Lodovico Guicciardini, een Florentijn in Antwerpen

Lodovico Guicciardini, een Florentijn in Antwerpen

Guicciardini.jpg

Titelblad uitgave 1581

Lodovico Guicciardini, koopman, humanist, topograaf en schrijver is de auteur van de zeer bekende Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore, die voor her eerst werd uitgegeven te Antwerpen bij Willem Silvius in 1567. Een 2de en een 3de druk (met aanvullingen) verscheen op de persen van Christoffel Plantijn in 1581 en 1588 (zie fig.1).

De uitgave van 1588 werd door Cornelis Killiaan vertaald in het Nederlands met als titel Beschryvinghe van alle de Nederlanden, anderssins ghenoemt Neder-Duytslandt door M. Lowijs Guicciardyn, edelman van Florencen en uitgegeven in Amsterdam bij Willem Jansz. Blaeu in 1612. Hij beschreef in het Italiaans (want er woonden vele Italianen in de Nederlanden) de economie, staatkunde, taal, flora, fauna en volksaard van de welvarende 17 Provinciën. Dat hij daarbij veel aandacht had voor zijn woonplaats Antwerpen (met 100.000 inwoners in die tijd) is vanzelfsprekend. De boeken van Guicciardini werden geïllustreerd met kaarten, stadsgezichten en plattegronden.

Lodovico was de op 19 augustus 1521 geboren zoon van Jacopo Guicciardini en Camilla Bardi en de neef van Francesco Guicciardini, de geschiedschrijver en raadgever van de Medici.

De jonge Lodovico is misschien nog page geweest aan het hof van hertog Alessandro de’ Medici, maar al in 1538 werd hij door zijn vader naar Lyon gestuurd om er te gaan stage lopen in het bedrijf van de Florentijnse koopman Bartolommeo Panciatichi.

Van Lodovico is geen betrouwbare afbeelding bewaard gebleven. Zijn zogezegde portret (naar Giuseppe Zocchi) is in feite dat van zijn oom Luigi Guicciardini.

De Guicciardini’s hadden in Antwerpen een handelszaak in wijnen, verfstoffen en graan opgebouwd, die echter in de jaren 30 sterk was achteruitgegaan.  In augustus 1541 werd Lodovico door zijn vader naar Antwerpen gestuurd om er zijn broers Giovanbattista en Lorenzo bij te staan, maar in november 1543 ging de business failliet. Behalve enkele tegenslagen, zoals de kaping van 2 schepen die op weg waren van Portugal naar Antwerpen, was de hoofdverantwoordelijke voor hun failliet, volgens de  broers Guiciardini, de bankier Gaspare Ducci (een in Antwerpen verblijvende bankier uit Pistoia) die de firma nog veel geld schuldig was. Gianbattista had in Brussel een proces aangespannen tegen Ducci, dat echter telkens werd uitgesteld en dat tenslotte tot niets geleid heeft. Wanneer dan in november 1554 een aanslag werd gepleegd op Ducci, waren de broers Guicciardini de hoofdverdachten, maar zij werden door de rechtbank vrij gesproken bij gebrek aan bewijzen.

Lodovico heeft dan nog een tijdje een eigen zaak gerund, maar uiteindelijk is hij in 1554 gestopt met zaken doen en hij schreef aan zijn familie dat hij als schrijver meer succes kon hebben dan als koopman. Zijn broer Giovanbattista verhuisde naar Brussel (omwille van het proces) en heeft zich nuttig gemaakt als informant voor de Medici. Tussen 1559 en 1577 schreef hij een reeks brieven aan groothertog Cosimo I en Francesco I over de toestand in de Nederlanden.

