Jacopo Gianfigliazzi, een opportunistische politieke overloper of een ervaren overlever?

Jacopo Gianfigliazzi, een opportunistische overloper of een ervaren overlever ?

Terwijl de meeste politici bij een regimeverandering of een regeringswissel in het Firenze van het Quattro-en Cinquecento in de gevangenis terecht kwamen, soms terecht gesteld werden of minstens verbannen werden, zijn sommige handige jongens er in geslaagd om alle stormen te doorstaan. Jacopo Gianfigliazzi (1470-1549) was één van hen. Wanneer hij op zijn 79ste overleed had hij 2 republikeinse revoluties (1494 & 1527) en 2 restauraties van het Medici-bewind (1512 & 1530) overleefd.
Toen het conflict tussen de Medici en de Albizzi in 1433 een climax bereikte, kwam het ook binnen de Welfische bankiersfamilie Gianfigliazzi tot een scheuring. Giovanni di Rinaldo was in het kamp van de Albizzi beland en Buongianni di Buongianni was een loyale bondgenoot van Cosimo de’ Medici en diens zoon en opvolger Piero il Gottoso geworden. Buongianni (1419-84) had Piero geholpen tijdens de crisis van 1466 en was daarvoor o.a. met het lidmaatschap van de 3 Maggiori (tussen 1476 en 1480) beloond geworden.

Het wapenschild van de Gianfigliazzi is terug te vinden op een fresco met de Patriarchen op het plafond van de familiekapel in de kerk van Santa Trinità (zie fig.1). In de kapel verwijst ook een lastra tombale (grafplaat) gemaakt door Verrocchio (?) naar Buongianni en diens broer Gherardo (+1463). De woontoren van de Gianfigliazzi bevindt zich in de Via Tornabuoni, nr.1, vlak in de buurt van de kerk.

Fig. 1 Stemma Gianfigliazzi (Santa Trinità)

Ook met Lorenzo de’ Medici waren de relaties opperbest en toen op 16 juli 1470 Jacopo Gianfigliazzi (de jongste zoon van Buongianni en Maddalena Parenti) geboren werd, was niemand minder dan il Magnifico zijn peetvader.

In tegenstelling met zijn oudere broer Gherardo, die na de vlucht van de Medici in november 1494 de kant van de republikeinen gekozen had en verscheidene malen (tussen 1494 en 1507) in het stadsbestuur gezeteld had, was Jacopo Gianfigliazzi een trouwe medestander van Lorenzo’s oudste zoon, Piero, gebleven. Hij had nog geen deel uitgemaakt van de 3 Maggiori (daarvoor was hij nog te jong) maar eind oktober 1494 behoorde hij reeds tot de delegatie die onder leiding van Piero de’ Medici lo Sfortunato naar Sarzana was getrokken om er te onderhandelen met de Franse koning Karel VIII.
Jacopo was er ook bij toen Piero op 8 november geen toegang meer kreeg tot het Palazzo Vecchio en vergezelde de jonge Medici een dag later toen die nog een ultieme poging deed om zijn vel te redden en naar de Piazza della Signoria trok, maar daar door de massa werd weggehoond.

Alleen al met het vertrek van de Medici-broers waren de opstandelingen blijkbaar tevreden want Medici-getrouwen zoals Jacopo werden niet in ballingschap gestuurd. In 1495, nadat Girolamo Savonarola de macht in handen gekregen had, werd er zelfs een algemene amnestie afgekondigd voor de gewezen aanhangers van Piero lo Sfortunato. 

Jacopo Gianfigliazzi was zeker geen supporter van Savonarola want op de petitie van juli 1497, ter verdediging van de boeteprediker en gericht aan paus Alexander VI, is zijn naam niet terug te vinden (1). Maar toen er een maand later een complot ontdekt werd om Piero terug aan de macht te brengen dreigde er onheil. Bernardo del Nero, Lorenzo Tornabuoni, Giovanni Cambi, Gianozzo Pucci en Niccolò Ridolfi werden terechtgesteld, Nofri Tornabuoni en Lionardo Bartolini werden tot rebel verklaard. Piero Pitti, Francesco Martelli en Tommaso Corbinelli werden opgepakt en in ballingschap gestuurd. Jacopo Gianfigliazzi, die als “goede vriend” van de Medici (samen met 15 anderen) bij verstek tot een verbanning veroordeeld werd, had zich uit voorzorg zelf reeds op non-actief gezet in zijn buitenverblijf van Marignolle. Uit het oog was immers uit het hart.

