Napoleon Bonaparte en Ferdinando III in Firenze
Napoleon Bonaparte en Ferdinando III in Firenze
Op 30 juni 1796 had in het Palazzo Vecchio van Firenze een historische ontmoeting plaats tussen Napoleon Bonaparte en Ferdinando III, groothertog van Toscane. Het bezoek van de Franse generaal kaderde in zijn Italiaanse campagne (1796-97) die hij in opdracht van het Directoire-bestuur in het begin van het jaar had opgestart. De Piëmontezen capituleerden op 28 april 1796 en de Oostenrijkers werden verslagen in Lodi op 10 mei en 4 dagen later kon Bonaparte Milaan bezetten. In Bologna voerde hij besprekingen met een delegatie van groothertog Ferdinando III, die de neutrale houding van Toscane kwam toelichten. Groothertog Ferdinando III behoorde immers tot het Huis van Habsburg-Lorreinen en werd dus aan de Oostenrijkse kant van het conflict verwacht, maar het was duidelijk zijn bedoeling om Toscane buiten het oorlogsgeweld te houden en de Fransen niets in de weg te leggen.
Generaal Bonaparte had op 27 juni 1796 (met de “toestemming” van Ferdinando III) het strategisch belangrijke Livorno bezet en was op weg naar Firenze. Met een kleine militaire escorte en onder grote belangstelling kwam Bonaparte Firenze binnen gereden langs de Porta San Frediano. In de Zaal van de 500 werd hij dan in het bijzijn van zijn officieren en leden van het groothertogelijk hof door groothertog Ferdinando en groothertogin Luisa Maria Amalia ontvangen.
Deze ontmoeting werd op 11 juni 2017 met veel zin voor theatraal decorum nagespeeld (zie fig.1).
Tijdens zijn kort verblijf in Firenze had Napoleon de nacht doorgebracht in het Palazzo Ximenes-Panciatichi (in de Via Giusti nr. 68) dat op dat moment fungeerde als Franse ambassade en Bonaparte werd er ontvangen door André-François Miot, gevolmachtigd minister van Frankrijk aan het Toscaanse hof.
Napoleon was met zijn eigen gevolg en 12 dragonders, onder begeleiding van 200 leden van de Toscaanse militie met een staatsie karos naar het Palazzo Vecchio gereden. Na de besprekingen met de groothertog bezocht hij de Uffizi en wandelde langs de Gang van Vasari naar het Palazzo Pitti.
In het Museum van de Uffizi had hij bijzondere belangstelling voor de Medici-Venus die daar al sedert 1677 stond te pronken. Met de bedoeling om het beeld uit Franse handen te houden, want Bonaparte had de gewoonte om kunstwerken die in zijn smaak vielen gewoon mee te nemen, werd het in 1800 naar Palermo verscheept, maar 2 jaar later kwam het toch in het Louvre terecht, dat ondertussen de naam Musée Napoléon gekregen had.
Nog vóór de ontmoeting met de groothertog was Napoleon op 29 juni in San Miniato op bezoek geweest bij kanunnik Filippo di Attilio di Giovanbattista Buonaparte, de laatste telg van de Toscaanse tak van de Bonaparte’s. Volgens zijn eigen mémoires zou Napoleon zijn verre oom zijn gaan opzoeken om meer informatie te krijgen over zijn afstamming. Blijkbaar was hij reeds in 1778 samen met zijn vader Carlo Maria Bonaparte (die behoorde tot de Corsicaanse tak van de familie) in San Miniato geweest tijdens een genealogische speurtocht. Als dank voor enkele documenten die de oude kanunnik hem kon bezorgen heeft Napoleon er dan voor gezorgd dat Filippo Bonaparte in 1797 werd opgenomen in de Orde van Santo Stefano. Toen de kanunnik 2 jaar later kwam te overlijden liet die al zijn bezittingen na aan Napoleon, die ze aan de hospitalen van Toscane zou geschonken hebben.
Na de stop in Firenze rukte het Franse leger op naar Rome waar het slaags geraakte met de pauselijke troepen. Ten gevolge van het Verdrag van Tolentino dat gesloten werd op 19 februari 1797 tussen paus Pius VI en Bonaparte moest de pauselijke staat verscheidene gebieden afstaan.
De eerste Italiaanse veldtocht eindigde op 17 oktober van hetzelfde jaar met de ondertekening van de Vrede van Campo Formio waarbij o.a.de Oostenrijkse Nederlanden bij Frankrijk gevoegd werden.
Tijdens de 2de Italiaanse campagne (1799-1802) werd Toscane opnieuw door de Fransen onder de voet gelopen en dit keer moest groothertog Ferdinando III op de vlucht gaan en zijn kroon opgeven. Toscane werd opgenomen in het koninkrijk Etrurië waar Bonaparte (die ondertussen 1ste Consul geworden was) Lodewijk Bourbon-Parma op de troon geplaatst had. Ferdinando werd keurvorst in Salzburg.
Onder druk van de komst van Franse troepen in januari 1801 aangevoerd door Napoleons schoonbroer, Joachim Murat, werd op 28 maart 1801 in Firenze de Vrede van Napels ondertekend met de Bourbons (zie fig.2).
