Was er meer dan één Giovanni de' Medici in de Lage Landen?

Was er meer dan één don Giovanni de’ Medici in de Lage Landen?

Van Giovanni di Cosimo de’ Medici is bekend dat hij van 1587 tot 1589 en van 1601 tot 1604 in de Zuidelijke Nederlanden verbleven heeft. Hij was de in 1567 geboren natuurlijke (en erkende) zoon van Cosimo I de’ Medici en Eleonora degli Albizzi  met wie de hertog na de dood van hertogin Eleonora van Toledo een verhouding begonnen was (zie fig.1).  

Fig.1 Don Giovanni di Cosimo (gravure van Giacomo Franco ca.1596, British Museum).

Don Giovanni was een militair, diplomaat, architect en kunstliefhebber en naar het schijnt een vriend van Pieter Pauwel Rubens. Maar wanneer de Antwerpse schilder in zijn brieven van februari en april 1627 aan de Franse literator en bibliofiel Pierre Dupuy berichtte over zijn goede vriend don Giovanni de’ Medici, moet men zich afvragen wie dan wel die don Giovanni geweest is, want don Giovanni di Cosimo was overleden in Murano in 1621.

Ofwel was Giovanni niet in 1621 gestorven (maar daar bestaat geen twijfel over), ofwel was er sprake van een 2de don Giovanni die in de Spaanse Nederlanden rond die tijd was opgedoken. Dat laatste bleek uiteindelijk het geval te zijn.

Deze 2de don Giovanni was een zoon van Raffaele di Francesco de’ Medici (+1628) uit een zijtak van de familie en zijn echtgenote Costanza Alamanni. Giovanni was één van de 10 zonen van Raffaele en moet in Firenze geboren zijn in de jaren 90 van de 16de eeuw. Zijn veel oudere broer Ferdinando was reeds in 1580 toegetreden tot de ridderorde van Santo Stefano, waarvan vader Raffaele al in 1572 admiraal geworden was. Dat Giovanni II dus ook voor een militaire carrière gekozen had, was geen verrassing.

Don Giovanni di Cosimo:

Don Giovanni I (die ca. 20 jaar ouder was dan zijn naamgenoot) was na een verblijf aan het Spaanse hof in Madrid naar Antwerpen getrokken om er dienst te nemen in het leger van landvoogd Alessandro Farnese, de hertog van Parma. Dat moet dan in begin 1587 geweest zijn, toen Parma Antwerpen reeds ingenomen had (augustus 1585) en toen hij van plan was om het gebied ten noorden van de Scheldestad te heroveren op de Staatsen. Tijdens die campagne was don Giovanni I in de zomer van 1587 zo ernstig ziek geworden (sommige bronnen spreken van tyfus) dat hij zijn testament gemaakt had. Na zijn genezing is hij dan op vraag van zijn halfbroer groothertog Ferdinando I in de loop van het volgende jaar teruggekeerd naar Firenze.
Het is dus weinig waarschijnlijk dat don Giovanni I deelgenomen heeft aan het beleg van Bergen-op-Zoom in september 1588. In november kon de stad ontzet worden door Maurits van Nassau, de zoon van Willem van Oranje. Dat don Giovanni I Willem zou ontmoet hebben in Antwerpen is onmogelijk aangezien de Prins van Oranje daar in 1583 reeds vertrokken was. In 1584 werd hij vermoord in Delft door Baltazar Gerards.

Nadat hij enkele diplomatieke missies (o.a. naar Rome) had volbracht besloot don Giovanni I  zich in 1594 in dienst te stellen van keizer Rudolf II die in Hongarije vocht tegen de Turken tijdens de zogenaamde 15-jarige Oorlog. Na zijn terugkeer in Firenze in 1596 kreeg hij van Ferdinando I nog een aantal militaire en diplomatieke opdrachten: zo moest hij het Chateau d’If gaan bezetten in de strijd tegen de Katholieke Liga van Charles de Guise (1597) en mocht hij Maria de’ Medici naar Marseille begeleiden toen zij ging trouwen met de Franse koning Henri IV (1600).
Maar don Giovanni verlangde weer naar het oorlogsgeweld en in 1601 voegde hij zich opnieuw bij de keizerlijke troepen in Hongarije, waar hij door Rudolf II beloond werd met de titel van artilleriegeneraal.

Het volgende jaar stelde don Giovanni zich in dienst van de nieuwe Spaanse koning Filips III en kwam hij opnieuw in Vlaanderen terecht waar hij onder aartshertog Albrecht van Oostenrijk deelnam aan het beleg van Oostende. Reeds op 5 juli 1601 was de belegering van de stad, die nog steeds in handen van de “opstandelingen” was, ingezet. Door de strategische ligging aan zee kon Oostende, dat steun kreeg van de Hollanders en de Engelsen, bevoorraad blijven en weerstaan aan de aanvallen van de Spanjaarden. Het werd een uitputtingsslag die uiteindelijk gewonnen werd door Ambrogio Spinola, die het bevel van aartshertog Albrecht had overgenomen in 1603. Op 22 september 1604 moest Oostende zich uiteindelijk overgeven.

