Hanno en Hansken, de olifanten van de Medici
Hanno en Hansken, de olifanten van de Medici
Het bezit van een dierentuin (een menagerie) is voor de meeste machthebbers altijd een blijk van prestige en rijkdom geweest en dat was ook het geval voor de Medici. Behalve de giraf van Lorenzo il Magnifico, en de leeuwen van Cosimo I waren er ook nog de olifanten van Giovanni de’ Medici (paus Leo X) en van groothertog Ferdinando II de’ Medici.
Hanno, de witte olifant en troeteldier van de paus:
Op 19 maart 1514 mocht paus Leo X in Rome een grote stoet van dieren verwelkomen die hem gestuurd was door de Portugese koning Manuel I. Die wenste de paus gunstig te stemmen in verband met de toepassingen van het Verdrag van Tordesillas dat de opdeling van de nieuw ontdekte gebieden (en de daarmee gepaard gaande lucratieve overzeese handel) tussen Spanje en Portugal moest bepalen. Koning Manuel had niet minder dan 43 dieren (met als uitschieter een witte olifant), begeleid door 70 dragers en onder leiding van Tristão da Cunha (de ontdekkingsreiziger), op transport gezet naar Rome waar ze onder grote belangstelling waren toegekomen.
Koning Manuel had van de koning (maharadja) van Cochin 2 jonge olifanten cadeau gekregen die hem door gouverneur Afonso de Albuquerque in 1511 waren toegestuurd en die ondergebracht werden in het wildpark van het Palazzo Ribeira van Lissabon. Eén van die 2 jonge dieren was Hanno (genoemd naar Hannibal?) die in 1514 (toen hij 4 jaar oud was) dan naar Rome gestuurd werd als geschenk voor de paus. Het bezit van een olifant (en zeker een witte of een albino) was erg belangrijk en de Medici-paus was bijzonder opgezet met zijn nieuwe huisdier. Vóór hem hadden Karel de Grote, keizer Frederik II en Lodewijk IX van Frankrijk met het bezit van een olifant mogen pronken en na hem was dat o.a. het geval geweest voor keizer Maximiliaan II, Ferdinando II de’ Medici (zie verder) en Lodewijk XIV. Koning Manuel I was zelf ook gefascineerd door olifanten want zij zijn de dragers van zijn sarcofaag in het Mosteiro dos Jeronimos.
Vanuit Lissabon was het “dierenschip” (een soort van 16de-eeuwse ark van Noah) zonder noemenswaardige problemen aangekomen in de haven van Civitavecchia en van daaruit ging de tocht (70 km) te voet verder naar Rome. Toen er halt gehouden werd in Corneto zorgde een grote massa nieuwsgierige kijkers, die nog nooit een olifant gezien hadden, voor de nodige commotie. Zij waren op het dak van een herberg geklommen en dat had het begeven onder het gewicht.
Bij hun aankomst in Rome kregen de dieren tijdelijk onderdak buiten de stadspoorten en op 19 maart werden ze opgewacht door de pontifex in de Engelenburcht. De paus was bijzonder gecharmeerd toen Hanno (hij noemde hem Annone) enkele kniebuigingen deed, die zijn mahouts (zijn Indische oppassers) hem hadden aangeleerd). Tot groot jolijt van de kerkvorst had het dier met zijn slurf de pauselijke pantoffels aangeraakt en de hoogwaardigheidsbekleders uit zijn begeleiding nat gespoten met het water uit een meegebrachte emmer.
De olifant kreeg een onderkomen in de Vaticaanse tuinen en de pauselijke kamerheer Gianbattista Branconio da l’ Aquila werd aangesteld als zijn persoonlijke oppasser. Hanno kreeg een tegen de muur van het Vaticaan aangebouwd verblijf (het Borgo dell’ Elefante), waar de Romeinen hem vrij konden komen bezichtigen.
