Semifonte en de replica van de Florentijnse domkoepel.
Semifonte en de replica van de Florentijnse domkoepel.
Fig.1 Cappella di San Michele (San Donnino)
In de buurt van Barberino di Val d’Elsa staat op de plaats waar vroeger het stadje Semifonte gelegen was de kapel van de Aartsengel Sint Michael. Het gebouw wordt bekroond met een verkleinde kopie van de domkoepel van Firenze en werd hier opgericht in 1597 naar plannen van de kunstenaar Santi di Tito in opdracht van Giovan Battista Capponi, afkomstig uit het naburige Petrognano en kanunnik van de duomo van Firenze. Die had aan de groothertog van Toscane de toelating gevraagd om van Brunelleschi’s meesterwerk een 1/8 replica te laten maken (zie fig.1). Net zoals het voorbeeld in Firenze is het een octogonale dubbele koepel geworden die bekroond wordt met een lantaarn.
De kapel herinnert aan het stadje Semifonte dat in 1202 volledig verwoest werd. Het was Alberto IV degli Alberti van de graven van Prato, die in 1177 in opdracht van keizer Frederik I Barbarossa een kasteel had laten bouwen op een strategisch gelegen heuveltop, de summa fons, later verbasterd tot Semifonte.
De ligging van de burcht aan de Via Francigena was een doorn in het oog van de Florentijnen die zich gelimiteerd zagen in hun economische expansie. In 1184 hadden zij graaf Alberto IV in hechtenis genomen en hem er toe kunnen dwingen om de bouw te stoppen, maar een jaar later had hij de werken voortgezet op bevel van de keizer. Rond het kasteel ontwikkelde zich een borgo (stadje) dat vrij snel een commercieel centrum werd en dat door Dante Alighieri in zijn Divina Comedia vermeld werd (1).
Na de dood van keizer Hendrik VI in 1197 besloten de Florentijnen Semifonte van de kaart te vegen en in het vooruitzicht van een belegering een aantal versterkingen in de buurt (Montegrosso, Certaldo, Vico en Barberino di Val d’Elsa) te bezetten. Dat gebeurde met toestemming van de anti-imperiale Toscaanse Welfische Liga (Lega Tuscia) waar behalve Firenze ook Lucca, Siena en San Miniato deel van uitmaakten.
Nog tijdens de belegering, die begon in 1198, had graaf Alberto zijn stedelingen verraden door op 12 februari 1200 de helft van de rechten op het stadje te verkopen aan de Florentijnen voor 400 Pisaanse lire. Scorcialupo, de heer van Monternano, aan wie hij de andere helft verkocht had, deed hetzelfde, zodat Semifonte in feite het eigendom van Firenze geworden was. Zonder enige hulp van buitenaf, San Gimignano liet Semifonte in de steek en ook Siena had geen interesse meer om na de verkoop de vroegere bondgenoot te helpen, kon Semifonte nog stand houden tot in 1202 toen het zich op 3 april moest overgeven aan de Florentijnse overmacht.
De inwoners van Semifonte bleven gespaard, maar de Florentijnen dwongen hen om hun kasteel en stadje tot op de grond af te breken. De stenen werden gebruikt om de muren van Barberino te bouwen. Een aantal families zoals de Velluti, de Pitti en de Barberini kwamen zich in Firenze vestigen (2).
In verband met de kwestie was er een delegatie vanuit Firenze naar Siena gestuurd waarvan Chiarissimo di Giambuono deel uitmaakte namens het stadsbestuur (3). De Sienezen hadden er geen probleem mee dat Semifonte, het Toscaanse Carthago, verwoest werd, “Semifonte delenda est”. Dat was één van de weinige keren in hun geschiedenis dat Firenze en Siena het over iets eens waren. Er werd op 29 maart 1201 in Fonterutoli zelfs een verdrag gesloten; als de Sienezen hun pijlen mochten richten op Montalcino konden de Florentijnen hun zin doen met Semifonte. Filippo Malavolti onderhandelde voor Siena en Paganello da Porcaria voor Firenze.
