Tegenpaus Johannes XXIII en Giovanni de' Medici

Tegenpaus Johannes XXIII en Giovanni de’ Medici

 

In 1958 werd kardinaal Angelo Giuseppe Roncalli uit Bergamo de 260ste paus van de kerkgeschiedenis. Hij heeft het 2de Vaticaans Concilie opgestart en de tiara gedragen tot in 1963 als Johannes XXIII.  Nochtans was er reeds in de 15de eeuw een pontifex geweest met dezelfde naam en rangnummer. Dat was Baldassare Cossa uit Napels, die tijdens het grote Westerse Schisma paus was van 1410 tot 1415.  Hij wordt beschouwd als een tegenpaus  en is dus niet opgenomen in de officiële lijst van kerkleider (zie fig.1).

Fig. 1  Johannes XXIII (gravure G. Picart, Rijksmuseum Amsterdam)

Fig. 1 Johannes XXIII (gravure G. Picart, Rijksmuseum Amsterdam)

Baldassare Cossa of Coscia was ca. 1360 geboren op het eiland Ischia (in de baai van Napels) als zoon van Giovanni Cossa, de heer van Ischia en Procida en Cicciola Barili. Hij had nog 3 broers, waarvan er 2 ter dood veroordeeld werden wegens piraterij door de koning van Napels en Sicilië, Ladislas Durazzo.  Het was duidelijk dat de familie Cossa een militaire traditie had en het was dan ook geen verrassing dat Baldassare als condottiere in dienst trad van kardinaal Pietro Tomacelli, met wie hij verwant was langs moeders zijde. Hij vocht o.a. in de Angevijnse opvolgingsoorlog tussen de takken Valois-Anjou en Anjou-Durazzo.

Daarna is Baldassare in Rome theologie gaan studeren en in 1386 werd hij aangesteld tot kanunnik van de kathedraal van Bologna.
Daar heeft hij dan in 1389 aan de plaatselijke universiteit een doctoraat in civiel en canoniek recht behaald want Cossa had meteen begrepen dat er met een kerkelijke carrière veel meer te verdienen viel dan met een militaire. In 1396 werd hij door paus Bonifatius IX (de in 1389 verkozen kardinaal Tomacelli) tot aartsdiaken van Bologna benoemd.  Op 27 februari 1402 werd hij tot kardinaal-diaken van Sant’ Eustachio in Rome gewijd en indien het waar is dat Giovanni di Bicci de’ Medici hem geld geleend heeft (10.000 florijnen?) om zijn kardinaalshoed te kopen zal de vriendschap tussen Cossa en de Medici in die jaren ontstaan zijn. Voor de Medici-bankier is die lening absoluut geen slechte investering geweest.                                                                                            
In het begin van 1403 werd Baldassare aangesteld als pauselijk legaat in de Romagna, een regio die behoorde tot de Pauselijks Staat, maar die aan de controle van Rome ontglipt was. Door zijn tiranniek en brutaal optreden tegen de plaatselijke oligarchen kon Cossa van Bologna en Romagna opnieuw een stevig pauselijk bolwerk maken en wist hij zichzelf op een ongeoorloofde manier te verrijken.

Met Innocentius VII (Cosma dei Migliorati) die de pauselijke troon bezet hield van 1404 tot 1406 en ook met diens opvolger Gregorius XII (Angelo Correr), die zijn groeiende macht wilden beperken, had kardinaal Baldassare geen al te beste relaties.
Toen zijn legatie hem in 1408 door paus Gregorius XII werd afgenomen, besloot Cossa om met een groep van dissidente kardinalen, met de steun van Lodewijk II van Anjou en met de instemming van de Florentijnse republiek, een concilie te organiseren in Pisa teneinde de kwestie van het Westerse Schisma op te lossen en tegelijkertijd zijn eigen positie binnen de Kerk te versterken.

Sedert 1309 had paus Clemens V (Bertrand de Got) zich onder druk van de Franse koning in Avignon gevestigd en na de terugkeer in 1376 van paus Gregorius XI (Roger de Beaufort) naar Rome werd hij daar opgevolgd door Urbanus VI (Bartolommeo di Prignano). Maar in Avignon vonden de Franse prelaten dat Prignano geen waardig opvolger was en men besloot daar in 1378 een nieuwe paus te kiezen met de naam Clemens VII (Robert de Genève). Hij was meteen de eerste tegenpaus van het Westers Schisma en mag niet verward worden met Giulio de’ Medici die in 1523 paus Clemens VII geworden is.

