Pietro de' Medici, het zwarte schaap van de familie

Pietro de’ Medici, het zwarte schaap van de familie

 

Fig. 1 Pietro de’ Medici (A.Bronzino, Uffizi)

Fig. 1 Pietro de’ Medici (A.Bronzino, Uffizi)

Pietro de’ Medici was de in 1554 geboren jongste zoon van Cosimo I en zijn echtgenote Eleonora van Toledo. In totaal heeft het hertogelijk paar 11 kinderen gehad, 5 zonen (Francesco I en Ferdinando I volgden hun vader respectievelijk op in Toscane in 1574 en 1587) en 6 meisjes. (zie fig1).
Pietro is altijd een buitenbeentje geweest: als jongeling stond hij bekend als het meest losbandige, rebelse en wreedaardig kereltje dat er in Firenze rondliep. Om zijn agressie te kanaliseren had Cosimo hem laten opnemen in de ridderorde van Santo Stefano en om hem op het rechte pad te brengen had de groothertog Pietro in 1571 laten trouwen met een nicht van zijn vrouw, Dianora di Garzia de Toledo. Dianora (of Leonora) was de in 1553 in Firenze geboren dochter van don Garcia Alvarez de Toledo, de 4de markies van Villafranca en hertog van Ferdinanda (die toen het commando had over de Toscaanse forten van de Valdichiana) en Vittoria d’Ascanio Colonna.  

Alessandro Allori heeft van Dianora een fraai portret geschilderd in 1571 (zie fig.2).

Fig. 2  Dianora van Toledo (A.Allori Kunsthistorisches Museum Wenen)

Fig. 2 Dianora van Toledo (A.Allori Kunsthistorisches Museum Wenen)

Volgens sommige kunstcritici wordt hier wellicht Maria, de oudste dochter van Cosimo I afgebeeld, maar dan moet het schilderij dateren uit ca.1555. 

Na de vroege dood van haar moeder en de uithuizigheid van haar vader, die Vice-koning van Catalonië en van Sicilië werd, kwam Dianora onder de hoede van haar tante Eleonora. Toen Eleonora in 1562 overleed werd het meisje opgevangen door Isabella de’ Medici, de in 1542 geboren 2de dochter van de hertogin, die na de dood van haar moeder de first lady van Firenze geworden was.  Ondanks het leeftijdsverschil van 11 jaar werden beide “prinsessen” onafscheidelijke vriendinnen (vandaar dat hun portretten soms met elkaar verward worden). Ook Cosimo I was bijzonder ingenomen met Dianora, zodat sommige kwaadsprekers het gerucht lanceerden van een incestueuze relatie, die hoogst waarschijnlijk verzonnen was.
Pietro van zijn kant was blijkbaar niet erg enthousiast in verband met zijn echtelijke verplichtingen, maar toch schonk Dianora in 1573 het levenslicht aan een zoontje dat Cosimino genoemd werd, maar dat reeds 3 jaar later zou overlijden (zie fig.3).

Aangezien Isabella’s echtgenoot Paolo Orsini, de hertog van Bracciano en Dianora’s echtgenoot Pietro de’ Medici niet veel thuis waren, wegens hun militaire activiteiten (Paolo vocht in Lepanto en Pietro was als ridder van Santo Stefano generaal van de Toscaanse vloot geworden) konden de beide dames zich bijzonder goed amuseren in Firenze. In navolging van Isabella, die een affaire begon met Troilo Orsini (de neef van Paolo die als haar chaperon moest optreden)  liet Dianora zich de liefdesbetuigingen van Bernardino Antinori (een dichter-militair die ook in Lepanto gevochten had) welgevallen.