Toen er ook een aantal kerken, die afhankelijk waren van de abt van de Badia a Passignano, vernield werden sprak paus Celestinus III een interdict uit over de Florentijnen, maar dat gebeurde wel meer in die tijd en dat kon hen blijkbaar weinig schelen. Er werd beslist dat er op de plaats waar Semifonte gestaan had, nooit meer kon gebouwd worden en er werd zout gestrooid om de grond onvruchtbaar te maken, maar dat verbod is dus in 1597 met de oprichting van de Cappella di San Michele in San Donnino met de voeten getreden.
Het verlenen van de bouwvergunning heeft lang aangesleept omdat de Florentijnen niet erg gelukkig waren met de replica van hun domkoepel, die ook een nare herinnering kon zijn aan de wreedheid uit het verleden. Bovendien was er het oude bouwverbod, maar uiteindelijk heeft groothertog Ferdinando I de’ Medici dan toch de toelating gegeven, waarschijnlijk als een soort van wiedergutmachung. Het was Neri Capponi, die na de dood van zijn oom Giovan Battista, het werk kon laten voltooien. Hij liet voor de kapel ook een altaarstuk (Pala) met de Aartsengel Michael schilderen door Bernardo Poccetti.
Op die manier is het dus mogelijk om heden ten dage tijdens een ritje door de Valdelsa op de “heuvel van het verraad” plots oog in oog te staan met, weliswaar een kleinere versie van, Firenze’s bekendste monument.
(1) Dante heeft het in enkele verzen (Inferno XXXII en Paradiso XVI) over de kleinzonen van graaf Alberto IV en het handelsstadje Semifonte, dat toen hij zijn werk schreef al meer dan 100 jaar niet meer bestond.
(2) De Florentijnse familie degli Alberti was afkomstig uit de Casentino en niet verwant met de graven van Prato. Die zijn na de gebeurtenissen in Semifonte uitgeweken naar Pisa.
(3) Van deze Chiarissimo wordt gezegd dat hij de zoon van Giambuono de’ Medici was, de stamvader van de familie, maar in de lijst van de Florentijnen die in 1201 bij het pact met Siena betrokken waren wordt een Chiarissimo di Giambuono Gherardi vermeld en geen Chiarissimo de’Medici.
JVL
Semifonte and the replica of the Florentine dome.
Near Barberino di Val d'Elsa, on the site where the town of Semifonte used to be, stands a chapel of the Archangel Saint Michael. The building is crowned with a copy of the cathedral dome of Florence and was erected here in 1597 according to plans by the artist Santi di Tito commissioned by Giovan Battista Capponi, coming from Petrognano and canon of the duomo of Florence. With the permission of the Grand Duke of Tuscany he ordered the construction of a 1/8 replica of Brunelleschi's masterpiece (see fig.1). Just as in Florence, it is an octagonal double dome crowned with a lantern.
The chapel is a reminder of the town of Semifonte that was completely destroyed in 1202. It was Alberto IV degli Alberti of the Counts of Prato, who in 1177, by order of Emperor Frederick I Barbarossa, had a castle built on a strategically located hilltop, the summa fons, later called Semifonte,
The location of the castle on the Via Francigena was a thorn in the side of the Florentines who saw themselves limited in their economic expansion. In 1184 they had taken Count Alberto IV into custody and were able to force him to stop the construction, but a year later he had continued the work by order of the emperor. Around the castle emerged a borgo (town) that soon became a commercial centre, later mentioned by Dante Alighieri in his Divina Comedia (1).
After the death of Emperor Henry VI in 1197, the Florentines decided to wipe Semifonte from the earth and occupied a number of fortifications in the vicinity (Montegrosso, Certaldo, Vico and Barberino di Val d'Elsa) in anticipation of a siege. This was done with the permission of the anti-imperial Tuscan Guelphic League (Lega Tuscia), which besides Florence, included Lucca, Siena and San Miniato.
