Giovanni Gentile, de filosoof van het fascisme

Giovanni Gentile, de filosoof van het fascisme.


In de basiliek van Santa Croce, die het pantheon van Firenze genoemd wordt, kan men tussen de graven van Michelangelo, Galilei, Machiavelli en andere beroemdheden in een kapel van het linker transept ook het graf van Giovanni Gentile terugvinden. Op zijn grafplaat staat vermeld dat hij  o.a. filosoof, opvoeder, minister en senator geweest is.

Grafplaat van Gentile in de Basiliek van Santa Croce (Cappella San Lorenzo)

Grafplaat van Gentile in de Basiliek van Santa Croce (Cappella San Lorenzo)

De man is echter minister van onderwijs geweest in de regering van Benito Mussolini, van 30 oktober 1922 tot 1 juli 1924, lid van de Grote Fascistische Raad in 1925 en senator van 1921 tot 1943 en men kan zich afvragen waarom een notoir fascist zijn graf gekregen heeft in de kerk van Santa Croce. Giovanni Gentile stond bekend als de filosoof van het fascisme, nadat hij samen met Mussolini de Doctrine van het Fascisme geschreven had. Net zoals Mussolini was Gentile eerst een socialist, dan een liberaal en tenslotte een nationalist geworden. Als filosoof werd hij sterk beïnvloed door Hegel, Marx, Fichte en Nietsche, maar uiteindelijk kon hij zijn neo-idealisme (het Idealismo Attuale) het best vereenzelvigen met het fascisme van Mussolini. De vorming van de uomo nuovo (een Italiaanse versie van  de übermensch) paste het best in de fascistische visie dat de staat (de natie) voorrang heeft op het individu en het best kan zorgen voor zijn culturele ontwikkeling.

Giovanni is geboren in Sicilië, zijn vader was apotheker en zijn moeder onderwijzeres en nadat hij aan de Hogere Normaalschool van Pisa gestudeerd had (waar hij later directeur werd) behaalde hij in 1897 zijn laurea (universiteitsdiploma) in filosofie. In 1901 trouwde Giovanni met Erminia Nudi en werd vader van 6 kinderen.  Als academicus gaf hij les aan de universiteiten van Palermo, Pisa, Rome, Firenze en Milaan. In 1919 was hij gemeenteraadslid in Rome en toen Benito Mussolini op 30 oktober 1922 zijn 1ste regering mocht vormen werd Giovanni zijn minister van onderwijs (Pubblica Instruzione). Hij nam de ministerpost op als een soort van onafhankelijke want hij is pas in 1925 officieel lid van de PNF (Partito Nazionale Fascita) geworden.
Met zijn Riforma Gentile zorgde hij meteen voor een drastische hervorming van het Italiaanse onderwijs. In 1923 was nog ca. 37% van de Italianen ongeletterd en Gentile zag het als de taak van de staat om voor de opvoeding van zijn inwoners te zorgen.
Na de lagere school, volgde de scuola tecnica (de technische school) en eventueel het istituto tecnico voor de minder begaafden. Voor diegenen die gingen verder studeren was er eerst het gimnasio en daarna het liceo (classico of scientifico) dat kon voorbereiden op universitaire studies. Er was nog duidelijk sprake van een klassenonderwijs, maar Gentile zorgde voor studiebeurzen. Hij probeerde het onderwijs ook meer open te stellen voor vrouwen (zowel wat het studeren als het lesgeven betrof) maar uiteindelijk werd het liceo feminile wegens gebrek aan belangstelling opgedoekt in 1928. Gentile was ook een grote voorstander van het onderwijsconcept van Maria Montessori, maar toen Mussolini zich teveel met haar onderwijsmethode ging bemoeien, verliet zij Italië en werd de Montessori-methode (waarbij de nadruk gelegd werd op zelfontplooiing van het kind) opgegeven.

