echt republikeins bewind, maar omwille van de angst voor chaos en vendetta na een terugkeer van de bannelingen, werd ook dit voorstel snel afgevoerd. Een belangrijke groep senatoren met aan het hoofd Francesco Guicciardini en Ottaviano de’ Medici, was van mening dat men het leiderschap van Firenze best kon aanbieden aan de 17-jarige Cosimo de’ Medici, uit de Popolani-tak van de familie. Hij was immers de enige overblijvende Medici-telg die in aanmerking kwam voor de opvolging aangezien zijn neef Lorenzino, die in feite de oudste vertegenwoordiger van de familie was, door de moord op Alessandro elke kans op de successie vergooid had en Giulio, de bastaard van Alessandro, nog veel te jong was. 

Ottaviano di Lorenzo de’ Medici, uit de tak van Giovenco, had naar het schijnt zelf voor de eer bedankt en was voluit gegaan voor de kandidatuur van de jonge Cosimo (zie art. Ottaviano de’ Medici).
Ook Francesco Guicciardini (de rechtsgeleerde die in dienst geweest was van de Medici-pausen en zich in 1534 aan de zijde van Alessandro geschaard had) was een voorstander van Cosimo’s kandidatuur. Nog voor de beslissing genomen was had hij Cosimo, die in de Villa van Trebbio verbleef, een bericht gestuurd waarin hij hem aanmaande om naar Firenze te komen en zich gereed te houden voor een eventuele verkiezing. Tegelijkertijd had Guicciardini ook aan Alessandro Vitelli, het hoofd van de hertogelijke garde, opdracht gegeven om Cosimo met een escorte van 500 soldaten te begeleiden vanuit Trebbio naar het Fortezza da Basso, dat Vitelli in naam van de keizer bezet hield en waar toen ook Margareta van Oostenrijk, de weduwe van hertog Alessandro, bescherming genoot.

Francesco Guicciardini was er blijkbaar van overtuigd dat Cosimo weinig of geen ervaring en ook weinig interesse had voor de politiek en dat hij dus gemakkelijk zelf de sterke man achter de schermen kon worden. Naar het schijnt had Guicciardini ook gedacht aan een huwelijk tussen Cosimo en één van zijn eigen dochters. In feite had hij dus hetzelfde scenario voor ogen gehad als kardinaal Cibò, met dit verschil dat Cosimo geen bastaard was (zoals Giulio) en een stuk ouder. Al vrij snel zou echter blijken dat Guicciardini zich in de persoon van de 17-jarige Cosimo vergist had.

Fig.1  Cosimo de’ Medici (J. Pontormo, ca.1538, privé-collectie).

Jacopo Pontormo heeft van de jonge hertog een (geflatteerd) portret geschilderd dat waarschijnlijk naar diens toekomstige bruid Eleonora van Toledo gestuurd werd (zie fig.1)..

Toen de discussies in de Senaat omtrent zijn kandidatuur ook de volgende dag bleven aanslepen, forceerde Alessandro Vitelli (zoals afgesproken met Guicciardini) de zaken in het voordeel van Cosimo door zijn soldaten buiten op straat de naam van hun nieuwe hertog te laten scanderen. Alessandro Vitelli, die nog gevochten had met Cosimo’s vader Giovanni dalle Bande Nere en zich in 1532 in dienst gesteld had van hertog Alessandro, had daarmee nu ook zijn diensten aangeboden aan de zoon van zijn oude strijdmakker.
Onder druk van de omstandigheden was Cosimo dus op dinsdag 9 januari door de Senaat gekozen tot capo primario della città di Firenze e suo dominio. Het feit dat hij (nog) niet als hertog werd aangesteld, maar als het “hoofd van de stad Firenze en haar territorium”, maakte zijn verkiezing voor de meeste senatoren aanvaardbaar. Net zoals Guicciardini hadden velen van hen gedacht dat ze in de persoon van Cosimo de’ Medici een beïnvloedbare heerser zouden vinden en geen tiran zoals zijn voorganger, maar de ambities en de vastberadenheid van de jonge Medici zouden hen zeer snel in het ongelijk stellen. 
Cosimo, die zich bereid verklaarde de taak te aanvaarden, kreeg dezelfde bevoegdheden als Alessandro, weliswaar onder supervisie van een speciale raad van 4 om de beurt gekozen adviseurs, en “ slechts” een dotatie van 12.000 scudi (of dukaten) per jaar.  In die speciale raad zetelden o.a. Francesco Guicciardini, Francesco Vettori, Roberto Acciaiuoli, Matteo Strozzi, Ottaviano de’ Medici en Matteo Niccolini.