Omwille van een duel waarbij deze laatste Francesco Ginori gedood had (maar vooral omdat hij bij de 2de Pucci-samenzwering van 1575 betrokken zou geweest zijn) werd Antinori opgesloten in een gevangenis op Elba en op 20 juni 1576, op bevel van groothertog Francesco in zijn cel gewurgd. Er werd ook beweerd dat Dianora een vriend van Antinori, net name Pierino Ridolfi (die ook bij de Pucci-samenzwering betrokken zou geweest zijn), de opdracht gegeven had om haar man in een bordeel te vermoorden en haar zoontje te vergiftigen. Vooral dat laatste is zo onwaarschijnlijk dat het ganse verhaal compleet verzonnen lijkt te zijn.
De jaloerse Pietro, die zelf minnaressen bij de vleet had, liet zijn ontrouwe echtgenote naar de Villa van Cafaggiolo komen, waar hij haar op 11 juli eigenhandig vermoord heeft. Nadat hij haar neergestoken had, of gewurgd (met een hondenleiband zeggen sommigen omdat zij in haar doodstrijd Pietro lelijk in zijn hand gebeten had) schreef Pietro in een brief aan zijn broer groothertog Francesco I dat er zich een “vreselijk ongeluk” had voorgedaan in de Villa waarbij Dianora dood teruggevonden was in bed, waarschijnlijk door verstikking. Iedereen was er echter van overtuigd dat Pietro zijn vrouw vermoord had in koelen bloede, nota bene met de goedkeuring van Francesco. De groothertog van Toscane moest nu echter uitleg verschaffen over de dood van Dianora aan Filips II en nadat hij eerst nog volgehouden had dat zij gestorven was aan een hartkwaal, had de Florentijnse ambassadeur dan toch de ware toedracht van de zaak (namelijk dat Pietro zijn eer gewroken had als bedrogen echtgenoot) gemeld aan de Spaanse koning, zodat die uitleg kon geven aan de familie de Toledo.
Dianora was zo onvoorzichtig geweest om liefdesbrieven van Antinori te bewaren en Pietro werd nooit in beschuldiging gesteld en  vervolgd, ondanks de protesten van haar broer don Pedro Alvarez de Toledo.

Enkele dagen later werd ook Isabella de’ Medici door haar echtgenoot, Paolo Orsini, om het leven gebracht. Ook die moord was geschied met medeweten van groothertog Francesco. Orsini had Isabella gewurgd in de Villa van Cerreto Guidi op 16 juli 1576 (zie Medici-moorden en complotten) toen zij op het punt stond om te vluchten met haar minnaar Troilo.

Fig. 3  Cosimo e i suoi figli (G.M.Butteri, San Salvi)

Fig. 3 Cosimo e i suoi figli (G.M.Butteri, San Salvi)

Moordenaars en slachtoffers staan verenigd op een Medici-familieportret dat Gian Maria Butteri in 1576 of zeer kort na het rampjaar gemaakt heeft en dat bewaard wordt in het klooster van San Salvi en dat de titel van Cosimo e i suoi figli (“Cosimo en zijn kinderen”) heeft meegekregen (zie fig.3). Cosimo was in 1574 reeds overleden, maar dat was ook het geval voor een aantal andere afgebeelde figuren. Het is in feite een sacra conversazione met in de verticale as van het schilderij de Madonna, het Jezuskind, Johannes de Doper en St. Anna
Hoewel de 2de figuur van rechts ook veel gelijkenis vertoont met Francesco I, gaat het om Pietro de’ Medici met naast hem in het midden zijn vrouw Dianora van Toledo (die sterk op haar tante geleek) en op haar schoot de kleine (vroeg gestorven) Cosimino die op dat moment een mogelijke troonopvolger was. Francesco had in 1576 alleen maar dochters en Ferdinando was nog kardinaal en ongehuwd. Uiterst rechts staat Paolo Orsini en zijn vrouw Isabella zit links onderaan. Zij is te vereenzelvigen met St. Catherina en heeft een gesloten boek in haar hand waarop het jaartal 1576 vermeld is. Boven haar staat Cosimo I met naast hem Ferdinando. Bovenaan is Cosimo’s moeder Maria Salviati afgebeeld als St.Anna en onderaan verschijnt Virginio Orsini, de zoon van Paolo en Isabella en latere hertog van Bracciano als de kleine Johannes de Doper

Indien groothertog Francesco I opdrachtgever van het schilderij geweest is, zou het verschijnen van Pietro en Paolo op het portret kunnen gezien worden als een officiële ontkenning van hun misdaad. Zeer merkwaardig is alleszins dat zowel slachtoffers als moordenaars hier met een aureool worden getooid!

In 1577 werd Pietro, die afgebeeld wordt als ridder van de Orde van Santo Stefano (net zoals Orsini, zie de vaandels op het schilderij), door Francesco (in een soort van ballingschap) naar Spanje gestuurd, waar hij commandant werd van de Italiaanse infanteristen in dienst van Filips II en waar hij in 1580 vocht in de Spaans-Portugese oorlog , aan de zijde van don Fernando Alvarez de Toledo, de in de Nederlanden wel bekende hertog van Alva.. Pietro verbleef in Lissabon tot in 1582 en keerde dan terug naar Spanje.

