Niccolò Machiavelli, de kluchtschrijver.

Niccolò Machiavelli, de kluchtschrijver.

Van Niccolò Machiavelli zijn tegenwoordig vooral zijn politieke geschriften bekend (zoals il Principe, de Discorsi, dell Arte della Guerra) en zijn historische werken (zoals Istorie Fiorentine en la Vita di Castruccio Castracani), maar de secretaris van de 2de Florentijnse kanselarij was ook een gevierd schrijver van toneelstukken. Het mag eigenaardig klinken, maar in zijn tijd (begin 16de eeuw) had hij meer succes met zijn blijspelen dan met zijn andere werken.

Machiavelli was na zijn gedwongen verblijf in Sant’Andrea in Percussina en zijn terugkeer in Firenze een graag geziene gast in de Orti Oricellari (de tuinen van de familie Rucellai) waar hij behalve gedichten en citaten uit zijn politiek oeuvre ook fragmenten uit zijn toneelstukken declameerde. Het was op die wijze dat zijn werken bekend geraakten in de hogere kringen.
Hij had La Mandragola, (de alruinwortel) dat hij in 1518 geschreven had in ballingschap, daar voor het eerst 2 jaar later laten opvoeren voor zijn vrienden. Het was één van hen, Battista della Palla, die paus Leo X (Giovanni de’ Medici) in contact bracht met Niccolò’s toneelstuk. Terwijl Zijn Heiligheid zeer waarschijnlijk Machiavelli’s brieven met politieke raadgevingen niet eens gelezen heeft, liet hij La Mandragola stante pede in het Vaticaan opvoeren. De paus was immers verzot op boertige kluchten en Machiavelli’s gevoel voor rauwe humor, waarbij de domheid en de onbetrouwbaarheid van zijn medemensen in de kijker werden geplaatst, beviel hem bijzonder goed.  Spoedig volgden er ook opvoeringen in Venetië en Faenza en het werk werd voor het eerst gepubliceerd in 1524 (zie fig.1).

Fig.1 La Mandragola, uitgave van 1556 met het titelblad uit 1524.

La Mandragola is het verhaal van een oudere Florentijnse man, Nicia Calfucci, die getrouwd is met de beeldschone jonge Lucrezia, maar nog steeds geen kinderen heeft. De vrouwenversierder Calimaco Guadagni, die verliefd is op Lucrezia, zoekt naar een middel om haar in zijn bed te krijgen. Samen met Ligurio, een huwelijksmakelaar bedenkt hij het plan om Nicia wijs te maken dat wanneer Lucrezia een drankje op basis van de giftige alruinwortel zou innemen, zij plots zeer vruchtbaar kon worden. Maar aangezien de 1ste man die met Lucrezia het bed deelt, nadat zij het drankje heeft ingenomen, binnen de week zal sterven, moet er een zogezegde simpele ziel gevonden worden, die de weg voor Nicia’s vaderschap kan vrijmaken. De man die bereid is om die rol te spelen is uiteraard Calimaco. Lucrezia, die aanvankelijk niet verantwoordelijk wil zijn voor de dood van een man, wordt er door Nicia, haar eigen moeder Sostrata en fra Timoteo (die wordt omgekocht) toch van overtuigd om la mandragola tot zich te nemen en een nachtje met Calimaco door te brengen. Dat wordt blijkbaar een meevaller want wanneer Calimaco haar zijn liefde betuigt en de ware toedracht van de zaak uitlegt is Lucrezia bereid om hem verder als minnaar te aanvaarden. Fra Timoteo overtuigt haar immers dat haar overspel de wil is van God.

Het aloude principe van de oudere en saaie echtgenoot die door zijn jonge vrouw bedrogen wordt, was nog steeds (men denke aan Boccaccio’s Decamerone) een zeer populair thema. De brave en goedgelovige burger wordt door bedriegers en kwakzalvers om de tuin geleid en misdaad loont dus blijkbaar.
Dat bedrog en overspel door een corrupte geestelijke (fra Timoteo) werden goedgekeurd en zelfs mee in de hand gewerkt, was blijkbaar voor de kerkleiders geen probleem. Machiavelli legde in zijn satire de kwalen van de toenmalige maatschappij bloot, die zelfs door een intelligent man als Leo X werden weggelachen. Dat laatste hebben mensen als Maarten Luther de paus bijzonder kwalijk genomen.

