Mathilde van Toscane: historie, legendes en onwaarheden

Mathilde van Toscane: historie, legendes en onwaarheden

Markgravin Mathilde van Toscane (1046-1115) staat bekend als één van de belangrijkste vrouwen uit de Italiaanse geschiedenis. Zij was de in Mantua geboren dochter van Bonifatius III van Toscane en Beatrix van Lotharingen en regeerde als vazal van de Roomse keizer (op het toppunt van haar macht) over een gebied dat zich uitstrekte in Italië van het zuiden van Lombardije tot het noorden van Lazio.

1. Matilda “la gran contessa”:

Fig.1 Mathilde van Toscane (fresco uit de Santa Trinità van Verona, 14de e. privé coll.)

Na de moord op Bonifatius was haar moeder in 1053 hertrouwd met de hertog van Lotharingen, Godfried II met de Baard, om haar bezittingen te beschermen tegen de pogingen van keizer Hendrik III om zijn lenen (feuda) terug in zijn bezit te krijgen. Daarop liet de keizer Beatrix en haar zoontje (en toekomstig markgraaf) Frederik in 1055 gevangen nemen.  Toen Beatrix werd vrijgelaten in 1056, nadat Godfried met de Baard zich had verzoend met Hendrik III, was haar zoontje in gevangenschap gestorven en werd Mathilde (onder het regentschap van haar moeder en stiefvader) de erfgename van het markgraafschap. Al die tijd had Godfried zijn stiefdochter in veiligheid gebracht achter de stevige muren van de burcht van Canossa, zodat zij ook bekend stond als Mathilde van Canossa (zie fig.1). De markgravin was betrokken geraakt in de Investituurstrijd tussen paus en keizer, die ontstaan was naar aanleiding van de bisschopsbenoemingen van de Rooms-Duitse koning Hendrik IV (de zoon van keizer Hendrik III

Fig.2 Godfried met de Bult (ets van Cornelis Visscher in: Principes Hollandiae…1650).

Mathilde was naar het schijnt een mooie, grote en sportieve verschijning met rode haren die in 1069  om strategisch-politieke redenen getrouwd was met haar stiefbroer, Godfried III met de Bult, de hertog van Lotharingen (zie fig.2). Terwijl Godfried, die zich moest onthouden van intieme relaties met zijn vrouw wegens die enge verwantschap, in Lotharingen vertoefde en in het kamp van Hendrik IV terecht kwam, was Mathilde vrij snel naar Italië teruggekeerd. In 1076 werd zij weduwe toen Godfried vermoord werd (zie verder). Ondanks de onthoudingsplicht van Godfried had Mathilde volgens sommige bronnen in 1071 een kind (Beatrix?) op de wereld gezet dat enkele maanden later reeds gestorven was, maar volgens andere bronnen was het huwelijk niet eens geconsumeerd, wat uiteraard niet te bewijzen valt maar kan verondersteld worden.

2. Mathilde en Gregorius:

Mathilde was een zeer voorname dame, die diepgelovig was en in het conflict tussen paus en keizer altijd de kant van eerstgenoemde gekozen had. Onder invloed van haar biechtvader, rechtsgeleerde en bisschop Anselmus II van Lucca, steunde zij de hervormingsbeweging van paus Gregorius VII (de gewezen benedictijnermonnik Hildebrand van Sovana). Samen met haar moeder was Mathilde aanwezig geweest op de pauskroning van Gregorius op 22 april 1073 en op de Romeinse synodes van 1074 en 1075 waar de kerkvorst zijn hervormingsplannen (o.a. in verband met het celibaat en de benoeming van de bisschoppen) bekend had gemaakt. Gregorius noemde Mathilde “de dochter van Sint-Petrus” en beschouwde haar ook als zijn Egeria, zijn raadgeefster. Maar Egeria was behalve de raadgeefster van Numa Pompilius (de legendarische koning van Rome) ook zijn geliefde geweest en dat heeft aanleiding gegeven tot het verhaal dat Gregorius en Mathilde van Canossa veel meer dan goede vrienden geweest zijn … Om politieke redenen was Gregorius niet bereid geweest om het huwelijk van Mathilde en Godfried te ontbinden, maar hij had Mathilde wel aangespoord om geen intieme contacten te hebben met haar echtgenoot (de zg. onthoudingsplicht). Dat de paus een relatie had met Mathilde (en ook met andere vrouwen) werd, hoe kan het ook anders, op de Synode van Worms (januari 1076) geïnsinueerd door de koningsgezinde Duitse bisschoppen die paus Gregorius niet meer als het hoofd van de Kerk wensten te erkennen. Daarop had de pontifex Hendrik in de kerkban geslagen met als gevolg dat vele van zijn leenmannen in opstand waren gekomen.

Toen Gregorius in december 1076 vanuit Rome op weg was naar Augsburg om er op de in februari 1077 geplande Rijksdag met koning Hendrik te gaan onderhandelen bood Mathilde hem haar gastvrijheid (en ook zichzelf?) aan in haar kasteel van Canossa.  
Daar was Hendrik de paus gaan opzoeken om zich voor hem te vernederen en vergiffenis te vragen. Nadat Gregorius VII de koning 3 dagen had laten wachten (in de vrieskou) besloot hij, mede onder invloed van markgravin Mathilde die overtuigd was van Hendriks goede bedoelingen, de excommunicatie op te heffen (zie art. Hendrik IV en de gang naar Canossa).

