Franciabigio en de Madonna zonder gelaat

Franciabigio en de Madonna zonder gelaat

In het Chiostro dei Voti (het atrium) van de basilica van Santissima Annunziata hebben verscheidene Florentijnse meesters tussen 1509 en 1517 fresco’s geschilderd met als onderwerp het Leven van de Heilige Filppo Benizzi en het Leven van Maria. Eén van die kunstenaars was Francesco di Cristofano Guidici, beter bekend als Franciabigio. Francia was een afkorting voor Francesco en bigio verwees naar het grijze habijt van de Compagnia di San Giobbe (een broederschap) waarvan hij lid was.

Hij was de zoon van een wever uit Milaan en had na zijn leertijd bij Mariotto Albertinelli in 1506 een atelier geopend op de Piazza del Grano samen met een andere meester van de hoog-renaissance, Andrea del Sarto. Die had in het chiostro tussentussen 1509 en 1510 reeds enkele scènes geschilderd uit het Leven van de Heilige Filppo Benizzi en daarna samen met Pontormo en Franciabigio de opdracht van de Servieten (de “dienaars van Maria”) gekregen om er een cyclus over het Leven van de Heilige Maagd te maken. Franciabigio heeft in 1513 het fresco met het Huwelijk van Maria (rechts naast de ingang van de kerk) voor zijn rekening genomen. Soms wordt er beweerd dat Andrea del Sarto reeds aan het fresco begonnen was, maar dat is weinig waarschijnlijk.

Fig.1 Lo Sposalizio della Vergine (Franciabigio, Santissima Annunziata)

Bijzonder merkwaardig aan dit werk is het feit dat Maria, enkele andere vrouwen en een zittende man zonder gelaat zijn afgebeeld (zie fig.1).
Francesco heeft zeker niet met opzet het gelaat van Maria en enkele andere figuren onafgewerkt gelaten. Er kan ook geen sprake zijn van vandalisme uit latere tijden want daar is niets over bekend er is niet geraakt aan de andere fresco’s in het atrium.
Vasari vertelt in zijn Vite dat Franciabigio zelf de gezichten van de figuren heeft weggekapt en dat er achteraf geen aanpassingen gebeurd zijn uit respect voor de kunstenaar.
Blijft de vraag waarom hij zijn eigen fresco zou beschadigd hebben en o.a. het gelaat van de Madonna zou hebben doen verdwijnen.

Ofwel kan het Franciabigio’s reactie geweest zijn op een stuk gelopen relatie met een vrouw, die hij had afgebeeld als de Madonna. Vele kunstenaars namen immers als model voor hun figuren mensen of geliefden uit hun onmiddellijke omgeving. Maar in het geval van Francesco kan dat betwijfeld worden want hij was op de hoogte van de huwelijksproblemen van zijn vriend en collega Andrea del Sarto en volgens Vasari had hij zich voorgenomen om zich nooit aan een vrouw te binden. Ook het “gelaatloos” maken van enkele andere figuren naast Maria en de zittende man op de voorgrond had dan verder geen zin.

Het kon ook zijn dat Franciabigio niet tevreden was met het gepenseelde resultaat en (zoals ook Michelangelo dat  gedaan had) minder geslaagde fragmenten (in dit geval de hoofden) verwijderd had. Maar dan zou hij daarna met zekerheid snel een correctie hebben uitgevoerd en dat is dus niet gebeurd.
Hierbij sluit de ietwat ver gezochte bewering aan dat hij zijn eigen werk wilde vernielen omdat hij het minderwaardig vond ten opzichte van het fresco met de Geboorte van Maria, dat del Sarto rond dezelfde tijd naast het zijne geschilderd had. Beide kunstenaars leefden en werkten al geruime tijd samen en ook nadat zij ieder hun eigen bottega geopend hadden (in 1516) en concurrenten werden, bleven zij bevriend. Als men beide fresco’s vergelijkt is er trouwens ook weinig reden om het fresco van Franciabigio als minderwaardig te bestempelen. Maar wat de bezoeker van het chiostrino zeker zal opgemerkt hebben is dat het zonder twijfel het fresco met de Visitatie van Pontormo (uit 1514/16) is, dat de werken van zijn collega-kunstenaars in het chiostrino overtreft.