Toen Giuliano de’ Medici, Leo’s jongere broer, in maart 1515 met zijn kersverse bruid Filiberta van Savoie naar Rome gekomen was, werd hij daar opgewacht door Hanno, die een toren met soldaten van de Zwitserse wacht op zijn rug moest torsen. Maar door het lawaai, o.a. van de saluutschoten, panikeerde de dikhuid en werden er 13 toeschouwers vertrappeld.
Hanno kreeg ook een hoofdrol in het ludieke verhaal met de dichter en pauselijke hofnar Giacomo Baraballo. Toen die op 27 september 1515 tot Poeta Laureatus gekroond werd, moest hij van Leo X een ritje maken op de rug van de olifant. Tot zijn groot plezier zag de paus hoe Baraballo door Hanno werd afgeworpen en vrij onzacht ter aarde kwam. Enkele tijd later is de man overleden, maar of dat een gevolg was van zijn wedervaren met Hanno is niet geweten.
De paus had speciaal schoeisel voor Hanno laten ontwerpen maar toch had hij geen toestemming gegeven om het dier naar Firenze te laten gaan toen zijn neef Lorenzo il Giovane de olifant daar in 1516 wilde laten optreden tijdens een feest uit angst dat de viervoeter zich zou kwetsen tijdens de reis (280 km) naar Toscane.
Maar tot groot verdriet van Leo werd Hanno ziek en stierf hij op 8 juni 1516 ten gevolge van een keelontsteking en constipatie. Dat beweerden althans de pauselijke artsen die het dier een laxeermiddel gegeven hadden waarin goud vermengd zat en dat hem fataal geworden is. Meer dan waarschijnlijk heeft de olifant de verkeerde voeding gehad en is ook de stress hem teveel geworden. Zijn oppasser Giambattista Branconio, die uiteraard niets afwist van de eet-en leefgewoonten van een olifant, kreeg de schuld.
Het (gefantaseerde) verhaal deed ook de ronde dat Hanno tijdens een optocht volledig met goud beschilderd was (cfr. Goldfinger?) en dat de oorzaak voor zijn dood geweest is.
Hanno werd begraven in de Cortile del Belvedere en hofdichter Pietro Aretino kreeg de opdracht om een epitaaf te schrijven. Zijn vriend, de schilder Rafael werkte aan een levensgroot fresco dat voor het grafmonument van de olifant bestemd was. Dit fresco is niet bewaard gebleven, maar enkele voorbereidende schetsen van de hand van Rafaels leerling, Giulio Romano, zijn in het bezit van het Kupferstichkabinett in Berlijn (zie fig.1). Op de tekening is te zien dat Hanno geen slagtanden (meer) had.
Fig.1 Hanno (G.Romano naar Rafael, 1516, Staatliche Museen Berlin)
Tijdens graafwerken in de Cortile del Belvedere in 1962 werden enkele botten en een tand van een olifant gevonden waarvan historicus Silvio Bedini overtuigd was dat het overblijfselen waren van Hanno die hij in het museum liet plaatsen samen met het paar slagtanden dat lange tijd bewaard was in de Sint-Pietersbasiliek.
Het vertroetelen van de witte olifant en de overdreven bekommernis om zijn welzijn had kwaad bloed gezet bij de protestanten en Luther, die in 1517 zijn 95 stellingen proclameerde, zag dit als een bewijs van de decadentie van de Kerk. Hanno kreeg een deel in het ganse verhaal toen hofdichter Pietro Aretino het satirische “Testamento dell elefante” geschreven had waarin hij de levenswijze van de klerikale leiders aan de kaak stelde met een gefantaseerd testament van het dier (zie enkele uittreksels van het pamflet):
“Aan mijn erfgenaam de kardinaal van Santa Croce laat ik mijn knieën na, zodat hij mijn kniebuigingen kan imiteren.
Aan mijn erfgenaam kardinaal de’ Medici (Giulio) schenk ik mijn oren, zodat hij ieders doen en laten kan afluisteren.