During the siege, starting in 1198, Count Alberto had betrayed his townspeople by selling half of the rights on the town to the Florentines for 400 Pisan lira on February 12, 1200. Scorcialupo, the lord of Monternano, to whom he had sold the other half, did the same, so that Semifonte had in fact become the property of Florence. Without any help, San Gimignano abandoned Semifonte and Siena was no longer interested in helping its former ally after the sale, Semifonte was able to stand firm until 1202 when it had to surrender to the Florentine supremacy on April 3.
The inhabitants of Semifonte were spared, but the Florentines forced them to demolish their castle and town to the ground. The stones were used to build the walls of Barberino. A number of families such as the Velluti, the Pitti and the Barberini came to settle in Florence (2).
To discuss the matter a delegation had been sent from Florence to Siena, of which Chiarissimo di Giambuono was a member on behalf of the city council (3). The Sienese had no problem with the destruction of Semifonte, the Tuscan Carthage: "Semifonte delenda est". That was one of the few times in their history that Florence and Siena agreed on something. A treaty was even concluded in Fonterutoli on March 29, 1201; if the Sienese had free hands in Montalcino, the Florentines could get away with an attack on Semifonte. Filippo Malavolti negotiated for Siena and Paganello da Porcaria for Florence.
When a number of churches in the borgo, depending on the abbot of the Badia a Passignano, were destroyed, Pope Celestine III issued an interdict on the Florentines, but that happened more often at that time and apparently they didn't care. It was decided that never could be built again on the spot where Semifonte had stood and salt was sprinkled to make the soil infertile. However that prohibition was violated in 1597 with the construction of the Cappella di San Michele in San Donnino.
The granting of the building permit dragged on for a long time because Florentine people were not very happy with the replica of their cathedral dome, which could also be a nasty reminder of the cruel past. Despite the old building ban, Grand Duke Ferdinando I de' Medici then finally gave the permission, probably as a kind of restitution. It was Neri Capponi, who, after the death of his uncle Giovan Battista, was able to have the work completed. He also had an altarpiece (Pala) with the Archangel Michael painted for the chapel by Bernardo Poccetti.
So now a days it is still possible, on a ride through the Valdelsa, to come suddenly face to face with albeit a smaller version of Florence's most famous monument on the "hill of betrayal".
(1) In a few verses (Inferno XXXII and Paradiso XVI) Dante talks about the grandsons of Count Alberto IV and the trading town of Semifonte, that no longer existed when he wrote his work.
(2) The Florentine family degli Alberti came from the Casentino and was not related to the Counts of Prato. The latter fled to Pisa after the events in Semifonte.
(3) This Chiarissimo is said to have been the son of Giambuono de' Medici, the ancestor of the family, but in the list of the Florentines who were involved in the pact with Siena in 1201, a Chiarissimo di Giambuono Gherardi is mentioned and not Chiarissimo de'Medici.
Literatuur:
Codogno, A. La Semifonte tradita (juni 2002)
NOI - frammenti di siena - Rivista su Siena, personaggi, storie, approfondimenti - La Semifonte tradita
Da Certaldo, P. Istoria della Guerra di Semifonte In: Ed. G. Targioni Tozzetti, Relazioni
d'alcuni viaggi fatti in diverse parti della Toscana per osservare le produzioni
naturali e gli antichi monumenti di essa, vol. 5, Firenze, 1752, pp. 177-276.
Faini, F. Firenze al tempo di Semifonte. Firenze, 2004.
Fiumaldi, F. Lega di San Genesio (In: San Miniato Arte e Architettura, sept. 2011).
Grassellini, E. Profili Medicei. Firenze, 1982.
Van Laerhoven, J. Zie art. Waren de Medici dan toch afstammelingen van een dokter?
Wandruszka, N. Die Medici im 13. Jahrhundert (2016). medici_xiii_kombiniert.pdf