Filippo Corbizzi, een doorn in het oog van Savonarola
Filippo Corbizzi, een doorn in het oog van Girolamo Savonarola.
Filippo was de jongste zoon (geboren ca. 1435?) van Giovanni di Filippo Corbizzi en Antonia di Roberto di Sozo de’ Bardi. Net zoals zijn vader (die lid van de signoria geworden was in 1464) had Filippo voor een politieke carrière gekozen, die hem in januari 1495 (tijdens het bewind van de dominicaanse boeteprediker fra Girolamo Savonarola) het gonfalonaat of het voorzitterschap van de signoria opleverde. Hij behoorde tot de factie van de arrabiati, die bekend stonden als hevige vijanden van de Medici, maar ook van Savonarola, die hen de “dolle honden” noemde.
Corbizzi had zijn verkiezing te danken aan het feit dat wegens de vrees voor een terugkeer van de in november 1494 verjaagde Piero de’ Medici, de 20 accoppiatori (die het regime moesten reorganiseren) voor een felle tegenstander van de Medici als leider van de signoria hadden geopteerd.
Filippo’s wapenschild is terug te vinden op de façade van het Palazzo Pretorio in San Sepolcro, waar hij in 1495 commissario of capitano (?) was (zie fig.1).
Gonfaloniere Corbizzi had op 8 januari 1495 Domenico da Ponzo(ne), een beruchte franciscaanse prediker uit Milaan naar Firenze laten komen om van op de kansel van Santa Croce het optreden van Savonarola te bekritiseren. Franciscanen en dominicanen waren aartsvijanden.
Da Ponzo veroordeelde het profetisch apostolaat van de frate en vond dat een geestelijke zich niet met staatszaken moest inlaten. Corbizzi was er echter niet van op de hoogte dat de franciscaan een geheim agent was van Ludovico Sforza il Moro, de hertog van Milaan. Die wilde een einde stellen aan het regime van Savonarola omdat hij (terecht) vreesde dat Firenze onder het bewind van de frate voor een alliantie met (Sforza’s vijand) Frankrijk zou kiezen. Toen da Ponzo’s dubieuze rol stilaan duidelijk werd, moest hij de stad verlaten. Naar het schijnt zou il Moro zelfs een aanslag op de frate gepland hebben.
Maar de kwestie of de clerus zich al dan niet met politieke zaken mocht bemoeien bleef op de agenda staan en Corbizzi liet in het Palazzo Vecchio, heuse debatten organiseren. Daarvoor had hij ook Tommaso da Rieti ingeschakeld, de prior van het dominicaner klooster van Santa Maria Novella. Broeder Tommaso was geen goede vriend van zijn ordegenoot uit San Marco en verkondigde, tot grote voldoening van Corbizzi, dat een geestelijke zich inderdaad niet met staatszaken moest bezig houden.
Savonarola had, nadat hij al de Grote Raad (hoofdzakelijk bevolkt met zijn aanhangers, de piagnoni) eind 1494 had laten instellen, immers ook plannen om de macht van de signoria en de Otto di Guardia (de 8 van de Veiligheid) te beperken. Beide colleges konden met een 2/3 meerderheid (de wet van de 6 bonen) zeer belangrijke beslissingen, zoals arrestaties, verbanningen, confiscaties, foltering en doodstraffen doorvoeren.
De arrabiati wilden daar echter niet van weten en Corbizzi beschuldigde de frate er van zich aan het hoofd van een politieke partij te hebben gezet en van persoonlijke rijkdommen te hebben opgestapeld in het klooster van San Marco (wat eigenlijk in beide gevallen onjuist was).
Savonarola had op Filippo’s aantijgingen enkel maar gereageerd door te verklaren dat “niet altijd de verstandigste mensen verkozen werden in de signoria”. Historicus Francesco Guicciardini noemde Corbizzi later zelfs een onbenul.
Op 1 maart 1495 werd in opvolging van Corbizzi een andere leider van de arrabiati, Tanai de’ Nerli, verkozen als gonfaloniere, maar toch kon Savonarola zijn wetsvoorstellen in verband met een mogelijk beroep tegen straffen van de Otto di Guardia en de invoering van de decima (een belasting op het ganse vermogen) in plaats van de catasto laten goedkeuren door de Grote Raad. Dat kon gebeuren met de steun van de bigi, de “grijzen” de gematigde vleugel van de Medici-aanhangers, die de frate (toen) nog goed gezind waren omdat zij hem nodig hadden om de wet op de algemene amnestie (voor hun getroffen medestanders, maar niet voor de Medici-broers zelf) te doen goedkeuren.
