Samenzweerders van vader op zoon: Pandolfo en Orazio Pucci

Samenzweerders van vader op zoon: Pandolfo en Orazio Pucci

Er zijn in de loop van de eeuwen in Firenze heel wat moordaanslagen beraamd tegen leden van de heersende Medici-familie. Gewoonlijk worden die dan bestempeld als republikeinse reacties tegen de tirannie, maar meestal lagen er ook persoonlijke motieven aan de basis van de acties. Dat was eveneens het geval voor de Pucci-samenzweringen van 1559 en 1575 tegen hertog Cosimo I en Francesco I.
De verhoudingen tussen de families Pucci en Medici waren in de 15de eeuw nochtans uitstekend. Puccio di Antonio en zijn broer Giovanni werden samen met Cosimo il Vecchio in ballingschap gestuurd en Antonio di Puccio, de bankier, was een goede vriend van Lorenzo il Magnifico.  Gianozzo Pucci betaalde zijn verknochtheid aan de Medici met de dood toen hij in 1497 samen met Bernardo del Nero, Giovanni Cambi, Niccolò Ridolfi en Lorenzo Tornabuoni terechtgesteld werd, nadat een poging om Piero lo Sfortunato terug aan de macht te brengen mislukt was (zie art. De samenzwering van Bernardo del Nero in 1497) Zijn broer, kardinaal Roberto di Antonio Pucci, was een vertrouweling van de Medici-paus Clemens VII en werd in 1532 lid van de Florentijnse senaat.

De problemen tussen de Medici en de Pucci begonnen pas toen Roberto’s zoon, Pandolfo (1509-60), in de gevangenis terecht gekomen was nadat hij in 1541, samen met Tonino (Antonio di Pandolfo) Martelli, beschuldigd was van sodomie. Wellicht waren zijn sympathieën voor de Florentijnse fuorusciti (bannelingen) ook niet vreemd geweest aan zijn arrestatie. Dankzij de tussenkomst van kardinaal Roberto werden de twee eind 1543 vrijgelaten.
Pandolfo zinde echter op wraak en wanneer zijn oom (langs moeders zijde) Bertoldo Corsini in 1555 in opdracht van Cosimo I wegens verraad tijdens de oorlog met Siena werd onthoofd, vatte hij het plan op om de hertog te vermoorden. Zijn vader, kardinaal Roberto, was inmiddels overleden en Pandolfo vond vrij snel een aantal medestanders in de persoon van zijn neef Puccio di Rinaldo Pucci, Stoldo di Tommaso Cavalcanti, Lorenzo di Jacopo de’ Medici, Bernardino Corbinelli, Ricciardo Milanesi, de gebroeders Bernardo en Giuliano Girolami, Lorenzo Libri en Francesco de’ Nobili, waarvan er een aantal reeds tot rebel verklaard waren en/of uitgewezen waren wegens hun vijandige houding ten overstaan van Cosimo.
Caterina de’ Medici, de koningin van Frankrijk die Cosimo beschouwde als een usurpator en een aanslag tegen de hertog hoopvol tegemoet zag, had haar spion Niccolò degli Alamanni naar Firenze gestuurd om haar op de hoogte te houden.

