Waarom Niccolò Machiavelli nooit verkozen werd in de Florentijnse magistratuur

Waarom Niccolò Machiavelli nooit verkozen werd in de Florentijnse magistratuur.

Terwijl de meeste leden van de familie Machiavelli, die in de 12de eeuw uit Montespertoli (in de Val di Pesa) naar Firenze gekomen was, daar belangrijke functies (zoals professor aan de universiteit of lid van de Tre Maggiori) bekleed hadden, had Niccolò di Bernardo, nochtans de bekendste van de Machiavelli, het “slechts” tot betaald ambtenaar van de republiek geschopt toen hij in juni 1498 secretaris van de 2de kanselarij was geworden.

Niccolò’s grote frustratie was dat hij geen toegang gekregen had tot de magistratuur en dat had hij te “danken” aan zijn vader Bernardo. Die had nochtans rechten gestudeerd, maar om één of andere reden zijn diploma niet in de praktijk omgezet en ook nooit (in tegenstelling met al zijn ooms en neven) gezeteld in de Florentijnse bestuursorganen. Dat had volgens vele auteurs te maken met zijn desinteresse voor de politiek, maar ook met het feit dat hij door de overheid a specchio beschouwd werd, “een verdachte”, die niet in aanmerking kon komen voor een politieke carrière.

Volgens historicus Pasquale Vilari waren Bernardo’s achterstallige betalingen aan de fiscus daar de oorzaak van. In 1447 had Bernardo de Florentijnse overheid er inderdaad van op de hoogte gebracht dat hij niet in staat was om de geforceerde leningen (de gravezze) aan de staatskas te betalen, maar na zijn huwelijk met Bartolommea di Stefano Nelli in 1458 verbeterde zijn financiële situatie en kon hij aan zijn fiscale verplichtingen voldoen.

Bernardo beschouwde zich als  een intellectuele heer van stand, met een grote interesse voor de studie van de klassieke auteurs, die zich bezig hield met zijn boeken en niet met zijn financiën. Waarom hij nooit een beroep heeft uitgeoefend (en daar was hij blijkbaar fier op) staat ook nergens vermeld in zijn dagboek (zijn Libro di Ricordi). Bernardo had bijvoorbeeld als notaris werkzaam kunnen geweest zijn voor één of ander college, maar a specchio zijnde was hem dat niet toegestaan. Dat belette hem echter niet om zich in de hogere kringen van Firenze te bewegen en als Messer Bernardo alom gerespecteerd te worden.

Als hij zijn laatste centen aan de fiscus moest geven (waar hij als lid van een traditionele familie toe verplicht was) kan het zijn dat zijn gezin geen al te grote welstand kende, maar toch heeft hij zijn oudste zoon (rechten?) laten studeren. Niccolò heeft lessen gevolgd aan de Studio (de universiteit van Firenze) bij zijn mentor Marcello di Virgilo Adriani, maar of hij een diploma (notaris?) behaald heeft is onduidelijk. Zijn jongere broer Totto was toegetreden tot de geestelijkheid. Wanneer Niccolò in 1513 aan Francesco Vettori schreef dat hij (in 1469) “arm geboren was” zal dat lichtelijk overdreven geweest zijn, want echte armoedzaaiers zijn hij en zijn broer en zussen (zie stamboom) tijdens hun jeugd nooit geweest.

Niet onbelangrijk is het ook te vermelden dat in juni 1480 (toen hij in de 50 was) Bernardo’s belastbaar bezit geschat werd op 1.583 florijnen en dat hij dientengevolge 13 fl. belasting moest betalen die hij met de opbrengst van zijn investering van 1150 fl. in de Monte (de Florentijnse schuldenbank) kon voldoen. De belastingen moesten immers in cash gebeuren (zie art. Belastingen in renaissance Firenze, de catasto van 1427). Bernardo woonde met zijn gezin  in een huis van de familie Machiavelli op de Oltrarno, waar Niccolò geboren en gestorven is, en hij was eigenaar van de 2 hoeves in Sant’Andrea in Percussina, waar Niccolò in 1513 in ballingschap verbleven heeft (zie fig.1).