Vasari beweert dat Franciabigio zijn fresco gemutileerd had omdat hij razend geworden was toen hij ontdekte dat de monniken (die ongeduldig waren naar de gelaatstrekken van Maria) de afschermende doeken hadden weggehaald en waren komen kijken naar het fresco dat nog niet gereed was. Dat moet kort na 20 september 1513 gebeurd zijn, toen hij zijn 4de en laatste betaling voor het werk ontvangen had.
De woedende schilder had een hamer gegrepen en was zijn kunstwerk, en in de eerste plaats de Madonna, te lijf gegaan. De door het lawaai toegestroomde monniken konden hem beletten om verdere vernielingen aan te richten en zouden hem (nog steeds volgens Vasari) zelfs een dubbel salaris aangeboden hebben om verder te werken. Maar Franciabigio weigerde en liet het fresco voor wat het was. De meeste kunstenaars hielden (en houden) er niet van om hun werk te tonen vooraleer het af is.
Men zou kunnen opmerken dat Andrea del Sarto, naar wiens werk de nieuwgierige monniken ook komen kijken waren, daar niet op een dergelijke manier op gereageerd heeft. Maar dat zal wel met de verschillende karakters van de 2 kunstenaars te maken gehad hebben.
Het schilderijtje met een monnik die aan één van de vensters tegen de koepel van het chiostrino komt kijken is een ludieke verwijzing naar het ganse gebeuren uit latere tijden.

De meest voor de hand liggende reden van Franciabigio’s boosheid zal ook aan het optreden van de monniken gelinkt zijn, maar eerder te maken gehad hebben met een herziening van het contract en een verlaging van zijn salaris. Wanneer de kunstenaar dat te horen gekregen heeft, zal hij misschien van oordeel geweest zijn dat hij dan “voor minder geld” ook “minder fresco” moest leveren.
De opdrachtgevers eisten dat Franciabigio het werk zou afmaken en dreigden met een rechtszaak, maar daar werd echter geen gevolg aan gegeven.
Toen de Servieten dan aan de andere  kunstenaars vroegen om het tafereel verder af te werken weigerden die alle 3. Vasari voert aan dat het uit respect was voor hun collega, maar Sarto, Rosso en Pontormo zullen wellicht begrepen hebben dat de actie van Franciabigio aan de opdrachtgevers duidelijk gemaakt had dat er ook aan hun contract en salarissen niet moest geknibbeld worden.

Franciabigio, die een gerenommeerd portrettist was, heeft nog vele andere afbeeldingen van de Heilige Maagd gemaakt en als men zich afvraagt hoe “zijn” Madonna er zou uitgezien hebben kan men bijvoorbeeld terecht in de Uffizi om er de Madonna del Pozzo uit 1510 te bekijken (zie fig.2).

Fig.3 Franciabigio ? Lo Sposalizio della Vergine

Misschien heeft Francesco zichzelf op het fresco met het Huwelijk van Maria, tussen de omstaanders geplaatst (zie fig.3 ). Volgens sommige bronnen is hij de man die ons (volgens de toen gangbare traditie) als auteur aankijkt, maar een gelijkenis met het zelfportret uit de Kress Collection van New York uit 1516, toen hij 32 was, (zie fig.4) is toch ver te zoeken. Afgaande op de kledij (het grijze habijt?) zou het ook de man kunnen zijn, die naast hem in het groepje staat (zie fig.3).

Franciabigio zou ook Lorenzo de’ Medici il Giovane een plaats gegeven hebben in het fresco. Blijkbaar zouden de Servieten op zijn afbeelding aangedrongen hebben en hij zou dan de gesluierde man (in het rood) achter bruidegom Jozef kunnen zijn (zie fig.1) . Waarom die zich dan min of meer verbergt achter een hoofddoek is onduidelijk; wanneer het fresco in 1513 gemaakt is kon Lorenzo zich gerust in de openbaarheid vertonen aangezien de Medici reeds in september 1512, na hun terugkeer in hun vaderstad, opnieuw de macht hadden gegrepen.
In 1518 is Francesco persoonlijk met Lorenzo (de latere hertog van Urbino) in contact gekomen toen hij met Ridolfo Ghirlandaio de feestelijkheden ter gelegenheid van het huwelijk van de Medici-telg moest organiseren. In 1520/21 mocht hij samen met Andrea del Sarto en Pontormo de Medici-villa van Poggio a Caiano decoreren in opdracht van paus Leo X (Giovanni de’ Medici).

