Het liefdesleven van Niccolò Machiavelli
Het liefdesleven van Niccolò Machiavelli
Van Niccolò Machiavelli (1469-1527), de politicus, historicus en auteur is bekend dat hij een turbulent liefdesleven gehad heeft. Voor de meeste Florentijnse mannen uit die tijd waren huwelijk, liefde en seks 3 verschillende dingen: Niccolò was getrouwd, is een paar keer tot over zijn oren verliefd geworden en was verder een notoir bordeelbezoeker.
Op zijn 32ste was hij in augustus 1501 getrouwd met Marietta di Luigi Corsini, die toen nog geen 20 was. De Corsini waren net zoals de Machiavelli een gerespecteerde Florentijnse familie (woonachtig op de Oltrarno) die echter in die periode geen deel uitmaakte van de heersende clans. Het huwelijk was een zakelijke overeenkomst tussen 2 families, waarbij het financiële aspect (de bruidsschat) een grote rol speelde.
Marietta en Niccolò hadden dus zeker geen passionele verhouding, maar zij heeft zich met grote inzet van haar huishoudelijke taak gekweten en hij heeft steeds in het onderhoud van zijn gezin kunnen voorzien. Ondanks het feit dat Marietta er zich over beklaagde dat haar man steeds op reis was hebben zij samen tussen 1502 en 1514 toch 8 kinderen op de wereld gezet, waarvan er 6 (4 zonen: Bernardo, Lodovico, Piero en Guido en 2 dochters: Primarana en Bartolommea) de kinderjaren overleefd hebben.
Niccolò was (van vóór en tijdens zijn huwelijk) gekend in de bordelen van de Mercato Vecchio en ook tijdens de buitenlandse missies die hij als secretaris van de 2de kanselarij voor het Florentijnse stadsbestuur moest uitvoeren, had hij regelmatig een affaire met één of andere courtisane (luxe-hoer).
Na zijn bezoek aan Lodewijk XII in Lyon in juni 1510 kreeg hij in oktober van Giovanni Girolami, de zaakwaarnemer van kardinaal Francesco Soderini, een brief waarin die hem schreef dat een zekere Jeanne of Giana nog steeds gek op hem was. Toen hij nog in Frankrijk was had hij van zijn vriend Andrea da Romolo een brief gekregen waarin die hem meedeelde dat hij bij zijn terugkeer in Firenze aan de Ponte alle Grazie met ongeduld verwacht werd door iemand “met open vijg”. Waarschijnlijk was dat de courtisane Lucrezia, bijgenaamd la Riccia (“met de krullen”) met wie Niccolò gedurende een lange tijd een relatie gehad heeft. In mei 1510 was Machiavelli er in een anonieme aanklacht van beschuldigd dat hij met Lucrezia sodomie gepleegd had. Sodomie (anale penetratie) zowel met mannen als met vrouwen was verboden (ook Leonardo da Vinci en Sandro Botticelli waren daarvan beschuldigd) maar was moeilijk te bewijzen en er werd verder geen gevolg aan gegeven. Aan Francesco Vettori schreef hij dat hij in Firenze de “winkel” van (Riccio di) Donato del Corno, bezocht had, een ontmoetingsplaats voor homoseksuelen. Waarschijnlijk heeft hij seks gehad met jongens of mannen (dat was in de Renaissance strafbaar maar niet uitzonderlijk), maar hij had toch een duidelijke voorkeur voor vrouwen. Machiavelli had helemaal geen vooroordelen tegenover homoseksuelen, maar toen hij er in 1523 van op de hoogte gebracht werd dat zijn zoon Lodovico een “vriendje” had, maakte hij zich toch ongerust.