Terwijl er ogenschijnlijk een hemelsbreed verschil bestaat tussen Machiavelli’s politieke geschriften en komische toneelstukken komt dezelfde realistische kijk op de dingen aan de oppervlakte. Zowel in Il Principe als in La Mandragola triomferen list en bedrog over de oude, als naiëf en destructief beschouwde, (christelijke) deugden. De heerser uit Il Principe moet even gewiekst zijn als zijn doortrapte onderdanen uit La Mandragola.

In hetzelfde genre, maar minder succesrijk dan la Mandragola waren Niccoló’s andere werken, het toneelstuk Clizia uit 1524 en de novelle Belphegor die dateert uit 1520.  Reeds in 1517 had hij het (onvoltooid gebleven) satirisch gedicht L’Asino d’Oro (de gouden ezel) geschreven, waarin dieren de hoofdrol spelen.  Dat was gebaseerd op het klassieke voorbeeld van Apuleius en doet ook soms denken aan George Orwell’s Animal farm.

Fig.2 Adolfo Magrini, illustratie voor Clizia (ed. Formiggini, Rome, 1927).

De slaapkamerklucht Clizia (die gebaseerd was op een komedie van Plautus) werd in 1525 voor het eerst opgevoerd in het huis van Jacopo Falconetti op de Oltrarno waar ook de jonge Medici, Ippolito en Alessandro aanwezig waren.
Clizia is een jong meisje dat in het huis van de oudere Florentijnse zakenman Nicomaco onderdak gekregen heeft nadat zij door een Franse edelman, die deel uitmaakte van de militaire campagne van koning Karel VIII in 1494, is meegebracht uit Napels. Zowel Nicomaco als zijn zoon Cleandro worden verliefd op het meisje, maar de jaloerse vader wil niet dat Clizia met zijn zoon huwt en laat haar inwonen bij zijn dienaar Pirro, zodat hij haar zelf regelmatig nachtelijke bezoeken kan brengen. Zijn vrouw Sofronia heeft het spelletje echter door en besluit om Clizia, wanneer Nicomaco Pirro heeft weggestuurd en in haar bed wil kruipen, te vervangen door een andere nietsvermoedende dienaar (zie fig.2).  Nicomaco is beschaamd en beseft zijn dwaasheid en wanneer de echte vader van Clizia, een Napolitaans edelman, op het toneel verschijnt, geeft die zijn goedkeuring om Clizia te laten trouwen met Cleandro. De oude geile bok wordt voor schut gezet en de jeugd triomfeert.

In het verhaal van Clizia staan bedrog en overspel weer centraal en het werk kan ook autobiografisch genoemd worden. Machiavelli was toen hij het werk schreef zelf hopeloos verliefd op de mooie en jonge actrice en zangeres Barbara Salutati (zie art. Het liefdesleven van Niccolò Machiavelli). Blijkbaar heeft hij zelf het dwaze van de situatie beseft, toen bleek dat la Salutati ook nog andere minnaars had. Ook La Mandragola kan als autobiografisch beschouwd worden (zie art. Waarom Niccolò Machiavelli nooit verkozen werd in de Florentijnse magistratuur).

In zijn Novella di Belphegor arcidiavolo (de novelle van de duivel Belfegor) verwijst Machiavelli volgens de meeste auteurs naar zijn eigen huwelijk en de hoogmoed van de Florentijnse vrouwen.
Nadat Pluto, de god van de onderwereld, ontdekt dat vele Florentijnse mannen, die in de hel verzeild geraken zeer hard klagen over hun vrouwen, besluit hij om de aartsduivel Belfegor naar Firenze te sturen om de zaak te onderzoeken. Belfegor doet zich voor als Rodrigo, een rijke Castiliaanse edelman, en blijkt een zeer gegeerde huwelijkskandidaat voor vele vaders met huwbare dochters te zijn. Toch trouwt hij uit liefde met Onesta Donati, een meisje uit een minder begoede familie, die volledig op zijn kosten leeft. Al gauw drijft Onesta’s verspilzucht hem tot wanhoop en hij slaat op de vlucht en vindt onderdak bij Matteo del Bricca, een boer die beweert dat hij bij vrouwen de duivel kan uitdrijven. Maar wanneer Belfegor ontdekt dat zijn bazige vrouw nog steeds ijverig op zoek is naar hem, keert hij ten einde raad terug naar de hel.