Tijdens het bestuur van gonfaloniere di giustizia a vita (banierdrager van het gerecht voor het leven) Piero Soderini (1502-12) kwam Jacopo weer op het voorplan (Piero de’ Medici was in 1503 gesneuveld aan de Garigliano, zodat er geen vrees meer bestond voor een eventuele terugkeer) en kon zijn politieke carrière voor goed van start gaan. Nadat hij in 1507 opgenomen was in de  Raad van de 12 (buonomini) zetelde hij in 1508 in de Raad van 80 en in 1510 werd hij verkozen tot prior. In januari 1511 werd hij lid van de 8 van de Veiligheid  (8 di guardia).
Maar ook na de terugkeer van de Medici in 1512, toen Soderini aan de kant geschoven werd, bleef Jacopo in het bestuur zetelen: hij was lid van de Balìa (de urgentieraad) die de touwtjes in handen moest nemen en werd aangesteld als één van de 17 riformatori  (hervormers) van het bewind.Gianfigliazzi werd een geapprecieerd adviseur van Giuliano (de latere hertog van Nemours) en Lorenzo de’ Medici il Giovane (de latere hertog van Urbino), met wie hij blijkbaar constant in contact gebleven was. In augustus 1513 had Lorenzo het bestuur in Firenze overgenomen van zijn oom Giuliano die in Rome tot gonfaloniere della chiesa (militair leider van de Kerk) benoemd was.

In  datzelfde 1513 werd Jacopo in Firenze aangesteld als kapitein van de Parte Guelfa en maakte hij deel uit van een ambassade die naar de pas verkozen paus Leo X (Giovanni de’ Medici) gestuurd werd. Op het einde van het jaar kreeg hij zitting in de 10 van de Oorlog (di guerra).
In 1514 werd hij gonfaloniere di giustizia en opgenomen in de Raad van 70 voor het stadsdeel van Santa Maria Novella.
Toen paus Leo X in november 1515 een bezoek gepland had aan Firenze was Jacopo samen met andere Medici-getrouwen zoals Francesco Minerbetti, Francesco Guicciardini, Benedetto de Nerli en Matteo Strozzi de kerkvorst tegemoet gegaan in Cortona en had hij hem 3 dagen te gast gehad in de villa van Marignolle. Zeer waarschijnlijk staat hij op het fresco met de pauselijke intrede dat Vasari en Stradano geschilderd hebben in de Sala di Leone X van het Palazzo Vecchio in 1559/60.

Fig.2 San Leo (Vasari & Stradano, Sala di Leone X, Palazzo   Vecchio)

Nadat hij begin 1517 nog prior geweest was in de signoria werd hij in mei tijdens de Oorlog van Urbino samen met Antonio Ricasoli en zijn schoonbroer Francesco da Pier Filippo Pandolfini (Jacopo was gehuwd met Smeralda Pandolfini) benoemd tot Florentijns legercommissaris. In september was hij aanwezig bij de inname van de vesting van San Leo. In dezelfde Zaal van Leo X, hebben dezelfde kunstenaars ook een fresco geschilderd van deze gebeurtenis.  Jacopo was toen 47 jaar en staat (bovenaan links ?) tussen de aanvoerders van het leger (zie fig.2).

Naar aanleiding van de geschillen tussen de Medici-paus en koning Frans I werd hij in maart 1518 als onderhandelaar naar Frankrijk gestuurd, waar hij een jaar heeft verbleven en er meer dan waarschijnlijk zijn stadsgenoot Leonardo da Vinci ontmoet heeft. Hij behield echter de contacten met Lorenzo de’ Medici il Giovane via een uitgebreide correspondentie met diens secretaris Gregorio Gheri.
In 1521 werd hij voor de 2de maal gonfaloniere en in 1522 maakte hij deel uit van het Florentijns gezantschap dat naar de nieuwe paus (Hadrianus VI) gestuurd werd.