Fig. 4 Don Pedro de’ Medici (Santi di Tito, Uffizi)

Fig. 4 Don Pedro de’ Medici (Santi di Tito, Uffizi)

Pietro was door zijn liederlijk leven steeds meer in geldnood geraakt en hij was reeds verscheidene keren teruggekeerd naar Firenze (o.a. in 1584) om aan zijn broers de nodige centen te vragen. Ook bij de dood van Francesco in 1587 en de opvolging door Ferdinando was hij daar aanwezig. De verhoudingen met zijn broer, de nieuwe groothertog waren aanvankelijk vrij amicaal en in april 1589 was hij met 4 galleien naar Marseille gevaren om er Cristina van Lorreinen, de toekomstige bruid van Ferdinando I te gaan ophalen.

In 1584/86 heeft Santo di Tito van don Pedro, tijdens diens verblijf in Firenze, een portret gemaakt in de “Spaanse stijl” van die tijd (zie fig. 4).


In 1589 keerde Pietro terug naar Spanje en trouwde er (tegen de zin van zijn broer Ferdinando) in 1593 met Beatriz de Lara de dochter van Manuel de Meneses, hertog van Villa Real, waardoor hij zijn benarde financiële situatie een tijdlang kon stabiliseren. Zijn steeds groter wordende schuldenlast (hij had verscheidene kostelijke buitenechtelijke relaties o.a. met Antonia Caravajal en Maria della Ribera en hij had een gokverslaving), bracht hem ertoe om van zijn broer Ferdinando een deel van het Medici-familiefortuin te eisen, maar daar kwam hij van een kale reis terug.

Nadat hij van zijn woning in Madrid een groot bordeel gemaakt had werd hij in 1596 door Filips II van het hof verwijderd en als boodschapper naar Rome gestuurd. Daar kon hij paus Clemens VIII er van overtuigen om Ferdinando I er toe aan te zetten zijn schulden af te lossen en hem zelfs een maandelijkse toelage uit te betalen.  Zijne Heiligheid was echter niet zo erg opgezet met Pietro’s gezelschap en stuurde hem terug naar Spanje waar hij in 1598 vriendelijk werd ontvangen aan het hof van Filips III. Maar ook die goede relaties duurden niet lang en toen het koninklijk hof naar Valladolid verhuisde bleef Pietro achter in Madrid, waar hij op 25 april 1604 in ellendige omstandigheden overleed.
Na Pietro’s dood (hij was net geen 50) heeft zijn broer zich het lot van zijn kinderen aangetrokken: in 1605 liet hij, mede op vraag van de Spaanse koning die niet goed wist wat hij ermee moest aanvangen, de 5 erkende buitenechtelijke kinderen van Pietro (Pietro, Cosimo, Maria, Eleonora en Giovanna) overkomen naar Firenze. De 3 meisjes (dochters van Antonia de Caravajal) werden ondergebracht in het klooster van de Murate en de 2 jongens (Cosimo was een zoon van Maria della Ribera en Pietro was ook een zoon van la Caravajal) gingen een militaire carrière tegemoet.

Dat Pietro de' Medici zijn vrouw vermoord heeft, al of niet om zijn eer te redden, staat vrijwel vast, maar dat hij zijn zoontje Cosimino uit zijn huwelijk met Dianora ook eigenhandig zou vermoord hebben is gewoon laster: het kind dat op 10 februari 1573 geboren werd stierf in augustus 1576 aan dysenterie..

Pietro werd aanvankelijk begraven in het klooster van la Serenissima Trinidad te Madrid, maar Ferdinando I liet zijn lichaam nog tijdens zijn regering overbrengen naar het Medici-mausoleum in Firenze.

JVL


Pietro de' Medici, the black sheep of the family

 

Pietro de' Medici was born in 1554 and the youngest son of Cosimo I and his wife Eleonora of Toledo. The grand dukes were the parents of 11 children; 5 sons (Francesco I and Ferdinando I succeeded their father in Tuscany respectively in 1574 and 1587) and 6 girls (see fig.1).

Pietro has always been a kind of misfit: as a boy he was known in Florence as a very debauched, rebellious and cruel guy. In order to control his aggressiveness, Cosimo had him included in the knighthood of Santo Stefano and, in order to bring him straight morally, the Grand Duke arranged in 1571 Pietro’s marriage with a niece of his wife, Dianora di Garzia de Toledo. Dianora (or Leonora) was the daughter of Don Garcia Alvarez de Toledo, the 4th Marquis of Villafranca and Duke of Ferdinanda (who then commanded the Tuscan forts of the Valdichiana) and Vittoria d'Ascanio Colonna.