Aan kardinaal De Grassi laat ik mijn penis na, zodat hij nog actiever kan worden in het verwekken van bastaardkindjes met Madama Adriana dei Scotti uit Bologna.
Aan de eerbiedwaardige kardinaal van Senegaia laat ik mijn testikels na, zodat hij nog vruchtbaarder wordt in het maken van nageslacht en de vrolijke voortplanting van de antichrist samen met de eerwaarde Julia, opzichtster van de nonnen van het klooster van Santa Caterina….”
Leo X vond dat allemaal bijzonder amusant, maar besefte niet dat hij naarstig aan het meewerken was aan de op til zijnde crisis binnen de Kerk. Als men het erg simplistisch bekijkt was dus een witte olifant mede oorzaak van het ontstaan van het protestantisme.
Hansken, van circusattractie tot museumstuk van de groothertog:
Op 7 oktober 1655 was in Firenze Hansken, een 25 jarige wijfjesolifant, gearriveerd. Op aanraden van zijn broer kardinaal Giovan Carlo de’ Medici had groothertog Ferdinando II het dier laten overkomen uit Rome, waar het een grote attractie geweest was.
Net zoals Hanno was Hansken (de naam is waarschijnlijk afgeleid van Johanna) afkomstig uit Indië. Nadat er reeds een poging geweest was om een olifant naar Holland te laten overbrengen in 1629 toen echter het schip met man en muis (en olifant) was gezonken, werd 3 jaar later het toen 2 jaar oude Hansken, naar Amsterdam verscheept. Samen met de olifant waren een luipaard, een hert en een kasuaris aan boord, maar toen de luipaard de loopvogel in zijn klauwen had gekregen en Hansken op het hert was gaan liggen, bleven er na de lange zeereis van enkele maanden nog slechts 2 dieren over.
Fig.2 Hansken (Rembrandt van Rijn, Albertina Wenen)
Hansken was een geschenk van de koning van Kandy uit Ceylon aan prins Frederik Hendrik van Oranje. Maar die had de viervoeter doorgegeven aan zijn neef Johan Maurits van Nassau en die had het dier verkocht aan iemand die het dan verder verkocht had (voor 9.000 gulden) aan Cornelis Jacobsz van Groenevelt (1). Dat was een ex-militair die met Hansken heel Europa rondreisde om er tegen betaling haar kunstjes te laten vertonen. (2). De dikhuid kon dansen, een zwaard hanteren en boeven aanwijzen met haar slurf. Toen er in 1637 werd halt gehouden in Amsterdam heeft Rembrandt van het dier een schets gemaakt (zie fig.2).
Op 11 juli 1647 had Groenevelt van het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch 5 gulden gekregen voor een optreden van Hanskens en voor een passage op 2 maart 1648 in de Kempen had hij aan het dorpsbestuur van Mol 2 gulden en 10 stuivers gevraagd. Vier dagen later was de olifant te bekijken geweest in Maastricht. In 1654 was Hansken dan na een lange voettocht via Zwitserland ook naar Italië gereisd, waar zij werd opgemerkt door kardinaal de’ Medici. Groothertog Ferdinando liet het dier in Firenze in de Loggia dei Lanzi onderbrengen (achter de Sabijnse Maagdenroof van Giambologna) en eigenaar Groenevelt liet een schutting bouwen zodat hij geld kon vragen (ca.1 scudo) aan de Florentijnen om Hansken te bekijken (3).
Maar het arme dier, dat door het vele reizen infecties aan haar poten had en ook ongepast voedsel kreeg (brood en brandewijn!) werd ziek en stierf reeds op 9 november 1655. Ferdinando besloot toen het lijk van Hansken te kopen (voor 100 scudi). Groenevelt die 20 jaar lang geld verdiend had met het dier kreeg er dan ook nog eens geld voor toen het dood was.
Net zoals voor Hanno werd er voor Hansken een epitaaf geschreven (door Francesco Buoninsegni) en werden er van het dode dier tekeningen gemaakt (door Stefano della Bella).