Ondertussen hadden zijn broer Gherardo en zijn verre neef Bertoldo di Bertoldo uit de andere tak van de Gianfigliazzi tijdens de republikeinse periode verscheidene keren een zitje gehad in het stadsbestuur, maar na de terugkeer van de Medici in 1512 waren zij uit beeld verdwenen.
Gherardo’s zoon Bongianni had blijkbaar het republikeins gedachtegoed van zijn vader afgezworen want hij is na de terugkeer van de Medici tussen 1518 en 1531 nog 5 keer in de 3 Maggiori opgenomen.
Bertoldo’s zoon Rinaldo was net zoals zijn vader een republikein in hart en nieren gebleven want na zijn 1ste optreden als lid van de 12 in 1501 is hij pas eind 1527 lid van de 16 geworden. Dat was dus na de republikeinse opstand van april/mei 1527 toen kardinaal Silvio Passerini en zijn 2 jeugdige Medici-beschermelingen Alessandro en Ippolito verjaagd werden.

Ook ditmaal werd er Jacopo, die zijn gehechtheid aan de Medici niet onder stoelen of banken gestoken had, niets in de weg gelegd. Reeds op 26 april 1527 tijdens het zogenaamde Vrijdag-tumult hadden een groep republikeinen onder leiding van Piero Salviati het aftreden van het Medici-bestuur geëist. Na de fameuze Sacco di Roma in begin mei, kwam het in Firenze tot ongeregeldheden en onder aanvoering van Rinaldo Corsini werden de leden van de signoria gegijzeld en vielen er enkele gekwetsten. Samen met andere Medici-getrouwen als Matteo Strozzi en Agostino Dini had Jacopo getracht om de gemoederen te bedaren, maar onder druk van de omstandigheden had gonfaloniere Luigi Guicciardini de verbanning van de Medici moeten goedkeuren.
Op 16 mei werd Niccolò di Piero Capponi, de 55-jarige woordvoerder van het nieuwe regime (de 3de republiek) door de Grote Raad (waar Jacopo meer dan waarschijnlijk nog zitting in had) voor minstens 1 jaar verkozen tot banierdrager. Als gematigd republikein moest Capponi al meteen afrekenen met de radicale vleugel die een terugkeer naar het bewind van Soderini voorstond, maar kreeg hij de steun van de groep der optimaten, waar nog vele Medici-aanhangers deel van uit maakten.

Jacopo Gianfigliazzi, was in Firenze gebleven (in tegenstelling tot Medici-getrouwen zoals Francesco Guicciardini, Roberto Acciaiuoli en Baccio Valori),  maar hield zich verder gedeisd en wachtte geduldig op de ommekeer die er kwam in augustus 1530 toen keizerlijke en pauselijke troepen de stad konden innemen en een einde aan de republiek stelden. Hij werd één van de 24 accoppiatori  (de” verzamelaars”) die moesten zorgen voor de verkiezing van de magistraten en de samenstelling van de bestuurscolleges.
Hij behoorde in april 1532 tot de 12 riformatori die het Medici-regime vorm moesten geven. Alessandro de’ Medici werd aangesteld als erfelijke hertog van Firenze en Gianfigliazzi werd (samen met de andere riformatori) automatisch opgenomen in de Senaat van 48.
Wanneer ook aan die episode een einde kwam met de moord op hertog Alessandro was hij in 1537 (samen met o.a. Francesco Guicciardini en Ottaviano de’ Medici) lid van het selecte groepje raadgevers van de nieuwe hertog Cosimo I. Hij zetelde in een ganse reeks commissies (pratiche) en bleef (voor het leven) een loyaal lid van de Senaat. Als naaste medewerker van de hertog zal hij ook geregeld uitgenodigd geweest zijn voor de bijeenkomsten van de Pratica Segreta, die Cosimo in 1545 opgericht had als hoogste bestuursorgaan. In een halve eeuw was Firenze van de wankele republiek van Piero de’ Medici, die Jacopo nog gekend had toen hij zijn eerste stappen in de politiek gezet had, geëvolueerd tot het stevig principaat van hertog Cosimo I.

Jacopo overleed op 25 april 1549: hij had alle revoltes, belegeringen en politieke veranderingen, die hij tijdens zijn leven had meegemaakt, zonder noemenswaardige problemen overleefd. Dat is ongetwijfeld kunnen gebeuren omwille van zijn politieke ervaring (hij wist wanneer hij zich in de luwte moest houden en een zekere gematigdheid aan de dag moest leggen) en uiteraard ook dankzij de nodige portie geluk. Een echte windhaan of overloper, die uit opportunisme constant van kamp verandert kan men hem niet noemen en uiteindelijk is hij altijd (soms iets meer uitgesproken dan anders) een Medici-aanhanger geweest.
Een ganse reeks directe en aanverwante afstammelingen van Jacopo stelden zich in dienst van de Medici-groothertogen en volgden hem op in de Senaat tot in 1630 (2).

