Federico da Montefeltro en de Pazzi-oorlog

Federico da Montefeltro en de Pazzi-oorlog

Federico da Montefeltro (Piero della Francesca, Uffizi)

Federico da Montefeltro (Piero della Francesca, Uffizi)

Op 26 april 1478 was bij de zogenaamde Pazzi-samenzwering in de kathedraal van Firenze, Giuliano de’ Medici vermoord geworden. De aanslag was beraamd door paus Sixtus IV (Francesco della Rovere, die een aantal financiële en kerkelijke geschillen met Lorenzo de’ Medici achter de rug had), Girolamo Riario (de  neef van de paus die de heerschappij in Firenze ambieerde), Ferrante I van Aragon (de koning van Napels, die een trouwe bondgenoot van de paus was geworden in het aanschijn van de Turkse invasies in Zuid-Italië), Francesco de’ Pazzi (die als bankier de positie van de Medici hoopte te kunnen overnemen), Francesco Salviati (de aartsbisschop van Pisa tegen wiens benoeming Lorenzo zich hevig verzet had) en Federico da Montefeltro (de heer van Urbino en de “oude vriend” van de Medici die voor titels en geschenken was overgelopen naar het kamp van de paus) [1].

Met grote trom werd in 2004 in de internationale pers aangekondigd dat “na 500 jaar de mysterieuze moord op Giuliano de’ Medici was opgelost”, naar aanleiding van een publicatie van Marcello Simonetta in verband met Montefeltro’s betrokkenheid [2].  Er viel echter niets op te lossen aangezien men al 500 jaar wist wie de aanslag beraamd had en ook wie de uitvoerders waren, maar de professor had wel een gecodeerde brief (dd. 15 februari 1478) ontcijferd van Montefeltro aan zijn ambassadeurs in Rome waarin hij zich bereid verklaard had om militaire steun te verlenen (600 man?) aan de operatie. Prof. Simonetta had dus bevestigd wat men al lang vermoedde.  Zeer waarschijnlijk zijn die 600 fanti (voetvolk) toegevoegd aan het leger van Lorenzo Giustini, de condottiere in dienst van de paus, die in Citta di Castello (gelegen tussen Arezzo en Urbino) gelegerd was. Een ander leger hield zich onder het commando van Giovanni Francesco da Tolentino (de condottiere van Girolamo Riario) gereed in Imola (gelegen tussen Bologna en Ravenna). Samen zouden zij over ca. 2.000 manschappen beschikt hebben, die na de aanslag op de Medici-broers, naar Firenze moesten oprukken [3].
Terwijl de identiteit van de samenzweerders reeds lang gekend is, kan men zich vragen stellen over de troepenverplaatsingen die gepaard gingen met de aanslag. De legers van de samenzweerders waren  stand-by aan de grenzen van Toscane:  Giustini moest vanuit het  zuidoosten (Citta di Castello) 87 km (in vogelvlucht) overbruggen naar Firenze en voor Tolentino bedroeg de afstand vanuit het noordoosten (Imola) 75 km  (in vogelvlucht).  Enerzijds lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat zij hebben moeten wachten op een signaal vanuit Firenze om tot de actie over te gaan, want zij konden onmogelijk in een paar uur naar Firenze marcheren. Anderzijds konden de samenzweerders de aanslag niet langer meer uitstellen omdat zij vreesden dat hun troepen zouden opgemerkt worden..
Gian Battista da Montesecco, een andere condottiere in dienst van de paus, die belast was met de uitvoering van het complot was reeds in Firenze: hij was met 80 soldaten, die zogezegd een escorte moesten vormen voor de jonge kardinaal Raffaele Riario, die ook naar Firenze gekomen was, op 26 april reeds ter plaatse en hij moest er voor zorgen dat hij de Porta Santa Croce  bezet hield om de troepen van de samenzweerders binnen te laten en een eventuele vluchtweg open te houden [4].
Lorenzo kende Montesecco en was dus niet verbaasd over diens aanwezigheid in Firenze, maar dat hij niet op de hoogte zou geweest zijn van troepenbewegingen aan de grenzen van Toscane is weinig waarschijnlijk. Toch heeft hij zich daar blijkbaar geen zorgen over gemaakt.

