Ottaviano de' Medici de "hertogmaker" uit de andere tak

Ottaviano de’ Medici de “hertogmaker” uit de andere tak

Ottaviano di Lorenzo de’ Medici is misschien niet het bekendste lid van de roemrijke familie, maar hij heeft een erg belangrijke rol gespeeld in de woelige jaren van 1527 tot 1530, toen in Firenze andermaal de republiek werd uitgeroepen en de Medici-telgen Alessandro en Ippolito uit de tak van Cafaggiolo op de vlucht gegaan waren.
Ottaviano was de op 11 juli 1484 geboren zoon van Lorenzo di Bernardetto de’ Medici (uit de tak van Giovenco) en van Caterina di Tanai de’ Nerli. Hij had nog 4 broers en 4 zussen en was naar alle waarschijnlijkheid het jongste kind. Hij had als adolescent de laatste jaren van de republiek mee gemaakt en was pas na de terugkeer van de Medici uit de tak van Cafaggiolo in 1512 op het voorplan getreden. In 1518 was hij in het huwelijksbootje gestapt met Bartolommea Giugni en had met haar een zoon Bernardetto (de stichter van de Napolitaanse tak van Ottaiano) en een dochter Costanza (die gehuwd was met graaf Ugo della Gherardesca). Nadat hij weduwnaar was geworden trouwde hij in 1533 met Francesca Salviati (een kleindochter van il Magnifico en de weduwe van Piero Gualterotti) en uit dit huwelijk werd Alessandro geboren, de latere paus Leo XI.

Ottaviano bekommerde zich om het welzijn van de jonge Medici, Alessandro (de toekomstige hertog), Ippolito en Caterina en zorgde ervoor dat zij in veiligheid gebracht werden wanneer er in mei 1527 (na de Sacco di Roma) een opstand uitbrak in Firenze. Hij werd op staande voet uit de Otto di Guardia e Balia (de 8 van de Veiligheid) gezet, waarvan hij toen deel uitmaakte Tijdens de belegering van Firenze belandde Ottaviano zelfs in de gevangenis, maar na de inname van de stad in augustus 1530 door de pauselijke troepen werd hij meteen weer vrijgelaten en was hij één van de 12 mannen die het voorlopig bestuur moesten waarnemen. Het volgende jaar werd hij lid van de 24 accoppiatori (kiesmannen) en één van de procuratori van de fortificaties. Op 28 augustus van 1531 werd hij verkozen tot gonfaloniere di giustizia en in 1532 werd hij lid van de commissie der riformatori die een nieuwe regeringsvorm voor Firenze moest uitwerken en die Alessandro de’ Medici had voorgesteld als staatshoofd. In 1532 werd hij dan door de nieuwe hertog Alessandro il Moro opgenomen in  de pas opgerichte 48-koppige Senaat, waarin hij samen zetelde met zijn neef Raffaele di Francesco de’ Medici, die hem ook voorgegaan was als gonfaloniere in begin 1531. Ottaviano’s broer Antonio was in 1525 nog prior geweest in de signoria.

Fig.1 Alessandro, Ottaviano en Clemens VII (G. Vasari, de Maaltijd van Gregorius de Grote, Pinacoteca Bologna)

Ottaviano werd een trouwe volgeling van il Moro en hij gaf aan zijn goede vriend Giorgio Vasari (op vraag van de hertog?) de opdracht om 2 portretten te schilderen, die een soort van legitimatie van Alessandro’s opvolging moesten zijn. Samen met het portret van de hertog liet hij in 1534 ook een postuum portret maken van Lorenzo il Magnifico (beiden bewaard in de Uffizi) om de continuïteit van het Medici-bewind duidelijk in de verf te zetten. Waarschijnlijk ook in opdracht van Ottaviano schilderde Vasari ca. 1540 de Maaltijd van Gregorius de Grote waar hertog Alessandro, (en zijn vader) paus Clemens VII en Ottaviano als een soort van Drievuldigheid op afgebeeld staan (zie fig.1). Zowel Clemens VII als Alessandro waren toen reeds overleden. Ottaviano, die de toeschouwer in de ogen kijkt, was al bijna 60.