JVL

(1)     Jacopo di Bongianni Gianfigliazzi mag niet verward worden met Jacopo di Bongianni Borgianni, een trouwe volgeling van Savonarola (een piagnone) die in 1495 lid van de 12 en in 1496 en 1505 prior geweest is.

(2)     Gianfigliazzi senatoren:
zonen: Bongianni (1549) en Luigi (1571)
kleinzonen: Gianbattista di Pierfilippo (1580) en Jacopo di Bongianni (1600)
achterkleinzoon: Orazio di Gianbattista (1615)
neven: Bongianni di Gherardo (1546) en Alessandro di Gherardo (1573)
achterneef: Piero di Bongianni di Gherardo (1558)

 

Jacopo Gianfigliazzi, an opportunistic turncoat or an experienced survivor?

While during a change of regime or a change of government in Quattro-and Cinquecento Florence most politicians ended up in prison, were executed or at least exiled, some handy fellows managed to weather all the storms. Jacopo Gianfigliazzi (1470-1549) was one of them. When he died at the age of 79,  he had survived 2 republican revolutions (1494 & 1527) and 2 restorations of the Medici regime (1512 & 1530).

When the conflict between the Medici and the Albizzi reached a climax in 1433, it also came to a schism within the Guelfian Gianfigliazzi banking family. Giovanni di Rinaldo had ended up in the Albizzi's camp and Buongianni di Buongianni had become a loyal ally of Cosimo de' Medici and his son and successor Piero il Gottoso. Buongianni (1419-84) had helped Piero during the crisis of 1466 and had been rewarded with memberships of the 3 Maggiori (between 1476 and 1480).

The coat of arms of the Gianfigliazzi can be found on a fresco with  the Patriarchs on the ceiling of the  family chapel in the church of Santa Trinità (see fig.1). In the chapel, a lastra tombale (tomb plate) made by Verrocchio (?) also refers to Buongianni and his brother Gherardo (+1463). The residential tower of the Gianfigliazzi is located in Via Tornabuoni, no.1, near the church.

Relations with Lorenzo de' Medici were also at its best and when Jacopo Gianfigliazzi (the youngest son of Buongianni and Maddalena Parenti) was born on July 16, 1470, none other than il Magnifico was his godfather.
Unlike his older brother Gherardo, who had sided with the republicans after the flight of the Medici in November 1494 and had been elected several times (between 1494 and 1507) in the city council, Jacopo Gianfigliazzi had remained a loyal supporter of Lorenzo's eldest son Piero. Not yet having been part of the 3 Maggiori (he was still too young) he was already a member of the delegation led by Piero de’ Medici lo Sfortunato to Sarzana to negotiate with the French king Charles VIII in October 1494. Jacopo was at Piero’s side when he was denied access to Palazzo Vecchio on November 8 and when the young Medici made an ultimate attempt to save his skin and went to the Piazza della Signoria the next day (booed away by the crowd), Jacopo was also in his company.

The insurgents were apparently more than satisfied with the departure of the Medici brothers because Medici loyalists such as Gianfigliazzi were not sent into exile. Girolamo Savonarola came to power and in 1495, a general amnesty was even declared for the former supporters of Piero lo Sfortunato

Jacopo Gianfigliazzi was surely no Savonarola supporter, because the petition of July 1497, in defence of the penitential preacher and addressed to Pope Alexander VI, does not contain his name (1). But when a plot to bring Piero back to power was discovered a month later, mischief threatened. Bernardo del Nero, Lorenzo Tornabuoni, Giovanni Cambi, Gianozzo Pucci and Niccolò Ridolfi were executed, Nofri Tornabuoni and Lionardo Bartolini were declared rebels. Piero Pitti, Francesco Martelli and Tommaso Corbinelli were arrested and sent into exile. Jacopo Gianfigliazzi, being a "good friend" of the Medici, was (along with 15 others) sentenced in absentia to exile, but out of precaution he had already left for his country house in Marignolle. Out of sight was out of mind.