Baldassare Cossa voelde zich nu geroepen om (als voorzitter van het concilie en toekomstige paus) aan de verdeeldheid van de christenheid een einde te stellen.
Het Concilie van Pisa (dat Cossa waarschijnlijk zelf gefinancierd heeft) werd geopend op 25 maart 1409 en in de veronderstelling dat Gregorius XII (Rome) en Benedictus XIII (Pedro de Luna die Clemens VII was opgevolgd in Avignon) zouden aftreden werd er op 26 juni een nieuwe paus gekozen. Dat werd echter tot zijn grote verrassing niet Baldassare Cossa, maar de aartsbisschop van Milaan, Pietro Filargi, die de naam Alexander V had aangenomen en de stemmen van de Franse kardinalen gekregen had.  Wat ook niet voorzien was, was dat de 2 andere pausen zich niet wensten terug te trekken, zodat  men nu met 3 pausen, één in Rome, één in Avignon en één in Pisa, opgescheept zat.
Alexander V, die geboren was op (het Venetiaanse) Kreta heeft echter slechts 10 maanden de tiara gedragen want hij is reeds op 3 mei 1410 overleden. Baldassare, die door de nieuwe paus opnieuw tot legaat van Romagna benoemd was, had Filargi kunnen overtuigen om zich in Bologna te komen vestigen waar hij in het palazzo van Cossa gestorven is. Achteraf is dan het gerucht verspreid dat hij daar vergiftigd is geworden.

Na het overlijden van Alexander V in 1410 was Baldassare weer “papabile” geworden en mede door zijn leiderschap dat hij tijdens het Concilie van Pisa getoond had en de steun van Lodewijk II van Anjou, werd hij op 17 mei tot paus Johannes XXIII verkozen door de 18 aanwezige kardinalen van het Conclaaf in Bologna, dat amper 3 dagen geduurd had. Op 24 mei werd hij tot priester gewijd en een dag later kreeg hij de bisschoppelijke waardigheid van de Franse kardinaal Jean Allarmet de Brogny die in 1385 benoemd was door Clemens VII.
Engeland, Bohemen, delen van Frankrijk en van het Heilig Roomse Rijk en vele steden uit Noord-Italië (zoals Firenze en Venetië) gaven Johannes XXIII  hun steun. Benedictus XIII (“Papa Luna”) werd erkend door Aragon, Castilië, Sicilië en Schotland. Gregorius XII, die op de rest van de christelijke wereld kon rekenen stond onder bescherming van Ladislas Durazzo van Napels,

 Paus Johannes (die naar het schijnt ter nagedachtenis van zijn vader de naam Giovanni gekozen had)  resideerde in Bologna, maar wilde eigenlijk graag naar Rome dat echter nog steeds bezet werd door Napolitaanse troepen. Hij liet Ladislas afzetten als koning van Napels en lanceerde een oproep om een kruistocht tegen hem op te starten die hij met een lucratieve aflatenverkoop zelf mee kon financieren.
In de lente van 1411 trok hij opnieuw zijn harnas aan en rukte samen met Lodewijk II van Anjou (die op het concilie van Pisa als koning van Napels erkend was) en huurtroepen uit Firenze op tegen Rome waar hij op 12 april (Pasen) zijn intrede deed. Ladislas trok zich voorlopig terug en paus Gregorius zocht zijn heil in Gaeta. Op 19 mei werd Ladislas in Roccasecca (Frossinone) door Lodewijk II verslagen, maar het succes was van korte duur want enkele dagen later wist de koning van Napels zijn strijdmacht te hergroeperen en  de aanvallers te verdrijven. Lodewijk II keerde terug naar de Provence en liet paus Johannes, die er nu alleen voor stond in zijn strijd tegen Durazzo, aan zijn lot over.

Fig. 2  Johannes in Lodi (Kroniek van Ulrich von Richental, Rosengarten Museum Konstanz

Fig. 2 Johannes in Lodi (Kroniek van Ulrich von Richental, Rosengarten Museum Konstanz