Lodovico had goede contacten met Antwerpse literatoren (zoals Gaspar Schetz en Jan Vander Noot) en misschien is hij ook lid geweest van de in Antwerpen door Italianen opgerichte Accademia dei Gioiosi (“de speelsen”) of de Accademia dei Confusi (“de verwarden”). Hij wou de Storia d’ Italia (1537) van zijn oom Francesco in Antwerpen laten uitgeven, maar zijn neven wilden het manuscript niet doorsturen en hebben het dan zelf laten drukken in Firenze in 1561 bij Lorenzo Torrentino (Laurens Van den Bleeck). Lodovico’s Comentarii delle case più memorabile seguite in Europa specialmente in questi Paesi Bassi dalla Pace di Cambrai del 1529 in fino a tutto l’anno 1560, die in 1565 gedrukt werden bij de koninklijke typograaf Willem Silvius (Verwilt) in Antwerpen, waren in feite een voortzetting van het werk van zijn oom en vormden een historische ondersteuning van zijn Descrittione. Als voorbeeld voor zijn werk heeft hij waarschijnlijk de Descrittione di tutta Italia van Leandro Alberti genomen, die in 1550 in Bologna was uitgegeven.

Lodovico heeft van op de eerste rij enkele markante feiten uit de Antwerpse geschiedenis meegemaakt: in 1542 was er de raid van de bende van Maarten Van Rossem, in 1566 was er de Beeldenstorm, in 1576 de Spaanse Furie gevolgd door de Calvinistische Republiek in 1577 en het toetreden van Antwerpen tot de Unie van Utrecht in 1579, de Franse Furie in 1583 en tenslotte in 1585 de inname van de stad door Alexander Farnese. Guicciardini was een overtuigd katholiek en hij had geen goed woord over voor de protestanten die de handel zware schade hadden toegebracht en die hij maledetti eretici (“vervloekte ketters”) noemde in een brief aan zijn broer Raffaello uit 1567.

Hij bleef een aanhanger van Filips II aan wie hij zijn Descrittione had opgedragen en toen de Spaanse koning de hertog van Alva in 1569 naar de Nederlanden stuurde om de toestand onder controle te brengen had hij daar aanvankelijk hoegenaamd geen problemen mee. Maar Alva begon zijn bewind met het opleggen van een reeks belastingen, o.a. de “Tiende Penning”, die bijzonder nefast voor de handel was. Omdat Lodovico daar de nodige kritiek op geuit had (als lid van de Natie van Italiaanse kooplui) belandde hij in april 1569 in de gevangenis. Zijn broer had er bij de Medici sterk op aangedrongen om tussenbeide te komen en door toedoen van de Franse koningin-moeder Caterina de Medici, die brieven geschreven had aan Alva, werd Lodovico uiteindelijk vrij gelaten op 2 september 1570 tijdens het bezoek van Anna van Habsburg, de 4de echtgenote van Filips II.

Lodovico is nog een 2de keer in de gevangenis terecht gekomen toen hij in maart 1582 door het calvinistische stadsbestuur verdacht werd van Spaanse sympathieën. Hij had immers contacten gehad met de Spaanse koopman Gaspar de Añastro, die betrokken was bij de mislukte aanslag op Willem van Oranje in Antwerpen. Bovendien had hij zich in een brief aan een Franse vriend misprijzend uitgelaten over de intrede van Frans van Anjou (de nieuwe vorst van de Nederlanden) in Antwerpen. Er kon hem echter niets concreets ten laste gelegd worden en hij werd al na enkele dagen in vrijheid gesteld.

De katholieke Lodovico zal met de komst van Farnese en de val van Antwerpen op 17 augustus 1585 niet ontevreden geweest zijn, maar op persoonlijk vlak was zijn financiële situatie er niet beter op geworden. In 1586 zag hij zich zelfs genoodzaakt om zijn huis in de Markgravestraat (aan het Kipdorp) te verkopen. Don Giovanni de’ Medici, de natuurlijke zoon van Cosimo I, die in 1587/88 diende in het leger van Farnese in de Nederlanden, had enkele brieven geschreven aan zijn halfbroer groothertog Ferdinando I van Toscane om hun “in nood verkerende medeburger” een toelage te sturen, maar daar is nooit gevolg aan gegeven.

Lodovico is dus in Antwerpen in armoede gestorven op 22 maart 1589 en begraven in de noordelijke dwarsbeuk van de Onze-Lieve-Vrouwe kathedraal. In 1619 heeft hij dan van het Antwerpse stadsbestuur een grafsteen gekregen met een tekst van de historicus Frans Sweerts waarin hij een Florentijns patriciër genoemd werd “die over België en de mooie stad Antwerpen geschreven heeft”.  In 1719 werd het grafschrift hernieuwd, maar tijdens de Franse bezetting op het einde van de eeuw is de grafsteen blijkbaar verloren gegaan, zodat een zoektocht in de kathedraal vruchteloos is gebleven.