3. Hendrik IV en de investituurstrijd in Italië

 Voor Hendrik was de “gang naar Canossa” een geslaagde onderneming geweest want ondanks de vernedering kwam hij uiteindelijk toch als overwinnaar uit het conflict aangezien de banvloek was opgeheven. Bij zijn terugkeer rekende hij af met een aantal opstanden en met tegenkoning Rudolf van Zwaben, zijn schoonbroer, die o.a. de steun van hertog Welf I (of IV) van Beieren gekregen had.
Maar nauwelijks een paar jaar later herbegon de strijd met de paus en in 1080 werd Hendrik opnieuw geëxcommuniceerd. Hij viel Italië binnen en onder het commando van Guiberto (Wibertus) de aartsbisschop van Ravenna versloegen in oktober 1080 zijn troepen het pauselijk leger dat werd aangevoerd door Mathilde in Volta Mantovana (in de buurt van Mantova).
Vanuit Canossa kon Mathilde echter verdere aanvallen van Hendrik het hoofd bieden en bleef zij de paus haar steun geven (ook financieel). Nadat zij hem reeds in 1077 een aantal van haar feuda geschonken had besloot zij in 1082 om een deel van de kerkschatten van Canossa te laten smelten en 700 pond zilver en 9 pond goud aan Gregorius te overhandigen om zijn militaire uitgaven te bekostigen.
Dat kon echter niet baten want Hendrik rukte verder op in Italië en kwam in juni 1083 Rome belegeren, waar Gregorius zich verschanst had in het Castel Sant’Angelo. Op 21 maart van het volgende jaar deed de Roomse koning zijn intrede in de stad en installeerde er zijn bondgenoot Wibertus van Ravenna, sedert 1080 tegenpaus Clemens III, in de basiliek van Sint-Jan van Lateranen. Op 31 maart 1084  werd Hendrik door Clemens tot keizer gekroond.

Gregorius VII had ondertussen de hulp ingeroepen van Robert Guiscard (hertog van Puglia en Calabrië en heer van Sicilië) die op 21 mei van hetzelfde jaar Rome kwam bezetten (en plunderen). De keizer en Clemens III maakten zich ut de voeten, maar ook Gregorius vertrok uit Rome.  Samen met Guiscard, ging hij via Montecassino naar Salerno, waar hij ook gestorven is op 25 mei 1085.

In de zomer van 1084 moest Hendrik IV andermaal een nederlaag incasseren toen hij het kasteel van Sorbara (in de buurt van Modena) kwam belegeren. In de nacht van 2 juli werd het kamp van de belegeraars langs 2 kanten bij verrassing overvallen door de milities van Mathilde, die versterking gekregen hadden uit Bologna. De keizerlijke troepen zouden zich buitensporig te goed gedaan hebben aan eten en drinken, waar de plaatselijke bevolking hen rijkelijk van voorzien had, zodat zij niet meer in staat waren om te vechten. Dat was althans de verklaring van Hendrik die het niet kon verkroppen dat hij door een vrouw verslagen was.

Op 24 mei 1086 kreeg Gregorius VII een opvolger met Victor III (Desiderius van Benevento, abt van Montecassino). Toen die het moeilijk kreeg om zich te handhaven tegen de aanhangers van Clemens III,  trok markgravin Mathilde in mei 1087 aan het hoofd van haar troepen naar Rome en bood er de paus haar bescherming aan. Tijdens haar verblijf in Rome verbleef zij in de (naar haar genoemde) Torre della Contessa op het Tibereilandje.
Op 12 maart 1088 werd Victor III (die overleed op 16 september 1087) opgevolgd door Urbanus II (Odo van Châtillon). Ook met deze paus had Mathilde goede relaties en zij liet zich zelfs door hem overtuigen om in 1189 een huwelijk aan te gaan met Wolf of Welf de Dikke (de latere hertog van Beieren en kleinzoon van Addo d’Este), wiens vader Welf I (of IV) op dat moment nog altijd een hevige tegenstander van de keizer was. Vooraleer ze naar Rome was vertrokken had ze in de lente van 1087 nog een aanzoek van Robert van Normandië, de zoon van Willem de Veroveraar, die haar in Lucca was komen opzoeken, vriendelijk maar gedecideerd afgewezen.