Fig.2 Ottaviano de’ Medici ? (Andrea del Sarto, privécollectie)

Van het schilderij met Leo X en de kardinalen Giulio de’ Medici en Luigi de’ Rossi, dat Rafael gemaakt had in 1518 en dat zich in de collectie van Ottaviano bevond, mocht Vasari een kopie maken. Die stuurde Ottaviano dan naar Federico Gonzaga, in plaats van het origineel dat de hertog van Mantova graag aan zijn collectie had toegevoegd.  Ottaviano had ook contacten met andere kunstenaars zoals Michelangelo, Tiziano, Pontormo en del Sarto. Deze laatste zou ca. 1525 in zijn typische sfumato-stijl een zeer fraai portret gemaakt hebben van de toen bijna 40-jarige Ottaviano (zie fig.2).

 Volgens Vasari was Andrea del Sarto een Heilige Familie voor Ottaviano aan het schilderen toen die in 1529 in de gevangenis zat. Vasari bewaarde het werk tot de opdrachtgever bevrijd werd. Het schilderij is te zien in de Galleria Palatina en heeft de naam Sacra Famiglia Medici gekregen (zie fig. 3).. 

Fig. 3 Sacra Famiglia Medici (A. Del Sarto, Palazzo Pitti)

Het bekende portret van Cosimo il Vecchio had Ottaviano al in 1519 besteld (op vraag van Medici-paus Leo X) bij Jacopo Pontormo. Dezelfde kunstenaar had ook op zijn voorspraak in de volgende jaren gezorgd voor de decoratie van de Medici-villa van Poggio a Caiano.

Enkel met Benvenuto Cellini had de Medici geen goede relatie. In tegenstelling tot vele andere kunstenaars had Cellini geen hoge dunk van Ottaviano de’ Medici: hij heeft hem beschreven als een zeer ambitieus, arrogant en humeurig man. Cellini, die zelf een groot kunstenaar, maar helemaal geen aangenaam iemand was, vond dat Ottaviano zich teveel bemoeide met de artistieke politiek van het hof. Hun geschil had ook te maken met het feit dat Ottaviano zijn goedkeuring niet gegeven had aan een ontwerp van Cellini voor een medaille met de afbeelding van hertog Alessandro. Beide mannen zijn nooit goede maatjes geweest.

In het vooruitzicht van haar huwelijk met hertog Alessandro was Margareta van Habsburg (later Parma) begin juni1536 enkele dagen te gast geweest in Ottaviano’s  palazzo in de Via San Gallo. Ook na de moord op il Moro in januari 1537 verschafte hij haar onderdak vooraleer zij definitief naar Rome vertrok.
Samen met kardinaal Innocenzo Cibò, Francesco Guicciardini en Francesco Vettori was Ottaviano er van overtuigd dat er snel naar een opvolger moest gezocht worden en die meende hij gevonden te hebben in de persoon van de 17-jarige Cosimo, uit de Medici-tak der Popolani. Naar verluidt zou Ottaviano zelf aangezocht geweest zijn om de leiding van de Florentijnse staat in handen te nemen, maar dat zou hij geweigerd hebben.
Na Cosimo’s aanstelling tot erfelijk hertog van Firenze in juni 1537 werd Ottaviano één van zijn trouwe medewerkers. Hij behoorde tot het kwartet van raadgevers, die om de beurt uit de leden van de Senaat gekozen werden en als depositario generale werd hij o.a. belast met de hertogelijke financiën en het beheer van Cosimo’s eigen patrimonium. Hij zou zich hierbij verrijkt hebben en hij werd verdacht van fraude in verband met de aankoop van kunstwerken. Waarschijnlijk zal hij zichzelf beloond hebben met een flink commissieloon. Het resultaat van het onderzoek was dat na Ottaviano’s dood zijn zonen, Bernadetto en Alessandro, een stevig bedrag moesten terugbetalen aan de hertog. Cosimo was blijkbaar vergeten was dat hij niet alleen een mooie kunstcollectie, maar vooral ook zijn hertogelijke titel aan zijn verre neef te danken had.
Bernardetto, die de schuld niet had willen betalen, zou om die reden, samen met zijn vrouw Giulia de’ Medici een onwettige dochter van Alessandro il Moro, naar Napels vertrokken zijn waar hij het feudum van Ottaiano gekocht had in 1567. Bernardetto’s jongere halfbroer Alessandro, die priester was en blijkbaar geen problemen had met Cosimo werd als ambassadeur naar Rome gestuurd. In 1574 werd hij aartsbisschop van Firenze, in 1583 kardinaal en in 1605 paus Leo XI.