 Pandolfo kon ook rekenen op de stevige aanmoedigingen van kardinaal Alessandro Farnese, die uit Rome was verjaagd door paus Julius III (Giovanni Maria del Monte) toen er een oorlog was uitgebroken tussen het Vaticaan en het hertogdom Parma, waar zijn broer Ottavio Farnese de scepter zwaaide.  Alessandro werd vriendelijk ontvangen in Firenze en veinsde dankbaarheid, maar hij was niet vergeten dat hertog Cosimo het pauselijk leger in de strijd tegen Parma (1551/52) met 3.000 van zijn manschappen versterkt had.
Hij verzekerde Pandolfo er van dat hertog Ottavio (de echtgenoot van Margareta van Oostenrijk/Parma), hem de nodige militaire steun zou geven, maar in feite beperkte zich dat tot het sturen van een paar haakbussen. Het was immers het plan van Pandolfo om Cosimo te laten neerschieten door enkele ingehuurde haakbusschutters vanuit een raam aan het Palazzo Pucci dat gelegen was op Cosimo's route naar de kerk van de Santissima Annunziata.
Een eigenhandige aanslag met een steekwapen durfde Pandolfo niet aan (terwijl hij nochtans uitvoerig de lof gezwaaid had van Lorenzaccio de’ Medici die hertog  Alessandro il Moro in 1537 vermoord had) en het voorstel van Puccio Pucci om een bomaanslag te plegen vond hij veel te gecompliceerd.
In zijn boek over de samenzwering van Pandolfo Pucci  laat markies Cesare Trevisani een bomaanslag op 3 oktober 1559 in de kathedraal mislukken omdat Ricciardo Milanesi, die het vuur aan de lont moest steken in het buskruit onder de troon van Cosimo, het in laatste instantie liet afweten.

Fig. 1 La finestra chiusa (Palazzo Pucci)

Uiteindelijk werd geen enkel van de 3 plannen uitgevoerd en was er tot ergernis van Caterina de’ Medici en kardinaal Farnese na 4 jaar getreuzel en discussies nog steeds niets gebeurd. Cosimo, die stilaan begon te vermoeden dat er een complot werd gesmeed liet Pandolfo op 4 oktober 1559 arresteren, nadat er een brief (van Ricciardo aan Pandolfo?) onderschept was.
De hertog liet Pandolfo (letterlijk) op de rooster leggen door de secretaris van de Otto di Guardia, Lorenzo Corboli da Montevarchi, een wreedaardig man die zijn gevangene zeer snel kon doen overgaan tot volledige bekentenissen met het vrijgeven van de namen van alle betrokkenen. Volgens kroniekschrijver Scipio Ammirato had Corboli zijn gevangene laten “zingen als een vink” (fringuello) en kreeg hij als beloning van Cosimo een in beslag genomen huis van Puccio Pucci.

Pandolfo werd in januari 1560 opgehangen aan een venster van de Bargello-gevangenis en Stoldo Cavalcanti, Puccio Pucci (wiens moeder een Martelli was) en Lorenzo de’ Medici (wiens moeder een Pucci was) werden onthoofd. Het venster van het Palazzo Pucci had Cosimo uit voorzorg of als statement en waarschuwing laten dicht metselen (zie fig.1).

Aan hetzelfde raam van het Bargello bengelde 15 jaar later het lichaam van Pandolfo’s zoon, Orazio. De stijgende ontevredenheid tijdens de eerste regeringsjaren van Francesco I was er de oorzaak van dat een aantal belangrijke Florentijnse families zich had laten verleiden om toe te treden tot het complot van Orazio Pucci (1534-75). Orazio, die in de eerste plaats zijn vader Pandolfo wilde wreken, had samen met een 20-tal jonge medestanders uit welstellende families het plan opgevat om de ganse Medici-familie te elimineren. Tot de groep van samenzweerders behoorden o.a. leden van de families Capponi, Lenzi, Alamanni en Ridolfi. Ook Camillo Martelli, een broer van Tonino en een verre neef van Camilla Martelli, de stiefmoeder van Francesco I, was blijkbaar betrokken bij de zaak  

In 1563 was Orazio nochtans door hertog Cosimo gerehabiliteerd en kreeg hij zijn vaders bezittingen terug die in 1559 geconfisqueerd waren. Dat belette hem echter niet om zijn moorddadige plannen door te zetten. Orazio wilde zich wreken op Cosimo I, maar aangezien die in 1574 was overleden richtte hij zijn pijlen dan maar op diens zoon en opvolger Francesco I.
De samenzweerders hadden ook contacten met bannelingen in Rome en het was daar dat kardinaal Ferdinando de’ Medici van het complot in kennis werd gesteld. Het laten slaan van medailles in Rome met de beeltenis van de antieke held Brutus had argwaan gewekt (er was het  precedent met Lorenzaccio en hertog Alessandro geweest, zie art. De politieke boodschap van Michelangelo’s beeld van Brutus) en er kon al snel een link gelegd worden met de Florentijnse “leider” van het republikeinse revival, Orazio Pucci.