De Florentijnen, die zich gedistantieerd hadden van Gregorius XII en een verbond hadden gesloten met Lodewijk II van Anjou, vreesden nu een open conflict met Ladislas Durazzo en hadden de paus aangeraden om vrede met hem te sluiten.
Dat vredesverdrag met Ladislas kwam er op 12 juni 1412: Johannes XXIII erkende hem nu toch als koning van Napels en was bereid hem een som van 75.000 florijnen (waarvoor hij weer een beroep deed op Giovanni de’ Medici) te betalen. Ladislas van zijn kant beloofde om niet  langer zijn steun te geven aan Gregorius XII, die in Rimini de bescherming van de Malatesta genoot en die pas in 1415 de tiara heeft willen opgeven.
Wanneer Cossa toenadering zocht tot Sigismund van Luxemburg, (die met zijn steun op 21 juli 1411 verkozen was tot Rooms-Duits koning) en zijn gedane beloften aan Ladislas niet nakwam, nam de koning van Napels de wapens weer op en op 8 juni 1413 was hij verantwoordelijk voor de bezetting en plundering van Rome. Paus Johannes ging op de vlucht naar Bologna. Op 8 december kon hij in Lodi koning Sigismund ontmoeten (zie fig.2), die hem in ruil voor zijn steun wist te overhalen om een nieuw concilie bijeen te roepen dat aan het Westerse Schisma een definitief einde moest stellen. Sigismunds verborgen ambitie was echter ook een nieuwe paus te vinden, die hem ter wille kon zijn en tot keizer wilde kronen.
Het volgende jaar rukte Ladislas verder op in Midden-Italië, maar nadat hij met Firenze (dat ook de kant van Sigismund gekozen had) een vredesakkoord gesloten had werd hij plotseling ziek en keerde terug naar Napels waar hij stierf op 8 augustus 1414. Met zijn overlijden was de dreiging voor Firenze en  paus Johannes van de baan.

Koning Sigismund had ondertussen besloten om het concilie in de handelsstad Konstanz te laten plaats vinden en te laten beginnen in november 1414. Baldassare, die een Italiaanse stad (zoals Bologna)  als ontmoetingsplaats prefereerde, hoopte dat dit nieuwe concilie de richtlijnen van dat van Pisa ging overnemen en stemde toe (weliswaar zonder veel enthousiasme) .
De paus was ook niet onder een gunstig gesternte vertrokken want tijdens zijn tocht naar de stad aan het Bodenmeer was hij volgens de Kroniek van Ulrich von Richental uit zijn koets gevallen aan de Arlbergpas. Het verhaal is waarschijnlijk verzonnen en moet verwijzen naar zijn latere “val”  op het concilie.
Johannes deed zijn intrede in Konstanz (met 9 kardinalen en een gevolg van ca. 1600 mensen) op 29 oktober 1414 en op 5 november kon het concilie dan van start gaan. Tot zijn grote ontzetting moest hij daar vaststellen dat de kerkvergadering behalve het aftreden van Benedictus XIII en Gregorius XII nu ook het zijne eiste. Er werd tijdens de vergaderingen per natie gestemd (Engeland, Frankrijk, het Duitse rijk, Italië en Spanje) met het gevolg dat Cossa en zijn Italiaanse aanhang buiten spel gezet werden. Op 8 maart 1415 moest hij beloven om af te treden.

Fig. 3  De ontsnapping van Johannes XXIII (Chronik der Konstanzer Konsils)

Fig. 3 De ontsnapping van Johannes XXIII (Chronik der Konstanzer Konsils)

Paus Johannes, die zich verraden voelde door Sigismund dacht dat een concilie zonder zijn aanwezigheid geen beslissingen kon treffen en besloot Konstanz te verlaten. Op 20 maart 1415 was hij verkleed als boerenknecht met een bootje naar Schaffhausen gevlucht samen met hertog Frederik IV van Oostenrijk en Tirol (zie fig.3) die hem verdere bescherming bood.

Bij de vele geestelijken, militairen, verkopers, kwakzalvers, fratsenmakers, hoeren, kooplui en bankiers (onder wie zich ook Cosimo, de 26-jarige zoon van Giovanni de’ Medici bevond) die naar Konstanz waren afgereisd, groeide de vrees dat het concilie ging mislukken en dat de feestelijkheden over waren.

Maar Sigismund kon de deelnemers aan het concilie er van overtuigen dat zij ook zonder de aanwezigheid van de paus beslissingen konden nemen en liet Johannes XXIII op 24 mei afzetten. Bovendien werd er een rechtszaak tegen hem aangespannen en werd hij beschuldigd van o.a. simonie, ketterij, tirannie, piraterij, foltering, sodomie, incest, moord en het molesteren en onteren van honderden vrouwen en nonnen. Van de meer dan 70 aanklachten werden enkel piraterij, verkrachting, sodomie, moord en incest weerhouden. Zelfs als men rekening houdt met de valse beschuldigingen en de overdrijvingen die geuit waren waren door zijn tegenstanders, blijft het toch nog een indrukwekkend palmares.

Hertog Frederik IV, die door zijn actie in ongenade was gevallen bij koning Sigismund, had Baldassare in de steek gelaten en na zijn arrestatie in Freiburg im Breisgau werd hij overgeleverd aan Lodewijk III van de Palts die hem liet opsluiten in Radolfzell, Gottlieben (waar ook Jan Hus gevangen gezeten had), Mannheim en daarna in Heidelberg. Tijdens zijn gevangenschap in Radolfzell had hij al op 31 mei 1415 afstand gedaan van zijn pauselijk ambt.
Na de betaling van een losgeld van 35.000 Rijnse guldens , waar andermaal Giovanni de’ Medici voor gezorgd had, werd de gewezen pontifex begin 1418 in vrijheid gesteld en zocht hij nu definitief zijn toevlucht in Firenze.