Tijdens zijn verblijf in Antwerpen was don Giovanni I door toedoen van de glasmaker Antonio Neri, die hij nog kende van in Firenze, bevriend geraakt met de Portugese koopman-bankier Emmanuel Ximenes. In een brief aan groothertog Ferdinando van augustus 1602 schreef hij dat hij nu eindelijk een woning kon betrekken die paste bij zijn stand en dat hij van Ximenes een paard gekregen had. De woning was gelegen in de buurt van het palazzo van Ximenes dat zich op de Meir bevond. Het leven in Antwerpen was erg duur en don Giovanni I kreeg van zijn halfbroer, de groothertog, een forse toelage om zijn luxueus leventje te kunnen bekostigen.

De brieven die don Giovanni I naar Firenze stuurde (en meestal geschreven waren door zijn secretaris en latere biograaf Cosimo Baroncelli) bevatten ook een schat aan informatie over de politieke, militaire en economische toestand van de Nederlanden in die periode. Die handgeschreven brieven werden avisi genoemd en waren de voorlopers van het gedrukte pamflet en de eerste kranten. Don Giovanni rapporteerde nauwgezet zijn bevindingen aan groothertog Ferdinando en maakte studies over de artilleriestukken en tekeningen van de verdedigingswerken; hij was immers behalve een succesvol militair ook een bekwaam ingenieur en architect.

 Na een reeks omzwervingen in Engeland en Frankrijk vertrok don Giovanni I naar Venetië waar zijn capaciteiten naar waarde geschat werden en waar hij in 1616 tot Governatore generale van het Venetiaanse leger werd benoemd Hij trouwde er met Livia Vernazza, de moeder van zijn kinderen, en overleed in Murano op 19 juli 1621.

Don Giovanni di Raffaele:

Van don Giovanni de’ Medici II weten we met zekerheid dat hij in 1626 in de Nederlanden was want Rubens noemt hem in zijn brieven hoofdingenieur van aartshertogin Isabella Clara Eugenia, die hem de leiding gegeven had van een groots project om de Rijn met de Maas en de Schelde te verbinden. Het was de bedoeling om de waterweg (de Fossa Eugeniana genoemd naar de aartshertogin) van Rheinberg (aan de Rijn) via Venlo (aan de Maas) door te trekken naar Antwerpen. Het ganse project is stopgezet in 1629 toen de Staatsen Venlo en Rheinberg heroverd hadden (zie fig.2).

Fig.2 Tracé van het kanaal van Venlo (prent van Frans Hoogenberg, 1627, Rijksmuseum Amsterdam)

Net zoals don Giovanni I was don Giovanni II ook een militair en ingenieur, wat de persoonsverwarring uiteraard nog groter kan maken. Het is zeer goed mogelijk dat Giovanni di Raffaele reeds vóór 1626 aan het hof van de aartshertogen verschenen is. Het is ook niet uitgesloten, maar de kans is klein dat Rubens bevriend is geweest met don Giovanni I, aangezien hij in de 2de periode dat don Giovanni I in Antwerpen woonde (van 1601 tot 1604), zelf veelal in het buitenland (Italië en Spanje) verbleef. Wanneer Rubens het in zijn brieven heeft over zijn goede vriend don Giovanni (die waarschijnlijk ook in Antwerpen woonde) gaat het dus over don Giovanni II en maakt hij nergens allusie op het feit dat hij ook de andere don Giovanni (de zoon van hertog Cosimo) zou gekend hebben. Men kan hier uit afleiden dat beide Giovanni’s tijdens verschillende periodes in de Nederlanden vertoefd hebben.
Volgens sommige bronnen maakte don Giovanni II deel uit van de militaire staf van markies en legerleider Ambrogio Spinola. Misschien was hij dus reeds aanwezig bij het 2de beleg van Bergen-op-Zoom in 1622 (dat weer mislukte) en/of bij de inname van Breda in 1625 (vereeuwigd door Velazquez). Zijn oudere broer Francesco di Raffaele, was reeds in 1604 bij de verovering van Oostende gesneuveld.
In 1640 erfde don Giovanni II de titel van markies van Sant-Angelo in Grotte (Molise) die de Spaanse koning Filips III aan zijn vader Raffaele verleend had in 1625. In 1628 had Raffaele (vlak vóór zijn dood) van groothertog Ferdinando II ook de titel van markies van Castellina gekregen.
Na zijn terugkeer in Firenze werd don Giovanni II in 1643 tijdens de Barberini-oorlog door groothertog Ferdinando II de’ Medici aan het hoofd gesteld van de Raad van Oorlog en van de Toscaanse fortificatiewerken. In 1647 werd hij gouverneur van de stad Livorno waar hij 1 jaar later is overleden. Verder is er weinig bekend over zijn leven (er is blijkbaar ook geen portret van hem bewaard), maar het lijdt geen twijfel dat hij de “andere” don Giovanni de’ Medici in de Spaanse Nederlanden geweest is.