Toen het nieuws dat de aanslag mislukt was zich zeer snel (2 à 3 uur) over Toscane verspreid had, (o.a.door het luiden van de klokken) staakten Giustini en Tolentino onmiddellijk hun acties [5]. Misschien werden zij door plaatselijke milities tegengehouden en teruggedrongen (Angelo Poliziano vertelt in zijn Commentaar dat “de onzen” de vijand hadden teruggejaagd [6]), maar het is ongeloofwaardig dat getrainde beroepssoldaten zich zouden hebben laten afschrikken door groepjes gewapende boeren. Waarschijnlijk hebben de condottieri zich op eigen houtje teruggetrokken of waren zij gebriefd (door Montefeltro?) om bij een eventuele mislukking de strijd op te geven. Ook de aanwezigheid in de Mugello van een leger van Giovanni Bentivoglio (geschat op een 1000-tal infanteristen en een paar 100 ruiters) dat Lorenzo te hulp kwam, kan hen weerhouden hebben om verder op te rukken en een confrontatie aan te gaan.
Behalve de stadswacht (die er wel in geslaagd was om de 20 Perugianen gevangen te nemen die onder leiding van aartsbisschop Salviati het Palazzo Vecchio hadden trachten te bezetten) liepen er in de stad ook veel krijgslieden van bevriende families rond. Uiteindelijk besloot de Otto di Guardia e Balìa (de raad van 8 die in stond voor de veiligheid) de meesten naar huis te sturen en alleen de strategische punten bezet te houden en een wacht aan het Palazzo Medici te plaatsen.
Gian Battista da Montesecco kon op 1 mei gearresteerd worden. Na een stevige ondervraging met bekentenissen, werd hij 4 dagen later in de gevangenis van het Bargello onthoofd. Men heeft zeer sterke vermoedens dat in die bekentenis de naam van de hertog van Urbino vermeld werd, maar dat zijn naam, samen met die van koning Ferrante van Napels, geschrapt werd.

Maar toen de paus aan Federico vroeg om ten strijde te trekken tegen Firenze en Lorenzo werden de maskers eindelijk afgeworpen. In een brief van 25 juli 1478 gaf Sixtus zijn zegen aan een militair conflict (de zogenaamde Pazzi-oorlog) waarbij Federico samen met Alfonso de hertog van Calabrië (en zoon van de koning van Napels) moest oprukken tegen het Firenze van Lorenzo de’ Medici [7].
In de brief (die Janet Ross al in 1910 gepubliceerd had en waarmee Federico’s betrokkenheid ook al bevestigd was) staat o.a. te lezen :

….Wij vertrouwen er op dat God, wiens eer en glorie op het spel staat, u in alles de overwinning zal schenken aangezien onze intenties rechtvaardig en juist zijn. Wij voeren immers oorlog tegen niemand tenzij tegen die ondankbare, geëxcommuniceerde en ketterse Lorenzo de’ Medici en wij bidden tot God om hem te straffen voor zijn onrechtmatige daden…………

….Wij zijn er zeker van dat u zich zal gedragen als een echte christelijke vorst, en dat onze zoon de hertog van Calabrië samen met u glorie zal verwerven bij God en de mensen: de Kerk zal u steunen omdat u een rechtvaardige zaak steunt…”

In de loop van dezelfde maand juli waren de pauselijke troepen het zuiden van Toscane komen bezetten. Federico da Montefeltro, die door de paus tot bevelhebber van het pauselijk leger was benoemd ontmoette Alfonso in Chiusi en verzamelde met de militie uit Siena (dat zich uiteraard aan de kant van Firenze’s vijanden geschaard had) in Montepulciano.
Al op 7 juli had de paus een boodschapper naar Firenze gestuurd met een oorlogsverklaring gericht aan Lorenzo de’ Medici [8]. Die had zich hier blijkbaar aan verwacht want reeds van in juni had hij zich in de Dieci della Guerra (de Raad van 10 voor de Oorlog) laten verkiezen.