Toen de meeste van zijn collega’s tijdens de pestepidemie van 1523/24 de stad ontvlucht waren is Franciabigio in Firenze gebleven en heeft hij er samen met zijn broer Agnolo gewerkt aan de decoratie van de San Pancrazio, de parochiekerk van zijn familie. Na zijn overlijden op 14 januari 1525, waarschijnlijk ten gevolge van één van de volgende pestilenties, heeft de Compagnia di San Giobbe daar ook voor zijn begrafenis gezorgd. Zijn lichaam werd later overgebracht naar de Cappella di San Luca van de Santissima Annunziata, toen die in 1565 een grafkapel werd voor de Accademia delle Arti del Disegno.

JVL



Franciabigio and the faceless Madonna.

In  the Chiostro dei Voti (the atrium) of the basilica of Santissima Annunziata, a group of Florentine masters painted frescoes between 1509 and 1517 on the life  of Saint Filppo Benizzi and the Life of Mary. One of those artists was Francesco di Cristofano Guidici, better known as Franciabigio. Francia was short for Francesco and bigio refered to the grey habit of the Compagnia di San Giobbe (a brotherhood), of which he was a member.

He was the son of a Milanese weaver and, after his apprenticeship with Mariotto Albertinelli in 1506, he had his workshop in the Piazza del Grano together with another master of the High Renaissance, Andrea del Sarto. Between  1509 and 1510 del Sarto had already painted some scenes from  the Life of Saint Filppo Benizzi in the chiostro and  then, together with Pontormo and Franciabigio, was commissioned by the Servites (the "servants of Mary") to make a cycle about  the Life of the Blessed Virgin. In 1513, Franciabigio painted the fresco with the Marriage of Mary (on the right of the entrance of the church). It is sometimes said that Andrea del Sarto had already started it but that is unlikely.

This work is particularly remarkable because Mary, some other women and a seated man are faceless (see fig.1).
Francesco certainly did not intentionally leave the face of Mary and some other figures unfinished. There can also be no vandalism from later times, because nothing is known about this and the other frescoes in the atrium have not been touched.
Vasari tells us in his Vite that  Franciabigio himself cut away the faces of the figures and that no adjustments were made afterwards out of respect for the artist. Then the question remains why he would have damaged his own fresco and made the face of the Madonna (and some other figures) disappear.

Perhaps it was Franciabigio's reaction to a wrong-ended relationship with a woman he had depicted as the Madonna. Many artists chose people from their immediate surroundings or loved-ones as models for their characters. But in Francesco's case, that can be doubted because he was aware of the marital problems of his friend and colleague Andrea del Sarto and, according to Vasari, he had resolved never to take a wife. To vandalize a few other figures, some women next to Mary and a seated man in the foreground, then also makes no further sense.

It could also be that Franciabigio was not satisfied with the result and (as Michelangelo had done) decided to remove less successful fragments (in this case the heads). But then he surely would have made a quick correction and that didn't happen.
This is in line with the somewhat far-fetched claim that he wanted to destroy his own work because he considered it inferior to the fresco depicting  the Nativity of Mary, which del Sarto had painted next to his own around the same time. Both artists had been living and working together for quite some time and even after they had each opened their own bottega (in 1516) and became competitors, they remained friends. If one compares the two frescoes, there is also little reason to label Franciabigio's fresco as inferior. But what certainly catches the eye of the visitor is Pontormo’s fresco with the  Visitation (from 1514/16) that surpasses without question the works of his fellow artists.