De kardinaal bracht onmiddellijk zijn broer groothertog Francesco I op de hoogte en Orazio werd opgepakt en opgesloten. Pucci, die vergeefs gepoogd had om zelfmoord te plegen, werd door Lorenzo Corboli, de man die ook zijn vader op de pijnbank gelegd had, tot bekentenissen gedwongen. Hij werd ter dood veroordeeld en op 22 augustus 1575 terechtgesteld. De andere, meestal naar het buitenland gevluchte samenzweerders, werden één voor één opgespoord en geëxecuteerd of geliquideerd door huurmoordenaars. Dat waren o.a. Francesco Alamanni, Bernardo Girolami, Antonio Altoviti, Piero Capponi, Piero Ridolfi, Camillo Martelli en Ristoro Machiavelli.

De goederen van de Pucci werden opnieuw in beslag genomen (met een geschatte waarde van 300.000 dukaten), maar de groothertog besloot “in al zijn goedheid” om een deel van de bezittingen terug te geven aan de broers van Orazio met inbegrip van het Palazzo Pucci met het gesloten venster. Alessandro Pucci (kanunnik van de kathedraal en bevriend met de Florentijnse bisschop Alessandro de’ Medici) en Emilio (ridder van Jeruzalem), die niets met het complot van hun broer te maken hadden, werden vrij snel terug in de gratie van de Medici-groothertog opgenomen.

Blijkbaar had Francesco I van de situatie gebruik gemaakt om de republikeinse en anti-Medici gevoelens voorgoed de kop in te drukken. De 2de Pucci-samenzwering van 1575 kan beschouwd worden als de laatste gewelddadige poging om aan het Medici-bewind een einde te stellen. Dankzij een goed functionerend politioneel apparaat konden de hertogen elke vorm van rebellie in de kiem smoren en de fuorusciti hadden alle hoop opgegeven om het tij te doen keren.
Uiteindelijk gingen alle rebelse Florentijnse families zich verzoenen met de situatie en dat was ook het geval voor de Pucci, die in de 17de eeuw opnieuw werden opgenomen in de Florentijnse senaat. Het venster op de hoek van de Via dei Servi en de Via dei Pucci is echter tot op de dag van vandaag nog steeds dichtgemetseld.

JVL

Stamboom Pucci:

             Antonio (1350-1416)
           _______|__________
           |                                |
Puccio (1389-1449)      Giovanni (*1433)
         _|________________________
         |                                                 |               
 Antonio                                    Francesco
(1418-84)                                  (1420-83)
     __|_________                              |     
     |                    |                        Bernardo                           
   Roberto       Gianozzo                (°1454)
(1464-1517)    (+1497)                       |
     |                                              Rinaldo          
  Pandolfo (1509-60)                (1476-1520)               
   _|________________                      |  
   |                    |            |                 Puccio
Alessandro  Orazio   Emilio         (+1560)
                 (1534-75)

Conspirators from father to son: Pandolfo and Orazio Pucci

Over the centuries, many assassination attempts have been planned in Florence against members of the ruling Medici family. Usually these are said to be republican reactions against tyranny, but mostly they were inspired by personal motives. This was also the case for the Pucci conspiracies of 1559 and 1575 against Duke Cosimo I and Francesco I.
Relations between the Pucci and Medici families were excellent in the 15th century. Puccio di Antonio and his brother Giovanni were sent into exile along with Cosimo il Vecchio and Antonio di Puccio, the banker, was a close friend of Lorenzo il Magnifico.  Gianozzo Pucci paid for his alliance with the Medici with death when he was executed in 1497 together with Bernardo del Nero, Giovanni Cambi, Niccolò Ridolfi and Lorenzo Tornabuoni, after a failed attempt to bring Piero lo Sfortunato back to power (see art. The conspiracy of Bernardo del Nero in 1497). His brother, Cardinal Roberto di Antonio Pucci was a confidant of the Medici Pope Clement VII and became a member of the Florentine Senate in 1532.