Fig. 1 L’ Albergaccio (Machiavelli’s hoeve) in Sant’Andrea in Percussina

Zeker op het einde van zijn leven (hij is gestorven in 1500), op het moment dat zijn zoon Niccolò in de openbaarheid was getreden, had Bernardo helemaal geen schulden meer en kan zijn vermeende insolvabiliteit niet als de oorzaak voor zijn onverkiesbaarheid (en die van Niccolò) voor de Tre Maggiori naar voor geschoven worden. Er moet dus blijkbaar een andere reden geweest zijn.

Op 23 december 1494 werd er een wet gestemd (op voorstel van Piero Capponi) waarbij de Florentijnse Grote Raad, die voor doorstroming zorgde voor een zitje in de andere colleges, sterk werd uitgebreid. Zonen en kleinzonen van leden die in de Tre Maggiori (Signoria, Raad van 12 en Raad van 16) hadden gezeteld mochten zich verkiesbaar stellen. Maar voor Bernardo, die al op leeftijd was, hoefde het blijkbaar allemaal niet meer en Niccolò, die toen nog maar 25 was, moest nog enkele jaartjes geduld hebben. Normaal gezien had hij in 1498, toen hij 29 geworden was, volgens die wet lid kunnen worden van de Grote Raad omdat zijn overgrootvader Buoninsegna di Filippo in 1396 en zijn grootvader Niccolò di Buoninsegna in 1429 in de Tre Maggiori gezeteld hadden, maar een nieuwe wet van 26 november 1495 sloot de verkiezing van nazaten van illegitieme vaders of grootvaders uit en dat moet dus spijtig genoeg het geval voor Niccolò geweest zijn, die niet weerhouden werd als kandidaat. Eerder dan zijn problemen met de belastingen zal het feit dat vader Bernardo een illegitiem kind was dus de oorzaak geweest zijn van zijn afwezigheid in de  Florentijnse bestuursorganen.

Om die illegitimiteit van Bernardo aan te tonen heeft Luca Boschetto in een studie van 2019 de nodige argumenten verzameld.
Bernardo Machiavelli had zelf in de belastingaangifte van juni 1480 verklaard dat hij op dat moment 52 jaar was, zodat hij dan zou geboren zijn in 1428.  Maar zijn vader, Niccolò di Buoninsegna had in zijn testament (opgemaakt in de zomer van 1430) laten opnemen dat hij na zijn dood (die kort daarop volgde) zijn zoontje wenste toe te vertrouwen aan de zorgen van zijn broer en erfgenaam Giovanni.
In zijn belastingaangifte van 1431 had Giovanni 200 florijnen in mindering gebracht voor het onderhoud van de kleine Bernardo die toen 5 jaar oud was en dus geboren moet zijn in 1426.
Aangezien Niccolò di Buoninsegna zich in de 1ste catasto van 1427 had laten registreren als ongehuwde alleenstaande (hij was toen 42 jaar) zal Bernardo, die toen waarschijnlijk nog bij zijn (onbekende) moeder inwoonde, zijn natuurlijk kind geweest zijn. In het testament van Niccolò was er verder ook geen sprake van een huwelijk (dat dan eventueel tussen 1427 en 1430 zou moeten voltrokken zijn) of van andere kinderen.
Toen in 1439 Giovanni kwam te overlijden werd de jonge Bernardo opgenomen in het gezin van zijn andere oom Totto, die niet onbemiddeld was (zijn belastbaar inkomen werd in 1427 geschat op 2.559 fl.) en die hem klaarblijkelijk heeft laten verder studeren.In verscheidene documenten wordt er ook, meestal op een onrechtstreekse manier, verwezen naar Bernardo’s illegitimiteit.