Vooral wegens de problemen met de paus begon de ster van Savonarola vanaf eind 1495 echter te tanen. In oktober had hij van paus Alexander VI preekverbod gekregen en zich teruggetrokken in zijn cel van San Marco. Maar in januari 1496 had de Borgia-paus, op vraag van een piagnoni-signoria, die geleid werd door Domenico Mazzinghi, dat verbod ingetrokken en Girolamo was weer op zijn preekstoel geklommen.
Wanneer er eind april 1496 een nieuwe signoria moest gekozen worden, werd er een poging ondernomen vanwege de zogenaamde Intelligentia, een groep van ca. 200 optimaten, om bij de verkiezingen van de colleges opnieuw de “echte” lottrekking in te voeren. In de Grote Raad hadden 2 mannen (kroniekschrijver Piero Parenti spreekt van “een man met weinig verstand” en een stoffenwever) een lijst verspreid met 45 namen van kandidaten (tegenstanders van Savonarola) die na hun verkiezing dat plan wilden doorvoeren. Savonarola, die eerder voorstander was van een geleide loting, werd op de hoogte gebracht en liet de 2 door de Otto di Guardia opsluiten en folteren. Er werden namen genoemd en volgens Guicciardini werden er stante pede 3 mannen gearresteerd: Filippo Corbizzi, Giovanni Benizzi en Giovanni da Tignano (1). Hun namen zullen zeer waarschijnlijk op de lijst van de 45 gestaan hebben, maar wie hun namen dan op die lijst geplaatst heeft, met of zonder hun medeweten, blijft een vraag (Machiavelli zou in 1513 iets gelijkaardig meegemaakt hebben tijdens de samenzwering van Boscoli).
Schiatta di Francesco Bagnesi (in 1495 nog lid van de 16 gonfalonieri di compagnia) en 24 andere “samenzweerders” kregen slechts een waarschuwing en/of een boete.
Corbizzi en zijn 2 lotgenoten beweerden onschuldig te zijn en wensten beroep aan te tekenen tegen het vonnis van de Otto, wat hen door de nieuwe wet was toegelaten. Dat beroep werd hen echter geweigerd door de volgende signoria met aan het hoofd Piero di Lucantonio degli Albizzi (een felle aanhanger van de frate) en de 3 werden door de Otto tot een levenslange gevangenisstraf (in de Stinche) veroordeeld. Wat er van Filippo Corbizzi (er is geen sterfdatum bekend) en zijn medegevangenen verder geworden is, blijft onduidelijk. Hij was niet gehuwd en had een onwettige zoon, de miniaturist Litti Corbizzi, die echter al in 1488 alle contact met zijn vader verbroken had omwille van een erfeniskwestie en die verder geen informatie heeft nagelaten.
De rancuneuze houding van Savonarola werd hem door een groot deel van de Florentijnse optimaten niet in dank afgenomen en het verzet tegen de frate werd steeds groter. Vooral de partij van de bigi (de gematigde Medici-aanhangers) onder leiding van Bernardo del Nero keerde zich nu ook tegen hem. Behalve de bigi, de palleschi (de fanatieke Medici-aanhangers), en de arrabiati kwamen ook de compagnacci (knokploegen onder aanvoering van Doffo Spini) in actie. Zij verstoorden piagnoni-bijeenkomsten en processies en hadden ook al een (mislukte) moordaanslag op Savonarola gepleegd (2)
In augustus 1497 reageerde de frate met het bekend maken van het zogenaamde complot van del Nero. Behalve Bernardo del Nero zelf, die in maart en april van dat jaar nog gonfaloniere was geweest, werden 4 notabele Florentijnen geëxecuteerd. Ook aan hen werd het recht op beroep ontzegd en ook dat is Savonarola bijzonder kwalijk genomen. Bij de terechtstelling van de frate in mei 1498 konden zijn vijanden eindelijk hun grief halen, maar of Filippo Corbizzi dat nog heeft meegemaakt, is niet geweten en zeer onwaarschijnlijk.
(1) Giovanni da Tignano is wellicht te identificeren met Giovanni di Zenobi del Benino (Benni da Tignano) die in 1476 en 1477 in de Tre Maggiori gezeteld heeft en geregistreerd werd als verkoper van veevoeders en olie. Het is niet onmogelijk dat Filippo Corbizzi of Giovanni Benizzi en Giovanni da Tignano dezelfde individu’s waren die Parenti omschreven heeft als “een man met weinig verstand” en een stoffenwever.