 

JVL

Was there more than one don Giovanni de' Medici in the Low Countries?

Giovanni di Cosimo de' Medici is known to have stayed in Flanders from 1587 until 1589 and from 1601 until 1604. He  was born in 1567 as the natural (and legalized) son of Cosimo I de' Medici and Eleonora degli Albizzi, with whom the Duke had begun an affair after the death of Duchess Eleonora of Toledo (see fig.1)

Don Giovanni was a soldier, diplomat, architect and art lover and apparently a friend of Peter Paul Rubens. But when the Antwerp painter reported in his letters from February and April 1627 to the French writer and bibliophile Pierre Dupuy about his close friend don Giovanni de' Medici, one might ask who that friend would then have been, because don Giovanni di Cosimo had died in Murano in 1621.
Either Giovanni had not died in 1621 (but there is no doubt about that), or a 2nd  don Giovanni had made his appearance in Flanders around that time. The latter turned out to be the case.
This 2nd don Giovanni was a son of Raffaele di Francesco de' Medici  (+1628),  from another branch of the family, and his wife Costanza Alamanni. Giovanni was one of Raffaele’s 10 sons and must have been born in Florence in the 90s of the 16th century. His much older brother Ferdinando had joined in 1580 the knighthood of Santo Stefano, of which his father Raffaele had already become admiral in 1572, So it was no surprise that Giovanni II chose for a military career.

Don Giovanni di Cosimo:

Don Giovanni I (who was about 20 years older than his namesake) had moved to Antwerp, after a stay at the Spanish court in Madrid, to enlist in the army of Alessandro Farnese, the Duke of Parma. This must have been in early 1587, when Parma had already conquered Antwerp (August 1585) and when he was trying to recapture the area north of the Scheldt from the Dutch.
During that campaign, don Giovanni I had become so seriously ill in the summer of 1587 (some sources speak of typhoid) that he had made his will. After his recovery, he returned to Florence at the request of his half-brother Grand Duke Ferdinando by the end of the following year.
It is therefore unlikely that Don Giovanni I took part in the siege of Bergen-op-Zoom in September 1588. In November, the city was relieved by the troops of Maurice of Nassau, the son of William of Orange. It is impossible that Don Giovanni I would have met William in Antwerp, since the Prince of Orange had already left the city in 1583 and was murdered in 1584 in Delft by Baltazar Gerards.

 After completing some diplomatic missions, don Giovanni I decided in 1594 to enlist in the army of emperor Rudolf II who fought in Hungary  against the Turks during the so-called 15-year War.
When he returned to Florence in 1596, Ferdinando I gave him a number of military and diplomatic assignments: for example, he had to occupy the Chateau d'If in the fight against the Catholic League of Charles de Guise (1597) and was allowed to accompany Maria de' Medici to Marseille on her way to marry the French King Henri IV (1600). But don Giovanni longed for the battlefield and in 1601 he re-joined the imperial forces in Hungary, where he was rewarded by Rudolf II with the title of artillery general.
The following year, don Giovanni enlisted in the service of the new Spanish King Philip III and returned to Flanders, where he took part in the siege of Ostend led by Archduke Albrecht of Austria.  Already on July 5, 1601 started the siege of the city, which was still in the hands of the "insurgents". Due to its strategic location by the sea, Ostend, which received support from the Dutch and the English, was able to remain supplied and resist the attacks of the Spanish troops. It became a battle of attrition that was eventually won by Ambrogio Spinola, who had taken over the command of Archduke Albrecht in 1603. On September 22, 1604, Ostend finally surrendered.

During his stay in Antwerp, don Giovanni I had befriended the Portuguese merchant-banker Emmanuel Ximenes through the intervention of the Florentine glassmaker Antonio Neri. In a letter to Grand Duke Ferdinando from August 1602 he wrote that he could finally move into a house that suited his standings and that he had been given a beautiful horse by Ximenes. The property was near the palazzo of Ximenes which was located on the Meir. Life in Antwerp was very expensive and don Giovanni I received a substantial allowance from his half-brother, the Grand Duke, to pay for his luxurious life.