During the government of gonfaloniere di giustizia a vita (standard-bearer for life), Piero Soderini (1502-12), Jacopo came back on stage (Piero de' Medici had been killed at the Garigliano in 1503 so that there was no longer any fear of a possible return) and his political career could take off for good. After being elected to the Council of the 12 (buonomini) in 1507, he sat on the Council of 80  in 1508 and was chosen as prior in 1510. In January 1511 he became a member of  the 8 of Security (di guardia).
But also after the return of the Medici in 1512, when Soderini was overthrown, Jacopo remained on the board: he seated in the Balìa (an emergency council) that was to take control of the situation and was appointed as one of the 17 riformatori (reformers) of the regime.

Gianfigliazzi became an appreciated advisor to Giuliano (later Duke of Nemours) and Lorenzo de' Medici il Giovane (later Duke of Urbino), with whom he had apparently remained in regular contact. In August 1513 Lorenzo had taken over the government of Florence from his uncle Giuliano, who had  been assigned as gonfaloniere della chiesa (military leader of the Church) in Rome.
In that same year 1513 Jacopo was elected as captain of the Parte Guelfa in Florence and was part of an embassy sent to the newly installed Pope Leo X (Giovanni de' Medici). At the end of the year he was attached to the 10 of the War (di guerra).
In 1514 he became gonfaloniere di giustizia and was included in the Council of 70 for the city quarter of Santa Maria Novella.
When Pope Leo X planned a visit to Florence in November 1515, Jacopo, together with other Medici faithful  such as Francesco Minerbetti, Francesco Guicciardini, Benedetto de Nerli and Matteo Strozzi, met the church leader in Cortona and received him as a guest in the Villa Marignolle for 3 days. Jacopo is most likely on the fresco with the papal entry that Vasari and Stradano painted  in the Sala di Leone X of the Palazzo Vecchio in 1559/60.

After having been prior in the signoria in early 1517, he was appointed Florentine army commissioner in May during the War of Urbino together with Antonio Ricasoli and his brother-in-law Francesco da Pier Filippo Pandolfini (Jacopo was married to Smeralda Pandolfini).  He was present at the taking of the fortress of San Leo in September 1517 of which the same artists painted a fresco in  the same Room of Leo X.  Jacopo was 47 years old at the time and stands (top left ?) among the commanders of the army (see fig.2).

Due to the quarrels between the Medici pope and King Francis I, he was sent as a negotiator to France in March 1518, where he stayed for a year and more than likely met his fellow townsman Leonardo da Vinci. However, he remained in close contact with Lorenzo de' Medici il Giovane through an extensive correspondence with his secretary Gregorio Gheri.
In 1521 he became gonfaloniere for the 2nd time and in 1522 he was part of the Florentine embassy sent to the new pope (Hadrian VI). 

Meanwhile, his brother Gherardo and his distant cousin Bertoldo di Bertoldo from the other branch of the Gianfigliazzi had seated in the city council several times during the republican period, but after the return of the Medici in 1512 they got out of the picture.
Gherardo's son Bongianni had apparently renounced his father's republican ideas because he was 5 times part of  the 3 Maggiori after the return of the Medici between 1518 and 1531.
Bertoldo's son Rinaldo, like his father, had remained a republican at heart because after his 1st appearance as a member of the 12 in 1501, he did not become a member of the 16 until the end of 1527. That was clearly after the republican uprising of April/May 1527 when Cardinal Silvio Passerini and his 2 youthful Medici protégés Alessandro and Ippolito were driven out of Florence.

Once again, Jacopo, who had not hidden his attachment to the Medici, was not harassed. Already on April 26, 1527, during the so-called Friday tumult, a group of republicans led by Piero Salviati had demanded the resignation of the Medici administration. After the famous Sacco di Roma in  early May, there were disturbances in Florence and under the leadership of Rinaldo Corsini, the members of the signoria  were taken hostage and some people were injured. Together with other Medici loyalists such as Matteo Strozzi and Agostino Dini, Jacopo had tried to calm tempers, but under the pressure of circumstances, gonfaloniere Luigi Guicciardini was forced to approve the banishment of the Medici.
On May 16, Niccolò di Piero Capponi, the 55-year-old spokesman of the new regime (the 3rd republic) was elected banner bearer by the Grand Council (with Jacopo more than likely still among its members) for at least 1 year. Being a moderate republican, Capponi immediately had to deal with the radical wing that advocated a return to Soderini's rule, but he received the support of the group of optimates, which still included many Medici supporters.