(2) Filippo mag niet verward worden met een ver familielid (?) en Savonarola-aanhanger Corbizzo da Castrocaro, die op 4 mei 1497 tijdens een opstootje tussen arrabiati en piagnoni klappen verkocht had aan Bartolommeo Giugni, een lid van de Otto di guardia die de frate naar zijn zeggen had willen doden.
JVL
Gonfalonieri di giustizia 1495:
jan/febr: Filippo Corbizzi (arrabiati)
mrt/apr: Tanai de’ Nerli (arrabiati)
mei/jun: Bardo di Bartolo Corsi (anti-Medici)
jul/aug: Lorenzo di Anfrione Lenzi (piagnoni)
sep/okt: Gino di Giuliano Ginori (piagnoni)
nov/dec: Antonio di Tuccio Manetti (piagnoni)
Filippo Corbizzi, a thorn in the side of Girolamo Savonarola
Filippo was the youngest son (born c. 1435?) of Giovanni di Filippo Corbizzi and Antonia di Roberto di Sozo de' Bardi. Like his father (a member of the signoria in 1464), Filippo had chosen a political career, which in January 1495 (during the reign of the Dominican preacher fra Girolamo Savonarola) earned him the presidency of the signoria. He belonged to the faction of the arrabiati, known as fierce enemies of the Medici, but also of Savonarola who called them the "mad dogs”.
Corbizzi owed his election to the fact that because of fears of a return of Piero de’ Medici (expelled in November 1494) the 20 accoppiatori (who had to reorganize the regime) had appointed a strong opponent of the Medici as the leader of the signoria.
His coat of arms can be found on the façade of the Palazzo Pretorio in San Sepolcro, where he was commissario or capitano (?) in 1495 (see fig.1)
On January 8, 1495, gonfaloniere Corbizzi sent for Domenico da Ponzo(ne), a famous Franciscan preacher from Milan to come to Florence and dispute Savonarola’s actions from the pulpit of Santa Croce. Franciscans and Dominicans were archenemies.
Da Ponzo condemned the prophetic apostolate of the frate and thought that a cleric should not interfere in state affairs. Corbizzi however, was unaware that the Franciscan was a secret agent of Ludovico Sforza il Moro. The Duke of Milan wanted to put an end to Savonarola’s regime because he feared (rightfully) that Florence would choose for an alliance with France (Sforza’s enemy) under the rule of the frate. When da Ponzo’s dubious role gradually became clear he had to leave the city. It seems that il Moro had even planned an attack on the life of the frate.
But the question of whether or not the clergy could interfere in political affairs, remained on the agenda and Corbizzi had real debates organized in the Palazzo Vecchio. For that matter he had also engaged Tommaso da Rieti, the prior of the monastery of Santa Maria Novella. Brother Tommaso was no friend of his fellow Dominican from San Marco and proclaimed to the great satisfaction of Corbizzi that a clergyman should indeed not deal with state affairs.
Savonarola, having already instituted by the end of 1494 the Great Council (mainly populated with his supporters, the piagnoni), had also plans to limit the power of the signoria and of the Otto di Guardia (the 8 of Security). With a 2/3 majority (the law of the 6 beans) both colleges were able to implement very important decisions, such as arrests, exiles, confiscations, torturing and death sentences.
The arrabiati did not want these powers to be challenged and Corbizzi accused the frate of putting himself at the head of a political party and of piling up personal wealth in the monastery of San Marco (which was actually incorrect in both cases).
Savonarola had only responded to Filippo's allegations by declaring that "not always the wisest people were elected to the signoria." Afterwards historian Francesco Guicciardini called Corbizzi a nobody.
On March 1, 1495, in succession to Corbizzi, another leader of the arrabiati, Tanai de' Nerli, was elected as gonfaloniere. Nevertheless Savonarola was able to see 2 of his new bills approved by the Great Council. Florentine citizens could make an appeal against sentences of the Otto di Guardia and a new tax on the entire property (the decima) was introduced. Passing these bills could be done with the support of the bigi, the "greys" the moderate wing of the Medici supporters, who were still in good spirits with the frate (at that time) because they needed him to get the general amnesty (not for the Medici brothers but for their excluded followers) approved.
Mainly because of the problems with the pope Savonarola's star began to wane from the end of 1495. In October, he had been forbidden to preach by Pope Alexander VI and had retired to his quarters at St. Mark's. But in January 1496, at the request of a piagnoni signoria, led by Domenico Mazzinghi, the Borgia Pope had revoked that ban and Girolamo climbed back on his pulpit.