4. De huwelijksperikelen van Mathilde:

Mathilde was al in februari 1076 weduwe geworden toen haar 1ste echtgenoot Godfried met de Bult tijdens de zg. toiletmoord om het leven gebracht was. De moordenaar was onder de latrine aan de buitenmuur van een kasteel geklommen en had met een zwaard of een speer de hertog dodelijk verwond. De bronnen zijn het niet eens over de plaats waar de moord gebeurd is en vermelden zowel Vlaardingen als Antwerpen. De dader, een zekere Gijsbrecht, is nooit gevat en meestal worden Robrecht I de Fries, de graaf van Vlaanderen en Dirk V, de graaf van Holland als opdrachtgevers genoemd, maar kroniekschrijver Landulf van Milaan beschuldigde Mathilde van de misdaad in zijn Historiae Mediolanensis. Hoewel Mathilde en Godfried politieke vijanden geworden waren is het echter weinig waarschijnlijk dat zij verantwoordelijk zou geweest zijn voor de moord, aangezien zij er weinig bij te winnen had. Landulf was een hevige tegenstander van Gregorius (en ook van Mathilde) en heeft zich hoogst waarschijnlijk vergist van slachtoffer en dus ook van dader. Maar ook in de anonieme Gesta Episcoporum Halberstadensis uit de 13de eeuw stond te lezen dat Mathilde haar betrokkenheid bij de moord op haar man had opgebiecht aan Gregorius en dat die haar geweten gezuiverd had in ruil voor de nodige schenkingen en gunsten…

Fig. 3  Mathilde en Welf (G. Villani, Chronica Nuova)

Volgens de legende van Orval was Mathilde echter ten zeerste bedroefd over de dood van haar man. Toen zij tijdens een bezoek aan het Ardense Chiny (dat behoorde tot haar Lotharingse bezittingen) per ongeluk haar gouden trouwring in een riviertje had laten vallen, zorgde de Maagd Maria er voor dat een forel haar die ring terug bezorgde. Van blijdschap liet zij op die plaats een klooster bouwen.
Of Mathilde überhaupt in Lotharingen geweest is na zijn overlijden kan betwijfeld worden want een reis naar die contreien zou in de gegeven politieke situatie wellicht een gevaarlijk initiatief geweest zijn.

Het huwelijk van Mathilde met Welf V (of Welf II) van Beieren) moest een alliantie tegen de keizer worden, maar begon al onder een slecht gesternte (zie fig.3). De jonge Welf (hij was amper 17 jaar) was zonder troepen en slechts met een klein gevolg (sommige bronnen zeggen dat hij als pelgrim vermomd was) naar Noord-Italië gekomen. Mathilde had een contingent van 1.000 manschappen uitgestuurd om hem aan de grens met Lombardije op te wachten en hem veilig tot bij haar te brengen.
Enerzijds werden de Welfen geroemd als vurige aanhangers van de paus (cfr de verdere strijd in Italië tussen Welfen en Ghibellijnen) en anderzijds had Mathilde misschien de hoop gekoesterd (zij was toen 43) om nog een erfgenaam op de wereld te zetten. Maar nadat haar kersverse echtgenoot 2 dagen het bed met haar gedeeld had, weigerde hij nog verder zijn echtelijke plichten te vervullen. Misschien was Mathilde wat veeleisend geweest voor haar schrikachtige bruidegom, die sprak van “heksentoeren”. Mathilde liet het daar niet bij en de 3de dag legde zij zich volledig naakt op een tafel en maakte hem duidelijk dat “alles wat hij vóór zich zag niets te verbergen had”. Toen er dan nog geen reactie kwam, zo schreef Cosmas van Praag in zijn Chronica Boemorum, gaf zij hem een paar klappen en spuwde in zijn gezicht met de melding dat zij hem niet meer wenste te zien.  Nadat Welf nog enkele jaren markgraaf pro-forma geweest is, kwam het in 1095 tot een definitieve breuk toen hij vertrok uit Italië en besloot, samen met zijn vader Welf IV, over te lopen naar de keizer nadat hij ontdekt had dat Mathilde haar bezittingen niet aan hem, maar aan de paus ging overlaten bij haar dood. 

5. Markgravin Mathilde versus keizer Hendrik IV:

Haar 2de huwelijk was dus een complete mislukking geworden en bovendien bij keizer Hendrik IV in het verkeerde keelgat geschoten. Nadat hij Mathilde’s bezittingen in Lotharingen had afgenomen viel hij in 1091 Italië binnen en veroverde manu militari grote delen van haar vorstendom. Rond Pasen van dat jaar kon hij haar geboortestad Mantova innemen.
Alleen toen hij de burcht van Canossa kwam belegeren leed de keizer in oktober 1092 een nederlaag, zodat Mathilde zich daar nog kon handhaven. De markgravin had haar leger in 2 verdeeld en terwijl de ene helft de voorste gelederen van Hendriks oprukkende leger met succes kon afhouden tijdens een uitval vanuit Canossa, was Mathilde met de andere helft van haar troepen naar haar burcht in Bianello getrokken van waaruit zij de achterhoede bestookte van het keizerlijk leger, dat zich uiteindelijk moest terugtrekken. Haar soldaten profiteerden van de dikke mist (waar de Heilige Maagd Maria uiteraard voor gezorgd had) en de slag wordt daarom ook la battaglia della nebbia genoemd.