Jacopo Gianfigliazzi stayed in Florence, but kept wisely a low profile and was waiting patiently for the turnaround that came in August 1530 when imperial and papal troops were able to invade the city and put an end to the republic.  He was chosen as one of the accoppiatori (the “collectors”) who had to take care of the election of the magistrates and the composition of the administrative colleges.
In April 1532 he was one of the 12 riformatori who were to shape the Medici regime. Alessandro de' Medici was appointed hereditary Duke of Florence and Jacopo (along with the other riformatori) was automatically admitted to the new Senate of 48.
When that episode also came to an end with the assassination of Duke Alessandro in 1537, he joined the select group of advisers of the new Duke Cosimo I (together with men such as Francesco Guicciardini and Ottaviano de' Medici). He served on a whole series of committees (pratiche) and remained a loyal member of the Senate for life. As a close associate of the duke he must also have been invited regularly to the meetings of the Pratica Segreta which Cosimo had established in 1545 as the highest governing body. In half a century Florence had evolved from the shaky republic of Piero de’ Medici, which Jacopo had known when he had taken his first steps in politics, into the firm principate of Cosimo I.

Jacopo died on April 25, 1549: he had survived all the revolts, sieges and political changes that occurred during his lifetime without any significant problems. This had undoubtedly something to do with his political experience (he knew when to stay in the shadows and show a certain moderation) and of course with a necessary portion of luck. He cannot be called a real turncoat or a defector, who constantly changes sides out of opportunism, and in the end he has always been (sometimes more than less) a Medici supporter.
A whole list of Jacopo’s direct and related descendants entered the service of the Medici Grand Dukes and succeeded him in the Senate until 1630 (2).

 (1)   Jacopo di Bongianni Gianfigliazzi should not be confused with Jacopo di Bongianni Borgianni a loyal follower of Savonarola (a piagnone) who was a member of the 12 in 1495 and prior in 1505.

(2)    Gianfigliazzi senators:
sons:  Bongianni (1549) and Luigi (1571)
grandsons: Gianbattista di Pierfilippo (1580) and Jacopo di Bongianni (1600)
great grandson: Orazio di Gianbattista (1615)
cousins: Bongianni di Gherardo (1546) and Alessandro di Gherardo (1573)
second cousin: Piero di Bongianni di Gherardo (1558)

Literatuur:

Ammirato, S.               Istorie Fiorentine, vol.5/6.  Firenze, 1848.
Arrighi, V.                   Gianfigliazzi, Jacopo. In Dizionario Biografico, vol, 54 (2000).
Burr Litchfield, R.       Lijsten van de Tre Maggiori (1282-1532)  
                                    Tratte Search Interface (brown.edu)
Cecchi, A.                    Palazzo Vecchio.  Firenze, 1989.
Manni, D.                     Il Senato Fiorentino.  Firenze, 1771.
Moisé, F.                      Illustrazione storico artistica del Palazzo de' Priori,
                                     Sala di Leone X (conoscifirenze.it).
Rivière, J.                     L’espace politique républicain à Florence de 1494 à 1527:
                                     réforme des  institutions et constitution d’une élite de gouvernement.  
                                     Parijs, 2005.     Microsoft Word - Thèse.docx (core.ac.uk)
Van der Sman, G.         Lorenzo & Giovanna.  Leiden, 2009.
Van Laerhoven, J.        Alessandro d’ Medici “il Moro” (1512-37). Kermt, 2019.
                                     Cosimo I. De eerste Medici-groothertog en stichter van de Toscaanse
                                     staat (1519-74).  Herk-de-Stad, 2011.
                                     De Medici & hun relaties met de andere Florentijnse families in
                                     de 15de en 16de eeuw. Deel I (Gianfigliazzi).  Herk-de-Stad, 2015.
                                     Giuliano & Lorenzo de Medici)hertogen van Nemours en Urbino.   **
                                     Kermt, 2019.
                                     Piero de’ Medici “de onfortuinlijke” (1472-1503).  Kermt, 2019.
                                      zie art. De samenzwering van Bernardo del Nero (1497).
                                      zie art. Firenze en de verbanningen van 1434.
                                      zie art. Hertog Cosimo I en de weg naar de macht.
                                      zie art. Piero Soderini, staatsman of simpele geest?