Savonarola en de kunst
Savonarola en de kunst
De boeteprediker Girolamo Savonarola was in tegenstelling tot wat soms beweerd wordt geen echte iconoclast of beeldenstormer, maar hij had een conservatieve, traditionele kijk op kunst en hij heeft alleszins het kunstgebeuren uit zijn tijd sterk beïnvloed.
De reputatie van kunsthater heeft de prior van San Marco gekregen toen er op de Piazza della Signoria, met zijn goedkeuring, een “brandstapel der ijdelheid” werd opgericht tijdens de carnavalperiode van 1497. Zijn fanciulli (jonge handlangers) trokken rond in de stad en verzamelden (en ontvreemden) voorwerpen die volgens hen “objecten des verderfs” waren. Behalve sierraden en luxueuze kledij werden ook maskers, dobbelstenen, speelkaarten, muziekinstrumenten en zelfs boeken (van o.a. Boccaccio) en schilderijen verbrand. Sommige kunstenaars, zoals Fra Bartolommeo (1472-1517) en Lorenzo di Credi (1459-1536) hebben zeer waarschijnlijk een aantal naaktstudies in het vuur geworpen, maar dat ook Sandro Botticelli (1445-1510) enkele van zijn werken in de vlammen gegooid zou hebben is zeer twijfelachtig en dat er in totaal meer dan 1000 objecten vernield werden zal ook wel overdreven zijn.
Dit soort verbrandingen waren in feite boetedoeningen van de gelovigen die wilden afstand nemen van hun zonden die een gevolg waren van de groeiende verwereldlijking. Ironisch genoeg belandde Savonarola iets meer dan een jaar later op dezelfde plaats ook op de brandstapel (zie art. de Vuurproef van Savonarola).
Sandro Botticelli was, net zoals vele andere kunstenaars, zeer sterk onder de indruk van de ideeën van Savonarola, zijn broer Simone was trouwens een piagnone, een volgeling, geworden van de frate, net zoals Lorenzo di Credi en Fra Bartolommeo. Laatst genoemde was een medebroeder van Savonarola in San Marco en van hem schreef Vasari dat hij zelfs zijn palet had opgeborgen op verzoek van zijn prior. Dat beweerde Vasari (verkeerdelijk) ook van Botticelli en van Fra Bartolommeo is geweten dat hij in de beginjaren van het Cinquecento toch opnieuw is beginnen schilderen.
Savonarola had een traditionele bijbelse kijk op het kunstbeleven waarbij het de bedoeling van een kunstwerk was om aan de ongeletterde gelovigen de bijbel te illustreren en te verklaren. Onder zijn invloed keerden vele kunstenaars, zoals Botticelli, di Credi en zelfs Michelangelo terug naar de essentie van de christelijke kunst: de boodschap was belangrijker dan de vorm. Dat is bijvoorbeeld zeer duidelijk te merken in het werk van Botticelli op het einde van de eeuw: zijn madonna’s waren geen elegante aristocratische verschijningen meer en profane (“heidense”) schilderijen zoals zijn Geboorte van Venus en De Lente kregen geen vervolg meer. Ook Michelangelo maakte geen Centauren of Faunen meer, maar verdiepte zich in het lijden van Christus met zijn Piétà’s.
Savonarola kon zich blijkbaar wel verzoenen met het werk van Fra Angelico, die van 1440 tot 1450een reeks prachtige fresco’s gepenseeld heeft in het klooster van San Marco. Indien hij werkelijk een kunsthater zou geweest zijn, had hij wellicht die fresco’s laten overschilderen of vernielen.
Maar Fra Angelico (zie fig.1), die nochtans ook al met één voet in de Renaissance stond, had zijn figuren en zijn madonna’s nog op een serene en devote manier afgebeeld zonder te verglijden in de exuberantie van o.a. Fra Filippo Lippi. Voor Savonarola waren de madonna’s van Lippi geen afbeelding van de moeder Gods meer, maar van vrouwen van lichte zeden (zie fig.2). Wellicht kende de frate het verhaal van Lippi en Buti (zie het artikel over Fra Filippo Lippi).
Savonarola ging ook tekeer tegen homoseksualiteit (sodomie) en het overdreven etaleren van het menselijk naakt: Donatello’s beeld van David zou absoluut geen genade gekend hebben in zijn ogen en aan de kronkelende naakte lichamen op de fresco’s van Signorelli, Sodoma en Michelangelo zou hij zich mateloos geërgerd hebben. Terwijl Donatello’s bronzen David werd weggemoffeld, werd zijn Judith en Holofernes, in opdracht van Savonarola, in 1495 op de ringhiera (het verhoog) van het Palazzo Vecchio geplaatst als een voorbeeld van republikeins verzet tegen tirannie. In 1504 zou Michelangelo’s David die taak overnemen.