Mathilde bleef ageren tegen de keizer en wanneer Hendriks oudste zoon Koenraad II (hertog van Lotharingen en rooms koning in 1087) zich in 1093 tegen zijn vader keerde, kreeg hij vanzelfsprekend haar steun en die van paus Urbanus II. Koenraad werd in maart 1093 door Anselmo da Rho, de aartsbisschop van Milaan, tot koning van Italië gekroond. Toen ook nog 4 Lombardische steden (Milaan, Lodi, Cremona en Piacenza) zich aansloten bij de coalitie tegen Hendrik IV zag die zich genoodzaakt om Pavia, waar hij zijn tenten had opgeslagen, te verlaten en zijn heil te zoeken in Verona bij zijn loyale vazal, markgraaf Hendrik van Eppenstein. Aangezien de Welf de Alpenpassen afgesloten had kon de keizer voorlopig niet terugkeren naar Duitsland en moest hij in Verona blijven.

In datzelfde Verona had Hendrik ook zijn 2de vrouw, Adelaïde van Kiev, wegens ontucht (met haar stiefzoon Koenraad?)  laten opsluiten in het klooster van San Zeno, van waaruit zij echter was kunnen ontsnappen dankzij de interventie van een groepje, door Mathilde uitgestuurde soldaten. Adelaïde kreeg onderdak en bescherming in Canossa en verklaarde dat zij het slachtoffer geworden was van mishandeling en groepsverkrachting in opdracht van haar keizerlijke echtgenoot. Zij herhaalde die beschuldigingen in het openbaar tijdens de Synode van Piacenza (maart 1095) waar in het bijzijn van Urbanus II, Hendrik IV en Koenraad tegenpaus Clemens III geëxcommuniceerd werd.
Enkele tijd later trouwde Koenraad (op advies van Mathilde en Urbanus) in Pisa met Maximilla (ook Matilda genoemd) de dochter van graaf Roger I van Sicilië en nicht van Robert Guiscard.
Toen paus Urbanus vervolgens zijn kruistochtidee ging lanceren kon hij uiteraard ook rekenen op de steun van Mathilde die er voor zorgde dat er in Parma, Cremona, Modena en Reggio 7.000 kandidaat-kruisvaarders geronseld werden. Tijdens zijn bezoek aan Firenze in november 1095, toen hij op weg was naar Clermont, was ook daar een grote groep ridders (met o.a. Pazzino dei Pazzi) onmiddellijk bereid geweest om de paus te volgen.

6. Mathilde en Hendrik V:

Fig.4 Hendrik V bezoekt zijn vader in de gevangenis (manuscript ca 1450, Codices Palatini Germanici, 149, Biblioth. Uni. Heidelberg).

Nadat Koenraad, die in 1098 was afgezet door zijn vader en enkel nog gesteund werd door Mathilde, in Firenze overleden was in 1101, kwam zijn jongere broer Hendrik nu in opstand tegen zijn vader en liet hem zelfs in 1105 opsluiten en onttronen (zie fig.4). Die vernedering zal voor Hendrik IV ongetwijfeld nog groter geweest zijn dan zijn tocht naar Canossa.
Toen de in 1099 verkozen paus Paschalis II (Raniero di Bieda) de jonge koning Hendrik de keizerskroon niet wilde geven stormde die met een leger van 30.000 man naar Rome, waar hij de paus een tijdje gevangen zette tot die hem uiteindelijk in april 1111 kroonde tot keizer Hendrik V.

In de ganse kwestie had Mathilde, die intussen 65 was geworden, zich buiten verwachting vrij neutraal opgesteld. Op zijn terugreis van Rome was de pas gekroonde keizer zelfs 3 dagen haar gast geweest in het kasteel van Bianello waar de vader een nederlaag geleden had en waar de zoon haar nu de teruggave van haar feuda beloofd had die haar (in theorie) door Hendrik IV waren afgenomen. De nieuwe keizer zou Mathilde (volgens Donizone) zelfs tot keizerlijke vicaris in Italië en heerseres van Ligurië hebben aangesteld.
Die onverwachte en amicale houding van Mathilde ten opzichte van Hendrik V (die de paus nochtans zwaar vernederd had) had voornamelijk te maken met het opkomend onafhankelijkheidsstreven van vele steden in het markgraafschap waardoor Mathilde niet meer kon rekenen op de nodige stedelijke militaire steun om de keizer het hoofd te bieden. Vele steden hadden bovendien ook hun deuren geopend voor de keizer. De markgravin was geconfronteerd geweest met opstanden in Ferrara, Parma, Pisa en Lucca en haar laatste wapenfeit was het onderdrukken met haar eigen legertje van een opstand in haar geboortestad Mantua in 1114. In het jaar van haar overlijden verleende zij aan de Florentijnen, die haar altijd waren blijven steunen, de nodige stadsrechten die hen in staat stelden om van Firenze een “vrije commune” te maken. In de stad aan de Arno ging toen het consulaire tijdperk van start, waarbij 12 consuls de stad gingen besturen voor 1 jaar. Na een verbeten strijd tussen Welfen (aanhangers van de paus en leden van de opkomende burgerij) en de Ghibellijnen (aanhangers van de keizer en leden van de oude feodale adel) was Firenze in 1266 een Welfische stad geworden (zie art. Karel van Anjou en de Slag bij Benevento).

