Paus Leo X (Giovanni de' Medici) en Maarten Luther
Paus Leo X (Giovanni de’ Medici) en Maarten Luther.
Toen Maarten Luther op 31 oktober 1517 zijn 95 stellingen tegen de aflatenzwendel en de misbruiken binnen de katholieke kerk formuleerde (en volgens de legende van Philip Melanchton op de deur van de slotkerk van Wittenberg spijkerde) had paus Leo X op dat moment weinig interesse voor de zaak. Giovanni de’ Medici (de 2de zoon van Lorenzo il Magnifico) was immers druk bezig met het consolideren van de machtspositie van de kerk op de internationale politieke scène en het verdedigen van de pauselijke staat en de eigen Medici-belangen in Italië.
In hun ijver om de Turkse dreiging af te wenden hebben Leo X en zijn voorgangers de problemen die ontstaan waren binnen de eigen christelijke kerk totaal uit het oog verloren. De “verdorvenheid” van de (lagere) geestelijkheid en de talrijke misbruiken, die door de kerkelijke overheid getolereerd werden (en zelfs in stand gehouden werden) hebben een reactie uitgelokt, die van onderuit de Kerk als instituut is gaan aantasten. Hervormingen op dat vlak waren dus een absolute noodzaak, maar voor Leo X was dat helemaal niet aan de orde.
In 1512 had paus Julius II het 5de Lateraans concilie geopend waarbij hervormingen van het kerkelijk bestuur (er waren problemen gerezen in verband met de verhouding tussen de seculiere en de reguliere geestelijkheid), maar vooral de bestrijding van het Concilie van Pisa (dat bijeengeroepen was door koning Lodewijk XII van Frankrijk) centraal stonden. Leo X, die de belofte gedaan had bij zijn pausverkiezing in 1513 om de kerkvergadering verder te zetten, heeft het werk afgerond in 1517. De belangrijkste resultaten van het concilie waren het vastleggen van de rechten van de bisschoppen (o.a. in Frankrijk met het Concordaat van Bologna waar de geestelijkheid zich opnieuw onderwierp aan Rome) en de bevestiging van de suprematie van het pausschap. Maar van de broodnodige hervormingen in verband met misbruiken en corruptie was niets in huis gekomen
Misschien was Leo X zich wel degelijk bewust van de tekortkomingen binnen de kerk, maar hij heeft de ernst er niet van willen inzien en er derhalve niet energiek genoeg op gereageerd. Op het concilie waren stemmen gehoord om de oude zuiverheid van het geloof te herstellen en er werden decreten uitgevaardigd betreffende de hervorming van de geestelijkheid, maar die bleven meestal dode letter. Het aanstellen van kanunniken, bisschoppen en kardinalen op jonge leeftijd ging rustig verder terwijl de leeftijdsgrens door het concilie nochtans vastgelegd was op 27 jaar. Wat kon men echter verwachten van een kerkleider, die zelf op 16-jarige leeftijd kardinaal was geworden en paus op zijn 37ste ?
Het zoeken naar geld om grote kerkelijke projecten te verwezenlijken was ook één van de grote bekommernissen van de Medici-paus. Vooral voor de bouw van de Sint-Pietersbasiliek, waar Julius II mee begonnen was, moesten de nodige fondsen gevonden worden. Leo X hernieuwde daarom de aflatenverkoop, die zijn voorgangers reeds met succes hadden gelanceerd. De lucratieve overeenkomst die de Medici-paus in dat verband afgesloten had met Albrecht van Hohenzollern, de aartsbisschop van Brandenburg zou uiteindelijk leiden tot het protest van Maarten Luther. Hoewel hij reeds bisschop van Maagdeburg en Halberstadt was, ambieerde Albrecht het primaatschap van Duitsland en de aartsbisschoppelijke mijter van Mainz. Voor de ronde som van 30.000 dukaten, die hij leende van de Fuggers, werd aan zijn vraag voldaan en om zijn schuld af te lossen kreeg hij van Leo X de toestemming om gedurende 8 jaar een aflaat te verkopen, waarvan de helft bestemd was voor de pauselijke schatkist. De orde der dominicanen, in de persoon van Johan Tetzel, werd in januari 1517 belast met de promotie van de verkoop, maar die deed dit op zo'n schandelijke en frauduleuze manier (een aflaat ontlastte de biechteling van een boetedoening) dat een reactie niet kon uitblijven.
Die reactie kwam er dan van Maarten Luther, een augustijner monnik, die rechten en theologie gestudeerd had en van 1505 tot 1507 verbleven had in het klooster van Erfurt waar hij ook tot priester gewijd was.