Bernardo was een goede vriend van kanselier Bartolommeo Scala. Die had in 1483 een werk geschreven met de titel De Legibus Iusticiis waarin hij een dialoog voert met zijn studiegenoot Bernardo Machiavelli over het achteruit stellen op juridisch vlak van een “illegitieme zoon van een nobele familie”. Het zal geen toeval geweest zijn dat hij juist Bernardo, jurist en tevens onwettig kind als gesprekspartner gekozen had. In eerste instantie was Bernardo uitgesloten geweest van de erfenis van zijn vader, maar Giovanni Cherichini (bankier en vriend van Niccolò di Buoninsegna) had er voor gezorgd dat de 2 hoeves in Sant’Andrea toch in zijn bezit gekomen waren.

Zijn vaders illegitimiteit bleef Niccolò parten spelen. Toen gonfaloniere Piero Soderini, die Niccolò goed gezind was, hem in 1508 op missie naar Mantua en Verona gestuurd had om er met keizer Maximiliaan te gaan spreken was er in Firenze geprotesteerd tegen zijn aanduiding. Hij werd er in een brief van december 1509 door zijn vriend Biagio Buonaccorsi van op de hoogte gebracht dat er bij de Conservatori delle Leggi (de bewakers van de wetten) een anonieme klacht tegen hem was ingediend met de vraag of een afstammeling van een onwettig kind wel een dergelijke belangrijke opdracht mocht uitvoeren.  Het zou niet verwonderlijk zijn dat die klacht afkomstig geweest is van historicus en tijdgenoot Bartolommeo Cerretani, een hevige tegenstander van Piero Soderini (en dus ook van Niccolò), die in zijn Ricordi Machiavelli achteraf onomwonden de “afstammeling van een bastaard” noemde. Buonaccorsi van zijn kant had in zijn brief aan Niccolò enkel gesproken over (vrij vertaald) “…de kwestie in verband met de geboorte van uw vader…”.

Biograaf Roberto Ridolfi heeft nooit geloof gehecht aan Bernardo’s illegitimiteit omdat volgens hem Cerretani’s bewering enkel het gevolg was van diens grote afgunst en niet gebaseerd was op de waarheid. Hij was, net zoals Villari, van oordeel dat enkel de schulden aan de fiscus de oorzaak waren van de problemen. 
Gonfaloniere Piero Soderini zal zeker op de hoogte geweest zijn van Niccolò’s achtergrond, maar met de wijsheid in gedachte dat bekwaamheid belangrijker is dan afkomst, heeft hij hem toch verscheidene keren met speciale opdrachten belast. In 1507 was Soderini nog gezwicht voor de druk van de gevestigde families toen hij Niccolò, die reeds aangeduid was voor een missie naar de keizer, toch vervangen had door Francesco Vettori, die trouwens later zijn goede vriend geworden is.

In datzelfde jaar had Soderini Machiavelli aangesteld als secretaris van de “Negen van de Militie” (zie art. Machiavelli en de Krijgskunst). Maar dat waren voor Niccolò allemaal maar troostprijzen want een hoofdprijs als het lidmaatschap van de Tre Maggiori was voor hem nog steeds niet weggelegd.
Hij is ook altijd gefrustreerd geweest door het feit dat hij is moeten gaan werken voor de kost (secretaris was een betaalde job) terwijl anderen, die (volgens hem) veel minder bekwaam waren dan hij, door het Lot (la fortuna) begunstigd werden en hun privilegies in de schoot geworpen kregen. Machiavelli was er van overtuigd dat alle gebeurtenissen ontegensprekelijk door het Lot bepaald werden, maar dat men er mee kon leren omgaan en er het beste van proberen te maken en dat heeft hij ook gedaan.