Fig. 4  Martinus V zegent de kerk van Sant’Egidio in (Bicci di Lorenzo, Santa Maria Nuova)

Fig. 4 Martinus V zegent de kerk van Sant’Egidio in (Bicci di Lorenzo, Santa Maria Nuova)

Het Concilie van Konstanz, dat “en passant” ook de Boheemse hervormer Jan Hus tot de brandstapel veroordeeld had, werd afgesloten met de verkiezing van paus Martinus V (Oddo Colonna uit Rome) op 11 november 1417 als de enige, echte opvolger van Petrus. Behalve de 23 aanwezige kardinalen hadden ook 30 kiesgerechtigden uit de verschillende naties (elk 6) hun stem mogen uitbrengen. Johannes erkende zijn afzetting en Gregorius trok zich terug, maar Benedictus bleef zich (afgezonderd en machteloos in zijn burcht van Peñiscola) tot aan zijn dood in 1423 verzetten tegen zijn afzetting.
De eenheid van de Kerk was hersteld en het was duidelijk dat de veroordeling van Jan Hus slechts een bijkomstigheid geweest is voor de deelnemers aan het concilie en voor Sigismund. Het Concilie van Konstanz ging uiteen op 22 april 1418 en op 16 mei vertrok Martinus richting Rome. Toen de nieuwe paus halt hield in Firenze en daar meer dan een jaar verbleef, heeft hij o.a. de kerk van Sant’Egidio (in het Hospitaal van Santa Maria Nuova) ingezegend. Deze gebeurtenis is het onderwerp van het fresco dat Bicci di Lorenzo gemaakt heeft ca. 1424. Indien de inwijding gebeurd is in 1419 (en niet in 1420 zoals sommige bronnen vermelden) zou de man met het prachtige gewaad die zich onderwerpt aan paus Martinus en voor hem neerknielt wel eens Baldassare Cossa kunnen zijn en niet Michele di Frosinone, de spedalingo (directeur) van het hospitaal (zie fig.4) zoals nogal eens beweerd wordt.

De verzoening tussen de nieuwe en de vorige paus was bewerkstelligd door Giovann di Bicci, die als dank van Martinus V de titel van Graaf van Monteverde gekregen had. Cossa werd kardinaal-bisschop van Frascati, maar enkele maanden later is hij in Firenze overleden.

Fig. 5 Grafmonument Johannes XXIII (Battistero Firenze)

Fig. 5 Grafmonument Johannes XXIII (Battistero Firenze)

Baldassare had de wens uitgedrukt om in het Battistero van San Giovanni begraven te worden en toen hij in Firenze op 22 december 1419 overleed kreeg hij er van Giovanni di Bicci zijn prachtig grafmonument dat vervaardigd werd door Michelozzo en Donatello (zie fig. 5) en dat naar het schijnt niet minder dan 800 florijnen gekost had.
Volgens het epitaaf is hij overleden in 1419, 11 dagen vóór de Kalenden van januari; dus op 4 januari en niet op 22 december zoals in de meeste teksten vermeld staat. Misschien heeft de kunstenaar zich vergist, maar als dat niet het geval was, is Cossa volgens onze moderne jaartelling gestorven in 1420, want het Florentijnse nieuwe jaar begon pas op 25 maart.
Martinus V, die zich er niet mee kon verzoenen dat Johannes XXIII als zijn rechtmatige voorganger beschouwd werd, liet achteraf aan het opschrift het woord “quondam” (“vroeger”) toevoegen, waarmee hij bedoelde dat Johannes slechts tijdelijk paus (en dus in feite een tegenpaus) was geweest.
De kwestie was pas definitief opgelost wanneer kardinaal Roncalli in 1958 de nieuwe paus werd en de naam Johannes XXIII gekozen had; op die manier werd duidelijk dat Cossa eigenlijk geen “echte” paus was geweest, net zoals de andere tegenpausen van Avignon (zie lijst).

Ook Alexander V wordt tegenwoordig als een tegenpaus aanzien, maar toen Rodrigo Borgia in 1492 paus Alexander met rangtelnummer VI werd, was dat blijkbaar nog niet het geval. In de actuele officiële lijst van de pausen wordt Gregorius XII in 1417 opgevolgd door Martinus V.
Toen kardinaal Roncalli in 1958 zijn voorganger als een tegenpaus beschouwde voegde hij er wel aan toe dat Cossa de christenheid met het Concilie van Konstanz gered had, maar daarmee had hij hem wellicht te veel eer bewezen want uiteindelijk was het koning (en keizer in 1431) Sigismund die de geestelijke vader van de kerkvergadering geweest is.