Lodovico heeft in Antwerpen, op de Linkeroever, een straatnaam gekregen, vlak naast het Alexander Farnese-plein. In Firenze is men hem schijnbaar vergeten want daar wordt de naam Guicciardini meestal nog geassocieerd met zijn oom Francesco.

ZIE ACHTERAAN: Uittreksel van Killiaens vertaling uit 1612 van Lodovico’s “Beschrijvinghe…”

                                                                                                           JVL

Lodovico Guicciardini, a Florentine in Antwerp

Lodovico Guicciardini, merchant, humanist, topographer and writer is the author of the very well-known Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore,  which was first published in Antwerp (Willem Silvius) in 1567. A 2nd and a 3rd edition (Christopher Plantijn) date back to 1581 and 1588. (see fig.1). The 1588 edition was translated by Cornelis Killiaan as Beschryvinghe of all the Netherlands, anderssins ghementionneder-Duytslandt by M. Lowijs Guicciardyn, nobleman of Florencen  and published in Amsterdam by Willem Jansz. Blaeu in 1612.  He wrote in Italian (because there were many Italians living in the Netherlands) about the economy, the government, language, flora, fauna and people of the prosperous 17 Provinces. His hometown of Antwerp (100.000 inhabitants at that time) got his special attention. Guicciardini's books were illustrated with maps, cityscapes and floorplans.

Lodovico was born on August 19, 1521 as the son of Jacopo Guicciardini and Camilla Bardi and the nephew of Francesco Guicciardini, the historian and counselor of the Medici. The young Lodovico may have been a page at the court of Duke Alessandro de' Medici, but  as early as 1538 his father sent him to Lyon where he became an apprentice in the company of the Florentine merchant Bartolommeo Panciatichi. No reliable image of Lodovico has been preserved. His so-called portrait (after Giuseppe Zocchi) is in fact that of his uncle Luigi Guicciardini.

The Guicciardini business in wines, paints and grain in Antwerp, deteriorated in the thirties and in August 1541 Lodovico was sent to Antwerp by his father to assist his brothers Giovanbattista and Lorenzo. In November 1543 the business went bankrupt. Apart from some setbacks, such as the hijacking of two ships on their way from Portugal to Antwerp, the main reason for their bankruptcy, according to the Guiciardini brothers, was Gaspare Ducci, a banker from Pistoia, who was resident in Antwerp and who owed the company a lot of money. Gianbattista had filed a lawsuit in Brussels against Ducci, which was postponed each time and finally led to nothing. When an attack on Ducci was carried out in November 1554, the Guicciardini brothers were the main suspects, but they were acquitted by the court for lack of evidence.

Lodovico had his own business for a while but in 1554 he wrote to his family that he could have more success as a writer than as a merchant. His brother Giovanbattista moved to Brussels (because of the lawsuit) and became an informant for the Medici. Between 1559 and 1577 he wrote many letters to the grand dukes Cosimo I and Francesco I about the situation in the Low Lands.

Lodovico maintained good relations with Antwerp literators (such as Gaspar Schetz and Jan Vander Noot) and perhaps he has also been a member of the Accademia dei Gioiosi  ("the playful") or the  Accademia dei Confusi  ("the confused"). He wanted his uncle Francesco's Storia d' Italia  (1537) to be published in Antwerp, but his cousins refused to send him the manuscript and they had it printed in Florence in 1561 by Lorenzo  Torrentino  (Laurens Van den Bleeck).  Lodovico's  Comentarii delle case più memorabile seguite in Europe specialmente in questi Paesi Bassi dalla Pace di Cambrai del 1529 in fino a tutto l'anno 1560,  printed in 1565 by Willem Silvius (Verwilt) the royal typograph in Antwerp, were in fact a continuation of his uncle's work and formed a historical support of his  Descrittione. The great example for his  work  was probably Leandro Alberti’s  Descrittione di tutta Italia  published in Bologna in 1550.