In 1508 ging hij filosofie doceren aan de (in 1502 door Frederik de Wijze van Saksen gestichte) universiteit van Wittenberg. Twee jaar later was Luther door zijn oversten naar Rome gestuurd, waar Julius II toen pontifex was, in verband met de autonome positie van zijn orde der heremieten binnen de orde der augustijnen. Over het pauselijk Rome wist hij enkel maar te zeggen dat de stad “de zetel van de duivel was”.
Luther bleef verder colleges geven in Wittenberg, maar in een brief aan Albrecht van Brandenburg van 31 oktober 1517 keerde hij zich nu openlijk tegen de aflatenverkoop van de dominicaan Tetzel en bracht hij de aartsbisschop op de hoogte van zijn andere grieven (stellingen). Er kwam echter geen antwoord en Luther bezorgde zijn handgeschreven brieven ook aan zijn vrienden (zoals de rechtsgeleerde Christopher Scheurl uit Nurenberg) die de 95 stellingen al lieten drukken in begin 1518
Paus Leo X besteedde zoals gezegd aanvankelijk weinig aandacht aan de zaak, ook al omdat zijn neef kardinaal Giulio de’ Medici alle dienaangaande correspondentie achterhield: dergelijke onbenulligheden van een onbekende monnik waren immers niet belangrijk genoeg voor Zijne Heiligheid. Kardinaal Giulio belastte het hoofd van de augustijnen, Gabriele della Volta met de kwestie en hoopte de affaire daarmee te reduceren tot een ruzie tussen dominicanen (Tetzel) en augustijnen (Luther).
De zaken liepen echter stilaan uit de hand en in juli 1518 werd Luther dan toch gedagvaard in Rome, maar dankzij de tussenkomst van de keurvorst van Saksen, Frederik de Wijze, mocht hij in oktober in Augsburg verschijnen vóór de pauselijke legaat (en dominicaan) Tommaso Vio Cajetano (die in 1517 kardinaal was benoemd door Leo X). De discussies brachten geen zoden aan de dijk en de ontmoeting eindigde in een ware scheldpartij.
Luther schreef in maart van het volgende jaar een brief aan de paus waarin hij zich echter zeer onderdanig opstelde en bevestigde dat hij noch de Kerk noch de paus had willen aanvallen, maar enkel de aandacht had willen vestigen op de misbruiken. De pontifex was blijkbaar gerust gesteld en er werd verder niets ondernomen. Maar op het thuisfront was Maarten Luther druk bezig geweest: hij kende de politieke situatie in Duitsland en had zijn theologische stellingen gebruikt om een soort nationalisme op gang te brengen tegen Rome. Het idee van een onafhankelijke Duitse kerk kon rekenen op veel bijval. Luther voerde aan dat er indien nodig een ware godsdienstoorlog kon ontketend worden waarbij de paus vijand nummer één was. Leo X zag zich nu verplicht om op 15 juni 1520 in zijn bulle Exsurge domine (“sta op, heer!”) de Errores Martini Lutheri te veroordelen. Die was echter geenszins bereid om zijn ideeën te herroepen en toen hij de bulle in het openbaar in Wittenberg verbrand had, kon Leo X niets anders doen dan hem op 3 januari 1521 in de kerkban te slaan.
Paus Alexander VI had indertijd met het in de ban slaan van fra Girolamo Savonarola de gemoederen in Firenze kunnen bedaren en de dominicaner monnik op de brandstapel zien eindigen. Maar toen op 10 december 1520 Leo's bulle in de vlammen verdween, en niet Maarten Luther, was het protestantisme geboren en de paus had geen flauw vermoeden van de draagwijdte van de gebeurtenis. De hele zaak kreeg een sociale dimensie wanneer in 1521 een boerenopstand het Duitse rijk teisterde (die door Luther resoluut werd afgewezen) en een politieke dimensie wanneer verscheidene Duitse vorsten zich achter Luther en tegen de keizer van het Heilig Roomse Rijk gingen opstellen. Zij kregen nu immers grotere macht over de geestelijkheid in hun gebied en konden zich verrijken aan de in beslag genomen kerkelijke bezittingen.