Men kan zich bij dit alles de vraag stellen waarom Giovanni de’ Medici, ook wanneer de ster van Johannes XXIII begon te tanen en wanneer hij niets meer van hem kon verwachten, de man steeds is blijven steunen. Misschien was het een blijk van vriendschap en loyauteit, die hem in de Europese bankierswereld van dat ogenblik een goed imago kon bezorgen. Giovanni had dankzij zijn goede relaties met Johannes enkele jaren kunnen profiteren van de opbrengsten die het beheer van de pauselijke financiën met zich brachten. De paus had overal inkomsten en had een bankier nodig die de fondsen kon innen en transfereren. Dankzij het prima uitgebouwd financieel netwerk kon de bank van Giovanni die taak gemakkelijk waarnemen.
Tijdens het pontificaat van Martinus V (1417-31) verloor de Medici-bank een tijdlang haar bevoorrechte positie in Rome want de nieuwe paus, die wel tevreden was over zijn reconciliatie met Cossa, geraakte het met Giovanni di Bicci echter niet eens over het teruggeven van een met edelstenen en parels bezette mijter en de reliek met een vinger van Johannes de Doper die Johannes XXIII aan de Medici zou hebben nagelaten (of in bewaring gegeven als onderpand voor de leningen). Het was dus uiteindelijk niet zo erg verwonderlijk dat Martinus V niet meer de voorkeur gaf aan de Medici-bank om zijn financiële belangen te behartigen, maar dat hij zijn gelden liet beheren door de familie Spini. Giovanni legde echter het nodige geduld aan de dag en wanneer de Spini-bank eind 1420 over kop ging werd haar plaats in Rome opnieuw ingenomen door de Medici-bank.

JVL

Pausen en tegenpausen van het Westers Schisma (1305-1431)

Clemens V (Bertrand de Got) 1305-14              →        Avignon in 1309.
Johannes XXII (Jacques Duèze) 1316-34                      Avignon
Benedictus XII (Jacques Fournier) 1334-42                  Avignon
Clemens VI (Pierre Roger de Beaufort) 1342-52           Avignon
Innocentius VI (Etienne Aubert) 1352-62                     Avignon
Urbanus V (Guillaume de Grimoard) 1362-70              Avignon
Gregorius XI (Roger de Beaufort) 1370-78       →        Rome in 1376

Urbanus VI (Bartolommeo Prignano) 1378-89              Rome
Clemens VII (Robert de Genève) 1378-94                     Avignon
Bonifatius IX (Piero Tomacelli) 1389-1404                  Rome
Benedictus XIII (Pedro de Luna) 1394-1417)                Avignon
Innocentius VII (Cosma dei Migliorati) 1404-6             Rome
Gregorius XII (Angelo Correr)  1406-15                       Rome
Clemens VIII (Gil Sanchez Muñoz) 1423-29                 Aragon
Benedictus XIV (Bernard Garnier) 1425-30                  Rodez

 Alexander V (Pietro Filargi) 1409-10                           Pisa/Bologna
Johannes XXIII (Baldassare Cossa) 1410-15                Bologna/Rome
Martinus V (Oddo Colonna) 1417-31                           Rome

 

 

Antipope John XXIII and Giovanni de’ Medici

In 1958 Cardinal Angelo Giuseppe Roncalli of Bergamo, became the 260th pope of the Roman Catholic Church. He started the 2nd  Vatican Council and wore the tiara until 1963 as John XXIII.  However, there had already been a pontifex with the same name and rank number in the 15th century. That man was Baldassare Cossa from Naples, who was pope during the great Western Schism from 1410 to 1415.  He is considered a counter-pope and is therefore not included in the official list of church leaders (see fig.1).

Baldassare Cossa or Coscia was  born about 1360 on the island of Ischia (in the Bay of Naples) as the son of Giovanni Cossa, Lord of Ischia and Procida and Cicciola Barili. He had three brothers, two of whom were sentenced to death for piracy by the King of Naples and Sicily, Ladislas Durazzo.  It was clear that the Cossa family had a military tradition and it was therefore no surprise that Baldassare became a condottiere in the service of cardinal Pietro Tomacelli,  with whom he was related on his mother's side. He fought in the Angevin-Valois Succession War between the branches of Valois-Anjou and Anjou-Durazzo.