Sandro Botticelli die een leerling van Lippi was, had aanvankelijk diens modieuze stijl overgenomen, maar zijn stilistische veranderingen waarbij de boodschap belangrijker werd dan de vorm en de harmonische proporties, de compositie of extra-versieringen achterwege bleven, zijn duidelijk beïnvloed door de boeteprediker.
In zijn Mystieke Kruisiging (uit 1500) is deze evolutie ook merkbaar en is er zelfs een politieke boodschap aan toegevoegd: Botticelli was zeer diep getroffen door de terechtstelling van de frate en bleef trouw aan diens gedachtengoed. Enkel door het berouw van Maria Magdalena (en de Florentijnen) konden de onheilspellende donkere wolken, die boven de stad hingen en die vlammen naar de aarde slingerden, afgewend worden. Daarbij droegen Gods engelen schilden met het stadswapen van Firenze (het rode kruis op de witte achtergrond) zodat de verwijzing duidelijk was (zie fig.3).
Ook Benozzo Gozzoli, de schepper van de prachtige fresco’s in de Cappella dei Magi van het Palazzo Medici, is op het einde van zijn leven sterk onder invloed van de frate geraakt. In zijn St.Hieronymus (van het Museo Bardini uit 1496) is van de open landschappen, de volumineuze figuren, de levendige portretten en de frisse kleuren niets meer te bespeuren Alleen de essentie, een boetvaardige, uitgemergelde heilige die neerknielt voor het kruis, is alles wat er overblijft (zie fig.4).
Savonarola wilde zelf niet verschijnen op kunstwerken en hij is pas na zijn dood door verscheidene kunstenaars zoals Fra Bartolommeo, Giovan Sogliani en Raffaello geportretteerd, maar verrassend genoeg nooit door Botticelli.
Fra Bartolommeo heeft de frate postuum geschilderd als Petrus de Martelaar (zie fig.5).
Door zijn vele geschriften kan Savonarola zelf als een belangrijk literator beschouwd worden. Naast het te boek stellen van zijn sermoenen en voorspellingen in het Compendio di Rivelazioni uit 1495, heeft hij ook filosofische werken geschreven, zoals het Compendium totius philosophiae uit 1484, de Triumphus Crucis uit 1498 en het Trattato contro gli astrologi uit 1497. Savonarola schreef in het Latijn en het Italiaans. Tot zijn politieke geschriften behoort het Trattato circa il reggimento e governà della citta di Firenze uit 1498 en als een soort van handboek inzake levenswijsheden heeft hij o.a. de Regola del ben vivere uit 1498 geschreven.
Voor Savonarola’s tegenstanders was de frate gekant tegen elke vorm van vernieuwing in de kunst en wordt hij, ietwat overdreven, soms de “gesel van de Renaissance” genoemd. Voor zijn toenmalige medestanders had hij de kunst opnieuw in “goede banen” geleid en het “nieuwe heidendom” (met het neoplatonisme als voedingsbodem) een halt willen toeroepen. Die artistieke onderbreking is echter slechts tijdelijk geweest en heeft de verdere ontwikkeling van de kunst in Firenze gelukkig niet kunnen afremmen
JVL
Savonarola and art
Contrary to what is sometimes said, Girolamo was not a real iconoclast but he had a conservative, traditional view on art and he certainly influenced the artistic scene of his time.
The prior of San Marco got his reputation as an art hater when, with his consent, a "bonfire of vanities" was erected on the Piazza della Signoria during the carnival of 1497. His fanciulli (young followers) roamed the city collecting (and stealing) objects that they believed were "objects of depravity". Besides jewels and luxurious clothing, masks, dice, playing cards, musical instruments and even books (by Boccaccio, among others), many paintings were thrown into the fire. Some artists, such as Fra Bartolommeo (1472-1517) and Lorenzo di Credi (1459-1536) have most likely burned a number of their nude studies, but that Sandro Botticelli (1445-1510) would also have thrown some of his works into the flames is very doubtful and that a total of more than 1000 objects were destroyed will also be exaggerated. These kinds of burnings were in fact penances of those who wanted forgiveness for their sins being the result of the growing secularization. But a little over a year later, it was Savonarola who was burned at the stake at the same spot in the piazza.(see article about Savonarola’s fire trial).
Sandro Botticelli, like many other artists, was very impressed by Savonarola's ideas, and his brother Simone had even become a piagnone, a follower of the frate, just as Lorenzo di Credi and Fra Bartolommeo were. The latter was a fellow brother of Savonarola in San Marco and Vasari wrote of him that he had even put away his brushes at the request of his prior. Vasari was mistaken when he said the same thing about Botticelli and of Fra Bartolommeo is known that he started painting again in the early years of the Cinquecento.