In totaal had Montefeltro tijdens de Pazzi-oorlog de beschikking over een leger van om en bij de 12.000 soldaten en de nodige stukken artillerie. Lorenzo, die over veel minder mankracht kon beschikken en enkel steun kreeg van Giovanni II Bentivoglio uit Bologna en Ercole I d’Este uit Ferrara, zag zich genoodzaakt behoedzaam en langzaam te werk te gaan. Van de beloofde militaire interventie vanuit Frankrijk en Venetië was weinig te merken. De onbetrouwbare Ludovico Sforza il Moro, de heerser van Milaan, zegde zelfs de vriendschapsbanden met Firenze op en sloot zich aan bij de liga van de paus en de koning van Napels.           
De Pazzi-oorlog was een typische condottiere-oorlog, zonder grote rechtstreekse confrontaties, waarbij dus weinig bloed vloeide en waarbij er nu en dan versterkte steden of vestingen werden aangevallen [9]. In augustus 1478 werden Rencine, Castellina en Radda in Chianti door de troepen van Montefeltro veroverd en geplunderd [10]. In november was het stadje Monte San Savino aan de beurt. Ondanks het feit dat Ercole d’Este over een gelijkwaardig leger beschikte durfde (of wilde) hij geen confrontatie met Montefeltro aangaan en liet hij San Savino in de steek [11]. Gedurende de winterstop begaf Federico zich naar Siena waar hij samen met de hertog van Calabrië zijn intrek nam.
Nadat hij de ganse Valdelsa bezet had besloot Federico in september 1479 om het laatste bolwerk van de streek, Colle Val d’Elsa aan te vallen. Firenze had slechts 400 manschappen kunnen sturen onder leiding van de Venetiaan Carlino di Novello, terwijl de rest van het Florentijnse leger zich stand-by hield in San Casciano. Ondanks de zware bombardementen (Federico liet het stadje beschieten met 5 bombarden waarvan er één projectielen van bijna 200 kg kon afvuren), hield Colle moedig stand tot het zich op 2 november 1479 moest overgeven.  Eind november werden de hostiliteiten stopgezet en konden de troepen zich terugtrekken in hun winterkwartieren.
Ondertussen had Lorenzo besloten om een diplomatieke actie te ondernemen en begin december 1479 was hij naar Napels vertrokken om koning Ferrante op andere gedachten te brengen. De missie werd een onverhoopt succes want Ferrante besloot (ook door de dreiging van de Turken in het zuiden van Italië) zich niet meer  tegen Lorenzo te keren [12].
Op 13 maart 1480 werd, na de geslaagde diplomatieke actie van il Magnifico in Napels, de vrede getekend met als gevolg dat Federico in mei kon terugkeren naar Urbino.
Federico da Montefeltro stierf op 10 september 1482 in Ferrara ten gevolge van malaria en Girolamo Riario werd op 14 april 1488 (met medeweten van Lorenzo?) vermoord in Forli. Paus Sixtus IV overleed op 12 augustus 1484.

Men kan zich in verband met het Pazzi-complot ook de vraag stellen in hoeverre Lorenzo de’ Medici de samenzwering en een eventuele aanslag wel of niet had zien aankomen. Uit een brief van 7 september 1475 van il Magnifico aan de toenmalige hertog van Milaan, Galeazzo Maria Sforza, bleek dat hij toen reeds op de hoogte was van de kuiperijen van Francesco de’ Pazzi en dat hij wist dat die daarbij kon rekenen op de steun van koning Ferrante van Napels en Federico da Montefeltro van Urbino [13].

“..Zij zijn de bron, ik bedoel de aangetrouwde Pazzi (Bianca de’ Medici was  getrouwd met Guglielmo de’ Pazzi). Door hun kwade inborst en doordat zij zo uitbundig zijn aangeprezen door zijne majesteit de koning (Ferrante) en de hertog van Urbino, proberen zij mij zoveel mogelijk schade te berokkenen en wel geheel ten onrechte…”

Hertog Galeazzo had Lorenzo gewaarschuwd op zijn eigen veiligheid en die van zijn broer Giuliano te letten, maar ironisch genoeg werd hij zelf op 2de kerstdag 1476 vermoord in de dom van Milaan, vlak vóór de hoogmis. Lorenzo wist dus dat het leven van een autoritair heerser aan een zijden draadje hing, maar hij heeft nooit gedacht dat men hem in zijn eigen Firenze zou hebben durven aanvallen en hij had de verbetenheid en de haat van sommige van zijn tegenstanders blijkbaar zwaar onderschat.

Federico da Montefeltro and the war of the Pazzi.

On April 26, 1478, Giuliano de’ Medici was murdered in the cathedral of Florence during the so-called Pazzi conspiracy. The attack was planned by Pope Sixtus IV (Francesco della Rovere, who had a number of financial and ecclesiastical disputes with Lorenzo de' Medici), Girolamo Riario (the nephew of the Pope who aspired to rule in Florence), Ferrante I of Aragon (the King of Naples, who had become a staunch ally of the Pope in the face of the Turkish invasions of southern Italy), Francesco de' Pazzi (who hoped to take over the position of the Medici as a banker), Francesco Salviati (the Archbishop of Pisa who’s appointment Lorenzo had strongly opposed) and Federico da Montefeltro (the lord of Urbino, the “old friend of the Medici” who was rewarded with titles and gifts by Sixtus for his defection to the papal side) [1].