Lodovico has witnessed some striking events in the history of Antwerp: in 1542 the city was hit by the raid of Van Rossem, in 1566 there was the Iconoclastic Fury, in 1576 the Spanish Fury followed by the Calvinist Republic in 1577 and the accession of Antwerp to the Union of Utrecht in 1579 , the French Fury in 1583 and finally in 1585 the conquest of the city by Alexander Farnese.

Lodovico was a staunch Catholic and he did not have a good word left for the Protestants who had done the trade severe damage and whom he called maledetti eretici  ("cursed heretics") in a letter to his brother Raffaello in Florence. Guicciardini remained a supporter of the Spanish King Philip II to whom he had dedicated his Descrittione. 

When the Duke of Alva became governor in the Low Lands in 1569, he immediately imposed heavy taxes, including the “Tenth Medal”, which was particularly detrimental to trade. Because of Lodovico’s criticism (after all he was a member of the Nation of Italian merchants) he ended up in prison in April 1569.  He was only released after 18 months when his brother urged the Medici to help him. Thanks to an intervention by the queen-mother of France, Caterina de Medici, who had written letters to Alva, Lodovico was finally released on September 2, 1570 during the visit of Anna of Habsburg, the 4th wife of Philip II.

Lodovico was jailed a second time when he was suspected by the Calvinists of Spanish sympathies in March 1582. There were his contacts with the Spanish merchant Gaspar de Añastro, who was involved in the failed attack on William of Orange in Antwerp and in a letter to a French friend, he had expressed disdain for the entry of the duke of Anjou (the new ruler of the Netherlands) in Antwerp. However, the accusations could not be substantiated and he was set free after a few days.

The Catholic Lodovico will not have been dissatisfied with the arrival of Farnese on  August 17, 1585 but on a personal level his financial situation had deteriorated considerably. In 1586 he even had to sell his house in the Markgravestraat. Don Giovanni de' Medici, who served in the army of Farnese in the Netherlands in 1587/88, had written (in vain) some letters to his half-brother Grand Duke Ferdinando I of Tuscany to obtain an allowance for their "distressed fellow citizen".

Lodovico died in poverty in Antwerp on March 22, 1589 and was buried in the northern transept of the Cathedral. In 1619 he received a tombstone from the Antwerp City Council with a text by the historian Frans Sweerts in which he was called “a Florentine patrician who wrote about Belgium and the beautiful city of Antwerp".  In 1719, the epitaph was renewed, but during the French occupation at the end of the century the tomb was destroyed.  Lodovico received a street name in Antwerp, on Linkeroever, right next to the Alexander Farnese Square. In Florence the name Guicciardini is mostly associated with his uncle Francesco.

Uittreksels van Kiliaans vertaling uit 1612 van Lodovico’s “Beschrijvinghe” over het aantal  inwoners van Antwerpen, de reactie van regentes Margareta van Parma op de Beeldenstorm en de aanslag op de brug van Alexander Farnese.

In: Verslagen en Mededelingen van de Kon. Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde, 1921 www.dbnl.org/tekst/guic001besc01

….Noch in dese stadt, noch in't heel landt, en wordt (indien het niet grootelijck van noode en is) ghelijck de ghewoonte in Italien ende in sommighe andere landen is, gheen reeckeninghe oft ghetal der menschen ghehouden: Maer ick hebbe dese rekeninghe vlytichlijck ghemaeckt, ende ghevonden, dat nu teghenwoordichlijck in Antwerpen wel ontrent hondert duysent menschen zijn. Soo ick hier mede onledich was, is my in den sin ghecomen t'ondersoecken 'tgetal van de weerbare manspersoonen: ende nae goede reeckeninghe ende overlegginge, vinde ick ten eersten, veel meer vrouwen dan mannen: daer nae seer veel geestelijcke lieden, ende een overgroote menichte van kinderen: soo dat al t'samen wel gherekent, alleenelijck vijfthien duysent strijdtbare mannen, van achthien jaren tot tsestich, ghevonden worden...