7. De nalatenschap van Mathilde:

Mathilde van Toscane was een behendige politica en een bekwame heerseres die ook met de wapens wist om te gaan, maar zij geniet bovendien ook de reputatie van een zeer gecultiveerde dame te zijn geweest. Behalve de reeds genoemde Anselmo di Lucca waren ook Eriberto da Reggio (bisschop en schrijver), Giovanni da Mantova (filosoof en letterkundige) en Bonizo da Sutri (bisschop en historicus) bij haar te gast. De markgravin heeft ook vele scholen, hospitalen, kloosters en kerken gesticht of gesubsidieerd. Dankzij haar donaties konden de kathedralen van Pisa, Mantua, Lucca, Parma, Volterra en Modena uit de steigers geraken en kregen de abdijen van Farfa, Montecassino, Vallombrosa, Nonantola en Polirone (haar favoriete verblijfplaats tijdens haar laatste levensjaren) de nodige financiële ruggensteun.
Zij zou ook de prachtige Ponte del Diavolo van Borgo di Mezzano (in de buurt van Lucca) over de Serchio hebben laten bouwen.

Fig.5 Mathilde van Toscane (G.Bernini, Sint-Pieters).

Toen zij kinderloos overleed betekende dat ook het einde van het markgraafschap Toscane. Volgens sommige bronnen zou zij met de adoptie van Guido Guerra van de Guidi in 1099 nog geprobeerd hebben om voor een opvolger te zorgen, maar aan die adoptie wordt sterk getwijfeld. Guerra (die zijn bijnaam te danken had aan zijn militaire capaciteiten) is waarschijnlijk niet meer geweest van een bevriende bondgenoot die haar in de steek gelaten heeft toen hij in 1102 vernam dat zij al haar bezittingen testamentair naliet aan de paus en niet aan hem. Dat testament werd hevig betwist door de keizer, die beweerde dat het om een vervalsing ging en die uiteindelijk toch nog een deel van de Terre Matildiche wist te recupereren.
De grote winnaars van het geruzie tussen paus en keizer waren echter de Italiaanse stadstaten die van de gelegenheid gebruik gemaakt hadden om hun zelfstandigheid te bewerken. De Investituurstrijd tussen paus en keizer was verder geëvolueerd tot een strijd tussen Welfen en Gibellijnen die in Italië uiteindelijk zou uitmonden in een langdurige burgeroorlog.

Mathilde is op 24 juli 1115 op 69-jarige leeftijd gestorven in Bondeno di Roncore (Reggiolo) en bijgezet in de kerk van San Benedetto in Polirone, in de buurt van Mantua. Als goede vriendin van het Vaticaan werd zij in 1632 op initiatief van Urbanus VIII (Maffeo Barberini) overgebracht naar Rome waar zij in de Sint-Pietersbasiliek haar laatste rustplaats kreeg in een door Bernini vervaardigd graf (zie fig.5).
Samen met 5 andere vrouwen, de Heilige Petronilla van Rome, Charlotte van Cyprus, Agnesina Caetani, Cristina van Zweden en Maria Sobieska van Polen is zij in deze kerk begraven.

JVL

Genealogie van Mathilde van Toscane 

Bonifatius III v.Toscane  x  Beatrix v.Opper-Lotharingen
      (985-1052)                |        (1016-76)  
                                        |           x² Godfried II v.Neder-Lotharingen
                                        |                     (1010-69) 
       _________________|______                     |
       |                     |                     |                     |
  Frederik         Beatrix           Mathilde  x  Godfried III v.Lotharingen
  (+1055)         (+1053)        (1046-1115)         (1045-76)
                                                                   x² Welf IV v.Beieren
                                                                          (1072-1120)

Matilda of Tuscany: history, legends and untruths

Margravine Matilda of Tuscany (1046-1115) is known to have been one of the most important women in Italian history. She was the Mantua-born daughter of Boniface III of Tuscany and Beatrice of Lorraine and ruled as a vassal of the Roman Emperor (at the height of her power) over an area stretching in Italy from southern Lombardy to northern Lazio.

1. Matilda "la gran contessa":

After the death of Boniface, her mother had remarried in 1053 to the Duke of Lorraine, Godfrey II with the Beard, to protect her possessions from emperor Henry III's attempts to regain his allodial lands. The emperor then had Beatrix and her young son (and future Margrave) Frederick imprisoned in 1055.  When Beatrix was released in 1056, after Godfrey’s reconciliation with Henry III, her son had died in captivity and Matilda (under the regency of her mother and stepfather) became the heiress of the margraviate. All this time Godfrey had brought his stepdaughter to safety behind the solid walls of the castle of Canossa, so that she was also known as Matilda of Canossa. The Margravine had become involved in the Investiture Controversy between Pope and Emperor, which had arisen as a result of the episcopal appointments of the Roman-German King Henry IV (the son of Emperor Henry III).

Matilda was apparently a beautiful, tall and sporty red-haired young lady who was married in 1069 for strategic-political reasons to her stepbrother, Godfrey III the Hunchback, Duke of Lorraine. While Godfrey, who had been forced to abstain from sexual relations with his wife because of that narrow relationship, stayed in Lorraine and ended up in Henry's camp, Matilda returned to Italy. In 1076 she became a widow when Godfrey was murdered (see below). Despite Godfrey's duty of abstinence, according to some sources, Matilda had given birth to a child in 1071 (Beatrix?)  that had already died a few months later, but according to other sources the marriage had not even been consumed, which of course cannot be proven but assumed.

