Witte en Zwarte Welfen in Pistoia

Witte en Zwarte Welfen in Pistoia

Net zoals in Firenze was er in het naburige Pistoia in de 13de eeuw een strijd aan de gang tussen de Welfen en de Ghibellijnen en was er na de machtsovername door de Welfen ook in deze stad een scheuring ontstaan binnen de partij van de overwinnaars met het verschijnen van  de zogenaamde “Witte” en “Zwarte Welfen”. Het conflict had nog weinig te maken met de strijd tussen paus en keizer en was begonnen als een onderling geschil binnen de familie Cancellieri. Deze bankiersfamilie beheerste het economische en politieke leven in Pistoia; Cialdo di Ranieri Cancellieri had in 1267 het bestuur van de stad in handen genomen nadat hij zich (na de nederlaag van de Gibellijnen in de Slag in Benevento) tot het Welfisme bekeerd had. De Ghibellijnen werden verdreven uit Pistoia, maar mochten in 1280 terugkeren toen bisschop Guidaloste Vergiolesi een vredespact tot stand gebracht had.

De Welfische Cancellieri regeerden hun stad maar ten gevolge van een ruzie tussen de zonen van Cancelliero del Porcone kwam het tot een breuk binnen de familie en ontstonden er 2 fracties: de aanhangers van Ranieri werden de Bianchi (de “Witten”) genoemd en de supporters van Amadore en Sinibaldo stonden bekend als de Neri (de ”Zwarten”).  Die scheuring moet ergens gesitueerd worden tussen 1286 en 1293.
In feite ging het om een dispuut tussen de afstammelingen van de zonen uit het 1ste en het 2de huwelijk van Cancelliero en de naamgeving zou volgens geschiedschrijver Villani te maken gehad hebben met de namen van de 2 echtgenotes van Cancelliero: van Bianca, zijn 1ste vrouw, waren de Bianchi de kinderen en van Nerina, zijn 2de vrouw, waren de Neri de nakomelingen.

Volgens dichter en schrijver Ciano da Pistoia hadden de namen iets te maken met de haarkleur van de tegenstanders. Een dispuut tussen  de neven Carlino di Gualfredi Cancellieri (een oudere man met wit haar) en Dore (Amadore) di Guglielmo Cancellieri (een jongere man met donker haar) zou aan de basis gelegen hebben van de naamgeving.

Fig.1 Het wapenschild van Cancelliero di Sinibaldo il Porcone.

Het was die woordenwisseling (of een slaande ruzie waarbij Dore licht gekwetst was?) die uiteindelijk de aanleiding geweest is voor de vete. Dore wilde zich wreken op Carlino en lokte Vanni (diens broer of neef?) in een hinderlaag, waarbij hij zijn hand afhakte en hem in het gelaat kwetste. Toen Dore door zijn vader naar de familie van Vanni gestuurd werd om vergiffenis te vragen, werd hij echter met gelijke munt betaald: hij verloor een hand en werd zwaar in zijn gelaat verminkt.
Volgens een ander verhaal zou Vanni di Bertacca in 1293 zijn neef Detto di Sinibaldo vermoord hebben en zou Fredi, de zoon van Detto, Bertacca, de vader van Vanni gedood hebben.
Machiavelli heeft het in zijn Istorie Fiorentine over een bloedige confrontatie tussen een zoon van Guglielmo en een zoon van Bertacca.
Wie nu juist wie vermoord heeft is niet erg duidelijk, maar feit is dat de ene wraakactie volgde op de andere en dat de jarenlange vete tussen “Witten” en “Zwarten” niet meer was af te stoppen.

Op het wapenschild van de Cancellieri, dat verwees naar Sinibaldo il Porcone (het Grote Zwijn), liep het beest bij de Zwarten van rechts naar links en bij de Witten uiteraard in de andere richting (zie fig.1).

Naar aanleiding van de geweldplegingen werden de leiders van beide partijen in ballingschap gestuurd en Pistoia werd bestuurd door Florentijnse capitani, waardoor de verbondenheid met Firenze, maar ook de afhankelijkheid van de stad aan de Arno toenam. Ook in Firenze waren er Witte (rond de familie Cerchi) en Zwarte Welfen (rond de familie Donati) en zij hadden naar het schijnt de namen van hun fracties (Bianchi & Neri) overgenomen van hun Pistoiese buren.