The letters sent to Florence by Don Giovanni I (and mostly written by his secretary and later biographer Cosimo Baroncelli) also contain a wealth of information about the political, military and economic situation of the Low Countries during that period. Those handwritten letters were called avisi  and were the forerunners of the printed pamphlet and the first newspapers. Don Giovanni painstakingly reported his findings to Grand Duke Ferdinando and made studies on the artillery pieces and drawings of the defenses; after all, he was not only a successful soldier but also a skilled engineer and architect.

 After consecutive stays in England and France, don Giovanni I left for Venice where his military abilities were valued and where he was appointed General Governor of the Venetian army in 1616. Here he married Livia Vernazza, the mother of his children, and died on July 19, 1621 in Murano.

Don Giovanni di Raffaele:

Don Giovanni de' Medici II was with certainty in Flanders in 1626 because Rubens mentions him in his letters as chief engineer of Archduchess Isabella Clara Eugenia, who had given him the lead of a large project to connect the Rhine with the Meuse and the Scheldt. The intention was to cross the waterway (the Fossa Eugeniana  named after the Archduchess) from Rheinberg (on the Rhine) via Venlo (on the Meuse) to Antwerp. The entire project was stopped in 1629 when the Dutch had recaptured Venlo and Rheinberg (see fig.2). Both Giovanni’s were soldier and engineer, which could make the confusion about their identity even greater.
It is quite possible that Giovanni di Raffaele appeared at the court of the Archdukes before 1626. It is not excluded, but there is little chance that Rubens was friends with don Giovanni I, since in the 2nd period that don Giovanni I was in Antwerp (from 1601 to 1604), he himself was mostly abroad (in Italy and Spain). When Rubens talks in his letters about his good friend don Giovanni (who probably lived in Antwerp too) he means don Giovanni II and he does not mention the fact that he would also have known the other don Giovanni de’ Medici (the son of  Duke Cosimo). One can distract from this that both Giovanni’s were in the Netherlands in different periods.

According to some sources, don Giovanni II was part of the military staff of Marquis and army chief Ambrogio Spinola. Perhaps he was already present at the  unsuccessful  2nd siege of Bergen-op-Zoom in 1622 and/or at the taking of Breda in 1625 (immortalized by Velazquez). His older brother Francesco di Raffaele had died in the conquest of Ostend in 1604.

In 1640, Don Giovanni II inherited the title of Marquis of Sant-Angelo in Grotte (Molise) granted by the Spanish king Philip III to his father Raffaele in 1625. In 1628 Raffaele had also been given the title of Marquis of Castellina by Grand Duke Ferdinando II de’ Medici.
After his return to Florence, Don Giovanni II was put in charge of the Council of War and the Tuscan fortification works by Ferdinando II in 1643 during the War of the Barberini. In 1647 he became governor of the city of Livorno where he died 1 year later. Little is known about his life (apparently no portrait of him has been preserved either) but there is no doubt that he was the "other" don Giovanni de' Medici in the Low Countries.

 

 Literatuur:

Dooley, B.       A Mattress Maker’s Daughter.  Cambridge, 2014.
Dorini, U.        I Medici e i loro tempi.  Firenze, 1989.
Engle,P.           Don Giovanni in Flanders  www.conciatore.org/2017/don-giovanni-in-flanders.html
The Life and Times of 17th Century Glassmaker Antonio Neri 
www.conciatore.org/2021/01/don-giovanni-de-medici.html
Grassellini, E.  Profili Medicei.  Firenze,1982.
Huet, L.            Pieter Pauwel Rubens, brieven (in Conflicts of Empires, p.49)
Israel, J.          Conflict of Empires; Spain, the Low Countries and the struggle for World Supremacy (1585-
1713).  Londen, 1997
Lamal, N.         Nieuws en informatienetwerken: de Medici en het begin van de opstand in de Nederlanden
(1566), in: Handelingen van de Kon. Zuid-Nederlandse Mij voor Taal-en Letterkunde en
Geschiedenis, vol.33 (2012).
Lippmann, W.  Don Giovanni de’ Medici, in: Römische Historische Mitteilungen, nr.53/2011.
Pieraccini, G.   La Stirpe dei Medici di Cafaggiolo, dl.2.  Firenze, 1924.
Van Laerhoven, J.   De Ridders van Santo Stefano. Kermt, 2018.
Florentijnse wandelingen VIII (don Giovanni). Herk-de-Stad, 2016.
zie art. Lodovico Guicciardini, een Florentijn in Antwerpen.
Volpini, P.       Medici, Giovanni de’, in: Dizionario biografico, vol.73 (2009).
Zijlmans,R.      Troebele betrekkingen. Grens-, scheepvaart-en waterstaatkwesties in de Nederlanden. 
Hilversum, 2017