Ondertussen zat Marietta thuis en zorgde voor de kinderen. Bij de bevalling van hun oudste dochter Primerana in 1502 en hun oudste zoon Bernardo in 1503 was Niccolò niet aanwezig. Marietta die wist dat haar man regelmatig correspondeerde met zijn vrienden (niet met haar) heeft zich, voor zover dat geweten is, slechts één keer boos gemaakt omdat hij nooit iets van zich liet horen en altijd op reis was. Dat was in de zomer van 1502 (één jaar na hun huwelijk) toen Niccolò aan het hof van Cesare Borgia verbleef en Biagio Buonaccorsi, die bij haar op bezoek gegaan was, de volle laag kreeg. Biagio bracht zijn vriend Niccolò op de hoogte, maar toen die aan gonfaloniere Soderini vroeg om te mogen terugkeren naar Firenze, was het antwoord negatief: men had hem in Imola nodig als onderhandelaar.
Van Marietta is slechts één brief bewaard, die dateert van 24 november 1503 en waarin ze haar man (die in Rome zat bij de inauguratie van paus Julius II) vroeg om van zich te laten horen. Ze vertelde hem dat hun pasgeboren zoontje Bernardo op zijn vader geleek, maar dat Primerana ziek was. Als Machiavelli op reis was vroeg hij telkens aan zijn vrienden om eens langs te gaan om te zien of alles met zijn gezin nog in orde was. In maart 1506, toen Niccolò druk bezig was met het oprichten van zijn militie, kon Agostino Vespucci, (een medewerker op de kanselarij en neef van de zeevaarder) melden dat iedereen wel en gezond was.
Wanneer Luigi Guicciardini, de broer van de rechtsgeleerde en geschiedschrijver Francesco, Niccolò in 1509 een brief stuurde waarin hij het had over zijn beeldschone maar onbereikbare liefde zocht hij duidelijk het advies van de “kenner”. Machiavelli antwoordde met een verhaal over een avontuur dat hij had meegemaakt in Mantua. Daar was hij door een wasvrouw mee naar haar huis gelokt om er zogezegd nieuwe hemden te gaan bekijken. Zij sloot hem op in een donkere kelder waar er een vrouw op hem zat te wachten. Niccolò had seks met haar omdat hij, zo schreef hij aan Luigi, “ uitgehongerd was qua echtelijke behoeften”. Maar toen hij na afloop een kaars aanstak om te zien “welk vlees hij in de kuip had” schrok hij zich een bult. Het bleek zo’n afzichtelijk oud wijf te zijn (waarvan de wansmakelijke beschrijving in geuren en kleuren in zijn brief stond opgetekend, zie verder) dat hij over haar heen moest kotsen. Misschien was het verhaal verzonnen (het was onwaarschijnlijk dat Machiavelli zich op zo’n manier zou laten beetnemen) met de bedoeling om Luigi er voor te waarschuwen dat wanneer iemand zijn zin niet krijgt, hij soms onberedeneerde dingen gaat doen en genoegen neemt met een goedkope vorm van behoeftebevrediging.
Luigi was de auteur van de Sacco di Roma en mag niet verward worden met zijn neef Lodovico Guicciardini die de Descrittione di tutti i Paesi Bassi schreef.
De terugkeer van de Medici in 1512 en zijn verbanning in 1513 betekende voor Machiavelli een grote verandering in zijn leven. Terwijl Marietta en de kinderen (dat waren er ondertussen 4) in Firenze bleven, verveelde Niccolò zich te pletter in zijn boerderij van Sant’Andrea in Percussina. Hij is dan maar beginnen schrijven (il Principe en de Discorsi dateren uit die periode) en onderhield een drukke correspondentie met zijn goede vriend Francesco Vettori, de Florentijnse ambassadeur in Rome. Uit die briefwisseling blijkt dat Niccolò in het dorp toch ook vertier gezocht en gevonden had. Zo schreef hij letterlijk dat “we elke dag bij één of andere meid te gast zijn om nieuwe krachten op te doen”. Gezien de omvang het dorp lijkt dit wel sterk overdreven. Maar in de zomer van 1514 leerde hij madonna Tafani kennen, de zus van zijn buurman Niccola Tafani, die door haar man verlaten was. Machiavelli was smoorverliefd en beschreef zijn nieuwe liefde in een aantal gedichten, die hij doorstuurde naar Vettori. Hoe de affaire verder afgelopen is, is niet geweten.
