Giorgio Vasari en de moord op Domenico Veneziano
Giorgio Vasari en de moord op Domenico Veneziano
Giorgio Vasari (1511-74) was behalve een getalenteerd architect en een begaafd schilder ook een zeer verdienstelijk schrijver. Zijn grootste bekendheid heeft hij meer dan waarschijnlijk te danken aan de biografieën van een hele reeks Italiaanse kunstenaars die hij samengebundeld heeft in zijn Delle Vite de’ più eccelenti pittori, scultori ed architettori (“De levens van de meest gerenommeerde schilders, beeldhouwers en architecten”), een werk dat voor het eerst verscheen in 1550. Ondanks het feit dat Vasari zich af en toe heeft vergist in verband met namen, data en plaatsen, blijft het voor alle kunsthistorici een bron van onschatbare waarde en wordt hij dan ook terecht de “vader van de kunstgeschiedenis” genoemd.
Soms waren zijn vergissingen vrij onbelangrijk, maar soms zijn ze de geschiedenis ingegaan als waarheden die de betrokken personen zijn blijven achtervolgen in de loop der tijden. Zo is er bijvoorbeeld de moord op de schilder Domenico Veneziano, die Vasari in de schoenen geschoven heeft van Domenico’s vriend en collega Andrea del Castagno.
In zijn Vita di Andrea del Castagno e Domenico Veneziano (die hij samen in één hoofdstuk behandelt) beweerde Vasari dat eerstgenoemde laatstgenoemde zou vermoord hebben toen zij samen werkzaam waren aan de fresco’s in de kerk van Santa Maria Nuova (begin van de jaren 50). Ondertussen is aan het licht gekomen dat Andrea del Castagno overleden is aan de pest in 1457 en dat Domenico Veneziano pas in 1461 (dus 4 jaar later) gestorven is. Van een moord kan dus helemaal geen sprake zijn en de vraag is dan waarom Vasari een dergelijk verhaal de wereld ingestuurd heeft.
Andrea was afkomstig uit het dorpje Castagno in de Mugello, en werd, toen hij ongeveer 18 jaar oud was (ca. 1440), door Bernadetto de’ Medici in de Florentijnse kunstwereld geïntroduceerd. Vasari noemde Castagno een zeer begaafd tekenaar en schilder, maar ook een zeer rancuneus en jaloers man.
Nadat hij eerst met Domenico Veneziano (die zoals zijn naam het zegt reeds vanuit Venetië naar Firenze gekomen was in 1422/23) samengewerkt had in Santa Maria Nuova en goed bevriend was geraakt, zou Andrea hem op een dag vermoord hebben.
Toen Domenico op een zomeravond naar goede gewoonte een wandelingetje ging maken en aan Andrea vroeg om hem te vergezellen, zei die hem dat hij nog aan een tekening aan het werken was en dat hij maar alleen moest gaan. Andrea, die de wandelroute van Domenico kende, verliet Santa Maria Nuova langs een andere weg en stelde zich verdekt op aan een of andere hoek. Met 2 loden gewichten sloeg hij Domenico het hoofd in en liet hem dodelijk gewond achter terwijl hij zich vlug terug naar zijn werkplaats haastte, waar hij zich weer aan het werk zette. Toen men hem het verschrikkelijke nieuws kwam brengen barstte hij in tranen uit en betreurde de dood van zijn vriend, die in zijn armen de geest gaf. Andrea zou zijn misdaad pas op zijn sterfbed bekend hebben, aldus Vasari.
Terwijl Domenico een pompeuze begrafenis gekregen heeft werd Andrea in alle anonimiteit (wat volgens Vasari bij hem paste) begraven op het kerkhof van het Ospedale van Santa Maria Nuova. Dat Castagno daar ter aarde besteld is (in een gemeenschappelijk graf naar aanleiding van de pestepidemie in 1457?) kan met de waarheid stroken.