Savonarola had a traditional biblical view on art: it was the intention of a work of art to illustrate and explain the Bible to the illiterate believers. Under his influence many artists such as Botticelli, di Credi and even Michelangelo turned to the essence of Christian art: the message was more important than the form. This becomes very clear, in Botticelli's work at the end of the century: his Madonna’s were no longer elegant aristocratic ladies and he made no more profane ("pagan") paintings such as his Birth of Venus and Spring. Michelangelo also stopped making Centaurs or Fauns, but immersed himself in the suffering of Christ with his Piétà's.
Apparently Savonarola had nothing against the work of Fra Angelico, who from 1440 to 1450 painted a series of beautiful frescoes in the monastery of San Marco. If he really had been an art hater, he might have had those frescoes overpainted or destroyed. But Angelico, who was already standing with one foot in the Renaissance, had still depicted his figures and his Madonna’s in a serene and devout way without slipping into the exuberance of, among others, Fra Filippo Lippi (see fig. 1 & 2). For Savonarola, Lippi's Madonna’s were no longer images of the mother of God, but pictures of women of easy morals. Perhaps the frate was familiar with the story of Lippi and Buti (see the article about Fra Filippo Lippi).
Savonarola also went against homosexuality (sodomy) and the exaggerated display of the human nude: Donatello's statue of David would have known absolutely no mercy in his eyes and he would have been terribly scandalized by the writhing naked bodies on the frescoes of Signorelli, Sodoma and Michelangelo. While Donatello's bronze David was hidden away, Savonarola had his Judith and Holofernes placed on the ringhiera of the Palazzo Vecchio in 1495 as an example of republican resistance to tyranny. In 1504 Michelangelo's David would take over that task.
Sandro Botticelli, who was a pupil of Lippi, had initially adopted his master’s fashionable style, but his stylistic changes in later times in which the message became more important than the form and harmonic proportions, composition or extra-decorations, were clearly influenced by the preacher.
In his Mystical Crucifixion (from 1500) this evolution is also noticeable and even a political message has been added: Botticelli was very deeply affected by the execution of the frate and remained faithful to his ideas (see fig.3). Only by the repentance of Mary Magdalene (and the Florentines) the ominous dark clouds, hanging over the city and hurling flames towards the earth, could be averted. The shields of God's angels were decorated with the city coat of arms of Florence (the red cross on the white background), so that the reference could not be misunderstood..
Benozzo Gozzoli, the creator of the beautiful frescoes in the Cappella dei Magi of the Palazzo Medici, has also been heavily influenced by the frate at the end of his life. In his painting of Saint Hieronymus (Museo Bardini, 1496) there is nothing left of the open landscapes, the voluminous figures, the vivid portraits and the fresh colors. Only the essence, a penitent emaciated saint, kneeling down in front of the cross, is all that remains (see fig.4).
Savonarola did not want to appear on works of art and it was only after his death that he was portrayed by several artists such as Fra Bartolommeo, Giovan Sogliani, and Raffaello, but surprisingly never by Botticelli. Fra Bartolommeo painted the frate posthumously as Peter the Martyr (see fig.5).
Because of his many writings, Savonarola can be considered an important literary artist. In addition to writing down his sermons and predictions, such as the Compendio di rivellazioni from 1495, he has also written philosophical works, such as the Compendium totius philosophiae from 1484, the Triumphus Crucis from 1498 and the Trattato contro gli astrologi from 1497. Savonarola wrote in Latin and Italian. His political writings include the Trattato circa il reggimento e governà della citta di Firenze from 1498 and on life wisdom he wrote the Regola del ben vivere from 1498.
For Savonarola's opponents, the frate was against any form of innovation in art and is sometimes called, rather exaggeratedly, the "scourge of the Renaissance". For his contemporary supporters, he led the art into "the right direction" and wanted to stop the "new paganism" (with Neoplatonism as a breeding ground). Fortunately that artistic interruption was temporalely and has not been able to slow down the further development of art in Florence.
Literatuur:
Deimling, B. Sandro Botticelli (Taschen Librero). Keulen, 1996.
Marietti, M. Savonarole. Parijs, 1997.
Martines, L. Scourge and Fire: Savonarola and Renaissance Italy, Londen, 2007.
Van Laerhoven, J. Florentijnse wandelingen. Dl.XI (Fra Angelico). Kermt, 2017.
zie art. De opkomst en de val van Savonarola.
zie art. De vuurproef van Savonarola.
zie art. Fra Filippo Lippi en Lucrezia Buti.
zie art. Fra Girolamo Savonarola, bedrieger, tiran, hervormer,
martelaar of heilige?