Toen Vettori zelf een keer verliefd werd en niet goed wist wat doen omdat hij zich schuldig voelde, had Machiavelli hem de raad gegeven niet te twijfelen “want men kan beter tot de actie overgaan en achteraf berouw tonen dan spijt te moeten hebben omdat men niets ondernomen heeft”.
Na zijn rehabilitatie door de Medici werd Machiavelli in de zomer van 1521 naar Faenza gestuurd. Toen hij terug in Firenze was kreeg hij een brief van Francesco Guicciardini, zijn vriend en gouverneur van Modena, waarin die hem aanspoorde om terug te keren naar Modena, waar een zekere Mariscotta (een courtisane) met ongeduld op hem zat te wachten.
Wanneer Niccolò dan in 1523 de Romeinse zangeres, dichteres en courtisane Barbara Salutati had leren kennen in Firenze vond Francesco Guicciardini dat Niccolò nu toch lichtjes aan het overdrijven was. Het nieuws van Machiavelli’s affaire met Salutati was zelfs tot in Modena doorgedrongen en Francesco had niet beter gevonden dan de broer van Marietta daarvan te berichten. Dat zij van het overspel van haar man op de hoogte was is vrij duidelijk, maar toch heeft Marietta (voor zover bekend) daar weinig of geen problemen van gemaakt.
Niccolò had Barbara Salutati leren kennen in de villa van Jacopo Falconetti op de Oltrarno, waar zijn toneelstukken, La Mandragola (“de alruinwortel”) en Clivia werden opgevoerd. Hij was 54 en zij nog geen 30. La Salutati was de ster van de opvoeringen en Machiavelli had speciaal voor haar intermezzi (tussenspelen) geschreven. In zijn boertige slaapkamerkluchten had Machiavelli het steeds maar over huwelijksbedrog, overspel en oude bokken die nog een groen blaadje lusten, zodat men geneigd is om zijn satirische toneelstukken als autobiografisch te bestempelen. Niccolò was niet de enige minnaar van Barbara, maar toch heeft hun relatie stand gehouden tot aan zijn dood in juni 1527. Daarna trouwde Barbara met Tommaso Raffacani en ging terug in Rome wonen.
Om Niccolò niet volledig als een liefdeloze echtgenoot en vader af te schilderen kan er verwezen worden naar de brief van begin 1527 die gericht was aan zijn jongste zoon Guido. Die had hem geschreven dat hij hersteld was van een ziekte. Machiavelli toonde zich daar zeer verheugd over en raadde hem aan om goed te blijven studeren. In verband met een ezeltje dat “gek deed” gaf hij Guido de raad het beestje vrij te laten rondlopen en het zijn halster af te nemen en niet aan de ketting te leggen. Voor sommige auteurs zou dit een verborgen verwijzing kunnen zijn naar Niccolò’s eigen ongebreideld “gek” gedrag. Guido moest verder de groeten doen aan zijn broers en zussen en aan zijn moeder, madonna Marietta, zeggen dat ze er de moed moest inhouden en dat hij zeker terug zou zijn uit Lombardije vooraleer er moeilijkheden zouden komen. Machiavelli doelde op de Duitse landsknechten die in april 1527 oprukten naar Firenze. Hij hield woord en bracht zijn gezin in veiligheid binnen de muren van San Casciano toen de vijandelijke troepen Firenze passeerden en verder trokken naar Rome, waar zij in mei de stad gingen belegeren en plunderen.
Het is geen excuus, maar het leven dat Machiavelli geleid heeft, verschilde niet veel van het leven van de andere Florentijnse mannen uit zijn sociale klasse. Dat zijn turbulent liefdesleven alleen een gevolg zou geweest zijn van de teleurstellingen die hij op beroepsgebied heeft moeten verwerken is (te) ver gezocht: hij was blijkbaar een man met een grote libido en een liefhebber van vrouwelijk gezelschap. Maar diegenen die hem als politicus en filosoof al niet kunnen appreciëren zullen hem op de koop toe ook nog een overspelige hoerenloper noemen.
JVL
Brief van Niccolò Machiavelli aan Luigi Guicciardini, 8 december 1509.