Baldassare went on studying theology in Rome and in 1386 he was appointed canon of the cathedral of Bologna. There he obtained a doctorate in civil and canon law at the local university in 1389 because Cossa had immediately understood that with a church career there was much more to be earned than with a military. In1396 he was appointed Archdeacon of Bologna by Pope Boniface IX (Cardinal Tomacelli, elected in 1389). On February 27, 1402, he was made Cardinal deacon of Sant' Eustachio in Rome, and if it is true that Giovanni di Bicci de' Medici lent him money (10,000 florins?) to buy his cardinal's hat, the friendship between Cossa and the Medici banker must have grown in those years. For Giovanni de’ Medici, this loan certainly hasn't been a bad investment.

At the beginning of 1403 Baldassare was appointed Papal legate in the Romagna, a region that belonged to the Papal State but had escaped the control of Rome. His tyranny and brutality against the local oligarchs allowed Cossa to remake of Bologna and the Romagna a solid papal stronghold and also to enrich himself in an unauthorized way. With Innocent VII (Cosma dei Migliorati) occupying the papal throne from 1404 to 1406 and also with his successor Gregory XII (Angelo Correr),who wanted to limit his growing power, Cardinal Baldassare did not have too good relations. When his legacy was taken from him by Pope Gregory XII in 1408, Cossa decided to organize a council in Pisa with the support of Louis II of Anjou and with the agreement of the Florentine Republic, in order to resolve the issue of the Western Schism but at the same time to strengthen his own position within the Church. Since 1309 Pope Clement V (Bertrand de Got) had settled the Holy See in Avignon under pressure of the French king and after the return of Pope Gregory XI (Roger de Beaufort) to Rome in 1376 he was succeeded by Urbanus VI (Bartolommeo di Prignano). But in Avignon, the French churchmen felt that Prignano was not a worthy successor and in 1378 they decided to elect a new pope named Clement VII (Robert de Genève). He became the first anti-pope of the Western Schism and should not be confused with Giulio de' Medici who became Pope Clement VII in 1523.

Baldassare Cossa wanted to put an end (as president of the council and the expected future pope) to the split of Christianity .The Council of Pisa (which Cossa probably financed himself) was opened on March 25, 1409, and under the assumption that Gregory XII (Rome) and Benedict XIII (Pedro de Luna who succeeded Clement VII in Avignon) would abdicate, a new pope was elected on June 26. However, to his great surprise, this new pope was not Baldassare Cossa, but the Archbishop of Milan, Pietro Filargi, who had adopted the name Alexander V and received the votes of the French cardinals. Another surprise was that the two other popes did not wish to withdraw, so Christianity was now stuck with 3 popes, one in Rome, one in Avignon and one in Pisa.

Alexander V, born on (Venetian) Crete, wore the tiara for only 10 months because he died on May 3, 1410. Baldassare, who had been reappointed as legate of the Romagna by the new pope, could persuade Filargi to settle in Bologna, where he died in Cossa’s palazzo. Rumors spread that he was poisoned there.
After Alexander’s death in 1410, Baldassare had become "papabile" again and because of his leadership that he had shown during the Council of Pisa and thanks to the support of Louis II of Anjou, he was elected Pope John XXIII on May 17 by the 18 cardinals of the Bologna Conclave, which had lasted barely 3 days. On May 24, he was ordained a priest and a day later he was given the episcopal dignity by the French Cardinal Jean Allarmet de Brogny (appointed by Clement VII in 1385).
England, Bohemia, parts of France and the Holy Roman Empire and many cities from northern Italy (such as Florence and Venice) gave John XXIII their support. Benedict XIII ("Papa Luna") was recognized by Aragon, Castile, Sicily and Scotland. Gregory XII, who could count on the rest of the Christian world, was under the protection of Ladislas Durazzo of Naples,

Pope John (who apparently chose the name Giovanni in memory of his father) resided in Bologna, but actually wanted to go to Rome, still occupied by Neapolitan troops. So he had Ladislas deposed as king of Naples and called upon a crusade against him, partly financed by himself thanks to a lucrative sale of indulgences. In the spring of 1411 he put on his armor again and, together with Louis II of Anjou (recognized as king of Naples at the Council of Pisa) and mercenary troops from Florence, marched against Rome where he entered on April 12 (Easter). Ladislas withdrew temporarily and Pope Gregory sought refuge in Gaeta. On May 19, Louis II defeated Ladislas in Roccasecca (Frossinone), but the success was short-lived because a few days later the King of Naples managed to regroup his forces and drive back the attackers. Louis II returned to Provence and left Pope John, who was now alone in his struggle against Durazzo, to his fate.