When a new signoria had to be chosen at the end of April 1496, a group of ca. 200 optimates, the so-called Intelligentia, made an attempt to reintroduce the “real” lottery draw in the elections of the colleges.
In the Grand Council, 2 men (chronicler Piero Parenti speaks of "a man with little sense" and a cloth weaver) had distributed a list with 45 names of candidates (opponents of Savonarola) who were willing to realize the plan after being elected. Savonarola, who was rather in favour of a guided draw, was informed and had the 2 imprisoned and tortured by the Otto di Guardia. Names were revealed and according to Guicciardini, 3 men were arrested on the spot: Filippo Corbizzi, Giovanni Benizzi and Giovanni da Tignano (1). Their names will most likely have been on the list of the 45. But why their names were put on that list, with or without their knowledge, remains unknown (Machiavelli is said to have experienced something similar in 1513 during the conspiracy of Boscoli).
Schiatta di Francesco Bagnesi (in 1495 a member of the 16 gonfalonieri di compagnia) and 24 other “conspirators” received only a warning and/or had to pay a fine.
Corbizzi and his 2 companions claimed their innocence and wished to appeal against the verdict of the Otto, which they were allowed to do so by the new law. However, they were refused that appeal by the next signoria headed by Piero di Lucantonio degli Albizzi (a fierce supporter of the frate) and the 3 were sentenced by the Otto to life imprisonment (in the Stinche). What became of Filippo Corbizzi (no date of death is known) and his co-prisoners remains unclear. He was not married and had an illegitimate son, the miniaturist Litti Corbizzi, who had already cut off all contact with his father in 1488 because of an inheritance issue and did not leave any information.
Savonarola's resentful attitude was not appreciated by a large part of the Florentine optimates and the opposition against the frate was growing. The party of the bigi (the moderate Medici supporters) led by Bernardo del Nero now also turned against him. In addition to the bigi, the palleschi (the fanatical Medici supporters), and the arrabiati, the compagnacci (assault groups led by Doffo Spini) also took part in the action. They disrupted piagnoni meetings and processions and had already committed a (failed) assassination attempt on Savonarola (2).
In August 1497, the frate responded by revealing the so-called plot of del Nero. Apart from Bernardo del Nero (gonfaloniere in March and April 1497), 4 notable Florentines were executed. They were also denied the right to appeal, and Savonarola was particularly resented for that too. When the frate was executed in May 1498, his enemies were finally able to get their grievance, but whether Filippo Corbizzi lived to see it is not known and very unlikely.
(1) Giovanni da Tignano can probably be identified with Giovanni di Zenobi del Benino (Benni da Tignano) who seated in the Tre Maggiori in 1476 and 1477 and was registered as a seller of fodder and oil. It is not impossible that Filippo Corbizzi or Giovanni Benizzi and Giovanni da Tignano were the same individuals that Parenti described as "a man with little sense" and a fabric weaver.
(2) Filippo should not be confused with a distant relative (?) and Savonarola supporter Corbizzo da Castrocaro, who on May 4, 1497 during a clash between arrabiati and piagnoni had severely beaten a member of the Otto di Guardia, Bartolommeo Giugni, who had wanted to kill the frate.
Literatuur:
Burr Litchfield, R. Lijsten van de Tre Maggiori (1282-1532)
Tratte Search Interface (brown.edu)
De Pazzis, H & E. Savonarole. Parijs, 1998.
Guicciardini, F. Storie fiorentine dal 1378 al 1509.
Storie fiorentine dal 1378 al 1509/XIV - Wikisource
Jurdjevic, M. Guardians of Republicanism. Oxford, 2008.
Marietti, M. Savonarole. Parijs, 1997.
Rivière, J.M. L’ espace politique républicaine à Florence de 1494 à 1527. Parijs, 2005.
Van Laerhoven, J. Florentijnse wandelingen. Deel I. Kermt, 2020².
zie art. De gevreesde Acht van de Veiligheid.
zie art. De opkomst en de val van Savonarola.
zie art De samenzwering van Bernardo del Nero (1497).
zie art. Francesco Valori en de Savonaroliaanse beweging.
zie art. Was Savonarola’s Grote Raad werkelijk democratisch?
zie art. Wie waren de piagnoni van Savonarola…
Vannucci, M. Girolamo Savonarola: frate e capopopolo. Rome, 1997.
Villari, P. The Life and Times of Girolamo Savonarola. Londen, 1909.
Weinstein, D. Savonarola the Rise and Fall of a Renaissance Prophet. Londen, 2011.