Ottaviano de’ Medici, de man die 2 hertogen aan hun kroon geholpen had, stierf op 28 mei 1546 in Firenze en werd bijgezet in de kerk van San Lorenzo.

JVL

  Genealogie van Ottaviano

                 Averardo de’ Medici (1260-1319)
               ______________|___________
               |                                             |
     Giovenco (+1320)               Salvestro (+1346)      
               |                                             ↓
     Giuliano (+1377)         Giovanni di Bicci (1360-1429)
       ____|___________                   (Cafaggiolo)            
       |                             |                          ↓
   Giuliano             Antonio             Alessandro il Moro       
     ↓                            ↓                              (1512-37)
   Raffaele             Ottaviano (1484-1546)
(1477-1555)                    ___|_____________
                                       |                              |
                              Bernardetto               Alessandro        
                        (1519 + na 1576)            (1535-1605)
                              (Ottaiano)                    Leo XI


Ottaviano de' Medici the "dukemaker" from the other branch

Ottaviano di Lorenzo de' Medici may not be the best-known member of the famous family, but he played a very important role in the turbulent years from 1527 to 1530, when in Florence the republic was once again proclaimed and the Medici descendants Alessandro and Ippolito of the branch of Cafaggiolo  had fled.
Ottaviano was the son of Lorenzo di Bernardetto de' Medici (from the branch of Giovenco) and Caterina di Tanai de' Nerli, born on 11 July 1484  . He had 4 brothers and 4 sisters and was probably the youngest child. He had experienced the last years of the republic as an adolescent and had only come to the foreground after the return of the Cafaggiolo-Medici in 1512.
In 1518 he had married Bartolommea Giugni who gave him a son Bernardetto (the founder of the Neapolitan branch of Ottaiano) and a daughter Costanza (who was married to count Ugo della Gherardesca). After becoming a widower, he married Francesca Salviati (a granddaughter of il Magnifico and widow of Piero Gualterotti) in 1533 and from this marriage was born Alessandro, the future pope Leo XI.

Ottaviano was entrusted with the wellbeing of the young Medici, Alessandro (the future duke), Ippolito and Caterina and ensured that they were brought to safety when a revolt broke out in Florence in May 1527 (after the Sacco di Roma). Thereafter he was expelled from the Otto di Guardia e Balia (the 8 of the Security) of which he was a member. During the siege of Florence, Ottaviano even ended up in prison, but after the conquest of the city in August 1530 by the papal troops, he was immediately released and was one of the 12 men who had to organize the provisional government. The following year he became a member of the 24 accoppiatori (electors) and one of the procuratori of the fortifications. On August 28, 1531 he was elected gonfaloniere di giustizia and in 1532 he became a member of the commission of the riformatori that was to work out a new form of government for Florence and had proposed Alessandro de' Medici as head of state. In 1532 he was appointed by the new Duke Alessandro il Moro as  one of the 48 members of the Senate, together with his nephew Raffaele di Francesco de' Medici, who had also preceded him as gonfaloniere in early 1531. Ottaviano's brother Antonio had been prior in the signoria in 1525.

Ottaviano became a loyal follower of il Moro and commissioned his good friend Giorgio Vasari (at the duke's request?) to paint 2 portraits, meant as a kind of legitimization of Alessandro's succession. Together with the Duke's portrait, he also had a posthumous portrait made of Lorenzo il Magnifico (both preserved in the Uffizi) in 1534 to clarify the continuity of the Medici regime.