In 1809 had Napoleon het bestuur van Toscane, dat opnieuw een groothertogdom geworden was, in handen gegeven van zijn zus Elisa Bacciochi-Bonaparte. Na Napoleons aftreden kon Ferdinando III in 1814 naar Firenze terugkeren waar hij nog regeerde tot in 1824 toen hij overleed. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Leopold II.
JVL
Napoleon Bonaparte and Ferdinand III in Florence
On June 30, 1796, a historic meeting took place in the Palazzo Vecchio in Florence between Napoleon Bonaparte and Ferdinando III, Grand Duke of Tuscany. The visit of the French general was part of his Italian campaign (1796-97) which he had started at the beginning of the year by orders of the Directoire government. The Piedmontese capitulated on April 28, 1796, and the Austrians were defeated in Lodi on May 10 and 4 days later Bonaparte was able to occupy Milan. In Bologna he held talks with a delegation of Grand Duke Ferdinando III, who came to confirm Tuscany's neutrality. Grand Duke Ferdinando III belonged to the House of Habsburg-Lorraine and was therefore expected to be on the Austrian side of the conflict, but it was clearly his intention to keep Tuscany out of the war by not interfering with the French invasion.
General Bonaparte had occupied the strategically important city of Livorno on June 27, 1796 (with the "permission" of Ferdinando III) and was on his way to Florence. With a small military escort and under great interest Bonaparte entered Florence trough the Porta San Frediano. In the Hall of the 500 he was then received in the presence of his officers and members of the Grand Ducal Court by Grand Duke Ferdinando and Grand Duchess Luisa Maria Amalia
This meeting was re-enacted on 11 June 2017 with a great sense of theatrical decorum (see fig.1).
During his short stay in Florence, Napoleon had spent the night in the Palazzo Ximenes-Panciatichi (in Via Giusti no. 68) which at that time served as the French embassy and Bonaparte was received there by André-François Miot, Minister Plenipotentiary of France at the Tuscan court.
Napoleon, with his own retinue and 12 dragoons, accompanied by 200 members of the Tuscan militia, was driven in a state-carriage to the Palazzo Vecchio. After negotiations with the Grand Duke, he visited the Uffizi and walked along the Corridor of Vasari to the Pitti Palace.
In the Museum of the Uffizi he had a special interest in the Medici Venus that had been preserved there since 1677. With the intention of keeping the statue out of French hands, because Bonaparte had the habit of simply robbing works of art that were to his taste, it was shipped to Palermo in 1800, but 2 years later it finally ended up in the Louvre, which in the meantime had been given the name Musée Napoléon.
Even before the meeting with the Grand Duke, Napoleon had visited Canon Filippo di Attilio di Giovanbattista Buonaparte, the last member of the Tuscan branch of the Bonaparte's, in San Miniato on June 29, . According to his own memoirs, Napoleon would have visited his old “uncle” to get more information about his lineage. Apparently he had already been in San Miniato in 1778 with his father Carlo Maria Bonaparte (who belonged to the Corsican branch of the family) during a genealogical search.
In return for some documents that the old canon was able to provide him, Napoleon ensured that Filippo Bonaparte was inducted into the Order of Santo Stefano in 1797. When the canon died 2 years later, he left all his possessions to Napoleon, who would have donated them to the hospitals of Tuscany.
After the stop in Florence, the French army advanced on Rome where it clashed with the papal troops. As a result of the Treaty of Tolentino concluded on February 19, 1797 between Pope Pius VI and Bonaparte, the papal state had to cede several territories.
The first Italian campaign ended on October 17 of the same year with the signing of the Treaty of Campo Formio, by which i.a. the Austrian Netherlands were annexed to France.
During the 2nd Italian campaign (1799-1802) Tuscany was again overrun by the French and this time Grand Duke Ferdinando III had to flee and abandon his crown. Tuscany was incorporated into the kingdom of Etruria and Bonaparte (now 1st Consul) had placed Louis Bourbon-Parma on the throne. Ferdinando became elector in Salzburg.
Under pressure of the arrival of French troops in January 1801 commanded by Napoleon's brother-in-law, Joachim Murat, the Treaty of Naples was signed with the Bourbons in Florence on March 28, 1801 (see fig.2).
In 1809, Napoleon had handed over the reign in Tuscany, which had once again become a grand duchy, to his sister Elisa Bacciochi-Bonaparte. After Napoleons abdication Ferdinando III could return to Florence in 1814 where he ruled until his death in 1824. He was succeeded by his son Leopold II.
Literatuur:
Antonetti, P. Histoire de Florence. Parijs, 1983.
Delli,G. Napoleone I a S. Miniato, in “Bollettino della Accademia degli Euteleti
in San Miniato” (Novembre 1921), p. 57-62.
Giuduci, P. Storia d’Italia. Firenze, 1988.
Fiumalbi, F Napoleone a San Miniato in visita al canonico Filippo Bonaparte
(Miniato Arte e Architettura, 2016)
Napolitano, S. I Bonaparte: una storia quasi Italiana, e-book 2019.
Passerini, L. Origine della famiglia Bonaparte. Firenze, 1856.
Van Laerhoven, J. De familie Bonaparte in Firenze en Toscane. Kermt, 2019.
zie art. Elisa Bonaparte, groothertogin van Toscane.
Vannucci, M. The History of Florence. Rome, 1988.