“Wel allemachtig nog aan toe, Luigi, kijk nu toch eens hoe verschillend de Fortuin mensen in dezelfde omstandigheden bejegent! Jij hebt nog maar pas met je liefje geneukt, of je krijgt al opnieuw zin en je wilt haar een tweede keer onder je krijgen. En ik daarentegen, ik was hier al verscheidene dagen en begon door de onthouding al tekenen van blindheid te vertonen, toen ik een oude vrouw tegenkwam bij wie ik regelmatig mijn hemden laat wassen. Ze woont in een huis dat voor meer dan de helft onder de grond zit en waar alleen wat licht binnen sijpelt door de deur; toen ik daar op zekere dag passeerde, herkende ze me, kwam met een brede glimlach naar me toe en vroeg of ik niet even binnen wilde komen, want ze had een paar mooie hemden te koop. Ik trapte er als de eerste de beste Jan Lul in en ging naar binnen. Daar ontwaarde ik in het halfduister, in een hoekje weggedoken, een vrouwmens in een allesbehalve decente positie, met een handdoek over haar hoofd en haar gezicht. Die oude feeks van een wasvrouw pakte me bij de hand, trok me mee tot bij die sloerie en fluisterde me toe: ‘Dit is het hemd dat ik u wilde verkopen, maar u moet het eerst passen en daarna pas betalen.’
Timide als ik ben, kon ik geen woord uitbrengen (het oude wijf was er namelijk direct tussenuit geknepen en had de deur op slot gedaan), maar aangezien ik alleen met die meid in het donker was achtergebleven, maakte ik een nummertje met haar. En ondanks haar slappe dijen, haar vochtige pruim en haar enigszins stinkende adem, was ik zo botergeil dat ik vrijwel onmiddellijk klaarkwam. Nu ik verlost was van wat me bezwaarde, wilde ik de koopwaar ook wel eens bekijken, en daarom nam ik een brandend houtje uit de haard en stak er een lantaarn mee aan die daarboven hing. Maar nauwelijks was de lamp ontstoken of ik liet hem bijna uit mijn handen vallen. Lieve help! Het scheelde geen haar of ik was dood neergevallen, zo lelijk was dat wijf! Eerst zag ik een pluk peper-en-zout-kleurig haar: hoewel haar kruin zo goed als kaal was - zodat je er duidelijk een paar luizen op zag rondkruipen - hingen de punten van die spaarzame hoofdbegroeiing tot over haar ogen; midden op haar klein, gerimpeld hoofd was een litteken zichtbaar dat afkomstig leek te zijn van de brandmerking op de veemarkt. Op de plaats waar bij een normaal mens de wenkbrauwen zitten, waren er alleen maar een paar bosjes haren vol neten; haar ene oog zat te laag en haar andere te hoog, en het ene was merkelijk groter dan het andere; de ooghoeken en de randen van de wimperloze oogleden zaten vol slapers. Haar neus was naar boven gekruld en een van de neusgaten die vol kanen zaten, was gespleten; haar mond leek op die van Lorenzo dei Medici, maar stond bovendien nog scheef, en aan één kant droop er wat kwijl uit omdat ze bij gebrek aan tanden haar speeksel niet kon ophouden. Haar bovenlip werd versierd door een vrij lange, zij het dunne snor. Ze had een lange spitse, ietwat vooruitstekende kin, met daarop enkele haren die tot aan haar hals kwamen.
Ik was compleet uit mijn lood geslagen bij het zien van dit monster en ik kon geen woord uitbrengen. Dat merkte zij zelf ook en zij wilde vragen of er iets scheelde, maar zo ver kwam ze niet, want ze kon niet spreken zonder te stotteren en toen ze haar mond open deed, kwam daar bovendien zo'n stinkende walm uit dat mijn ogen en mijn neus - onze meest gevoelige zintuigen - het niet meer konden harden; mijn maag draaide zich om en ik kotste haar onder. En zo vertrok ik met achterlating van de beloning die ze verdiende. En ik geloof niet - en daar wil ik mijn plaats in de hemel om verwedden - dat ik gedurende heel de rest van mijn verblijf in Lombardije nog van hengstigheid last zal hebben. Jij dankt God omdat je hoop mag koesteren om binnenkort opnieuw zo'n groot genot te mogen smaken, en ik dank Hem omdat er geen enkel gevaar bestaat dat ik een dergelijke verschrikking nog ooit moet meemaken”.