Vasari noemt Andrea een hypocriet en vermeldt als reden voor de moord het feit dat hij zou jaloers geworden zijn op Domenico die, ofschoon hij geen geboren Florentijn was, toch meer bijval zou genoten hebben bij zijn stadsgenoten. Veneziano zou het schilderen met olieverf geïntroduceerd hebben in Firenze en deze techniek (die in Vlaanderen was ontwikkeld) aan Andrea hebben aangeleerd. Vasari suggereert wellicht dat Andrea, eens hij het schilderen met olieverf onder de knie had, zijn rivaal heeft willen uitschakelen om het geheim voor zich alleen te houden. Beide kunstenaars hebben inderdaad in Santa Maria Nuova waarschijnlijk olieverf gebruikt bij het maken van hun fresco’s.
Op basis van hun schilderstijl was Vasari tot de conclusie gekomen dat Domenico een zachtaardig man was (met een klare en heldere manier van schilderen) en dat Andrea (met zijn donkere en expressieve manier van schilderen) een gewelddadig man moet geweest zijn.
Van een verloren gegaan Laatste Avondmaal (in Santa Maria Nuova uit 1457) zegt Vasari dat Castagno zichzelf daarbij zou afgebeeld hebben als Judas. Dit klinkt bijzonder ongeloofwaardig, maar in zijn overdreven pogingen om Andrea als een slecht mens voor te stellen heeft hij wellicht zijn wensen voor waarheid genomen: Judas was immers de incarnatie van het kwaad en Castagno heeft hem ook op die wijze geschilderd op het fresco met het Laatste Avondmaal in het Cenacolo van Sant’Apollonia. (1447) in de Via XXVII Aprile.
Judas ziet er in zijn donkere kledij en met zijn scherpe profiel, de puntige baard en zijn gitzwarte haren erg vervaarlijk en “duivels” uit (zie fig.1). Het marmeren muurpaneel achter Judas is heftig gevlamd met donkere kleuren, en lijkt veel dreigender dan de 5 andere panelen achter de andere apostelen.
Vasari verwijst ook naar de bijnaam die Castagno gekregen had, toen hij in 1440 de afbeeldingen van de terechtgestelde verraders op de gevel van het Palazzo del Bargello geschilderd heeft en sindsdien ook Andrea degli Impiccati (“Andrea van de gehangenen” ) genoemd werd. Na de Slag bij Anghiari, waar de Florentijnse troepen, onder leiding van commissaris Benedetto de’ Medici op 29 juni 1440 een Milanees leger verslagen hadden, werd er picturaal afgerekend met de tegenstanders van het regime (met name de Albizzi en de Peruzzi) door hen op de muren van een openbaar gebouw te penselen. Meestal werd een jonge kunstenaar met een dergelijke, onaangename opdracht belast. Vasari vergist zich wanneer hij Castagno in verband brengt met de Pazzi-samenzwering, die pas in 1478 plaats vond en toen het Sandro Botticelli was die de veroordeelden op de muren van het palazzo geschilderd had.
Om Castagno in een slecht daglicht te plaatsen beweert Vasari ook dat Andrea een jongetje dat (per ongeluk) tegen zijn ladder gestoten had, toen hij in de dom (in 1456) aan het fresco van de condottiere Niccolò da Tolentino aan het werken was, in razernij achtervolgd had tot aan het Palazzo Pazzi. Hij zou ook met zijn nagels foutjes die hij ontdekte in de werken van andere schilders hebben weggekrabd. Met dat soort verhalen wilde Vasari absoluut aantonen dat Castagno een slecht mens was en dus zeker in staat was om een moord te begaan.
Maar er is echter helemaal geen moord begaan want Domenico is 4 jaar na Andrea overleden (dat bevestigen de overlijdensregisters) en ondertussen heeft men achterhaald dat Vasari zich vergist heeft en de gebeurtenis (bewust of niet?) verward heeft met de dood van een zekere Domenico di Marco ook een schilder die in 1448 vermoord werd door zijn collega Andrea di Matteo, die net zoals Castagno in 1457 gestorven is.