De novelle is bijzonder vrouwonvriendelijk, maar vele Florentijnse mannen schenen zich in het verhaal te kunnen inleven. Dat Machiavelli een dergelijke relatie met zijn eigen vrouw Marietta als voorbeeld genomen heeft is niet uitgesloten, maar hij is haar en zijn gezin altijd blijven onderhouden en van echte huwelijksproblemen is (voor zover geweten) blijkbaar geen sprake geweest. Dat zij natuurlijk niet tevreden geweest zal zijn met zijn vele buitenechtelijke avonturen hoeft geen betoog, maar in dat opzicht was Niccolò geen haar beter dan de andere mannelijke Florentijnen.
Het feit dat de man de kostwinner was en dat zijn echtgenote hem telkens geld moest vragen om het huishouden te kunnen runnen is zonder twijfel mede oorzaak geweest van het idee dat vrouwen verspilziek waren.
Met zijn novelle heeft Machiavelli echter ook het winstbejag en de woekerpraktijken van de Florentijnse zakenlui willen op de korrel nemen en rekent hij af met het bijgeloof dat vrouwen konden bezeten geraken door de duivel.

Zijn blijspelen genoten ook de bijval van de 2de Medici-paus, Clemens VII (Giulio de’ Medici), en er wordt zelfs beweerd dat Machiavelli zijn rehabilitatie in 1521 niet zozeer aan zijn politieke geschriften dan wel aan zijn succes als toneelschrijver te danken had. Ook in dit geval heiligt het doel dus de middelen….

JVL

Niccolò Machiavelli, the burlesque comedy writer

Niccolò Machiavelli  is best known nowadays for his political writings  (such as il Principe, de Discorsi, dell Arte della Guerra) and his historical works (such as Istorie Fiorentine and la Vita di Castruccio Castracani), but  the secretary of the 2nd Florentine chancellery was also a  celebrated playwriter. It may sound strange, but in early 16th century he had more success with his plays than with his other works.

After his forced stay in Sant'Andrea in Percussina and his return to Florence, Machiavelli was a welcome guest at the Orti Oricellari (the gardens of the Rucellai family) where, in addition to poems and quotations from his political oeuvre, he also proclaimed excerpts from his plays. It was in this way that his work became known in higher circles.
La Mandragola, (the Mandrake) written in exile in 1518, was 2 years later for the first time performed there in the company of his friends.  It was one of them, Battista della Palla, who introduced  Pope Leo X (Giovanni de' Medici) to Niccolò's play. His Holiness most likely did not even read Machiavelli's letters with political advise but he had La Mandragola stante pede performed at the Vatican. After all, the Pope was very fond of burly farces, and he particularly liked Machiavelli's sense of raw humour, highlighting the stupidity and unreliability of his fellow human beings. Performances in Venice and Faenza soon followed, and the work was first published in 1524 (see fig.1).

La Mandragola is the story of an older Florentine man, Nicia Calfucci, married to the beautiful young Lucrezia, but still without children. The womanizer Calimaco Guadagni, who is in love with Lucrezia, is looking for a way to get her into his bed. Together with Ligurio, a marriage broker, he devises the plan to convince Nicia that if Lucrezia were to take a drink based on the poisonous mandrake root, she could suddenly become very fertile. But since the 1st man who shares the bed with Lucrezia, after she has taken the drink, will die within the week, a so-called simple soul must be found to pave the way for Nicia's fatherhood. The man willing to play that role is, of course, Calimaco. Lucrezia, who initially does not want to be responsible for the death of a man, is convinced by Nicia, her own mother Sostrata and fra Timoteo (who is bribed) to  take nevertheless la mandragola and spend a night with Calimaco. That turns out to be a windfall for Calimaco because when he expresses his love to her and explains the truth of the matter, Lucrezia is willing to accept him further as her lover. Fra Timoteo convinces her that her adultery is definitively God’s will.

The old story of the naïve and boring husband being deceived by his young wife was still a very popular theme (cfr. Boccaccio's Decamerone). The good and gullible citizen is deceived by impostors and quacks, and crime apparently pays off. The fact that deception and adultery by a corrupt clergyman (fra Timoteo) were approved and even facilitated was apparently not a problem for the church leaders in those days.
In his satire, Machiavelli exposed the ills of society at the time, which were laughed off even by an intelligent man like Leo X.  Men like Martin Luther did particularly resent this.