2. Matilda and Gregory:

Matilda was a very distinguished lady, who was deeply religious and had always sided with the former in the conflict between pope and emperor. Under the influence of her confessor, jurist and bishop Anselm II of Lucca, she firmly supported the reform thoughts of Pope Gregory VII (the former Benedictine monk Hildebrand of Sovana). Together with her mother, Matilda had been present at Gregory's papal crowning on April 22, 1073 and also at the Roman synods of 1074 and 1075 where the church leader had announced his reform plans (in connection with celibacy and the appointment of the bishops). Gregory called Matilda "the daughter of Saint Peter" and also regarded her as his Egeria, his counselor. But Egeria had not only been the counselor of Numa Pompilius (the legendary king of Rome) but also his lover and that has given rise to the story that Gregory and Matilda of Canossa were much more than good friends ... For political reasons, Gregory had not been willing to dissolve the marriage of Matilda and Godfrey, but he had urged her not to be intimate with her husband.

That the pope had a love affair with Matilda (and also with other women) was insinuated at the Synod of Worms (January 1076) by the German bishops who no longer wished to recognize Gregory VII as the head of the Church. Henry was then excommunicated by the pope with the result that many of his vassals had revolted.
When Gregory was on his way from Rome to Augsburg in December 1076 to negotiate with King Henry at the Reichstag scheduled  for February 1077, Matilda offered him her hospitality (and also herself?) in her castle of Canossa. 
With his “walk to Canossa” Henry wanted to get the pope’s forgiveness by humiliating himself. Gregory made the king wait for 3 days (in the freezing cold) and decided then, persuaded by margravine Matilda who was convinced of Henry’s good intentions, to lift the ban (see art. Henry IV and the corridor to Canossa).

 3. Henry IV and the Investiture Controversy in Italy:

For king Henry, the “walk to Canossa” was successful because despite the humiliation he eventually emerged victorious from the conflict as the curse had been lifted. On his return he dealt with a number of rebellions and with counter-king Rudolf of Swabia, his brother-in-law, who had received the support of Duke Welf I (or IV) of Bavaria.
But barely a few years later the battle with the pope resumed and in 1080 Henry was  excommunicated again. He invaded Italy and under the command of Guiberto (Wibertus) the Archbishop of Ravenna his troops defeated in October 1080 the papal army led by Matilda in Volta Mantovana (near Mantua).
But from her stronghold in Canossa Matilda was able to ward off further attacks by Henry and continued to give the Pope her support (also financially). Having already given him some of her feuda in 1077, she decided in 1082 to melt some of the church treasures of Canossa and to donate 700 pounds of silver and 9 pounds of gold to Gregory to pay for his military expenses.
To no avail, however, because Henry was advancing further in Italy and in June 1083 came to besiege Rome, where Gregory had entrenched himself in the Castel Sant'Angelo. On March 21 of the following year, the Roman king entered the city and installed  his ally Wibertus of Ravenna, since 1080 antipope Clement III, in the Basilica of St. John Lateran. On March 31, 1084, Henry was crowned emperor by Clement.

Gregory VII, meanwhile, had enlisted the help of Robert Guiscard (Duke of Puglia and Calabria and Lord of Sicily) who came to occupy (and plunder) Rome on May 21 of that same year. The emperor and Clement III withdrew, but also Gregory left Rome and accompanied by Guiscard he travelled via Montecassino to Salerno, where he died on May 25, 1085.

In the summer of 1084 , Henry IV suffered another defeat when he came to besiege the castle of Sorbara (near Modena). On the night of July 2, the camp of the besiegers was raided by surprise on 2 sides by the militias of Matilda, who had received reinforcements from Bologna. The imperial troops would have indulged excessively in food and drink, which the local population had richly provided them with, so that they were no longer able to fight. At least that was the explanation of Henry who could not stomach the fact that he had been defeated by a woman.

On May 24, 1086, Pope Gregory VII was succeeded by Victor III (Desiderius of Benevento, abbot of Montecassino). When he found it difficult to defy the supporters of Clement III, Margravine Matilda went to Rome in May 1087 at the head of her troops and offered the pope her protection. During her stay in Rome she lived in the Torre della Contessa (named after her) on the Tiber Island.
On March 12, 1088, Victor III (who died on September 16, 1087) was succeeded by Urban II (Odo of Châtillon). Matilda also had good relations with this pope and she was even persuaded by him to marry in 1189 Wolf or Welf the Fat (later Duke of Bavaria and grandson of Addo d'Este) whose father Welf I (or IV) was still a fierce opponent of the emperor at that time. Before her departure for Rome, in the spring of 1087, she had kindly but decisively rejected a marriage proposal from Robert of Normandy, the son of William the Conqueror, who had come to visit her in Lucca.