Op het einde van de 13de eeuw konden de Witten in Pistoia opnieuw de macht veroveren en in 1301 werden de Zwarten weggestuurd. Andrea Gherardini (bijgenaamd Scacciaguelfi, de “welfenverjager”), de podestà uit Firenze, voerde een waar schrikbewind. Hij werd opgevolgd door Schiatta Amati, die capitano della guerra van Pistoia werd en van zijn stad tijdens de volgende jaren het witte bolwerk maakte van Toscane, terwijl de meeste steden zoals Firenze, Lucca, Siena en Prato een zwart bewind gekregen hadden.
Simone da Pantano (de leider van de Pistoiese Zwarten) ging steun zoeken bij zijn vriend Corso Donati, de leider van de Florentijnse Zwarte Welfen, die in 1289 nog capitano geweest was in Pistoia en die in 1301 was teruggekeerd uit ballingschap dankzij de tussenkomst van Karel van Valois, de speciale gezant van de paus in Toscane (zie art. Zwarte en Witte Welfen in Firenze). Wanneer de Pistoiese Zwarte Welfen dan in 1304 opnieuw toegang kregen tot hun stad herbegonnen de moeilijkheden en in  mei 1305 kwam een strijdmacht uit Firenze en Lucca Pistoia belegeren om een einde stellen aan de “tirannie” van de Witte Welfen en om de “Witte burcht te slopen”. Pistoia hield 11 maanden stand onder leiding van Tolosa degli Uberti (de neef van Farinata) maar moest zich tenslotte overgeven aan Morello Malaspina, de legeraanvoerder van Lucca.

De verslagen Witte Welfen en Ghibellijnen hergroepeerden zich rond de familie Panciatichi die de strijd om de heerschappij in Pistoia met de familie Cancellieri aanging en de stad voor de volgende 250 jaar in een nieuwe burgeroorlog zou storten (zie art. Cancellieri en Panciatichi in Pistoia).

JVL

Stamboom van de Cancellieri


                  Sinibaldo il Porcone
    |
                  Cancelliero x Bianca
                                        x² Nerina
_____________|______________
     |                     |                               |
Sinibaldo²  Amadore²                 Ranieri (*1210)
     |                     |                ________|________
     |                     |               |              |               |              
  Detto       Gugliemo   Gualfredi  Bertacca    Cialdo
     |                     |                |              |         (*1267)  
  Fredi           Dore         Carlino    Vanni            
                   (*1293)                       (+1296)

 

White and Black Guelphs in Pistoia

In the 13th century was, just as in Florence, a struggle going on in neighboring Pistoia between the Ghibellines and the Guelphs and after the seizure of power by the latter it came to a split within their ranks with the appearance of the so-called "White" and "Black Guelphs". The conflict had little to do with the battle between pope and emperor and had begun as a dispute between members of the Cancellieri family. This banking family controlled the economic and political life in Pistoia; Cialdo di Ranieri Cancellieri had taken over the government of the city in 1267 after he had converted to Guelphism (succeeding the defeat of the Ghibellines at the Battle of Benevento).
The Ghibellines were expelled from Pistoia, but were allowed to return in 1280 when Bishop Guidaloste Vergiolesi could establish a peace pact.

The Cancellieri ruled Pistoia but as a result of a quarrel between the sons of Cancelliero del Porcone it came to a split within the family and 2 factions arose: the supporters of Ranieri were called the Bianchi (the "Whites") and the supporters of Amadore and Sinibaldo were known as the Neri (the "Blacks"). This rift must be situated between 1286 and 1293.
It was in fact a dispute between the descendants of the sons from Cancelliero’s  1st and 2nd marriage and the naming, according to historian Villani, would have had to do with the names of the 2 wives of Cancelliero: the Bianchi were  the descendants of his 1st wife Bianca and the Neri were  the children of his 2nd wife Nerina.