Fig. 2 Maria Salviati (Pontormo, 1543 Uffizi)

De jonge Cosimo was echter helemaal niet zo slecht voorbereid op zijn taak als velen gedacht hadden. Hij had hertog Alessandro il Moro verscheidene malen vergezeld op diens diplomatieke reizen en had eigenlijk altijd stiekem gehoopt dat hem ooit nog wel eens een belangrijke functie zou te beurt vallen.
Zijn moeder, Maria Salviati, had hem in ieder geval een opvoeding gegeven die hem op een eventueel leiderschap moest voorbereiden (zie fig. 2).
Op het ogenblik van de moord op Alessandro was zij in Firenze en meer dan waarschijnlijk heeft zij, door zeer snel contacten te leggen met de juiste personen (zoals Ottavio de’ Medici en Francesco Guicciardini), de verkiezing van haar zoon mee helpen mogelijk maken.
Wanneer op 21 juni 1537 in de Florentijnse Senaat het keizerlijk besluit werd voorgelezen dat Cosimo erkend werd als opvolger van hertog Alessandro en bekleed werd met dezelfde rechten en autoriteit, grepen de republikeinse bannelingen onder leiding van Filippo Strozzi en Baccio Valori naar de wapens. In de Slag bij Montemurlo wist Cosimo’s leger, dat werd aangevoerd door Alessandro Vitelli, op 2 augustus een belangrijke overwinning te behalen op de rebellen en op 30 september werd hij door keizer Karel V formeel erkend als erfelijke hertog van Firenze.

Tijdens zijn 37-jarig bewind is Cosimo er in geslaagd om eerst als hertog van Firenze en daarna als groothertog van Toscane het Medici-bewind zijn dynastieke vorm te geven en zijn staat het nodige aanzien te verschaffen.

JVL



Duke Cosimo I and the road to power.

 Cosimo de' Medici, the only son of Giovanni di Giovanni de' Medici (better known as Giovanni dalle Bande Nere) and Maria Salviati received an invitation to appear before the Senate of the 48 on Monday 8 January 1537, barely 2 days after the death of Duke Alessandro. Duke Alessandro had been murdered by his confidant and nephew Lorenzino de' Medici in the night from Saturday 6 to Sunday 7 January and Firenze had lost its ruler (see art.  Alessandro de' Medici's mismanagement and misconduct)

Immediately after the assassination, Cardinal Innocenzo Cibò, who, as a representative of the Medici (he was a grandson of Lorenzo il Magnifico), felt called upon to take charge, had a number of senators gather in the Palazzo Medici on Monday morning.  It was necessary to act very quickly because the fear among the senators of a popular uprising as a result of the events was not unfounded. That is why everything was kept secret as much as possible and, for example, meetings were not held in the Palazzo Vecchio, but in the Palazzo Medici (on Via Larga). Moreover, if a solution to the succession was not found quickly, there was a chance that Emperor Charles V, who had installed Duke Alessandro, would seize the opportunity to carry out Spanish rule and put an end to Florence's independence (as had happened in Naples where a viceroy had been appointed).
Cibò proposed to recognize as duke his nephew Giulio, the young bastard of the murdered Alessandro (who was only 4 years old at the time) and to appoint him (Cibò) as regent, but that idea was immediately rejected. The republican faction, through its representative Palla Rucellai, announced that the time had come to return to a real republican regime, but because of the fear of chaos and vendetta after a return of the exiles, this proposal was also quickly withdrawn. An important group of senators, headed by Francesco Guicciardini and Ottaviano de' Medici, claimed that the leadership of Florence could best be offered to the 17-year-old Cosimo de' Medici, from the Popolani branch of the family. After all, he was the only remaining Medici scion who was eligible for the succession since his nephew Lorenzino, who was in fact the oldest representative of the family, had wasted any chance of succession by murdering Alessandro and Giulio, Alessandro's bastard, was still far too young. 

Ottaviano di Lorenzo de' Medici, from the branch of Giovenco, had renounced his own appointment and had gone all out for the candidacy of young Cosimo (see art. Ottaviano de' Medici).