De problemen in verband met zijn afkomst zijn Niccolò altijd blijven achtervolgen en onvermijdelijk is hij dat zijn vader toch blijven kwalijk nemen. In zijn blijspel La Mandragola vertoont het hoofdpersonage Nicia, een jurist, die zijn beroep niet uitoefent, geen interesse heeft voor politiek en die zeer belabberd uit het verhaal komt, zeer grote overeenkomsten met vader Bernardo (zie art. Niccolò Machiavelli, de kluchtschrijver).
De verhouding van Niccolo met zijn vader zal er één van onbegrip (voor zijn naïviteit) en medelijden (voor zijn professioneel, politiek en financieel falen) geweest zijn.

Wat soms ook als negatief voor Bernardo’s reputatie gezien wordt was zijn huwelijk met Bartolommea, de weduwe van apotheker Niccolò Benizzi. Enkele leden van de familie Benizzi hadden immers problemen gehad met Cosimo de’ Medici en werden er van verdacht betrokken te zijn geweest bij het complot van Girolamo Machiavelli (zie art Girolamo Machiavelli en de verkiezingsfraude van Cosimo de’ Medici). Maar of dat effectief invloed gehad heeft op Bernardo’s maatschappelijke situatie is vrij onwaarschijnlijk en men mag er vanuit gaan dat het in hoofdzaak zijn illegitimiteit geweest is die hem en vooral ook zijn zoon van de hoop op een politieke carrière  beroofd heeft.

JVL

       Stamboom van Bernardo Machiavelli:

                        Filipppo (+ >1363)
             _________|__________
            |                                   |
       Lorenzo                Buoninsegna (*1396)
             ___________________|___________
            |              |              |             |                |
    Gherardo   Niccolò    Guido  Giovanni   Totto
                  (1385-1430)             (+1439)   (*1439)
                          ¦
     Bernardo (1426-1500) x Bartolommea Nelli
          ________________|_____________
          |                   |                  |                  |
    Niccolò          Totto        Primavera    Margherita 
(1469-1527)  (1475-1522)   (°1465)        (°1468?)               

 

Why Niccolò Machiavelli was never elected to the Florentine magistracy.

While most members of the Machiavelli family, coming to Florence  from Montespertoli  (in the Val di Pesa) in  the 12th century, had held important positions (such as professor at the university or member of the Tre Maggiori), Niccolò di Bernardo, however the best known of the Machiavelli, had "only"  made it to a paid official (secretary) of the 2nd chancellery in June 1498.

Niccolò's great frustration was that he had not been given access to the magistracy and he "owed" that to his father. Bernardo had studied law, but for some reason he had not put his diploma into practice and had never (unlike all his uncles and cousins) been part of the Florentine governing bodies. According to many authors, this had to do with his disinterest in politics, but also with the fact that he was labeled by the government a specchio , "a suspect", who could not qualify for a political career.

According to historian Pasquale Vilari Bernardo's arrears to the tax authorities were the cause of this. In 1447 Bernardo had indeed informed the Florentine government that he was unable to pay the forced loans (the gravezze) to the state treasury, but after his marriage to Bartolommea di Stefano Nelli in 1458, his financial situation improved and he was able to meet his tax obligations.  (Boschetto)

Bernardo considered himself an intellectual gentleman of standing, with a great interest in the study of classical authors, who was concerned with his books and not with his finances. Why he never practiced a profession (and he was apparently proud of that) is nowhere mentioned in his diary (his Libro di Ricordi). Bernardo, for example, could have been working as a notary for one of the councils, but he was not allowed to do so being a specchio. However, this did not prevent him from moving in the higher circles of Florence and  being widely respected as Messer Bernardo.

If he had to give his last pennies to the tax authorities (which he was obliged to do as a member of a traditional family) it may be that his family did not have too much wealth, but nevertheless his eldest son was also able to commence his (law?) studies. Niccolò took lessons at the Studio (the University of Florence) from his mentor Marcello di Virgilo Adriani, but whether he obtained a diploma (notary?) is unclear. His younger brother Totto was an ecclesiastic. When Niccolò wrote to Francesco Vettori in 1513 that he was "born poor” (in 1469), he must have been exaggerating, because he and his siblings (see family genealogy) never really were paupers in their youth.