Vasari claims that Franciabigio mutilated his fresco because he was infuriated when he discovered that the monks (who were impatient to see the facial features of Mary) had removed the shielding canvases and had come to look at the fresco that was not ready yet. This must have happened shortly after September 20 1513, when he had received the 4th and final payment for his work.
The enraged painter had grabbed a hammer and wanted to destroy his artwork and the Madonna in the first place. The monks flocked by the noise were able to prevent him from causing further destruction and would even have offered him (still according to Vasari) a double salary to continue working. But Franciabigio refused and left the fresco for what it was. Most artists didn't like (and don't like) to show their work before it's finished.
At the same time the curious monks had also come to look at del Sarto's fresco, but it might be noted that Andrea did not react in such a way. That had probably something to do with the different natures of the 2 artists.
The small painting with a monk looking at one of the windows against the ceiling of  the chiostrino is a playful reference to the event from later times.

Fig.2 Madonna del Pozzo (Franciabigio)

The most plausible reason for Franciabigio's anger may also have been the fact that the monks wanted to review his contract and to reduce his salary. In that case the artist may have thought that he had the right to deliver "less fresco" for “less money". However, the monks demanded that Franciabigio should finish the work and threatened with a lawsuit, but that remained without a result.
When the Servites then asked the other artists to finish the scene, all 3 of them refused. Vasari argues that it was out of respect for their colleague, but Sarto, Rosso and Pontormo may have understood that Franciabigio's action had made it clear to the Servites that their own contracts and salaries should not be compromised either.

Franciabigio, who was a renowned portraitist, has made many other images of the Holy Virgin and if one wonders what "his" Madonna would have looked like, one can go for example to the Uffizi to view the Madonna del Pozzo from 1510 (see fig.2).

Fig.4 Autoritratto Franciabigio (Kress Collection)

Perhaps Francesco has placed himself among the bystanders in the fresco with the Marriage of Mary (see fig.3). According to some sources he is the man looking at the viewer (as most artists did at that time)  but a resemblance to the self-portrait from the Kress Collection in New York from 1516, when he was 32, (see fig.4) is hard to find. Judging by the clothing (a grey habit?) he could also be the man standing next to him in the small group (see fig.3).

Franciabigio is also said to have depicted Lorenzo de' Medici il Giovane in the fresco. Apparently the Servites would have insisted on his presence and he then could be the veiled man (in red) behind the bridegroom Joseph (see fig.1).
Why he is more or less hiding behind a headscarf is unclear; when the fresco was made in 1513, Lorenzo could safely show himself in public as the Medici had already taken power after returning to their hometown in September 1512.
In 1518 Francesco came into personal contact with Lorenzo (the later Duke of Urbino) when, in cooperation with Ridolfo Ghirlandaio, he had to organize the festivities on the occasion of the wedding of il Giovane. In 1520/21, together with Andrea del Sarto and Pontormo, he was allowed to decorate the Medici villa of Poggio a Caiano by order of Pope Leo X (Giovanni de' Medici).

When most of his colleagues fled the city during the plague epidemic of 1523/24, Franciabigio stayed in Florence and worked together with his brother Agnolo on the decoration of the San Pancrazio, the family's parish church. When he died on January 14, 1525, probably during one of the following pestilences, the Compagnia di San Giobbe arranged his burial in that same church. His body was later transferred to the Cappella di San Luca of the Santissima Annunziata, when in 1565 it became a funerary chapel for the Accademia delle Arti del Disegno.

 

Literatuur:

Ciarleglio, F                Lo struscio fiorentino: la Madonna senza volto.  Firenze, 2001.
Massimi, M.                Guidici, Francesco detto il Franciabigio.
                                      In: Dizzionario biografico, vol.56 (2001) 
McKillop, S.                Franciabigio.  Berkeley-Los Angeles, 1974.
Niccoli, D.                   30 gennaio 1484 - Nasce il Franciabigio - TuttoSesto  
Van Laerhoven, J.        Giuliano en Lorenzo, de Medici-hertogen van Nemours en Urbino.
                                       Kermt, 2019.
                                     zie art. Lucrezia del Fede, “la femme fatale” van Andrea del Sarto.
Vasari, G.                     The Lives of the Artists. Aylesbury, 1991.