Gentile zag het fascisme ook als een voltooiing van het Italiaanse Risorgimento (de eenmaking) en in de anderstalige regio’s (zoals Zuid-Tirol, Slovenië en Kroatië) werd alleen in het Italiaans onderwezen. Hij noemde zichzelf een overtuigd katholiek, maar hij vond dat de invloed van de kerk op de ontwikkeling van het individu niet te ver mocht gaan en hij was voorstander om het verplicht godsdienstonderwijs te beperken tot de lagere school. Hij had dan ook de nodige moeite met het Concordaat van Lateranen dat Mussolini op 11 februari 1929 afgesloten had met de paus, waarbij de katholieke kerk haar macht gevoelig zag uitbreiden. Politiek en godsdienst waren voor Gentile in feite 2 aparte dingen.
Gentile is altijd een aanhanger van het fascistisch regime gebleven, maar met de maatregelen was hij het dus niet altijd eens.

Ondanks het feit dat Gentile mee verantwoordelijk was voor het afleggen van de Eed van trouw aan het fascisme (1931) heeft hij, toen hij aan de Enciclopedia Italiana werkte (vanaf 1925) en ook toen hij directeur was van de Hogere Normaalschool in Pisa (vanaf 1928), ook niet-fascisten in dienst genomen omwille van hun bekwaamheden. Hij was ook geen voorstander van de rassenwetten uit 1938 (die eigenlijk een navolging waren van het Duitse voorbeeld) en hij heeft zelfs een aantal Joden een beschermende hand boven het hoofd gehouden.
Tijdens de oorlogsjaren heeft Giovanni Gentile zich bijzonder gedeisd gehouden; hij deed zich pas op 24 juni 1943 opmerken met zijn oproep aan de Italianen (fascisten en niet-fascisten) om zich te verzoenen. Dat werd hem door de radicale zwarthemden niet in dank afgenomen en hij kreeg doodsbedreigingen.
Wanneer dan echter op 23 september 1943 (na de Italiaanse overgave op 8 september) in Salò de Repubblica Sociale Italiana (RSI), met de door de Duitsers bevrijde Benito Mussolini als regeringshoofd, werd opgericht, bracht Gentile een bezoek aan de Duce en betuigde hem zijn steun. Hij had nu eenmaal voor het fascisme gekozen en hij vond dat hij het regime dan ook trouw moest blijven.
Mussolini’s minister van onderwijs, Carlo Alberto Biggini, benoemde Gentile tot voorzitter van de Accademia d’Italia, die van Rome naar Firenze (in het Palazzo Serristori) werd overgebracht.

Op 30 maart 1944 kreeg Gentile doodsbedreigingen van het verzet, dat hem verantwoordelijk achtte voor de dood van 5 jonge mannen die op 22 maart waren geëxecuteerd omdat ze geweigerd hadden legerdienst te doen in de RSI, waaraan Giovanni zijn steun had toegezegd. 
Op 15 april werd Gentile, toen hij terugkeerde van de Accademia, vóór zijn woning, de Villa Montalto (Via al Salviatino) in de Fiesolaanse heuvels, door een groepje partizanen onder leiding van Bruno Fanciullacci neergeschoten. Zijn chauffeur bracht hem nog zo snel mogelijk naar het hospitaal van Careggi, maar alle hulp kwam te laat. In het bijzijn van minister Biggini werd Gentile met groot vertoon en onder ruime belangstelling op 18 april 1944 ten grave gedragen in de basiliek van Santa Croce waar alle grootheden van Italië (Tempio dell’ Itale glorie) een rustplaats kregen.

Niet iedereen in verzetskringen was het eens met deze moord. Het CTLN (Comitato Toscano di Liberazione Nazionale) veroordeelde de aanslag. Alleen de communisten (het GAP of de Gruppi di Azione Patriottica dat de actie uitgevoerd had) vonden hun optreden terecht. Toen de fascisten wilden wraak nemen is de familie van Gentile tussenbeide gekomen om de geplande vendetta af te blazen.
Zeer merkwaardig en onverwacht zijn de woorden van de Florentijnse journaliste en schrijfster Oriana Fallaci (zelf op jonge leeftijd lid van een verzetsgroep) ten aanzien van het gebeuren. Zij noemde in een brief uit 2000 aan haar vriend, de politicus en filosoof Chicco Testa (gepubliceerd in mei 2010 door Il Giornale), de moord onterecht en lafhartig omdat Gentile volgens haar geen “echte fascist” was. Zij was verder ook van mening dat “de partizanen er beter aan gedaan hadden de bruggen in Firenze te ontmijnen (augustus 1944) dan een groot filosoof te vermoorden” (zie artikel over de Slag van Firenze).