4. Matilda’s marital troubles:

Matilda had already become a widow in February 1076 when her 1st husband Godfrey the Hunchback was killed during the so-called toilet murder. The murderer had climbed under the latrine on the outer wall of a castle and had mortally wounded the duke with a sword or a spear. Sources do not agree on the place where the murder has taken place and mention both Vlaardingen and Antwerp. The perpetrator, a certain Gijsbrecht, has never been caught and usually Robert I the Frisian, the Count of Flanders and Dirk V, the Count of Holland are named as instigators, but chronicler Landulf of Milan accused Matilda of this crime in his Historiae Mediolanensis. Although Matilda and Godfrey had become political enemies, it is unlikely that she would have been responsible for the murder, since she had little to gain from it. Landulf was a fierce opponent of Gregory (and Matilda) and had most likely made a mistake about the identity of the victim and therefore also of the murderer.
But also in the anonymous Gesta Episcoporum Halberstadensis (13th century) it was stated that Matilda had confessed her involvement in the murder of her husband to Gregory and that he had purified her conscience in exchange for the necessary gifts and certain favors...

According to the legend of Orval Matilda was deeply saddened by her husband's death. When she had accidentally dropped her golden wedding ring in a river during a visit to Chiny (one of her Lorraine possessions), the Virgin Mary arranged for a trout to return that ring to her. Out of gratitude she had a monastery built on that site.
Whether Matilda was in Lorraine at all after Godfrey’s death can be doubted because a trip to those regions would probably have been a dangerous initiative given the political situation.

Matilda's marriage to Welf V (or Welf II) of Bavaria was supposed to be an alliance against the emperor, but it already started under a bad star. The young Welf (he was barely 17 years old) had come to northern Italy without troops and only with a small retinue (some sources say he was disguised as a pilgrim) and Matilda had sent out a contingent of 1,000 men to wait for him on the border with Lombardy and bring him safely to her (see fig.3).
On the one hand, the Welfs were praised as ardent supporters of the Pope (cf. the further battle in Italy between Guelphs and Ghibellines) and on the other hand Matilda might have cherished the hope (she was 43 at the time) for an heir. But when her brand new husband had shared the bed with her for 2 days, he refused to fulfill his marital duties any further. Perhaps Matilda had overwhelmed her frightened groom too much because he spoke of "witchcraft". On the 3rd day she laid herself completely naked on a table and made it clear to him that " everything is in front of you and there is no hidden malice ". When there was still no reaction she slapped and spat him in his face with the message that she did not want to see him anymore (as Cosmas of Prague wrote in his Chronica Boemorum). 
Welf had been pro-forma margrave for several more years, but it came to a final break in 1095 when he left Italy and decided, together with his father Welf IV, to defect to the emperor after having discovered that Matilda was going to leave her possessions not to him, but to the pope upon her death.

5. Margravine Matilda versus Emperor Henry IV:

 Her 2nd marriage had thus become a complete failure and, moreover, had induced the anger of Emperor Henry IV. After taking Matilda's possessions in Lorraine, he invaded Italy in 1091 and manu militari conquered  large parts of her principality. Around Easter of that year, he was also able to occupy her hometown of Mantua.
But in the valley of Canossa the emperor suffered a defeat in October 1092. The Margravine had divided her army into 2 parts and while one half was able to successfully hold off the front ranks of Henry's advancing army during a raid from Canossa (in the thick fog), Matilda had marched with the other half of her troops to her castle in Bianello from where she attacked the rearguard of the imperial army,  that eventually had to withdraw. Her soldiers took advantage of the thick fog (sent by the Blessed Virgin Mary) and the battle is therefore also called la battaglia della nebbia.

Matilda continued to oppose the emperor and when Henry's eldest son Conrad II (Duke of Lorraine and Roman King in 1087) turned against his father in 1093, he automatically received her support and that of Pope Urban II. Conrad was crowned king of Italy in March 1093 by Anselmo da Rho, archbishop of Milan. When 4 Lombard cities (Milan, Lodi, Cremona and Piacenza) joined the coalition against Henry IV, he was forced to leave his residence in Pavia and seek refuge in Verona with his loyal vassal, Margrave Henry of Eppenstein. Since the Welf had closed the Alpine passes, the emperor could not return to Germany for the time being and had to stay in Verona.

In the same Verona, Henry also had his 2nd wife, Adelaïde of Kiev, locked up for adultery (with her stepson Conrad?)  in the monastery of San Zeno, from where she had been able to escape thanks to the intervention of a group of soldiers sent by Matilda. Adelaïde was given shelter and protection in Canossa and stated that she had been the victim of abuse and gang rape at the behest of her imperial husband. She repeated these accusations in public during the Synod of Piacenza (March 1095) where antipope Clemens III was excommunicated in the presence of Urban II, Henry IV and Conrad.
A few months later Conrad (on the advice of Matilda and Urban) married Maximilla (also called Matilda) in Pisa, the daughter of Count Roger I of Sicily and niece of Robert Guiscard.

 When Pope Urban then launched his idea for a crusade, he could of course count on the support of Matilda.  Her cities of Parma, Cremona, Modena and Reggio provided an army of  7,000 crusaders. During his visit to Florence in November 1095, when he was on his way to Clermont, a large group of Florentine knights (including Pazzino dei Pazzi) decided to follow the pope.  