De groothertog liet Hansken opzetten en het skelet bewaren in het museum van La Specola in Firenze. Haar schedel was in Amsterdam te zien tijdens een tentoonstelling in het Rembrandthuis van Amsterdam in 2021.
(1) Voor 9.000 gulden kon men toen in Amsterdam een luxueus huis aan de grachten kopen. Dat kwam overeen met ca. 1900 Florentijnse scudi.
(2) Rondreizende olifanten waren toen een graag geziene attractie. Zo blijkt uit de Chronycke van Antwerpen dat er in september 1563 een olifant (Soliman) op bezoek geweest was in de Scheldestad. Het dier (9 jaar oud en 2,5 m hoog), dat een geschenk was voor keizer Maximiliaan II, was per schip uit Lissabon naar Antwerpen overgebracht en is te voet verder naar Wenen gereisd.
In 1628 was in Antwerpen de olifant don Diego gepasseerd, een geschenk van de Spaanse kroon voor koning James I van Engeland. Het dier is achteraf ook als een circusattractie in Duitsland en Italië terecht gekomen.
(3) 1 scudo was in Firenze in 1655 het weekloon van een ongeschoold arbeider en het dagloon van een goed ambachtsman.JVL
Hanno and Hansken, the elephants of the Medici
Owning a menagerie (a zoo) has always been a sign of prestige and wealth for rulers of state and that was also the case for the Medici. Besides the giraffe of Lorenzo il Magnifico, and the lions of Cosimo I, there were also the elephants of Giovanni de' Medici (Pope Leo X) and Grand Duke Ferdinando II de' Medici.
Hanno, the pope's white elephant and pet:
On March 19, 1514, Pope Leo X welcomed in Rome a large convoy of animals sent to him by the Portuguese king. Manuel I wanted to appease the pope in connection with the application of the Treaty of Tordesillas, which was to determine the division of the newly discovered territories (and the associated lucrative overseas trade) between Spain and Portugal. King Manuel had no less than 43 animals (with a white elephant as major attraction) put on transport, accompanied by 70 porters and led by the explorer Tristão da Cunha.
Manuel had received from the king (maharaja) of Cochin 2 young elephants, sent to him by governor Afonso de Albuquerque in 1511 and housed in the wildlife park of the Palazzo Ribeira of Lisbon. It was one of those 2 young animals, Hanno (named after Hannibal?) that was sent to Rome in 1514 (when he was 4 years old) as a gift for the Pope. Owning an elephant (and certainly a white or an albino) was very impressive and the Medici pope was particularly pleased with his new pet. Before him, Charlemagne, Emperor Frederick II and Louis IX of France had already flaunted their ownership of an elephant and after him it had been the case for Emperor Maximilian II, Ferdinando II de' Medici (see below) and Louis XIV. King Manuel I himself was also fascinated by elephants as they are the bearers of his sarcophagus in the Mosteiro dos Jeronimos.
The “animal ship” (a kind of 16th-century Noah's ark) had sailed from Lisbon to the port of Civitavecchia. From there the journey (70 km) continued on foot towards Rome. When the caravan stopped in Corneto, a large mass of curious inhabitants, who had never seen an elephant before, caused an enormous chaos. They had climbed on the roof of an inn that had collapsed under their weight.
Upon their arrival in Rome, the animals were given temporary shelter outside the city gates and on March 19, they were welcomed by the pontiff in Castel Sant'Angelo. Leo was particularly charmed when Hanno (he called him Annone) did some genuflections, which his mahouts (his Indian keepers had taught him). To the great joy of the church prince, the animal had touched the papal slippers with its trunk and sprayed the dignitaries from its escort with the water from a bucket.
The elephant was given shelter in the Vatican gardens and the papal chamberlain, Gianbattista Branconio da l'Aquila, was appointed as his personal keeper. Hanno was given a residence built against the wall of the Vatican (the Borgo dell' Elefante), where the Romans could admire him freely.