Francobollo_Giovanni_Gentile.jpg

Giovanni Gentile is de enige fascist die na WO2, in 1994, op een Italiaanse postzegel verschenen is.
In 2011 werd in de Florentijnse gemeenteraad het voorstel verworpen om een straat in Firenze naar hem te noemen en er gaan nog steeds stemmen op om het graf van Giovanni Gentile te verwijderen uit de kerk, maar daar is voorlopig geen sprake van. Men kan daar voor of tegen zijn, maar men mag toch niet vergeten dat in dezelfde kerk de tombe staat van een zekere Niccolò Machiavelli, die al 450 jaar eerder het totalitarisme en de macht van een grote leider gepredikt had.

Gentile ligt in Santa Croce samen met de Poolse prinses Sofia Zamoyska, de Corsicaanse vrijheidstrijder Pasquale di Paoli en de musicus Luigi Cherubini begraven in de San Lorenzokapel, die ook bekend staat als de Machiavellikapel, maar dat zal wel louter toeval zijn….

JVL

Giovanni Gentile, the philosopher of fascism.

 

In the Basilica of Santa Croce, called the pantheon of Florence, one can find among the tombs of Michelangelo, Galilei, Machiavelli and other celebrities also the tomb of Giovanni Gentile in a chapel of the left transept.  His grave plate states that he has been a philosopher, educator, minister and senator. However, the man served as Minister of Education in the government of Benito Mussolini,  from  October 30, 1922 to July 1, 1924, he was a member of the Great Fascist Council in 1925 and senator from 1921 to 1943 and one may wonder why a notorious fascist got his grave in the church of Santa Croce.  Giovanni Gentile was known as the philosopher of fascism when he wrote together with the Duce the Doctrine of Fascism. Like Mussolini, Gentile had  become first  a socialist,  then a liberal and finally a nationalist. As a philosopher he was strongly influenced by Hegel, Marx, Fichte and Nietsche, but in the end he was best able to identify his neo-idealism (the  Idealismo Attuale) with Mussolini's fascism. The formation of  the  uomo nuovo  (an Italian version of the übermensch) best fit into the fascist vision that the state (the nation) takes precedence over the individual and can ensure his cultural development in the best way.

Giovanni was born in Sicily, his father was a pharmacist and his mother a school teacher and after studying at the Scuola Normale Superiore of Pisa (where he later became director) he obtained his laurea  (diploma) in philosophy in 1897. In 1901 Giovanni married Erminia Nudi and became a father of 6 children.  As an academic he taught at the universities of Palermo, Pisa, Rome, Florence and Milan. In 1919 he was a city councilor in Rome and when Benito Mussolini formed his first government on October 30, 1922, Giovanni became his minister of education (Pubblica Instruzione).).  He took up the ministerial post as an independent because he only joined the PNF (Partito Nazionale Fascista) officially in 1925.
With his Riforma Gentile  he  immediately  organized a drastic reform of the Italian education system. In 1923, about 37% of Italians were illiterate and Gentile saw it as one of the tasks of the state to take care of the education of its inhabitants.
After primary school, the less gifted could go to the  scuola tecnica  (the technical school)  and eventually to the  istituto tecnico  . For those who wanted to pursue higher studies there was first the  gimnasio  and then  the  liceo (classico  or  scientifico) that could prepare for the university. The system was clearly an example of class education, but Gentile provided scholarships. He also opened up the system to women (both in terms of studying and teaching) but eventually the liceo feminile was closed due to lack of interest in 1928. Gentile was also a strong supporter of Maria Montessori's educational concept, but when Mussolini became too involved in her teaching method, she left Italy and the Montessori method (with an emphasis on child self-development) was abandoned.

Gentile also saw fascism as an achievement of the Italian  Risorgimento  (unification) and in the foreign-speaking regions (such as South Tyrol, Slovenia and Croatia) was taught only in Italian.
He called himself a staunch Catholic, but he felt that the church's influence on the development of the individual should not go too far and he was in favor of limiting compulsory religious education to primary school. He therefore had some difficulties with the Concordat of Lateran that Mussolini had concluded with the Pope on  February 11, 1929, allowing the expansion of the power of the Catholic Church. Politics and religion were in fact 2 separate things for Gentile.
Giovanni remained a true supporter of the fascist regime, but he did not always agree with its actions and measures.