Voor Maarten Luther volgde na de kerkban de rijksban. Leo X had aan de in 1519 tot keizer verkozen Karel V gevraagd om de lastige monnik het zwijgen op te leggen. De keizer, die moest rekening houden met zijn Duitse keurvorsten, gaf Luther de kans zich te komen verantwoorden op de Rijksdag van Worms, maar toen hij ook daar weigerde iets te herroepen werd hij op 26 mei 1521 veroordeeld als ketter en verbannen uit het keizerrijk. Luther genoot echter de bescherming van Frederik de Wijze van Saksen die hem onderdak bezorgde in de Wartburg van Eisenach.
Toen paus Leo X in december van hetzelfde jaar overleed was het conflict enkel maar geëscaleerd en ook zijn opvolgers Hadrianus VI en Clemens VII (kardinaal Giulio de’ Medici, die de situatie aanvankelijk ook niet goed had ingeschat) konden de hervormingsbeweging niet meer stoppen. Ondertussen had Luther het Nieuwe Testament in het Duits vertaald en in 1522 was hij teruggekeerd naar Wittenberg waar hij na zijn huwelijk met de weggelopen non Katherine von Bora is blijven wonen met zijn gezin.
De hele kwestie zou blijven aanslepen en leiden tot een godsdienstoorlog die pas in 1555 met de Vrede van Augsburg beslecht werd. Met de aanvaarding van het principe “cuius regio, eius religio” (“wiens land, diens godsdienst”) kwam er een einde aan de geloofseenheid in het Duitse rijk.
JVL
Pope Leo X (Giovanni de’ Medici) and Martin Luther.
When Martin Luther formulated his 95 theses against the scandalous sale of indulgences and other abuses within the Catholic Church on October 31, 1517 (and nailed them to the door of Wittenberg's castle church, according to the legend of Philip Melanchton), Pope Leo X showed little interest in the case at that time. After all, Giovanni de' Medici (the 2nd son of Lorenzo il Magnifico) was too busy consolidating the church's position of power on the international political scene and defending the papal state and his own Medici interests in Italy.
In their zeal to avert the Turkish threat, Leo X and his predecessors completely lost sight of the problems that had arisen within their own Christian church. The "depravity" of the (lower) clergy and the numerous abuses, which were tolerated (and even maintained) by the ecclesiastical authorities, provoked a reaction that has come to affect the Church as an institution from within. Reforms in this area were therefore an absolute necessity, but for Leo X that was not the case at all.
In 1512, Pope Julius II had opened the 5th Lateran Council, which focused on reforms of ecclesiastical administration (problems had arisen in connection with the tensions between the secular and the regular clergy), but above all on the fight against the Council of Pisa (convened by King Louis XII of France). Leo X, who had made the promise at his papal election in 1513 to continue the church assembly, completed the work in 1517. The most important results of the council were the establishment of the rights of the bishops (e.o. in France with the Concordat of Bologna where the clergy again submitted to Rome) and the confirmation of the supremacy of the papacy. But none of the much-needed reforms related to abuses and corruption had come to the table.
Perhaps Leo X was well aware of the shortcomings within the church, but he did not want to see the seriousness of it and therefore did not react energetically enough to it. At the council, voices had been heard to restore the old purity of the faith, and decrees were issued concerning the reform of the clergy, but these mostly remained dead letter. The appointment of canons, bishops and cardinals at a young age kept going on while the age limit was nevertheless set by the council at 27 years. But what could one expect from a church leader, who himself had become a cardinal at the age of 16 and pope at the age of 37?
The search for money to realize major ecclesiastical projects was also one of the great concerns of the Medici Pope. In particularly the necessary funds had to be found for the construction of St. Peter's Basilica, which Julius II had started. Leo X therefore renewed the sale of indulgences, which his predecessors had already successfully launched. The lucrative agreement that the Medici Pope had concluded with Albert of Hohenzollern, the Archbishop of Brandenburg, would eventually lead to Martin Luther's protest. Although he was already bishop of Magdeburg and Halberstadt, Albrecht aspired to the primacy of Germany and the archbishopric mite of Mainz. For the round sum of 30,000 ducats, which he borrowed from the Fuggers, his request was met and to repay his debt he received permission from Leo X to sell an indulgence for 8 years, half of which the proceeds were intended for the papal treasury. The Order of the Dominicans, in the person of Johan Tetzel, was charged with the promotion of the sales in January 1517, but it was done in such a shameful and fraudulent way (an indulgence relieved the confessor of a penance) that a reaction could not be avoided.
That reaction came from Martin Luther, an Augustinian monk, who had studied law and theology and had stayed from 1505 to 1507 in the monastery of Erfurt where he was also ordained a priest.