The Florentines, who had taken sides against Gregory XII and made an alliance with Louis II of Anjou, now feared an open conflict with Ladislas Durazzo and advised the Pope to make peace with him.
That peace treaty with Ladislas was concluded on June 12, 1412.  John XXIII  recognized him as king of Naples and was willing to pay him a sum of 75,000 florins (for which he again appealed to Giovanni de' Medici). Ladislas, for his part, promised to stop supporting Gregory XII, who  enjoyed thereafter the protection of the Malatesta in Rimini and only gave up the tiara in 1415. 

When Cossa sought rapprochement with Sigismund of Luxembourg, (who had been elected Roman-German king with his support on July 21, 1411) and failed to keep his promises to Ladislas,  the king of Naples took up arms again and on June 8, 1413  he was responsible for the occupation and plundering of Rome. Pope John  fled to  Bologna and on December 8 he was finally able to meet Sigismund in Lodi (see fig.2) where the German king could persuade the pope, in exchange for his support, to convene a new council and bring a definitive end to the Western Schism. But it was also Sigismund's hidden ambition, to find a new pope, who could please him and who was willing to crown him emperor

The following year Ladislas advanced further in central Italy, but after concluding a peace agreement with Florence (which had also sided with Sigismund), he suddenly fell ill and returned to Naples where he died on August 8,  1414. With his death, the threat to Florence and Pope John was off the table.
King Sigismund, meanwhile, had decided to  organize the council in the city of Konstanz by November 1414. Baldassare, who preferred an Italian city (such as Bologna) as a meeting place, hoped that this new council would adopt the guidelines of the Council of Pisa and agreed (without much enthusiasm).
The Pope left under bad aegis and during his trip to the city on Lake Constance he had fallen out of his carriage on the Arlberg (according to the Chronicle of Ulrich von Richental).  The story is probably made up and should refer to his later "fall" at the council.
John XXIII entered Konstanz (with 9 cardinals and a following party of about 1600 people) on October 29, 1414 and on November 5, the council could start. But to his great indignation the church assembly demanded besides the abdication of Benedict XIII and Gregory XII also his own retreat. The meetings and voting were cast by nation (England, France, the German Empire, Italy and Spain) with the result that Cossa and his Italian confidants were sidelined. On March 8, 1415 he was forced to promise his resign

Pope John, who felt betrayed by Sigismund thought that a council could not make decisions without his presence and decided to leave Konstanz. On March 20, 1415 he had fled to Schaffhausen dressed as a farmhand with a small boat together with Duke Frederick IV of Austria and Tyrol (see fig.3) who offered him further protection.
Among the many clerics, soldiers, salesmen, quacks, pranksters, whores, merchants and bankers (including Cosimo, the 26-year-old son of Giovanni de' Medici) who were present in Konstanz, fears grew that the council was going to fail and that the festivities were over.
But Sigismund was able to convince the church leaders that they could make decisions even without the presence of the pope and had John XXIII deposed on May 24. In addition, a lawsuit was filed against him and he was accused of, among other things, simony, heresy,  tyranny,  piracy,  torture,  sodomy, incest, murder and the molestation and rape of hundreds of women and nuns. Of the more than 70 charges, only piracy, rape, sodomy, murder and incest were withheld. Even if one takes into account the false accusations and exaggerations made by his opponents,  it still remains an impressive list.

 Duke Frederick IV, who had fallen into disgrace with King Sigismund due to his actions, decided to abandon Baldassare. After his arrest in Freiburg im Breisgau the former pope was handed over to Louis III of the Palatinate who had him imprisoned in Radolfzell, Gottlieben (where Jan Hus had also been imprisoned), Mannheim  and then in  Heidelberg. During his imprisonment in Radolfzell, John XXIII had already renounced his papal office on May 31, 1415.

After the payment of a ransom of 35,000 Rhinish guldens , (once again provided for by Giovanni de' Medici), the former pontifex was released at the beginning of 1418  and  finally sought  refuge in Florence.

The Council of Konstanz, which had “en passant” also condemned the Bohemian reformer Jan Hus to the pyre, ended with the election of Pope Martin V (Oddo Colonna) on November 11,  1417 as  Saint Peter's rightful successor. In addition to the 23 cardinals present, 30 eligible voters from the different nations (6 each) could also cast their ballots.  John  acknowledged his deposition and Gregory withdrew, but Benedict continued to oppose his impeachment (isolated and powerless in his castle of Peñiscola) until his death in 1423. The unity of the Church had been restored and it was obvious that the conviction of Jan Hus was only an afterthought for the participants in the Council and for Sigismund.