Alessandro Allori painted a beautiful portrait of Dianora in 1571(see fig.2).
According to some art critics, Mary, the eldest daughter of Cosimo I, may be depicted here, but then the painting must date from about 1555. 

 After the early death of her mother and her father’s being away (he became Vice king of Catalonia and of Sicily) Dianora came under the custody of her aunt Eleonora. When Eleonora died in 1562, the girl was taken in by Isabella de' Medici, the Duchess's daughter, born in 1542, who had become the first lady of Florence after the death of her mother.  Despite the age difference of 11 years, both "princesses" became inseparable girlfriends (hence their portraits are sometimes confused with each other). Cosimo I was also particularly pleased with Dianora, so that some evil speakers launched the rumor of an incestuous relationship, which was most likely made up.
Pietro, for his part, was apparently not very enthusiastic about his marital duties, but nevertheless Dianora gave in 1573  birth to a son named Cosimino, who would die already 3 years later  (see fig.3).

Since Isabella's husband Paolo Orsini, the Duke of Bracciano and Dianora's husband Pietro de' Medici were not much on the home front,  because of their military activities  (Paolo fought in Lepanto and Pietro had become general of the Tuscan fleet as a knight of Santo Stefano), the two ladies were having a good time in Florence. Just like Isabella, who began an affair with Troilo Orsini (Paolo's cousin who was to act as her chaperon), Dianora took a lover by the name of Bernardino Antinori (a poet-soldier who had also fought in Lepanto).
Because of a duel in which he had killed Francesco Ginori (but mainly because he was allegedly involved in the 2ndPucci conspiracy of 1575), Antinori was imprisoned in a prison on the isle of Elba and strangled in his cell on June 20, 1576, on the orders of Grand Duke Francesco.It was also said that Dianora had given a friend of Antinori, a man called Pierino Ridolfi (who was also involved in the Pucci conspiracy), the order to kill her husband in a brothel and poison her son. The latter, in particular, is so unlikely that the whole story seems to be completely made

The jealous Pietro, who had many mistresses of his own, had his unfaithful wife summoned to the Villa of Cafaggiolo, where he killed her by his own hands on July 11.   After stabbing or strangling her (with a dog leash some say because she had bitten Pietro in his hand in her agony) Pietro wrote in a letter to his brother Grand Duke Francesco I that there had been a "terrible accident" in the Villa.  Dianora was found dead in bed, probably by suffocation. However, everyone was convinced that Pietro had murdered his wife in cold blood, with Francesco's approval.
It was now up to the Grand Duke of Tuscany to explain Dianora's death to King Philip II.  When one could no longer maintain that she had died of a heart failure, the Florentine ambassador in Madrid had reported the true facts of the case  (Pietro had avenged his honor as a deceived husband) to the Spanish king, so that he could resolve the question on his turn to the Toledo family.
Dianora had been so careless to keep Antinori's love letters and Pietro was never charged and prosecuted, despite the protests of her brother don Pedro Alvarez de Toledo.

A few days later Isabella de' Medici was also killed by her husband, Paolo Orsini. That murder was also carried out with the knowledge of Grand Duke Francesco. Orsini had  strangled Isabella in the Villa of Cerreto Guidi on July 16, 1576 when she was about to flee with her lover Troilo.

Murderers and victims are united in a Medici family portrait painted by Gian Maria Butteri in 1576 or very shortly after, kept in the Monastery of San Salvi and entitled Cosimo e i suoi figli  ("Cosimo and his children")  (see fig.3). Grand Duke Cosimo had already died in 1574, but that was also the case for a number of other figures depicted. It is in fact a  sacra conversazione  with in the vertical axis of the painting the Madonna, the Jesus Child, John the Baptist and St. Anna. Although the 2nd figure from the right looks a lot like Francesco I, it is a portrait of Pietro de' Medici with his wife Dianora of Toledo  (who looked very much like her aunt)  sitting next to him with the little Cosimino on her lap. The boy died a few years later but he was a possible heir to the throne at that time since Francesco had only daughters in 1576 and Ferdinando was still a cardinal and unmarried. On the far right of the portrait stands Paolo Orsini and his wife Isabella sits at the bottom left. She can be identified with St. Catherine and has a closed book in her hand which mentions the year 1576. Above her stands her father Cosimo I with Ferdinando next to him. At the top, Cosimo's mother Maria Salviati is pictured as St. Anna  and at the bottom appears Virginio Orsini, the son of Paolo and Isabella and the later Duke of Bracciano  as little John the Baptist