The problems between the Medici and the Pucci began when Roberto's son, Pandolfo (1509-60), ended up in prison together with Tonino (Antonio di Pandolfo) Martelli after being accused of sodomy in 1541. Perhaps his sympathies for the Florentine fuorusciti (exiles) were part of the cause for his arrest. Thanks to the intervention of Cardinal Roberto, the two were released at the end of 1543.
Pandolfo, however, wanted revenge and when his uncle (on mothers side) Bertoldo Corsini was beheaded in 1555 by order of Cosimo I for treason during the Siena war, he conceived the plan to kill the Duke.  His father, Cardinal Roberto, had died in the meantime and Pandolfo could count on the support of men like his nephew Puccio di Rinaldo Pucci, Stoldo di Tommaso Cavalcanti, Lorenzo di Jacopo de' Medici, Bernardino Corbinelli, Ricciardo Milanesi, the brothers Bernardo and Giuliano Girolami, Lorenzo Libri and Francesco de' Nobili, some of whom had already been declared rebels and/or expelled because of their hostile attitude towards Cosimo.
Caterina de' Medici, the Queen of France for whom Cosimo was nothing but an usurper, was well disposed to such an attack and had sent her spy Niccolò degli Alamanni to Florence to keep her informed.
Pandolfo was also heavily encouraged by Cardinal Alessandro Farnese, who had been expelled from Rome by Pope Julius III (Giovanni Maria del Monte) when war broke out between the Vatican and the Duchy of Parma, where his brother Ottavio Farnese was in power.  Alessandro was kindly received in Florence and feigned gratitude, but he had not forgotten that Duke Cosimo had reinforced the papal army in the battle against Parma (1551/52) with 3,000 of his men.
He assured Pandolfo that Duke Ottavio (the husband of Margaret of Austria/Parma) would give him the necessary military support, but in fact this was limited to the sending of a few arquebuses. After all, it was Pandolfo's plan to have Cosimo shot by some hired arquebusiers from a window at the Palazzo Pucci that was located on Cosimo's route to the church of the Santissima Annunziata (see fig.1).

Pandolfo did not dare to make a single-handed attack with a dagger or a sword (although he had extensively praised Lorenzaccio de' Medici’s murder of Duke Alessandro il Moro in 1537) and he found Puccio Pucci's proposal to commit a bomb attack far too complicated.
In his book about Pandolfo Pucci's conspiracy, Marquis Cesare Trevisani narrates of a failed bomb attack in the cathedral on October 3, 1559 because Ricciardo Milanesi, who had to light the gunpowder fuse under the throne of Cosimo, withdrew at the last moment.

In the end, none of the 3 plans were carried out and to the disappointment of Caterina de' Medici and Cardinal Farnese, nothing had happened after 4 years of turmoil and discussions. Cosimo, who was beginning to suspect that a plot was being hatched, had Pandolfo arrested on October 4, 1559, when a letter (from Ricciardo to Pandolfo?) was intercepted.
The Duke had Pandolfo  put on the rack by the secretary of the Otto di Guardia, Lorenzo Corboli da Montevarchi, a cruel man who forced his prisoner to make full confessions stating the names of all those involved. According to chronicler Scipio Ammirato he made his prisoner” sing as a finch” (fringuello) and received from Cosimo a confiscated house of Puccio Pucci as a reward.
Pandolfo was hanged from a window of the Bargello prison in January 1560 and Stoldo Cavalcanti, Puccio Pucci (whose mother was a Martelli) and Lorenzo de' Medici (whose mother was a Pucci) were beheaded. Cosimo had the window of the Palazzo Pucci bricked up as a precaution or as a statement and warning.