The Council of Konstanz broke up on April 22, 1418 and on May 16 Martin left for Rome. When the new pope passed by in Florence and stayed there for more than a year, he consecrated the church of Sant'Egidio  (in the Hospital of Santa Maria Nuova). This event can be seen on the fresco that Bicci di Lorenzo made ca. 1424-26. If the consecration took place in 1419 (and not in 1420 as mentioned in some sources) the man in the magnificent robe who submits to Martin and kneels before him could well be Baldassare Cossa and not Michele di Frosinone the spedalingo (director) of the hospital (see fig.4) as is sometimes claimed.

The reconciliation between the new and the old pope was achieved by Giovann di Bicci, who received from Martin V the title of Count of Monteverde. Cossa became Cardinal – Bishop of Frascati, but a few months later he died in Florence.
Baldassare had expressed a desire to be buried in the Battistero of San Giovanni and when he died in Florence on December 22, 1419, Giovanni di Bicci complied with his wish. The magnificent monument, made by Michelozzo and Donatello (see fig. 5) costed no less than 800 florins. According to the epitaph on the tomb, he died in 1419, 11 days before the “Kalendae” of January, which means that he died on January 4 and not December 22 as stated in most texts. Perhaps the artist made a mistake, but if not, Cossa died in 1420 according to our modern chronology, because the Florentine new year did not start until March 25.
Martin V, who could not reconcile himself with the fact that John XXIII was considered his rightful predecessor,  had added to the inscription the word "quondam" (“earlier”) by which he meant that John had been only temporarily pope (and therefore a counter-pope).
The matter was definitively resolved when Cardinal Roncalli became pope in 1958 and chose the name John XXIII; in this way it became clear that Cossa had not actually been a “real" pope, just like the other  antipopes of Avignon  (see list).

Alexander V is nowadays also considered a counter-pope, but when Rodrigo Borgia became Pope Alexander with rank number VI in 1492, that was apparently not yet the case. In the actual official list of popes, Gregory XII  is succeeded by Martin V in 1417. 
When Cardinal Roncalli considered his predecessor a counter-pope, he claimed however that Cossa had saved Christianity by organizing the Council of Konstanz. But that was too much honor because it was King (and Emperor in 1431) Sigismund who was the spiritual father of the church assembly.

 One can ask why Giovanni de' Medici, even when the star of John XXIII began to wane and when he could not expect anything more from him, continued to support the man.   Perhaps it was a token of friendship and loyalty that could give him a good image in the European banking world at the time.   Thanks to his good relations with Pope John, Giovanni had benefited for a few years from the proceeds that the management of the papal finances entailed. The pope had revenues from everywhere and needed a banker who could collect and transfer the funds. Thanks to the well-developed financial network Giovanni's bank was able to easily fulfil that task.
During the pontificate of Martin V  (1417-31),  the Medici Bank lost its privileged position in Rome for a while because the new pope, who was satisfied with his reconciliation with Cossa, did not agree with Giovanni di Bicci  about the return of a miter decorated with gemstones and pearls and the relic with a finger of John the Baptist that John XXIII would have left to the Medici (or given as collateral for the loans). So it was no surprise that Martin V did not prefer the Medici bank to take care of his financial interests, and that he had his funds managed by the Spini family. Giovanni, however, showed a lot of patience and when the Spini bank went bankrupt at the end of 1420, the Medici bank was back in business in Rome.

Literatuur:

Buck, T.M.      Chronik der Konstanzer Konsils 1414-1418 von Ulrich von Richental.
                        Konstanz, 2014.
Carlton, G.       How a pirate became pope of the Roman Catholic Empire (2019) www.ranker.com/list/pirate-pope-baldassare-cossa
Company, R.  Antipapa Giovanni XXIII (Catholic Encyclopedia)     www.newadvent.org
Giovanni XXIII, antipapa (Baldassare Cossa), www.palazzomediciriccardi.it/mediateca/giovanni-xxiii
Hibbert, C.       The Rise and fall of the House of Medici.  Londen, 1987.
Kiesewetter, A. Ladislao d’Angio Durazzo, rei di Sicilia: in Dizionario biografico, vol.63 (2004)
Mathieu-Rosay, J.   De ware geschiedenis van de pausen. Antwerpen, 1993.
Miranda, S.      Baldassare Cossa, (Cardinals of the Holy Roman Church),    www.cardinals.fiu.edu
Prignano, M.    Giovanni XXIII. L’Antipapa che salva la chiesa   www.letture.org/giovanni-xxiii
Strathern, P.      The Medici Godfathers of the Renaissance.   Londen, 2003.
Uginet, F.         Giovanni XXIII, antipapa: in Dizionario biografico, vol 55 (2000)
Van Laerhoven, J.      De opkomst van de familie de’ Medici.  Herk-de-Stad, 2012.