Waarom Vasari zo’n wrok koesterde tegen een schilder die hij niet eens gekend heeft (Castagno en Domenico waren al meer dan een halve eeuw dood vooraleer Vasari geboren werd) is moeilijk te verklaren en heeft zoals reeds gezegd alles te maken gehad met de manier van schilderen van Castagno. In vele gevallen (en zeker bij de expressionisten) is inderdaad de manier van schilderen van een kunstenaar een weerspiegeling van zijn karakter en innerlijke gevoelens en men zou Andrea in zekere mate als een pre-expressionist kunnen bestempelen.
Volgens Vasari waren de figuren van Domenico veel zachter dan die van Andrea. Nochtans hebben beide kunstenaars een tijd samengewerkt en zou het dus zeker geen verrassing zijn wanneer hun stijl een zekere gelijkenis vertoont.
Castagno hanteerde inderdaad een robuste stijl (die hij gezien had bij Masaccio), maar niet al zijn figuren zien eruit als Judas en ook de personages van Domenico Veneziano (van wie slechts weinig schilderijen bekend zijn) zijn niet altijd even verfijnd. Men denke hierbij aan de figuur van Johannes de Doper in zijn Pala di Santa Lucia dei Magnoli uit 1445-47, die volgens sommigen een zelfportret van Domenico zou kunnen zijn (zie fig.2) en die qua robuustheid niet moet onderdoen voor de personages van Castagno’s Laatste Avondmaal.
Het blijft bijzonder jammer dat een zeer groot kunstenaar als Andrea del Castagno eeuwenlang een reputatie als moordenaar heeft moeten meedragen die hem, volledig ten onrechte, door Giorgio Vasari bezorgd was.
JVL
Giorgio Vasari and the murder of Domenico Veneziano
Giorgio Vasari (1511-74) was a talented architect and a gifted painter but also a very meritorious writer. He became famous with his book about the lives of many Italian artists, Delle Vite de' più eccelenti pittori, scultori ed architettori ("The Lives of the Most Renowned Painters, Sculptors and Architects"), a work that was first published in 1550. Despite the fact that Vasari made regularly mistakes concerning names, dates and places, it remains a valuable source for all art historians and the man is rightly called the "father of art history".
Sometimes these errors were quite insignificant, but sometimes they were responsible for the bad reputation of the described persons. For example, there is the murder of the painter Domenico Veneziano, of which Vasari accuses Domenico's friend and colleague Andrea del Castagno.
In his Vita di Andrea del Castagno e Domenico Veneziano Vasari claims that Andrea would have killed the latter when they worked together on the frescoes in the church of Santa Maria Nuova (early 50s of the 15th century). Meanwhile, it has become known that Andrea del Castagno died of the plague in 1457 and that Domenico Veneziano did not die until 1461 (4 years later). So there can be no murder at all, and the question is why Vasari wrote down such an incriminating story.
Andrea came from the village of Castagno in the Mugello, and was introduced into the Florentine art world when he was about 18 years old (around 1440) by Bernadetto de’ Medici. Vasari called Castagno a very gifted and painter, but also a very resentful and jealous man.
At first Andrea and Domenico Veneziano (who came from Venice in 1422/23) worked together as colleagues in Santa Maria Nuova and then became friends. But yet Andrea would have killed his friend one day according to Vasari.
When Domenico went for a walk on a summer evening and asked Andrea to accompany him, he told him that he was still working on a drawing and that he had to go on his own. Andrea, who knew Domenico's walking route, left Santa Maria Nuova by another road and ambushed him. With 2 lead weights (certi piombi), he hit Domenico on the head and left him mortally wounded as he rushed back to his workshop. When he heard the terrible news, he burst into tears and lamented the death of his friend dying in his arms. According to Vasari Andrea confessed his crime only on his deathbed.
While Domenico received a pompous funeral, Andrea was anonymously buried in the cemetery of the Ospedale of Santa Maria Nuova. This may be true because Andrea died of the plague in 1457.
Vasari calls Andrea a hypocrite and mentions as the reason for the murder the fact that he would have become jealous of Domenico who, although he was not a born Florentine, would have enjoyed more acclaim with his city-mates. According to Vasari Veneziano had introduced oil painting in Florence (which was developed in Flanders) and had taught this technique to his friend but once Andrea mastered oil painting, he wanted to take out his rival and keep the secret to himself. The only truth in the matter is that in Santa Maria Nuova, both artists probably used oil paint to create their frescoes.