Vertaling: Frans Denissen
In: De Tweede Ronde, jg.7, 1986
Niccolò Machiavelli’s love life.
Niccolò Machiavelli (1469-1527), the politician, historian and author is known for his turbulent love life. For most Florentine men of that time, marriage, love and sex were 3 different things: Niccolò was married, fell in love several times and was also a notorious brothel visitor.
In August 1501 he married Marietta di Luigi Corsini, who was not yet 20 years of age. The Machiavelli and the Corsini were well respected middle class families (living on the Oltrarno) without political was a business agreement between 2 families in which the amount of the dowry played a major role.
Marietta and Niccolò had no passionate relationship, but Marietta was always very committed to her domestic tasks and Niccolò has always been able to take care of his family. Despite Marietta complaining that her husband was always abroad, they produced 8 children between 1502 and 1514, of which 6 (4 sons: Bernardo, Lodovico, Piero and Guido and 2 daughters: Primarana and Bartolommea) survived their childhood.
Before and during his marriage Niccolò was a regular visitor of the brothels of the Mercato Vecchio and when he was on a mission abroad (as secretary of the 2nd chancellery) he regularly had an affair with some courtisane (luxury whore).
After his visit to Louis XII in Lyon in June 1510, he received a letter in October from Giovanni Girolami, the spokesman of Cardinal Francesco Soderini, with the message that a certain Jeanne or Giana was waiting for him. When he was still in France, he was informed by a letter from his friend Andrea da Romolo that on his return in Florence he was expected at the Ponte alle Grazie with impatience by someone "with open fig". This someone was probably the courtisane Lucrezia, nicknamed la Riccia ("with the curls") with whom Niccolò had a relationship for a long time.
In May 1510, Machiavelli was accused of having committed sodomy with Lucrezia. Sodomy (anal penetration) was forbidden with both men and women (Leonardo da Vinci and Sandro Botticelli were also accused of this crime) but no action was taken against him.
Machiavelli is also said to have visited the "shop" of (Riccio di) Donato del Corno, a well-known meeting place for homosexuals in Florence. He probably had sex with boys or men (which was punishable in the Renaissance but not exceptional), but he still had a clear preference for women. Machiavelli had no prejudices towards homosexuals at all, but when he was informed in 1523 that his son Lodovico had a "boyfriend" he was worried anyway.
Meanwhile, Marietta stayed at home and took care of the kids. Niccolò was not present when his eldest daughter Primerana was born in 1502 and his eldest son Bernardo in 1503. Marietta who knew that her husband regularly corresponded only with his friends and not with her, cooled her discontent about his absence and lack of contact on Biagio Buonaccorsi. That was in the summer of 1502 (one year after their marriage) when Niccolò stayed at the court of Cesare Borgia and Biagio Buonaccorsi came to visit Marietta. Niccolò got the message but when he asked gonfaloniere Soderini if he could return to Florence, the answer was no: he was needed as a negotiator in Imola.
On November 24, 1503, Marietta wrote Niccolò a letter (the only one that was saved) asking her husband (who was in Rome at the inauguration of Pope Julius II) to make himself heard. She told him that their newborn son Bernardo looked just like his father, but that Primerana was sick. It must be said that when Machiavelli was abroad, he asked his friends to stop by and see if everything was still okay with his family. In March 1506, when Niccolò was busy setting up his militia, Agostino Vespucci, (an employee at the chancellery and a nephew of the explorer) was happy to report him that everyone was in good health.