6. Matilda and Henry V:

When Conrad, who had been deposed by his father in 1098, had died in Florence in 1101, his younger brother Henry now rebelled against his father and even had him imprisoned and dethroned in 1105 (see fig.4). This must undoubtedly have been a greater humiliation for Henry IV than his journey to Canossa.

As the new pope Paschal II (Raniero di Bieda), who was elected in 1099, refused to give Henry the imperial crown, the young king marched with an army of 30,000 men to Rome, where he imprisoned the pope for a while until he finally crowned him Emperor Henry V in April 1111.
In the whole matter Matilda, who was now 65, had unexpectedly been quite neutral. On his return from Rome, the newly crowned emperor had even been her guest for 3 days in the castle of Bianello where the father had suffered a defeat and where the son had now promised her the restitution of her feuda which had been taken from her (theoretically) by Henry IV. The new emperor would even have appointed Matilda (according to Donizone) as his imperial vicar in Italy and ruler of Liguria.

Matilda's unexpected and amical attitude towards Henry V (who had severely humiliated the Pope) was mainly due to the rising quest for independence of many cities in the Margraviate, as a result of which Matilda could no longer count on their necessary military support to confront the emperor. Many cities had also opened their doors to the emperor. The Margravine had faced rebellions in Ferrara, Parma, Pisa and Lucca and her last military achievement was to suppress with her own army a rebellion in her hometown of Mantua in 1114. In the year of her death, she granted the Florentines, who had always supported her, the necessary city rights that enabled them to change Florence into a "free commune". This was the beginning of  the so-called consular era, with 12 consuls running the city for 1 year. After a bitter struggle between Guelphs (supporters of the Pope and members of the rising bourgeoisie) and the Ghibellines (supporters of the emperor and members of the old feudal nobility), Florence had become a Guelphian city in 1266 (see art. Charles of Anjou and the Battle of Benevento).

7. Matilda’s legacy:

Matilda of Tuscany was an agile politician and a skilled ruler with military experience, but she also had the reputation of being a very cultivated lady. In addition to the aforementioned Anselmo di Lucca, she also hosted Eriberto da Reggio (bishop and writer), Giovanni da Mantova (philosopher and literary scholar) and Bonizo da Sutri (bishop and historian). The Margravine has also founded or subsidized many schools, hospitals, monasteries and churches. Thanks to her donations, the cathedrals of Pisa, Mantua, Lucca, Parma, Volterra and Modena were able to get out of the scaffolding and the abbeys of Farfa, Montecassino, Vallombrosa, Nonantola and Polirone (her favorite residence during her last years) received the necessary allowances. She is also said to be responsible for the building of the beautiful Ponte del Diavolo in Borgo di Mezzano (near Lucca) over the Serchio.

When she died childless, it also meant the end of the Margraviate of Tuscany. According to some sources she would have tried to provide a successor with the adoption of Guido Guerra of the Guidi in 1099, but that is strongly doubted.  Most likely Guerra (who owed his name to his military capabilities) was nothing more than a friendly ally who abandoned her when he learned in 1102 that she left all her possessions testamentary to the Pope and not to him.
That will was heavily disputed by the emperor, who claimed that it was a forgery and in the end he managed to recover a large part of the Terre Matildiche.
The  beneficiaries of the quarrel between pope and emperor, however, were the Italian city-states that had taken the opportunity to obtain their independence.  The Investiture Controversy between Pope and Emperor had evolved into a battle between Guelphs and Gibellines that was going to culminate in a long-term civil war in Italy.

Matilda died on 24 July 1115 at the age of 69 in Bondeno di Roncore (Reggiolo) and was buried in the church of San Benedetto in Polirone, near Mantua. As a good friend of the Vatican, her body was transferred to Rome in 1632 on the initiative of Urban VIII (Maffeo Barberini), where it was given its final resting place in St. Peter's Basilica in a tomb made by Bernini (see fig.5). Together with 5 other women, Saint Petronilla of Rome, Charlotte of Cyprus, Agnesina Caetani, Cristina of Sweden and Maria Sobieska of Poland, she is buried in this church.

Literatuur:

Antonetti, P.                Histoire de Florence.  Parijs, 1983.
Duff, N.                       Matilda of Tuscany, la gran donna d'Italia.   New York, 1910.
Golinelli, P.                 Matilda e I Canossa.   Milaan, 2004.
Idem                            Matilde di Canossa. In: Dizionario biografico, vol. 72 (2008).
Kirsch, J.P.                  Matilda of Canossa (Catholic Encyclopedia,vol.10  2000)
Marinelli, G.                Matilde of Canossa, the Grand Countess. 
                                       Matilde of Canossa, the Grand Countess | Giulia Marinelli
Nieuwenhuysen, K.      De moord op Godfried met de Bult. In: Terra Nigra, 169, 2007.
Robinson, I.                 Henry IV of Germany, 1056-1106. Cambridge, 2003.
Van Laerhoven, J.        zie art. De gang naar Canossa.
Vannucci, M.               The History of Florence. Rome, 1988.