Francesco Guicciardini (the jurist who had been in the service of the Medici popes and had sided with Alessandro in 1534) was also a supporter of Cosimo's candidacy. Even before the decision was made, he had sent Cosimo, who was staying in the Villa of Trebbio, a message urging him to come to Florence and to be ready for a possible election. At the same time, Guicciardini had ordered Alessandro Vitelli, the head of the ducal guard, to accompany Cosimo with an escort of 500 soldiers from Trebbio to the Fortezza da Basso, which Vitelli occupied in the name of the emperor and where Margareta of Austria, the widow of Duke Alessandro, also enjoyed protection.
Francesco Guicciardini was convinced that Cosimo had little political experience and interest and that he could therefore easily become the strongman behind the scenes himself. Apparently Guicciardini had also hoped for a marriage between Cosimo and one of his own daughters. In fact, he had envisioned the same scenario as Cardinal Cibò, with the difference that Cosimo was not a bastard (as Giulio) and a lot older. However, it would soon become clear that Guicciardini was mistaken in the person of the 17-year-old Cosimo.

Jacopo Pontormo painted a (flattering) portrait of the young duke that was probably sent to his future bride Eleanor of Toledo and that is kept in a private collection (see fig.1).

When discussions in the Senate about his candidacy continued the next day, Alessandro Vitelli (as agreed with Guicciardini) forced things in Cosimo's favor by having his soldiers chant the name of their new duke outside on the street. Alessandro Vitelli, who had fought with Cosimo's father Giovanni dalle Bande Nere and had put himself in the service of Duke Alessandro in 1532, had now also offered assistance to the son of his old comrade-in-arms.
Under pressure of circumstances, Cosimo was elected capo primario della città di Firenze e suo dominio by the Senate on Tuesday January 9. The fact that he was not (yet) recognized as duke, but as the "head of the city of Florence and its territory", made his election acceptable to most senators. Like Guicciardini, many of them had thought that they had found with Cosimo a controllable ruler and not a tyrant like his predecessor, but the ambitions and determination of the young Medici would very quickly prove them wrong. 
Cosimo, who declared himself willing to accept the task, was given the same powers as Alessandro, albeit under the supervision of a special council of 4 advisers chosen in turn, and receiving "only" an endowment of 12,000 scudi (or ducats) per year.  The special council included Francesco Guicciardini, Francesco Vettori, Roberto Acciaiuoli, Matteo Strozzi, Ottaviano de' Medici and Matteo Niccolini.
But young Cosimo was not at all as ill-prepared for his task as many had thought He had accompanied Duke Alessandro il Moro several times on his diplomatic trips and had always secretly hoped that he would one day be given an important position.
His mother, Maria Salviati, had at least given him an education to prepare him for a possible leadership (see fig. 2). At the time of Alessandro's murder she was in Florence and more than likely, by very quickly establishing contacts with the right people (such as Ottavio de' Medici and Francesco Guicciardini), she helped to promote the election of her son.
When, on June 21, 1537, the Florentine Senate read out the imperial decree that Cosimo was recognized as the successor of Duke Alessandro and vested with the same rights and authority, the republican exiles  led by Filippo Strozzi and Baccio Valori  took up arms.  At the Battle of Montemurlo, Cosimo's army, led by Alessandro Vitelli, won a major victory over the rebels on August 2, and on September 30 he was formally recognized by Emperor Charles V as hereditary Duke of Florence.

During his 37 years of reign, Cosimo succeeded in giving the Medici regime its dynastic form first as Duke of Florence and then as Grand Duke of Tuscany and giving his state the necessary prestige.


 Literatuur:

D’Addario, A.              Eleonora di Toledo (Donne di Casa Medici). Firenze, 1997.
De’ Medici, O.             Storia della mia dinastia. Firenze, 2001.
Dorini, U.                     I Medici e i loro tempi.   Firenze, 1989.
Grassellini, E e.a.        Profili Medicei.  Firenze, 1982.
Guarini, E.                   Cosimo I de’ Medici. In: Dizionario biografico, vol.30 (1984).
Hibbert, C.                   The rise and the fall of the house of Medici. Londen, 1987.
Spini, G.                      Cosimo I e l’independenza del Pricipato Mediceo.  Firenze, 1980.
Strathern, P.                 The Medici Godfathers of the Renaissance.  Londen, 2003.
Van Laerhoven, J.        Cosimo I. De eerste Medici-groothertog.  Herk-de-Stad, 2011.
zie art. Alessandro de’ Medici’s wanbeleid en wangedrag
zie art. Ottaviano de’ Medici, de “hertogmaker” uit de andere tak.
zie art De dood van Filippo Strozzi; moord of zelfmoord?
Vannucci, M.               I Medici. Una famiglia al potere. Rome,1987.