While there is ostensibly a strong difference between Machiavelli's political writings and comic plays, the same realistic view of things comes to the surface.  In both Il Principe and La Mandragola,  trickery and deceit triumph over the old (Christian) virtues, considered as naïve and destructive. The ruler of Il Principe must be as shrewd as his cunning subjects from La Mandragola.

In the same genre, but less successful than La Mandragola were Niccoló's other works, the play Clizia from 1524 and the novella Belphegor dating from 1520. Already in 1517 he had written the (unfinished) satirical poem L'Asino d'Oro (the golden donkey), in which animals play the leading role.  It was based on the classic example of Apuleius and is also reminiscent of George Orwell's Animal farm.

The bedroom farce Clizia (based on a comedy by Plautus) was first performed in 1525 in the house of Jacopo Falconetti on the Oltrarno, in the presence of the youngsters Ippolito and Alessandro de' Medici.
Clizia is a young girl living in the house of the elderly Florentine businessman Nicomaco after being brought from Naples by a French nobleman, who was part of the military campaign of King Charles VIII in 1494. Both Nicomaco and his son Cleandro fall in love with the girl and the jealous father does not want Clizia to marry his son. He lets her live with his servant Pirro so that he can visit her regularly at night himself.
But his wife Sofronia knows what’s going on and decides to replace Clizia, when Nicomaco has sent Pirro away and wants to crawl into her bed, with another unsuspecting servant (see fig.2).  Nicomaco is embarrassed and realizes his folly, and when Clizia's real father, a Neapolitan nobleman, appears on the scene, he gives his approval to have Clizia marry Cleandro. The old goat is made a fool of and youth comes out as the winner.

In the story of Clizia, deception and adultery are once more the main items and the work can also be  considered as autobiographical. When he wrote the play, Machiavelli himself was hopelessly in love with the beautiful and young actress and singer Barbara Salutati (see art. The love life of Niccolò Machiavelli). Apparently he came to his senses when it turned out that la Salutati also had other lovers.
La Mandragola can also be considered autobiographical (see art. Why Niccolò Machiavelli was never elected to the Florentine magistracy).

In his Novella di Belphegor arcidiavolo (the novella of the devil Belfegor), Machiavelli refers, according to most authors, to his own marriage and the pride of  Florentine women.
When Pluto, the god of the underworld, discovers that many Florentine men, who end up in hell, complain very loudly about their wives, he decides to send the archdevil Belfegor to Florence to investigate the matter. Belfegor pretends to be Rodrigo, a wealthy Castilian nobleman, and turns out to be a perfect suitor for many fathers with marriageable daughters. Yet, out of love, he marries Onesta Donati, a girl from a less well-off family, that lives entirely at his expense. Soon Onesta's wastefulness drives him to despair and he flees and finds shelter with a farmer called Matteo del Bricca, who claims that he can cast out the devil in women. But when he finds out that his bossy wife is still diligent looking for him, Belfegor returns finally to hell.

The novella is particularly misogynistic, but many Florentine men seemed to empathize with the story. That Machiavelli took his own marriage with Marietta as an example is not out of the question, but he has always supported her and his family and (as far as known) there have apparently been no real marital problems. It goes without saying that she would not have been very pleased with his many extramarital adventures but in that respect Niccolò was no better than the other male Florentines.
The fact that the husband was the breadwinner and that his wife had to ask him regularly for money to run the household was undoubtedly partly responsible for the idea that women were wasteful. But at the same time Machiavelli denounces in his novella the pursuit of profit and the usury of the Florentine businessmen and he deals with the superstition that women could become possessed by the devil.

His plays also enjoyed the applause of the 2nd Medici pope, Clement VII (Giulio de' Medici), and it is even claimed that Machiavelli owed his rehabilitation in 1521 not so much to his political writings as to his success as a playwriter.  Even in this case, the end justifies the means....

 

Literatuur:

Unger, J.                      Machiavelli, een biografie.  Amsterdam, 2011.
Van Dooren, F.            La Mandragola. De Alruin.   A’dam, 198
Van Heck, P.               Niccolo Machiavelli. Toneel en verhalend proza.  Leiden, 2010.
Van Laerhoven, J.       Florentijnse wandelingen, dl.II.  Kermt, 2021².
zie art. Het liefdesleven van Niccolò Machiavelli.
zie art. Waarom Niccolò Machiavelli nooit verkozen werd in de Florentijnse
magistratuur
Viroli, M.                    Niccolò’s smile.  New York, 1998.