In 2004, was announced with big fuss in the international press that "after 500 years the mysterious murder of Giuliano de' Medici had been solved", referring to a publication by Marcello Simonetta about Montefeltro’s involvement [2].  However, there was nothing to solve as it had been known for 500 years who was behind the attack and who were the executors, but the professor had  deciphered a coded letter (dd. 15 February 1478) from Montefeltro to his ambassadors in Rome declaring himself prepared to provide military support (600 men?) to the operation. Prof. Simonetta had confirmed something that was long suspected.
Most likely, those 600 fanti (foot people) were added to the army of Lorenzo Giustini, the condottiere in the service of the Pope, who was stationed in Citta di Castello (located between Arezzo and Urbino). Under the command of Giovanni Francesco da Tolentino (Girolamo Riario's condottiere), another army was waiting in Imola (located between Bologna and Ravenna). These 2 armies (of about 2.000 soldiers in their entirety) were ready to invade Florence after the murder of the Medici brothers [3].

While the identity of the conspirators has long been known, one can ask some questions about the movements of the troops. The 2 conspirators' armies were on standby at the borders of Tuscany: Giustini had to cover 87 km (in a nutshell) from the southeast (Citta di Castello) to Florence and for Tolentino the distance from the northeast (Imola) was 75 km (in a nutshell). One the one hand it seems very unlikely that they have had to wait for a signal from Florence to proceed to the action, for they could not possibly march to Florence in a few hours. On the other hand, the conspirators could no longer postpone the attack because they feared that their troops would be noticed.

Gian Battista da Montesecco,  another papal  condottiere, who was in charge of the execution of the plot was already in Florence on April 26: his 80 soldiers were supposed to be an escort for the young Cardinal Raffaelle Riario, who was also present in the city. But in fact Montesecco had to make sure that he occupied the Porta Santa Croce to let the conspirators' troops in after the murder and to provide at the same time a possible escape route [4].
Lorenzo knew Montesecco and was therefore not surprised by his presence in Florence, but that he would not have been aware of troop movements on the borders of Tuscany is unlikely. Apparently he wasn't worried about that.

When the news that the attack had failed spread very quickly (2 to 3 hours) across Tuscany (by the sound of the church bells) Giustini and Tolentino immediately ceased their actions [5]. They may have been stopped and pushed back by local militias (as told by Angelo Poliziano [6]) but it is quite unlikely that well trained professional soldiers would have been deterred by a bunch of armed farmers. It is more likely that the captains decided on their own to withdraw or that they were briefed (by Montefeltro?) to give up the fight in the event of a failure. The presence in the Mugello of an army of Giovanni Bentivoglio (estimated to be about 1000 infantrymen and a few 100 horsemen) that came to Lorenzo’s rescue may have put them off.
In addition to the city guards (who had managed to capture the 20 Perugians led by Archbishop Salviati who had tried to occupy the Palazzo Vecchio) many warriors of friendly families were wandering around in the city. The Council of the 8 (Otto di Balìa) decided to send most of them to their homes and only to occupy the strategic points in Florence and to place guards around Palazzo Medici.
Gian Battista Montesecco was arrested on May 1. After an interrogation with confessions, he was beheaded 4 days later in Bargello prison. There are very strong suspicions that this confession mentioned the name of the Duke of Urbino, but that his name, along with that of King Ferrante of Naples, was deleted.
When the Pope asked Federico to go to war against Florence and Lorenzo, the masks were  finally  thrown off. In a letter dated July 25, 1478, Sixtus gave his blessing to a military conflict (the so-called Pazzi War) in which Federico, together with Alfonso, the Duke of Calabria (and son of the King of Naples) had to advance against Lorenzo de' Medici and Florence [7]
In the letter (already published by Janet Ross in 1910 and confirming Federico’s involvement) one can read that:

…We trust that God, whose honour and glory is at stake, will grant you victory in everything, especially as our intentions are straightforward and just. For we make war on no one save on that ungrateful, excommunicated and heretical Lorenzo de’ Medici; and we pray God to punish him for his iniquitous acts....

…We are sure that you will act as a true Christian Prince and that our son the duke of Calabria, together with yourself,  will obtain glory with God and men; the Church will support you who support a just cause…”

In the course of the same month of July the papal troops had come to occupy southern Tuscany. Federico da Montefeltro, who had been appointed commander of the Papal Army, met Alfonso in Chiusi and gathered with the militia from Siena (which of course had sided with Florence's enemies) in Montepulciano. As early as July 7, the Pope had sent a messenger to Florence with a declaration of war addressed to Lorenzo de' Medici [8]. Il Magnifico had foreseen this because as early as June he had let himself be elected as a member of  the Council of the 10 of the War. 