It is not unimportant to mention that in June 1480 (when he was in his early 50s) Bernardo's taxable property was estimated at 1,583 florins. He was charged with a tax of 13 fl. which he was able to pay with the proceeds of his investment (1,150 florins) in the Monte (the Florentine debt bank). Taxes had to be paid in cash (see art. Taxes in renaissance Florence, the catasto of 1427). He lived with his wife and children in a house of the Machiavelli family on the Oltrarno, where Niccolò was born and died, and owned the 2 farms in Sant'Andrea in Percussina, where Niccolò was in exile in 1513.
Surely at the end of his life (he died in 1500), around the time that his son Niccolò had entered public life, Bernardo was no longer in debt at all and his alleged insolvency could not have been a cause for his ineligibility (and that of Niccolò) for the Tre Maggiori. So apparently there must have been another reason.

On December 23, 1494 a law was passed, largely expanding the Florentine Great Council, which also provided a seat in the other colleges. Sons and grandsons of members who had served in the Tre Maggiori (Signoria,  Council of 12 and Council of 16) were allowed to stand for election. But Bernardo, who was already aging, was not interested anymore and Niccolò, who was only 25 at the time, had to be patient for a few more years.
Normally he could have joined the Great Council (in 1498 when he was 29) under that law because his great-grandfather Buoninsegna di Filippo and grandfather Niccolò di Buoninsegna had been members of the Tre Maggiori in 1396 and 1429. But unfortunately a new law of November 26, 1495 ruled out the election of descendants of illegitimate fathers or grandfathers and that was apparently applicable to Niccolò, who was therefore not retained as a candidate.
Rather than his problems with the tax authorities, the fact that Bernardo was an illegitimate child must have been the cause of his absence from the Tre Maggiori.
To demonstrate Bernardo's illegitimacy, Luca Boschetto gathered the necessary arguments in a 2019 study.

In his tax return of June 1480 Bernardo Machiavelli had stated that he was 52 years old at that time, meaning that he would have been born in 1428.  But his father, Niccolò di Buoninsegna, had made it clear in his will (drawn up in the summer of 1430)  that after his death (which followed shortly afterwards) he wanted to entrust a young son to his brother and heir Giovanni.
According to the catasto of 1431, Giovanni had deducted 200 florins for the support of little Bernardo who was then 5 years old and must therefore have been born in 1426.. Since Niccolò di Buoninsegna  was registered as an unmarried single person in the 1st catasto of 1427 (he was then 42 years old), Bernardo, who was probably still living with his (unknown) mother at that time, must have been a natural child. In Niccolò's will there was no mention of a marriage (which would then possibly have to be performed between 1427 and 1430) or of any other children.
When Giovanni died in 1439, the young Bernardo was taken into the family of his other uncle Totto, who was not impecunious (his taxable income was estimated at 2,559 fl. in 1427) and who apparently allowed him to continue his studies.

To Bernardo's illegitimacy refer also several documents, mostly indirectly,
Bernardo was a close friend of Chancellor Bartolommeo Scala. In 1483 Scala had written a work entitled De Legibus Iusticiis in which he described a dialogue with his fellow student Bernardo Machiavelli about the legal backwardness of an "illegitimate son of a noble family". It was no coincidence that he had chosen Bernardo, a lawyer and illegitimate child as his interlocutor. At first Bernardo had been  excluded from his father's inheritance, but Giovanni Cherichini (banker and friend of Niccolò di Buoninsegna) had ensured that the 2 farms in Sant'Andrea had come into his possession.