Based on their painting style, Vasari had come to the conclusion that Domenico was a gentle man (with a clear and bright way of painting) and that Andrea (with his dark and expressive way of painting) must have been a violent man. Vasari says that Castagno would have portrayed himself as Judas on a (lost) Last Supper in Santa Maria Nuova from 1457. This sounds particularly implausible, but in his exaggerated attempts to present Andrea as a bad man, he may have taken his wishes for truth: Judas was, after all, the incarnation of evil and Castagno painted him as such on his fresco of the Last Supper in the Cenacolo di Sant'Apollonia (1447) in via XXVII Aprile.
Judas looks very hideous and "devilish" in his dark outfit and with his sharp profile, pointed beard and jet black hair (see fig.1). Even the marble wall panel behind Judas is violently flamed with dark colors, and looks very different from the 5 other panels behind the other apostles.
Vasari also refers to Castagno’s nickname Andrea degli Impiccati ("Andrea of the hanged") that he got after painting the images of the executed traitors on the façade of the Palazzo del Bargello in 1440. After the Battle at Anghiari, where the Florentine troops, led by Commissioner Benedetto de' Medici, had defeated a Milanese army on 29 June 1440, the regime's opponents (in particular the Albizzi and the Peruzzi) were dealt with by painting them on the walls of a public building. Most of the time a young artist was entrusted with such an unpleasant task. Vasari is mistaken when he connects Castagno with the Pazzi conspiracy, which took place in 1478 when it was Sandro Botticelli who had painted the condemned on the walls of the palazzo.
In order to put Castagno in a bad light, Vasari also claims that while he was working (in 1456) on his fresco of the condottiere Niccolò da Tolentino in the duomo, a little boy had (accidentally) bumped into Andrea’s ladder. Castagno became furious and chased the boy through the city streets as far as Palazzo Pazzi. He is also alleged to have scratched off mistakes he discovered in the works of other painters with his nails. With stories like that, Vasari absolutely wanted to show that Castagno was a bad person and was therefore certainly capable of committing a murder.
But there was no murder at all because Domenico died 4 years after Andrea (according to the death registers) and in the meantime it has been discovered that Vasari has made a mistake and confused the event (consciously or not?) with the death of a certain Domenico di Marco, another painter who was murdered in 1448 by his colleague Andrea di Matteo, who died just like Castagno in 1457.
Why Vasari held such a grudge against a painter he did not know at all (Castagno and Domenico had been dead for more than half a century before Vasari was born) is hard to explain and had everything to do with Castagno's style of painting. In many cases (and certainly among the expressionists) the work of an artist can indeed be a reflection of his character and inner feelings and one could to some extent label Andrea as a pre-expressionist.
According to Vasari, Domenico's figures are much softer than Andrea's. However, both artists have worked together for a while and it would be no surprise that their style bears a certain resemblance.
Castagno uses a robust style (which reminds the frescoes of Masaccio), but not all his figures look like Judas and the characters of Domenico Veneziano (of whom few paintings are known) are not always that sophisticated. In this case one can refer to the figure of John the Baptist in his Pala di Santa Lucia dei Magnoli (Uffizi) from 1445-47 which is thought to be a self-portrait of Domenico (see fig.2) and who, in terms of robustness, should not be inferior to Castagno's figures on his Last Supper.
It is particularly regrettable that for many centuries a very great artist like Andrea del Castagno had to endure the reputation of being a murderer that had been given to him, completely unjustified, by Giorgio Vasari.
Literatuur:
Battisti, E. Andrea di Bartolo, detto Andrea del Castagno, in: Dizionario biografico, vol.3
(1961).
Borsook, E. The mural painters of Tuscany from Cimabue to Andrea del Sarto.
Oxford, 1991.
Paolieri, A. Paolo Uccello, Domenico Veneziano, Andrea del Castagno. Firenze 1991.
Van Laerhoven, J. Florentijnse Wandelingen. Dl.XIII (Andrea del Castagno). Kermt, 2018.
Vasari, G. The Lives of the Artists. Oxford, 1991.