When Giuliano de' Medici, Leo's younger brother, came to Rome in March 1515 with his new bride Philiberta of Savoy, he was entertained by Hanno, who had to carry a tower with soldiers of the Swiss guard on his back. But because of the noise, made by the gun salute, the pachyderm panicked and 13 spectators were trampled.
Hanno also had his role in the story with the poet and papal court jester Giacomo Baraballo. When Giacomo was crowned Poeta Laureatus on 27 September 1515, Leo X wanted to make a fool of Baraballo and forced him to take a ride on the back of the elephant. The Pope was very amused when the old man was thrown off by Hanno and came to earth quite ungently. Sometime later, Baraballo died, but whether that was a result of his ride with Hanno is not known.
Leo X had specially designed footwear for Hanno, but he had not given permission for the animal to go to Florence when his nephew Lorenzo il Giovane wanted the elephant to perform there in 1516 during a festivity. His Holiness was afraid that his four-legged friend would hurt himself during the journey (280 km) to Tuscany.
But to Leo's great sorrow, Hanno fell ill and died on June 8, 1516 as a result of laryngitis and constipation. At least that is what the papal doctors claimed. They had given the animal a laxative in which gold was mixed, which was fatal to him. More than likely, the elephant has had the wrong food and the stress had become too much for him. His keeper Giambattista Branconio, who evidently knew nothing about the eating and living conditions of an elephant, was blamed.
The (fantasy) story also circulated that Hanno was completely overpainted in gold during a parade (cf. Goldfinger?) and that this might have been the cause of his death.
Hanno was buried in the Cortile del Belvedere and court poet Pietro Aretino was commissioned to write an epitaph. Aretino’s friend, the painter Raphael, worked on a life-size fresco that was intended for the elephant's funerary monument. This fresco has not been preserved, but some preparatory sketches by Raphael's pupil, Giulio Romano, are preserved in the Kupferstichkabinett in Berlin (see fig.1). The drawing shows that Hanno did not have any tusks (anymore).
During excavations in the Cortile del Belvedere in 1962 were found some bones and a tooth of an elephant. Historian Silvio Bedini was convinced that these were the remains of Hanno and he had them placed in the museum together with the pair of tusks that had been kept in St. Peter's Basilica for a long time.
The pampering of the white elephant and the exaggerated concern for its well-being had caused bad blood among the Protestants and Luther, who proclaimed his 95 theses in 1517, saw this as proof of the decadence of the Church. Hanno had played his part in all this when Pietro Aretino had written the satirical "Testamento dell elefante" in which he denounced the way of life of the clerical leaders with the elephants imaginary will (see some excerpts from the pamphlet):
"To my heir the cardinal of Santa Croce I leave my knees so that he can imitate my genuflections.
To my heir Cardinal de' Medici (Giulio) I give my ears, so that he can eavesdrop on everyone's doings.
I leave my penis to Cardinal De Grassi, so that he can become even more active in fathering bastard children with Madama Adriana dei Scotti from Bologna.
To the venerable Cardinal of Senegaia I leave my testicles, so that he may become even more fruitful in the making of offspring and the joyful procreation of the Antichrist together with the Venerable Julia, head of the nuns of the convent of Santa Caterina...."
Leo X found all this very amusing, but did not realize that he was diligently cooperating in the impending crisis within the Church. If one looks at it very simplistically, one could say that a white elephant was responsible for the emergence of Protestantism.
Hansken, from circus attraction to museum piece of the Grand Duke:
On October 7, 1655, Hansken, a 25-year-old female elephant, had arrived in Florence. On the advice of his brother Cardinal Giovan Carlo de' Medici, Grand Duke Ferdinando II had the animal brought over from Rome, where it had been a major attraction.