In 1508 he went on to teach philosophy at the University of Wittenberg (founded in 1502 by Frederick the Wise of Saxony). Two years later Luther had been sent by his superiors to Rome, where Julius II was then pontifex, in order to defend the autonomous position of his Order of Hermits within the Augustinian Order. About the papal Rome itself he could only say that the city was "the seat of the devil" (see fig.1).
Luther continued to give lectures in Wittenberg, but in a letter to Albert of Brandenburg dated October 31, 1517, he openly opposed against the sale of indulgences by the Dominican Tetzel and informed the archbishop of his other grievances (theses). However, there was no answer and Luther also delivered his handwritten letters to his friends (like the lawyer Chritopher Scheurl from Nurenberg) who had the 95 theses printed in early 1518.
Pope Leo X initially paid little attention to the case, partly also because his nephew Cardinal Giulio de' Medici withheld all correspondence in this regard: such trivialities of an unknown monk were not important enough for His Holiness. Cardinal Giulio charged the head of the Augustinians, Gabriele della Volta with the issue and hoped to reduce the affair to a quarrel between Dominicans (Tetzel) and Augustinians (Luther).
However, things gradually got out of hand and in July 1518 Luther was summoned to Rome, but thanks to the intervention of the Elector of Saxony, Frederick the Wise, he was allowed to appear in Augsburg in October before the papal legate (and Dominican) Tommaso Vio Cajetano (who had been appointed cardinal by Leo X in 1517). However the discussions did not bring any good and the meeting ended in a real scolding.
Luther wrote a letter to the Pope in March of the following year in which he was very submissive and confirmed that he had not wanted to attack either the Church or the Pope but that he only wanted to expose the abuses. The pontifex was apparently reassured and nothing else was done. But on the home front, Martin Luther had been busy: he knew the political situation in Germany and had used his theological theses to set in motion a kind of nationalism against Rome. The idea of an independent German church was widely supported. Luther argued that, if necessary, a true religious war could be unleashed in which the pope was enemy number one. Leo X was now obliged to condemn Luther's Errores in his bull Exsurge domine ("stand up, oh Lord!") on June 15, 1520 (see fig.2). But Martin was by no means prepared to recede his ideas and when he had burned the papal bull in public in Wittenberg, Leo X had no other choice than to pronounce the church ban on Luther on January 3, 1521.
By doing so with fra Girolamo Savonarola Pope Alexander VI had solved the religious tensions in Florence and in 1498 the Dominican monk ended up on the pyre. But when on December 10, 1520, Leo's bull disappeared into the flames, and not Martin Luther, Protestantism was born, and the pope had no idea of the significance of the event. The whole affair took on a social dimension when in 1521 a peasant revolt ravaged the German Empire (which Luther resolutely rejected) and a political dimension when several German princes supported Luther against the Emperor of the Holy Roman Empire. After all, they now had greater power over the clergy in their territories and could enrich themselves from the confiscated ecclesiastical property.
After the church ban followed the imperial ban. Leo X had asked Charles V, elected emperor in 1519, to deal with the troublesome monk. The emperor, who had to take into account his German electors, gave Luther the opportunity to come and answer to the Reichstag of Worms, but when he refused again to revoke anything, he was condemned as a heretic on May 26, 1521 and exiled from the empire. However Martin enjoyed the protection of Frederick the Wise of Saxony who gave him shelter in the Wartburg of Eisenach.
When Pope Leo X died in December of the same year, the conflict had only escalated and his successors Hadrian VI and Clement VII (Cardinal Giulio de' Medici, who had initially not properly assessed the situation as well) could not stop the reform movement. Meanwhile, Luther had translated the New Testament into German, and in 1522 he had returned to Wittenberg where he continued to live with his family after his marriage to the runaway nun Katherine von Bora.
The whole question would drag on and lead to a religious war that was not settled until 1555 with the Peace of Augsburg. With the acceptance of the principle "cuius regio, eius religio" ("whose country, his religion") the unity of faith in the German Empire came to an end.
Literatuur:
Boendermaker, J. Brieven uit de beslissende jaren van Dr.M.Luther’s leven.
https://maartenluther-nl.com
Maarten Luther: https://historiek.net/maarten-luther
Friedenthal, R. Luther, sein Leben und seine Zeit. München, 1967.
Lucas-Dubreton, J. De gouden tijd van de Renaissance. Utrecht-A’pen, 1959
Mathieu-Rosay, J. De ware geschiedenis van de pausen Antwerpen, 1993
Van Laerhoven, J. De Medici-pausen. Herk-de-Stad, 2012.
Wursten, D. Die vreemde Luther. www.luther.wursten.be