Despite the fact that Gentile was jointly responsible for taking the Oath of Allegiance to Fascism (1931), he did not hesitate to employ non-fascists (because of their abilities) when he was working at the Enciclopedia Italiana (from 1925) and when he was director of the Scuola Normale Superiore in Pisa (from 1928). He was against the 1938 racial laws (which were actually an imitation of the German example) and he even protected the jobs of a number of Jews.
During the war years Giovanni Gentile kept a low profile; the only time that he came in the spotlight was on  June 24, 1943 when he urged all Italians (fascists and non-fascists) to put aside their differences. But that only resulted in a few death threats from radical fascists.
However, when, on  September 23, 1943 (after the Italian surrender on  September 8), the Repubblica Sociale Italiana (RSI) was founded in Salò  with  Benito Mussolini, liberated by the Germans, at the head of the new government, Gentile went to visit the Duce and expressed his support. He had made his choice for fascism and he felt that he should remain faithful to the regime.Mussolini's minister of education, Carlo Alberto Biggini, appointed Gentile president of the Accademia d' Italia, transferred from Rome to Florence (with the seat in Palazzo Serristori).

On March 30, 1944, Gentile received death threats from members of the resistance, because they found him responsible for the death of five young men who had been executed on March 22 for refusing military service in the RSI, to which Giovanni had pledged his support. On April 15, when Gentile returned from the Accademia he was shot by a group of partisans led by Bruno Fanciullacci in front of his home, the Villa Montalto (in Via al Salviatino) in the Fiesolan hills. His chauffeur drove him as quickly as possible to Careggi hospital, but all help came too late.
In the presence of Minister Biggini, Gentile was buried with pump and circumstance on April 18, 1944 in the Basilica of Santa Croce where all the greats of Italy (Tempio dell' Itale glorie) received their resting place.

Not everyone in the resistance agreed with the murder. The CTLN (Comitato Toscano di Liberazione Nazionale) condemned the attack. Only the Communists (the GAP or the  Gruppi di Azione Patriottica that had performed the attack) were pleased with their action. When the fascists wanted revenge, Gentile's family intervened to call off the inevitable vendetta.
Very curious and rather unexpected are the words of the Florentine journalist and writer Oriana Fallaci (herself being a member of a resistance group at a young age) regarding the event. In a 2000 letter to her friend, the politician and philosopher Chicco Testa (published in May 2010 by Il Giornale),  she called the murder unjustified and cowardly because, in her opinion, Gentile was not a "true fascist." She also felt that "the partisans instead of killing a great philosopher had better taken the mines from the bridges in Florence” (August 1944).

In 1994 Giovanni Gentile was the only fascist who appeared on a stamp after WW2. In 2011, the Florentine city council rejected the proposal to name a street in Florence after him and some people still want the removal of Giovanni’s tomb from the church. But in that case they should not forget that only a few steps away in the same church is the grave of a certain Niccolò Machiavelli, a man who preached totalitarianism and strong leadership some 450 years before.

Gentile is buried in Santa Croce with the Polish Princess Sofia Zamoyska, the Corsican freedom fighter Pasquale di Paoli and the musician Luigi Cherubini in the San Lorenzo Chapel, which is also known as the Machiavelli Chapel, but that will be mere coincidence…

 

Literatuur:

Bocca, G.               Storia dell’ Italia partigiana. Milaan, 1996.
De Giorgi, F.         Montessori, Maria,  in: Dizionario  biografico, vol.76 (2012).
De Meijer, P.        De filosofie en de macht. Het geval Giovanni Gentile, in: De Gids, jg.149 (1986).
Gregor, J.A.           Giovanni Gentile. Philosopher of Fascism. Londen, 2017.
Sasso, G.                Gentile, Giovanni,  in: Dizionario biografico, vol.53 (2000).
Tognon, G.            La Riforma Gentile. Croce e Gentile, in: Treccani (2016).  
Van Laerhoven, J. zie art. De Slag om Firenze.                                       

                                                                                               JVL