If Grand Duke Francesco I was the client of the painting, the presence of Pietro and Paolo on  the portrait could be seen as an official denial of their crime. It is certainly curious that both victims and murderers are wearing a halo!
In 1577 Pietro, who is depicted as a knight of the Order of Santo Stefano  (like Orsini, see the banners in the painting), was sent by Francesco  (in a kind of exile)  to Spain, where he became commander of the Italian infantrymen in the service of Philip II and where he fought in the Spanish-Portuguese war in 1580, alongside don Fernando Alvarez de Toledo, the in the Low Lands well-known Duke of Alva. Pietro stayed in Lisbon until 1582 and then returned to Spain.

Pietro had become increasingly in need of money because of his debauched life and he had already returned to Florence (including  in 1584) several times to ask his brothers for the necessary allowance. He was also present in Florence in 1587 when Ferdinando became Grand Duke in succession of Francesco. The relations with the new Grand Duke, were initially quite amicable and in April 1589 he had sailed to Marseille with 4 galleys to pick up Cristina of Lorraine, the future bride of Ferdinando I.

In 1584/86, during don Pedro’s stay in Florence, Santo di Tito made his portrait in the typical “Spanish style” of that period (see fig. 4).

In 1589 Pietro returned to Spain and married 4 years later Beatriz de Lara, daughter of  Manuel de Meneses, Duke of Villa Real, allowing him to stabilize his financial situation. Due to his ever-increasing debt burden (because of expensive extramarital relationships with Antonia Caravajal and Maria della Ribera, and a gambling addiction) he demanded his part of the Medici family fortune, but Ferdinando refused.

After turning his home in Madrid into a large brothel, he was removed from the court by Philip II in 1596 and sent to Rome as a royal messenger. There he was able to convince Pope Clement VIII to persuade Ferdinando I to pay off his debts and even pay him a monthly stipend. But His Holiness was not so much set up with Pietro's company and sent him back to Spain where he was kindly received at the court of Philip III in 1598. Those good relations did not last long either, and when the royal court moved to Valladolid, Pietro was left behind in Madrid, where he died on April 25, 1604 in miserable conditions.
After Pietro's death (he was just under 50), Ferdinando cared about the fate of  his children: in 1605, partly at the request of the Spanish king who did not know what to do with it, he had the 5 recognized illegitimate children of Pietro (Pietro, Cosimo, Maria, Eleonora and Giovanna) come to Florence. The 3 girls (daughters of Antonia de Caravajal) were housed in the monastery of the Murate and the 2 boys (Cosimo was a son of Maria della Ribera and Pietro was also a son of la Caravajal) were destined for a military career.

It is almost certain that Pietro de' Medici killed his wife, whether or not to save his honour, but that he also would have killed Dianora’s son Cosimino is simply slander: the child was born on February 10, 1573 and died on August 1576 from dysentery.

Pietro was initially buried in the monastery of la Serenissima Trinidad in Madrid, but during his reign Ferdinando I had his body transferred to the Medici mausoleum in Florence.

 Literatuur:

Bramanti, V.                Breve vita di Leonora di Toledo, Firenze, 2007.
Dorini, U.                    I Medici e i loro tempi.  Firenze, 1989.
Grasellini, E.1986        Profili Medicei.  Firenze, 1982.
Langdon, G.                 Medici Women: Portraits of Power, Love, and Betrayal. Toronto, 2007. 
Murphy,C.                    Isabella de' Medici: The Glorious Life and Tragic End of a Renaissance         
                                     Princess. London, 2008.
Pieraccini, G.              La stirpe dei Medici di Cafaggiolo (vol.2).  Firenze , 1924/1986.
Van Laerhoven, J.        Cosimo I de eerste groothertog van Toscane.  Herk-de-Stad, 2011.       
                                       De Medici-moorden en complotten.  Herk-de-Stad, 2014.
                                       De Medici-vrouwen.  Herk-de-Stad, 2011².
Vannucci, M.               Le donne di Casa Medici, Rome, 1999.
Volpini, P.                     Piero de’ Medici, in: dizionario biografico, vol. 73 (2009).