His father's illegitimacy continued to trouble Niccolò. When gonfaloniere Piero Soderini, who was sympathetic to Niccolò, had sent him on a mission to Mantua and Verona in 1508 to negotiate with Emperor Maximilian, there was a protest in Florence against his appointment. Niccolò was informed in a letter of December 1509 by his friend Biagio Buonaccorsi that an anonymous complaint had been lodged against him with the Conservatori delle Leggi (the guardians of the laws) asking whether a descendant of an illegitimate child could carry out such an important assignment.  This complaint came probably from contemporary and historian Bartolommeo Cerretani, a fierce opponent of Piero Soderini (and therefore also of Niccolò), who called Machiavelli in his Ricordi afterwards bluntly the "descendant of a bastard". Buonaccorsi for his part had only spoken in his letter to Niccolò about (loosely translated) "…the issue related to the birth of your father...".
Biographer Roberto Ridolfi has always denied Bernardo's illegitimacy because, according to him, Cerretani's claim was the result of his great envy and not based on the truth. Like Villari, he was convinced that only his debts to the tax authorities were the cause of the problems.
Gonfaloniere Piero Soderini must have known about Niccolò's background, but with the wisdom in mind that ability is more important than ancestry, he charged him with special assignments several times. In 1507 however, Soderini had succumbed to pressure from the established families when he had replaced Niccolò, who had already been appointed for a mission to the emperor, with Francesco Vettori, who later became his close friend.

In the same year, Soderini had appointed Machiavelli as secretary of the "Nine of the Militia" (see art. Machiavelli and the Martial Art). But all those assignments were paltry consolation prizes for Niccolò as long as a first prize like membership in the Tre Maggiori was still not meant for him.
He has always been frustrated by the fact that he had to work for a living (secretary was a paid job) while others, who were (in his view) much less competent than him, were simply privileged by Fate (la fortuna). Machiavelli was convinced that all events were undeniably determined by Fate, but that one could learn to deal with them and try to make the best of it, and so he did.

The problems with his origins continued to haunt Niccolò all his life and inevitably he was still blaming his father. In his play La Mandragola, the main character Nicia, a lawyer, who does not practice his profession, has no interest in politics and who comes out of the story very poorly, has very strong similarities with father Bernardo (see art. Niccolò Machiavelli, the farce writer).
Niccolo's relationship with his father must have been one of incomprehension (for his naivety) and pity (for his professional, political and financial failures).

What sometimes is also considered as very negative for Bernardo's reputation was his marriage to Bartolommea, the widow of pharmacist Niccolò Benizzi. Some members of the Benizzi family had had problems with Cosimo de' Medici and were suspected of having been involved in the plot of Girolamo Machiavelli (see art Girolamo Machiavelli and the election fraud of Cosimo de' Medici). But whether that actually affected Bernardo's social situation is quite unlikely and it can be assumed that it was mainly his illegitimacy that deprived him, and also his son, of the opportunity to complete a political career.

 

Literatuur:

Beekman, T.                Machiavelli’s lef. Amsterdam, 2020.
Boschetto, L.               Machiavelli’s Family and Social Background: The Enigma of Messer
                                    Bernardo’s Illegitimacy.      boschetto_2019a.pdf (boschettoluca.it) 
Pezzarossa, F.              Machiavelli, Bernardo, in: Dizionario biografico, vol. 67 (2006).
Ridolfi, R.                   The Life of Niccolò Machiavelli.  Londen, 1963.
Unger, J.                      Niccolò Machiavelli. Een biografie.  Amsterdam, 2012.
Van Laerhoven, J.       zie art. De andere Niccolò Machiavelli (1449-1516).    
                                    zie art. De belastingen in renaissance Firenze, de catasto van 1427.
                                    zie art. Niccolò Machiavelli, de kluchtschrijver.
                                    zie art. Girolamo Machiavelli en de verkiezingsfraude van Cosimo de’ Medici.
                                    zie art. Machiavelli en de Krijgskunst.
Villari, P.                     Niccolò Machiavelli e i suoi tempi, 3 vol. Milaan 1914.