Around 1540 Vasari painted the Meal of Gregory the Great, depicting Duke Alessandro, (his father) Pope Clement VII and Ottaviano who probably commissioned the portrait as a kind of Trinity (see Fig.1). Both Clement VII and Alessandro had already died and Ottaviano (looking at the viewer) was almost 60.
Vasari also had to reproduce a copy of the painting with Leo X and cardinals Giulio de' Medici and Luigi de' Rossi, which Rafael had made in 1518 and which was part of Ottaviano's art collection. That copy was sent to Federico Gonzaga, instead of the original that the Duke of Mantova had asked for. Ottaviano also had contacts with other artists such as Michelangelo, Tiziano, Pontormo and del Sarto. Around 1525 the latter would have made a portrait in his typical sfumato style of the then almost 40-year-old Ottaviano (see fig.2).
According to Vasari, Andrea del Sarto was painting a Holy Family for Ottaviano when he was in prison in 1529. Vasari kept the work until the Medici was freed. The painting can be seen in the Galleria Palatina and is known as Sacra Famiglia Medici (see fig.3). 

At the request of Medici Pope Leo X, Ottaviano commissioned already in 1519 Jacopo Pontormo to paint the famous portrait of Cosimo il Vecchio. During the following years the same artist took care of the decoration of the Medici Villa of Poggio a Caiano at Ottaviano’s intercession.
Only with Benvenuto Cellini the Medici had no good friendships. Unlike many other artists, Cellini did not have a high opinion of Ottaviano de' Medici: he described him as a very ambitious, arrogant and moody man. Cellini, who himself was a great artist, but not a very pleasant person, felt that Ottaviano interfered too much with the artistic policy of the court. The simple reason for the quarrel was Ottaviano’s disapproval of a Cellini design for a medal with the image of Duke Alessandro. Both men never got along well.

 In anticipation of her marriage to Duke Alessandro, Margaret of Habsburg (later Parma) had been a guest in Ottaviano's palazzo in Via San Gallo for a few days in early June 1536. After the murder of il Moro in January 1537, Ottaviano gave her shelter before she left for Rome.
Together with Cardinal Innocenzo Cibò, Francesco Guicciardini and Francesco Vettori, Ottaviano was convinced that a successor had to be found quickly and that the best man for the job was 17-year-old Cosimo, from the Medici-Popolani branch. It is said that Ottaviano himself was asked to become the head of the Florentine state, but that he refused.

After Cosimo's appointment as hereditary Duke of Florence in June 1537, Ottaviano became one of his loyal collaborators. He was part of the quartet of advisers, who were in turn elected from among the members of the Senate and as depositario generale he was charged with the ducal finances and the management of Cosimo's own patrimony. But he would have enriched himself in this capacity and he was suspected of fraud in connection with the purchase of works of art. He will probably have rewarded himself with substantial commissions. The result of the investigation was that after Ottaviano's death, his sons, Bernadetto and Alessandro, had to repay a large sum to the duke.
Apparently Cosimo had forgotten that he not only owed a beautiful art collection, but also his ducal  crown to his distant cousin.
It is said that Bernardetto did not want to pay the debt and left, together with his wife Giulia de' Medici an illegitimate daughter of Alessandro il Moro, for Naples where he had bought the feudum of Ottaiano in 1567. Bernardetto's younger half-brother Alessandro, who was a priest and apparently had no problems with Cosimo, was sent to Rome as ambassador. In 1574 he became Archbishop of Florence, cardinal in 1583 and Pope Leo XI in 1605.

The "dukemaker" Ottaviano de' Medici died on May 28, 1546 in Florence and was buried in the church of San Lorenzo.


Literatuur:

Bracciante, A.             Ottaviano de’ Medici e gli artisti. Firenze, 1984.
Dorini, U.                    I Medici e i loro tempi.  Firenze, 1989.
Grassellini, E e.a.        Profili Medicei.   Firenze, 1982.
Inghirami, F.                Storia della Toscana, vol.13.  Firenze, 1844.
Ruffini, M.                  The Lives without the Medici? In: Tatti Studies in the Italian Renaissance,
vol.20 nr.1 (2017).
Van Laerhoven, J.        Alessandro de’ Medici.    Kermt, 2019.
Cosimo I.     Herk-de-Stad, 2011.
Florentijnse wandelingen, dl. IV (Benvenuto Cellini). Herk-de-Stad, 2014.
                             zie art. Margareta van Habsburg, het kindbruidje van Alessandro il Moro
zie art. Was Alessandro de’ Medici de zoon van de paus?
Zobi, A.                       Discorso storico-artistico intorno ad un ritratto rappresantante Michelangelo..
Firenze, 1842.