At the same window of the Bargello dangled 15 years later the body of Pandolfo's son, Orazio. The rising dissatisfaction during the first years of Francesco I 's reign encouraged a number of important Florentine families to join the plot of Orazio Pucci (1534-75). Orazio, who primarily wanted to avenge his father Pandolfo had conceived the plan to eliminate the entire Medici family. Among his group of some 20 young supporters were members of the Capponi, Lenzi, Alamanni and Ridolfi families. Camillo Martelli, a brother of Tonino and a distant cousin of Camilla Martelli, the stepmother of Francesco I, was apparently also involved in the plot.

Although Orazio was rehabilitated in 1563 by Duke Cosimo and given back his father's possessions which had been confiscated in 1559, that did not prevent him from pursuing his murderous plans. Orazio wanted revenge on Cosimo I, but since the Duke had died in 1574, he turned his sights on his son and successor Francesco I.
The conspirators also had contacts with exiles in Rome and it was there that Cardinal Ferdinando de' Medici was informed of the plot. The minting of medals in Rome with the image of the ancient hero Brutus had aroused suspicion (there had been the precedent with Lorenzaccio and Duke Alessandro, see art. The political message of Michelangelo's statue of Brutus) and a link could soon be made with the Florentine "leader" of the republican revival, Orazio Pucci.
The Cardinal immediately informed his brother Grand Duke Francesco I and Orazio was arrested and imprisoned. Pucci, who had tried in vain to commit suicide, was forced to betray the whole conspiracy to Lorenzo Corboli, the man who had also put his father on the rack. He was sentenced to death and executed on August 22, 1575. The other conspirators, mostly fled abroad, were tracked down one by one and executed or liquidated by ducal assassins. These included Francesco Alamanni, Bernardo Girolami, Antonio Altoviti, Piero Capponi, Piero Ridolfi, Camillo Martelli and Ristoro Machiavelli.
The Pucci properties were confiscated again (estimated at a total value of 300,000 ducats) but the Grand Duke decided "in all his goodness" to return some of the possessions to Orazio's brothers including the Palazzo Pucci, with the closed window. Alessandro Pucci (canon of the cathedral and friend of bishop Alessandro de' Medici) and Emilio (knight of Jerusalem) who had nothing to do with their brother's plot were soon reinstated in the grace of the Medici Grand Duke.

Apparently Francesco I had taken advantage of the situation to suppress for good republican and anti-Medici feelings. The 2nd Pucci conspiracy of 1575 can be considered the last violent attempt to end the Medici regime. Thanks to a well-functioning police apparatus, the Grand Dukes were able to nip any form of rebellion in the bud and the fuorusciti had given up all hope of turning the tide. Eventually, all rebellious Florentine families came to reconcile with the situation and that was also the case for the Pucci, who were reintegrated into the Florentine Senate in the 17th century. However, the window on the corner of Via dei Servi and Via dei Pucci is still bricked up to this day.

Literatuur:

Boutier, J.                    Orazio Pucci et les conjurés florentins de 1575 (ResearchGate 1996).
Brackett, J.                  Criminal Justice and Crime in Late Renaissance Florence, 1537-1609.
                                     In:  Law and History Review Vol. 14, No. 2 (Autumn, 1996),
Ciarleglio, F.                Lo struscio fiorentino.  Firenze, 2001.
Grassellini, E.              Profili Medicei. Firenze, 1982.
Martelli, F.                   Pucci, Orazio & Pandolfo. In Dizionario biografico, vol. 85 (2016).
Murphy, C.                  The murder of a Medici princess.  Oxford, 2008.
Trevisani, C.               La congiura di Pandolfo Pucci narrata dal marchese Cesare Trevisani.
                                      Firenze, 1852.
Van Laerhoven, J.        De Medici & hun relaties met de andere Florentijnse families in
                                    de 15de en 16de eeuw.   Dl.I & II. Herk-de-Stad, 2015.
zie art. De gevreesde Florentijnse Acht van de Veiligheid.
                                    zie art. De politieke boodschap van Michelangelo’s beeld van Brutus.
                                    zie art. De samenzwering van Bernardo del Nero in 1497.
Zanré, D.                    Cultural non-conformity in Early Modern Florence. Aldershot, 2004.