During the Pazzi War, Montefeltro had a large army of ca. 12.000 soldiers and the necessary pieces of artillery at his disposal. Lorenzo, who had much less manpower and only received support from Giovanni II Bentivoglio from Bologna and Ercole I d'Este from Ferrara, was forced to proceed cautiously and slowly. There was no sign of the promised military intervention from France and Venice and the dodgy Ludovico Sforza il Moro, the ruler of Milan, denounced the alliance with Florence and joined the league of the Pope and the King of Naples.

The Pazzi War was a typical mercenary war with no major direct confrontations, with little blood spilling and scarce attacks on fortified cities or fortresses [9]. In August 1478, Rencine, Castellina and Radda in Chianti were captured and looted by Montefeltro’s forces [10]. In November began the siege of Monte San Savino. Despite the fact that Ercole d'Este had an equivalent army, he did not dare (or did not want) to confront Montefeltro and abandoned San Savino [11].
During winter break, Federico stayed in Siena, together with the Duke of Calabria. After occupying the entire Val d’ Elsa, Federico decided in September 1479 to attack the last stronghold of the region, Colle Val d'Elsa. Firenze could only send 400 troops under the command of the Venetian Carlino di Novello,  while the rest of the Florentine army remained in standby in San Casciano. Despite the heavy bombardment (Federico had the town shot with 5 bombards that could fire projectiles of almost 200 kg), Colle held firm until it had to surrender on November 2, 1479.  At the end of November, the hostilities were stopped and the troops were able to withdraw in their winter quarters.
Meanwhile, Lorenzo had decided to take diplomatic action and  early December 1479 he had  left  for Naples  to change King Ferrante's  mind. The mission became an unexpected success because Ferrante decided (also because of the threat of the Turks in the south of Italy) not to turn against Lorenzo [12].
On March 13, 1480, after il Magnifico's successful diplomatic action in Naples, peace was signed and Federico could return to Urbino in May.

Federico da Montefeltro died on September 10, 1482 in Ferrara due to malaria and Girolamo Riario was murdered in Forli on April 14, 1488 (with Lorenzo's approval?). Sixtus IV died on August 12, 1484.

In connection with the Pazzi plot, one might ask the question to what extent Lorenzo de' Medici had it all seen coming: the conspiracy and a possible attack. In his letter from September 7, 1475 to  Galeazzo Maria Sforza, then duke of Milan, il Magnifco stated that he was (already then) aware of Francesco de' Pazzi's actions and that he knew that the Pazzi could count on the support of King Ferrante of Naples and Federico da Montefeltro of Urbino [13].

".. They are the source, I mean the married-in Pazzi (Bianca de’ Medici was the wife of Guglielmo de’ Pazzi). Because of their evil character and because they have been so exuberantly praised by his majesty the King (Ferrante) and the Duke of Urbino, they try to do me as much damage as possible and completely wrongly..."

Galeazzo Sforza had warned Lorenzo to watch his own safety and that of his brother Giuliano, but ironically the duke himself was murdered on December 26, 1476 in the cathedral of Milan, just before high mass. Lorenzo knew that the life of an authoritarian ruler was hanging by a thread, but he never thought that one would have dared to attack him in his own Florence and he had apparently greatly underestimated the tenacity and hatred of some of  his enemies.

JVL


[1] J. Van Laerhoven, De Medici en de Pazzi. Kermt, 2019, p.52 e.v.

[2] M. Simonetta, Rinascimento Segreto. Milaan, 2004, p.190-95. Idem, Federico da Montefeltro contro Firenze, in: Archivio Storico Italiano, nr.2/161 (596), april 2003.

[3] A. Altomonte, il Magnifico. Milaan, 2002, p.203.

[4] E. Lev. The Tigress of Forli. Boston, 2011, p. 47-48.

[5] L. Martines, Bloed in April. Amsterdam, 2005, p.146-47.

[6] A. Bonucci, Congiura de’ Pazzi. Narrata in latino da Angelo Poliziano....Fano, 1847, p.20.

[7] J. Ross, The lives of the early Medici as told in their correspondence. Londen, 1910, p.205.

[8] U. Dorini, I Medici e i loro tempi. Firenze, 1989, p.117.

[9] J. Van Laerhoven, De Medici-condottieri. Herk-de-Stad, 2013, p.23.

[10] Condottieri di Ventura, nr 1159 (Federico da Montefeltro).

[11] A. Altomonte, op.cit., p.228-230

[12] J. Van Laerhoven, Lorenzo & Giuliano de magnifieke Medici-broers. Kermt, 2019, p.54.

[13] L. Martines, op.cit., p.127.