According to poet and writer Ciano da Pistoia, the names had something to do with the hair color of the opponents. A dispute between the cousins Carlino di Gualfredi Cancellieri (an older man with white hair) and Dore (Amadore) di Guglielmo Cancellieri (a younger man with dark hair) would have been the cause for the naming.
It was that altercation (or a real fight in which Dore was slightly hurt?) that ultimately gave rise to the feud. Dore wanted revenge on Carlino and ambushed Vanni (Carlino’s brother or nephew?), cutting off his hand and injuring him in the face. However, when Dore was sent by his father to Vanni's family to ask for forgiveness, they gave him a taste of his own medicine: he lost a hand and was severely mutilated in his face.
According to another story, Vanni di Bertacca murdered his nephew Detto di Sinibaldo in 1293 and Fredi, Detto's son, would then have killed Vanni's father Bertacca.
Machiavelli mentions in his Istorie Fiorentine a bloody confrontation between a son of Guglielmo and a son of Bertacca.
So, who exactly killed whom is not very clear, but the fact is that one act of revenge followed another and that the feud between "Whites" and "Blacks" could no longer be stopped.

On the coat of arms of the Cancellieri, referring to Sinibaldo il Porcone (the Great Boar), the beast walked from right to left on the coat of the Blacks and of course in the other direction on the coat of the Whites (see fig.1).

As a result of the violence the leaders of both parties were sent into exile and Pistoia was ruled by Florentine capitani, increasing the alliance with Florence, but also the dependence. In Florence the “Whites” (grouped around the Cerchi family) and the “Blacks” (around the Donati family) had apparently adopted the names of their factions (Bianchi & Neri) from their Pistoiese neighbors.

At the end of the 13th century, the Whites were able to regain power in Pistoia and in 1301 the Blacks were sent away. Andrea Gherardini (nicknamed Scacciaguelfi, the "Chaser of the Guelphs"), the podestà from Florence, conducted a true reign of terror. He was succeeded by Schiatta Amati, who became capitano della guerra of Pistoia and who made his city for the next years the White stronghold of Tuscany, when most cities such as Florence, Lucca, Siena and Prato were ruled by a Black government.
Simone da Pantano (the leader of the Pistoiese Blacks) sought support from his friend Corso Donati, the leader of the Florentine Black Guelphs, who had been capitano in Pistoia in 1289 and who had returned from exile in 1301 thanks to the intervention of Charles of Valois, the Pope's special envoy to Tuscany (see art. Black and White Guelphs in Florence).
But when the Pistoiese Black Guelphs regained access to their city in 1304, the troubles started again and in May 1305 a force from Florence and Lucca came to besiege Pistoia to put an end to the "tyranny" of the White Guelphs and to "demolish the White fortress".  Pistoia held out for 11 months under the leadership of Tolosa degli Uberti (Farinata's nephew) but finally had to surrender to Morello Malaspina, the army commander of Lucca.
The defeated White Guelphs and Ghibellines regrouped around the Panciatichi family fighting for supremacy in Pistoia with the Cancellieri family and plunging the city into a new civil war for the next 250 years (see art.  Cancellieri and Panciatichi in Pistoia).

Literatuur:

Arrivabene, F.                      Il Secolo di Dante, vol.1.  Firenze, 1830.
Francesconi, G.                   11 aprile 1306: Pistoia apre le porte a Firenze, dopo un anno di assedio.
              Estratto da Reti Medievali Rivista, VIII (2007).
Idem, e.a.                              Le Previsioni del comune di Pistoia. Regesti (sec. XIV).  Pistoia, 2015.
Ganucci Cancellieri, G.       Pistoia nel XIII secolo.  Firenze, 1975.
Gasperini, M.                       Le lotte di fazione nella Pistoia medievale. Dal campanilismo alla guerra
                                        civile (Arteventi News, april 2020).
Santoli, Q.                            Cancellieri.   In: Enciclopedia Italiana, appendice (1938).
Savoni, G.                             Cancellieri, Vanni.   In: Dizionario biografico, vol.17 (1974).
Van Laerhoven, J.                zie art. Cancellieri en Panciatichi in Pistoia.
zie art. Zwarte en Witte Welfen in Firenze.