As did Hanno, Hansken (the name is probably derived from Johanna) came from the East Indies. After there had already been a failed attempt to have an elephant brought to Holland in 1629 (when the ship had sunk), the then 2 year old Hansken was shipped to Amsterdam 3 years later. Together with Hansken were a leopard, a deer and a cassowary on board, but when the leopard had taken the flightless bird in its claws and Hansken had crushed the deer by sitting on it, only 2 animals survived the long sea voyage of several months.
Hansken was a gift from the king of Kandy in Ceylon to Prince Frederick Henry of Orange. But the prince had passed on the animal to his nephew Johan Maurits of Nassau who had sold the elephant to someone who then sold it further to Cornelis Jacobsz van Groenevelt for 9,000 guilders (1). This ex-soldier travelled all over Europe with Hansken and let her perform all kind of tricks for a fee. (2). She could dance, handle a sword and point out crooks with her trunk. When a stop was made in Amsterdam in 1637, Rembrandt made a sketch of the animal (see fig.2).
When Hansken gave a performance on July 11, 1647 in ‘s-Hertogenbosch Groenevelt had received 5 guilders from the city council and for passing by in the Kempen on March 2, 1648 he was paid 2 guilders and 10 pennies by the village council of Mol. Four days later the elephant was to be seen in Maastricht.
In 1654, after a long voyage through Switserland, Hansken arrived in Italy where she was noticed by Cardinal de' Medici. Grand Duke Ferdinando had the animal housed in Florence in the Loggia dei Lanzi (behind Giambologna’s Rape of the Sabines) where owner Groenevelt had built a fence so that he could ask the Florentines for money (about 1 scudo) to have a look at Hansken (3).
But the poor animal, suffering from infections on its feet due to the many travels and also because she received inappropriate food (bread and brandy!) fell ill and died on November 9, 1655. Ferdinando then decided to buy Hansken's body (for 100 scudi) and Groenevelt, who had earned a lot of money for touring around with the animal for 20 years, was even paid for her dead corps.
As was done for Hanno, an epitaph was written for Hansken (by Francesco Buoninsegni) and drawings were made of the dead elephant (by Stefano della Bella).
The Grand Duke had the elephant stuffed and her skeleton kept in the museum of La Specola in Florence. Her skull was for a while on display in Amsterdam during an exhibition at the Rembrandt House Museum in Amsterdam in 2021.
(1) With 9,000 Dutch guilders one could buy at that time a luxurious house along the canals in Amsterdam (about 1,900 Florentine scudi).
(2) Traveling elephants were a welcome attraction in those days. The Chronycke of Antwerp reported that in September 1563 an elephant had visited the city on the Scheldt. The animal (9 years old and 2.5 m high), which was a gift for Emperor Maximilian II, had been brought by ship from Lisbon to Antwerp and was on its way (on foot) to Vienna. In 1628 the elephant don Diego, a gift from the king of Spain for king James I of Engeland, had passed through Antwerp. The animal ended later up as a circus attraction in Germany and Italy.
(3) In Florence in 1655, 1 scudo was the weekly wage of an unskilled labourer and the daily wage of a good craftsman.
Literatuur:
Bedini, S. The Pope’s Elephant. Manchester, 1997.
De Baaij, J. Een Olifant en een Neushoorn voor de Paus (Kunstvensters, okt.2020).
De Boulle,L & Geys,S. Een Indische olifant in Mol. In: Molse Tijdingen, 2021.
Harmeling, F. Hansken, de eerste olifant in ’s-Hertogenbosch (Erfgoed, 2025).
Ponte, M. Olifant Emanuel en zijn verzorger 1563 (2019).
Olifant Emanuel en zijn verzorger (1563) – Voetnoot.org
Roscam Abbing, M. Rembrandts olifant. In het spoor van Hansken. Amstelveen, 2016.
Seim, A. Elefantastisch. In: Badische Heimat, 2/2022.
Van Laerhoven, J. De Medici-pausen. Herk-de-Stad, 2012.
zie art. De leeuwen van Firenze.
zie art. Lorenzo de’ Medici, Mehmet de Veroveraar, prins Djem, sultan Quatbay
en de giraf.