When Luigi Guicciardini, older brother of Francesco the historian, sent Niccolò a letter in 1509 talking about his beautiful but unattainable love, he clearly sought the advice of “the expert”. Machiavelli replied with a story about an adventure he had experienced in Mantua [1]. There he was lured by a laundry woman to her house to supposedly look at new shirts. She locked him in a dark basement where a woman was waiting for him. Niccolò had sex with her because (so he wrote to Luigi ) he was “starved of marital needs”. But when he lit a candle afterwards to see "what meat he had in the tub" he was terribly shocked. It turned out to be such a hideous old bitch (he describes her ugliness with disgusting details in his letter) that he had to puke all over her. Perhaps the story was made up (it was unlikely that Machiavelli would be fooled in such a way) with the intention of warning Luigi that when someone doesn't get his way, he sometimes starts doing unreasoned things and settles for a cheap form of need gratification.
Luigi was the author of il Sacco di Roma. He should not be confused with his nephew Lodovico who wrote the Descrittione di tutti I Paesi Bassi..
The return of the Medici in 1512 and his exile in 1513 marked a great change in Machiavelli’s life. While Marietta and her 4 children remained in Florence, Niccolò was bored to death in his farmhouse in Sant'Andrea in Percussina. So he started writing (il Principe and the Discorsi date back to that period) and maintained a busy correspondence with his good friend Francesco Vettori, the Florentine ambassador in Rome. In his letters Niccolò writes that he had found female entertainment in the village. He literally wrote that "he was invited every day by some girl to gain new powers" but this seems greatly exaggerated given the small size of the village…
In the summer of 1514 he met Madonna Tafani, the sister of his neighbor Niccola Tafani, who had been abandoned by her husband. Machiavelli was madly in love and glorifies his new love in a number of poems, which he forwarded to Vettori. How the affair came to an end is not known.
When Vettori himself fell in love and didn't know what to do because he felt guilty, Machiavelli had advised him to go for it "because you can better take some action and repent afterwards than to have regrets because you did nothing".
After his rehabilitation by the Medici, Machiavelli was sent to Faenza in the summer of 1521. When he was back in Florence, he received a letter from Francesco Guicciardini, his friend and governor of Modena, urging him to return to Modena, where a certain Mariscotta (a courtisane) was eagerly waiting for him.
When Niccolò met in 1523 the Roman singer, poet and courtisane Barbara Salutati in Florence, Francesco Guicciardini thought that Niccolò was exaggerating things . News of Machiavelli's affair with Salutati was even spread to Modena and Francesco had reported it to Marietta's brother. One can be sure that she was aware of her husband's adultery, but Marietta (as far as we know) has made little or no problems.
Niccolò had met Barbara Salutati in Jacopo Falconetti's villa on the Oltrarno, where his plays, La Mandragola (“the Mandrake”) and Clivia were performed. He was 54 and she was not yet 30. La Salutati was the star of the show and Machiavelli had written especially for her intermezzi (interludes). Because Machiavelli was talking in his bedroom farces about marital problems, adultery and old goats that like a green leaf, one is inclined to label his satirical plays as autobiographical. Niccolò was not Barbara's only lover, but he continued to have a relationship with her until his death in June 1527. Then Barbara married Tommaso Raffacani and moved back to Rome.
In order not to portray Niccolò completely as a loveless husband and father, reference can be made to his letter from early 1527 addressed to his youngest son Guido. Machiavelli was very pleased that Guido had recovered from an illness and advised him to study well. When the boy told his father about a donkey that "went mad" Niccolò advised Guido to let the animal walk free, take off his halter and not to chain it. òFor some authors, this could be a hidden reference to Niccolò’s own rampant and "crazy" behavior.
Guido also had to salute his siblings and tell his mother, Madonna Marietta, that she had to keep courage and that he would definitely be back from Lombardy before there were any difficulties. Machiavelli was referring to the German soldiers who were advancing to Florence in April 1527. He kept his word and brought his family to safety within the walls of San Casciano as the enemy troops passed Firenze and moved on to Rome, where they began to besiege and loot the city in May.
It's no excuse, but Machiavelli’ behavior was not very different from that of many other Florentine men of his social class. That his turbulent love life would only have been a result of the disappointments he has had to deal with in the professional field is (too) farfetched: Niccolò was apparently a man with a great libido and a lover of feminine company.
But those who already cannot appreciate him as a politician and philosopher, will just call him an adulterous whoremonger.
[1] Text in English: Viroli, Niccolò ’s Smile, p.109