…Door dese beroerte ende verscheyden klachten van allen hoecken hoorende, is de Regente niet weynich voor haren persoon bevreest gheweest, siende dat haer authoriteyt seer kleyne gheworden was: hoe wel zy ghecourageert wierde by eenighe van't Hof, welcke de Edelen van den lande Geusen, dat is soo vele als Fielen ende Bedelaers, ghenoemt hadden. Waer over de voorseyde Edelen haer belghende, nochtans dien name tot een tytel, waer in zy voorts aen roemden, opnamen: waer uyt groote partyschap is ontstaen. Des niet teghenstaende, door de behendicheydt van de Regente, ende het ontsach van hare ende des Konincks macht, werdt alles gheslist: oock t'Antwerpen het predicken achter ghelaten, de Kercken der Ghereformeerde afghebroken: de Regente met haer garnisoen onder het beleyt van den Grave Karel van Mansveldt in de stadt ontfanghen, de Beeldestormers alomme ghevanghen, ende vele ghehangen…

…Hier en tusschen de Prince van Parma door de assistentie der Malcontenten, den voortganck der oorloghe voorderende, soo dat hy een groot ghedeelte der Landen onder de ghehoorsaemheydt des Konincks ghekreghen hadde, is ten lesten oock mede met zijn heyrkracht beneffens Antwerpen weder ghekomen. Maer geen middelen siende om de stadt met gheweldt te overweldighen, is van meyninghe gheweest die uyt te hongheren: dwelck niet en konde gheschieden, soo langhe haer toevoer genoech konde ghedaen werden by die van Hollandt ende Zeelandt. Derhalven hy alle neersticheydt heeft ghedaen om haer de Schelde te sluyten, ende door dien middel haer te benouwen….

…De lenghde van de gheheele Brugghe was ontrent twee duysendt ende vier hondert voeten: ende aen beyde de zyden van der Brugghen waren wel thien oorlooghschepen, van alles wel toegherust. Dit was de ghereedtschap van Parma om Antwerpen te dwinghen, waer teghen die van Antwerpen oock haer beste hebben tot teghenweer ghedaen. Onder andere hadden zy een seer groot swaer werck ghemaeckt van masten opten anderen, dat een dryvende Casteel soude zijn, daermede zy alle des vyandts wercken meenden schadeloos te maecken: het selve noemden zy Fin de la Guerre, dat is, eynde des Krijchs. Maer het was te swaer ende onmanierlijck bevonden. Dit is ten lesten aen den grondt ghekomen, ende den vyandt te deele ghevallen. Zy hebben oock een groot Schip  toegherust, om de Brugghe te doen wech springhen, het welck was in deser maniere toeghemaeckt: In dit Schip was een verwelfsel ghemetselt, ende met groote Meulensteenen ende Sarcken beswaert: in't hol van het selve was een groote menichte tonnen buscruyt ghedaen, ende dit Schip is toeghesloten ende ghedeckt met gaten, daer veel brandende Lonten in werden gheleyt, met koordekens ghebonden: als nu de brandt aen het garen quam, daermede de Lonten ghebonden waren, soo verbrande 'tselve, ende de Lonten vielen nederwaerts in het pulver, ende ghinck alsoo aen. Ende achter aen het Schip was ghebonden een dryvende balck, om het selve in de rechte te houden in het midden van de Riviere. Alsoo is dit Schip den vierden Aprilis tot aende Brugghe ghedreven, ende daer nae aenghegaen ende in brandt ghekomen, alsoo dat de brandt in het kruyt komende, het selve Schip met datter in was om verre ghespronghen is, ende heeft een goet deel van de Brugghe wech ghenomen: ghevende soo vreesselijcken slach dat Hemel ende Aerde scheen te vergaen, oock mede in het water, dat het water over den Dijck vlooch, ende vulde het Fort van Calloo ende de Velden rondtomme, dat men daer tot de knien in het water stondt, ende alle vyer ende lonten uytbluste. De schade onder het volck was groot, dat veel in de Locht ghesmeten werdt, ende wel gheschat op acht hondert menschen, die daer doodt bleven…

Literatuur:

Aristodemo, D.             Guicciardini, Lodovico   in: Dizionario biografico, vol.61 (2004).
Boele van Hoensbroek, P. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 1 · dbnl
Geysen, K. Komt een Italiaan naar Antwerpen (Bezoekersgids). Antwerpen, 2022.
Guicciardini, P.            Il ritratto vasariano di Lodovico Guicciardini.   Firenze, 1942.
Van Laerhoven, J  zie art. Luigi Guicciardini, de man van het portret en de Sacco di Roma